Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van de precariobelasting 2011

Geldend van 24-12-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van de precariobe­lasting 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente in zijn vergadering van 30 november heeft vastgesteld de volgende

Artikel 1. Aard en voorwerp van de heffing.

Onder de naam "precariobelasting" wordt een directe belasting geheven terzake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 2. Begripsbepalingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

jaar : een kalenderjaar;

kwartaal : een kalenderkwartaal;

maand : een kalendermaand;

week : een periode van zeven aaneengesloten dagen;

dag : een etmaal.

Vergunning : een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een

persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Terras : een geheel van tafels, stoelen of andere roerende zaken, die de

belastingplichtige buitenshuis opstelt om anderen in de gelegenheid te stellen ter plaatse iets te nuttigen.

Artikel 3. Belastingplicht.

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4. Maatstaf van heffing en tarief.

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 5. Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen, welke rechtens moeten worden gedoogd;

  • c.

    voorwerpen, gebruikt voor activiteiten met een politiek, godsdienstig, sociaal, weldadig doel en, voor zover geen sprake is van een directe of indirecte commerciële (neven)activiteit, voor activiteiten met een sportief, cultureel of recreatief doel;

  • d.

    brievenbussen en telefooncellen;

  • e.

    voorwerpen ten dienste van de gemeente of haar instellingen, alsmede het hebben van buizen, leidingen en kabels ten dienste van huisaansluitingen voor riolering, gas, water en elektriciteit;

  • f.

    glas- en papiercontainers, welke zijn geplaatst ten behoeve van recyclingdoeleinden en welke voor gratis publiek gebruik zijn bestemd.

  • g.

    het hebben van plat tegen de gevel van een perceel aangebrachte naamborden of naamplaten, uitsluitend vermeldende de naam van de bewoner en het beroep of bedrijf.

Artikel 6. Berekening van de precariobelasting.

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde lengte- of oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het derde lid, van overeenkomstige toepassing is.

  • 3.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

  • a.

    indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen,

    een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

  • b.

    indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is

    opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 1.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief, maandtarief of seizoenstarief is opgenomen en het belastingtijdvak een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7. Belastingtijdvak.

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan de in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8. Wijze van heffing.

De belasting wordt geheven:

  • a.

    bij wege van aanslag voor de belasting betrekking hebbende op voorwerpen, die zijn of worden aangebracht voor een periode van één jaar of langer;

  • b.

    bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving voor de belasting betrekking hebbende op voorwerpen, die zijn of worden aangebracht voor een periode van minder dan één jaar.

Artikel 9. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8 sub a, is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 8, sub b, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 10,-- worden niet geheven.

Artikel 10. Termijnen van betaling.

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 is de ingevol­ge artikel 8, sub a, bij wege van aanslag geheven belasting invorderbaar in één ter­mijn die vervalt op de laatste dag van de tweede maand, volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    De ingevolge artikel 8, sub b, bij wege van een gedagtekende schriftelijke ken­nisgeving geheven belasting moet worden voldaan binnen zeven dagen na dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan €60,-, doch minder is dan € 9.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aan­slagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en derde lid geldt dat, indien het totale bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde bedragen groter dan of gelijk is aan € 9.000,-- dan dient de aanslag in één termijn te worden betaald, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 5.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepas­sing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 6.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding.

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met be­trek­king tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 14. Anti-dubbeltelbepaling

Geen precariobelasting wordt geheven voor voorwerpen met reclame-uiting, waarvoor in hetzelfde belastingtijdvak reeds reclamebelasting wordt geheven. (Voor luifels, terrasmeubilair, -afscheidingen, en daarbij behorende parasols wordt precariobelasting geheven)

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De Verordening precariobelasting 2010, vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening precariobelasting 2011".

Hiervan heeft afkondiging plaatsgevonden op 22 december 2010

Eindhoven, .

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris a.i.

Uitgegeven, 16 december 2010.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris a.i. van Eindhoven,

A.M.M.M. Verbakel.

Tarieventabel 2011

(behorende bij de "Verordening precariobelasting 2011")

Indeling tarieventabel

Hoofdstuk 1 Bouwmaterialen en dergelijke

Hoofdstuk 2 Terrassen

Hoofdstuk 3 Goederen, materialen, wagens, kramen enz.

Hoofdstuk 4 Reclame

Hoofdstuk 5 Onderdelen van onroerend goed

Hoofdstuk 6 Benzinepompinstallaties

Hoofdstuk 7 Overige voorwerpen

Hoofdstuk 1 Bouwmaterialen e.d.

1.1

Het tarief bedraagt:

1.1.1

Voor het hebben van een laad- en losinrichting, hijskraan, trans­portbrug

en / of soortgelijke inrichtingen, per m2 ingenomen grond­opper­vlak:

a. per maand

b. per jaar:

€ 1,06

€ 8,48

1.1.2

Voor het hebben van stelconplaten, per m2 ingenomen opper­vlakte grond:

€ 1,06

€ 8,48

1.1.3

Voor het hebben van schuttingen, steigers of dergelijke getim­merten, het opslaan van bouwmaterialen, alsmede voor het heb­ben van directieketen, directiewagens, schaftwagens, werk- en bergloodsen, containers en dergelijke, per m2 ingenomen grond:

€ 4,60

€ 9,20

€ 36,80

Hoofdstuk 2: Terrassen e.d.

2.1

Het tarief bedraagt:

2.1.1

Voor het hebben van een terras voor cafés, restaurants en derge­lijke inrichtingen, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

2.1.1.a

In gebied A1: per jaar:

1: onder gebied A wordt begrepen het gebied van de gemeente Eindhoven, gelegen op de Markt

€ 51,-

2.1.1.b

In gebied B2: per jaar:

2: onder gebied b wordt begrepen het gebied van de gemeente Eindhoven, gelegen binnen of aan de kleine ringbaan (18 Sep­-

temberplein-Emmasingel-Keizersgracht-Wal-P.Czn.Hooftlaan-Hertogstraat-Vestdijk), het Stationsplein en Dommelstraat, uit­gezonderd de Markt.

€ 34,-

2.1.1.c

In gebied C3: per jaar:

3: onder gebied C wordt begrepen het gebied van de gemeente Eindhoven niet vallende onder gebied A en B.

€ 17,-

Hoofdstuk 3: Goederen, materialen, wagens, kramen enz.

3.1

Het tarief bedraagt:

3.1.1

Voor het uitstallen of opslaan van al dan niet ter verkoop of verhuring aangeboden goederen of objecten, per m2 ingenomen oppervlakte grond, per jaar

€ 23,50

3.1.2

voor het innemen van een standplaats anders dan bedoeld in ar­tikel 1 van de Marktverordening 2002, per m2 ingenomen opper­vlakte grond:

3.1.2.1

voor standwerkers per dag:

€ 1,18

3.1.2.2

voor voertuigen, kramen, tenten e.d. welke gebruikt worden voor het uitstallen, aanbieden of verkopen van onverschillig welke goederen:

€ 1,18

€ 4,25

€ 34,-

€ 2,20

€ 7,80

€ 62,40

€ 3,20

€ 11,25

€ 90,-

€ 3,90

€ 14,-

€ 112,--

3.1.3

voor het hebben van tijdelijke verkoop- en / of kantoorruimte en andere soortgelijke opstallen, per m2 ingenomen oppervlakte grond:

€ 2,05

€ 6,15

€ 49,20

3.1.4

voor het hebben van een automatisch verkooptoestel, automatisch weegtoestel, een etalagekast of ander toestel ,

per stuk:

- per maand;

- per jaar:

€ 7,10

€ 56,-

Hoofdstuk 4: Reclame.

4.1

Het tarief bedraagt:

4.1.1

voor het hebben van een tot reclame dienend voorwerp, niet zijnde een voorwerp als bedoeld in onderdeel 4.1.2 en 4.1.3., per stuk:

€ 3,55

€ 28,-

4.1.2

4.1.3

Voor het hebben van een lamp of lantaarn voorzien van een reclame-uiting, per stuk, per jaar:

Voor het hebben van een zonnescherm, markies of zonnezeil voorzien van een reclame-uiting, per m2, per jaar:

€ 34,-

€ 24,50

Hoofdstuk 5: onderdelen van onroerend goed

5.1

Het tarief bedraagt:

Voor het hebben van een gebouwde luiffel, overkapping, uitbouw of verbouwing en dergelijke, zijnde onderdelen van onroerende zaken, per m2 per jaar:

€ 19,50

5.2

Voor het hebben van een zonnescherm, markies of zonnezeil zonder reclame-uiting, per m2, per jaar

€ 16,25

Hoofdstuk 6: Benzinepompinstallaties.

6.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een installatie voor de levering van benzine of andere motorbrandstoffen, olie, lucht of water:

€ 815,-

6.1.1

Voor het aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof, per stuk per jaar:

€ 71,--

6.1.2

Voor een verplaatsbaar aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof of olie, per stuk per jaar:

€ 71,--

6.1.3

Voor een aftappunt (met toebehoren) voor lucht en water

€ 71,--

6.1.4.

Voor een bezine- of olietank (met toebehoren), per stuk per jaar:

€ 38,-

6.2.1

Luiffel, overkapping benzinestation, per m2, per jaar

€ 16,25

Hoofdstuk 7: Overige voorwerpen.

7.1.

Het tarief bedraagt:

7.1.1

voor het hebben van rails, per strekkende meter:

€ 1,06

€ 8,48

7.1.2

voor het hebben van buizen, riolen, kokers, kabels en dergelijke voorwerpen, per strekkende meter:

per jaar:

€ 1,90

7.1.3

voor het hebben van een tent, podium of tribune, per m2 inge­nomen oppervlakte grond:

€ 0,41

€ 0,98

7.1.4

voor het hebben van een rijwielrek, per strekkende meter:

€ 5,40

€ 43,20

7.1.5

Voor het hebben van een spandoek,

per dag:

€ 10,50

Behoort bij raadsbesluit van 30 november 2010 tot vaststelling van de Tarieven­tabel 2011, behorende bij de Verordening precariobelasting 2011.

jhi/XE10060606