Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2018

Geldend van 20-12-2017 t/m 31-12-2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van de gemeente Eindhoven;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 september 2017;

mede gelet op artikel 255 van de Gemeentewet, artikel 26 van de Invorderingswet 1990, de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 en de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen;

heeft besloten vast te stellen de

Verordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2018

Artikel 1. Toepassing

Deze regeling vindt toepassing met betrekking tot:

  • a.

    een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die geen bedrijf of niet zelfstandig een beroep uitoefent;

  • b.

    een verzoek om kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en heffingen, die geen verband houden met de uitoefening van een bedrijf of beroep, verschuldigd door een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent en die is toegelaten tot de Bbz-regeling (Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004) of een bijstandsuitkering ontvangt volgens de Participatiewet.

Artikel 2. Heffingen waar kwijtscheiding voor mogelijk is

Kwijtschelding is uitsluitend mogelijk ten aanzien van:

  • a.

    onroerende-zaakbelasting, voor objecten die in hoofdzaak tot woning dienen;

  • b.

    rioolheffing, de eigenarenbelasting;

  • c.

    afvalstoffenheffing;

  • d.

    hondenbelasting, de eerste hond;

  • e.

    begraafplaatsrechten, met uitzondering van reserveringen.

Artikel 3. Geen kwijtschelding

Geen kwijtschelding wordt verleend voor andere belastingen en heffingen dan genoemd in artikel 2.

Artikel 4. Kosten van bestaan

In afwijking van de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door de Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels en met inachtneming van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij ministeriële regeling gestelde regels, wordt bij de berekening van de betalingscapaciteit

  • a.

    voor belastingschuldigen die op het moment van indiening van het verzoek nog niet de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet hebben bereikt, het bedrag van de kosten van bestaan gesteld op 100 procent van de normuitkering (bijstandsnorm) die de belastingschuldige naar de maatstaven van de Participatiewet per maand telkens zou kunnen ontvangen;

  • b.

    voor een echtpaar als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet, voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet, die op het moment van indiening van het verzoek de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet heeft bereikt, het bedrag van de kosten van bestaan gesteld op 100 procent van het toepasselijke bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, verminderd met de verschuldigde loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet (netto AOW-norm), en verhoogd met

    • -

      het eerste bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel a van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, voor een echtpaar waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt,

    • -

      het bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder, of voor een echtpaar waarvan één van de echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Artikel 5. Eigen bijdrage kinderopvang

  • 1.

    Bij de beoordeling van een kwijtscheldingsverzoek wordt bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen als uitgaven als bedoeld in artikel 15, eerste lid van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, mede in aanmerking genomen de overeenkomstig artikel 1.7, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalde kosten van kinderopvang verminderd met de kinderopvangtoeslag of met de tegemoetkoming van de gemeente of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de te betalen kosten van kinderopvang, bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 2, van die wet.

  • 2.

    Voor de berekening van de kosten wordt gerekend met de maximum-uurprijs zoals vermeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in de kosten kinderopvang.

Artikel 6. Kwijtschelding van privé-belastingen aan ondernemers

Met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van de in artikel 2 genoemde belastingen en heffingen verschuldigd door een natuurlijk persoon die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent en die geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep, zijn de afdelingen 1,2 en 5 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 van overeenkomstige toepassing, waarbij

  • a.

    de wijze waarop het inkomen wordt bepaald, geschiedt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, dan wel de Participatiewet;

  • b.

    de wijze waarop het voorde uitoefening van dat bedrijf of beroep noodzakelijke bedrijfsvermogen getoetst wordt, geschiedt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, dan wel de Participatiewet, met uitzondering van de vrijstelling voor de eigen woning als genoemd in artikel 7 van dit besluit.

Artikel 7. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de uitvoering van het kwijtscheldingsbeleid.

Artikel 8. Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De " Wijzigingsverordening kwijtschelding gemeentelijke belastingen (1e wijziging)", vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van inwerkingtreding, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: "Kwijtscheldingsverordening 2018".

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2017.

Eindhoven, 7 november 2017.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

, burgemeester.

, secretaris.

Uitgegeven,

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

mw. drs. A.A. Zwierstra