Regeling vervallen per 16-04-2011

Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010

Geldend van 15-10-2010 t/m 15-04-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergaderingen van 5 oktober 2010 de Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010 heeft vastgesteld.

Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

 

Artikel 1.                        Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • 1.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven;

    • 2.

      de wet: de Wet Inburgering (hierna: WI);

    • 3.

      WEB: Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB);

    • 4.

      Besluit Inburgering: Besluit van 5 december 2006 tot uitvoering en vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering;

    • 5.

      Regeling Inburgering: Regeling van de minister voor Wonen, Wijken en Inte­gratie, tot uitvoering van de WI, het Besluit inburgering en tot wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemde­lingen 2005;

    • 6.

      voorziening: een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening als bedoeld in artikel 19, derde lid, van de wet;

    • 7.

      g.     inburgeringsvoorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid, en 24a, derde lid, van de wet, die toe leidt naar het inburgerings­examen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II, bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder c, van de WEB en die het eenmaal kosteloos afleggen van het desbetreffende examen omvat; 

    • 8.

      taalkennisvoorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 19, derde lid, en 24a, derde lid, van de wet die is gericht op de verwerving van de kennis van de Nederlandse taal, die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de WEB;

    • 9.

      gecombineerde voorziening: een inburgeringsvoorziening, gecombineerd met een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet;

    • 10.

      participatievoorziening: opleiding educatie, inburgeringsvoorziening, taal­kennisvoorziening of re-integratievoorziening.

    • 11

      inburgeringsexamen: het examen, zoals bedoeld in artikel 13, eerste lid van de wet;

    • 12

      staatsexamen: de opleidingen, zoals bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder­deel c, van de WEB;

    • 13

      trajectprijs: de prijs van een participatievoorziening bestaande uit een optel­som van de afzonderlijke prijzen van de benodigde modules conform het vast­gesteld trajectplan;

    • 14

      inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van artikel 3 van de WI inbur­geringsplichtig is; 

    • 15

      vrijwillige inburgeraar: de Nederlander en een persoon als bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet, die: 1. ouder is dan 15 jaar; en 2. minder dan acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in Nederland heeft verbleven; en 3. niet be­schikt over een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document; en 4. niet leerplichtig of kwalificatie­plichtig is, dan wel een opleiding volgt waarvan de afronding leidt tot uit­reiking van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen diploma, certificaat of ander document;

    • 16

      oudkomer: de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a t/m e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 van de wet inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wet inburgering nieuw­komers;

    • 17

      uitkeringsgerechtigde: iemand die algemene bijstand ontvangt, dan wel een uitkering op grond van de Wet investeren in jongeren, dan wel een van de bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 19, vierde lid van de wet, aan te wijzen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen, aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • 18

      asielgerechtigde: iemand die houder is van een verblijfsvergunning als be­doeld in artikel 19, zesde lid van de wet;

    • 19

      geestelijk bedienaar: de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g van de wet.

2.    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

 

Artikel 2.     De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars op een doeltref­fende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot voorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars in ieder geval gebruik van:

  • 3.

    het gemeentelijke (front-office) informatieloket;

  • 4.

    verspreiding van informatie materiaal rechtstreeks aan potentieel inburge­ringsplichtigen;

  • 5.

    verspreiding van informatie materiaal via maatschappelijke organisaties;

  • 6.

    verspreiding van informatie via digitale (o.a. www.eindhoven.nl) en geschre­ven (o.a. huis-aan-huisblad: Eindhoven Dichterbij) media.

  • 7.

    Het college beoordeelt ten minste eens in de twee jaren de doeltreffendheid en doel­matigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rap­porteert daarover aan de raad.

 

Hoofdstuk 2. Het aanbieden van een voorziening aan inburgeringsplichtigen

 

Artikel 3.                        Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college kan aan iedere inburgeringsplichtige een aanbod doen. 

  • 2.

    Het college kan elk jaar specifieke groepen uit de in het eerste lid genoemde categorie aanwijzen die met prioriteit een aanbod krijgen.

 

Artikel 4.                        De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    1.     Het college stemt de voorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorzie­ning aan geestelijk bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburge­ringsplichtige. Dit geldt voor zowel de duur, de intensiteit als de samenstelling van de voorziening.

  • 2.

    2.     Indien de inburgeringsplichtige een gecombineerde voorziening wordt aan­geboden, draagt het college er zorg voor dat de voorziening afgestemd wordt op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten:

    • 1.

      kennis van en inzicht in het Eindhovense onderwijs- en kinderopvangaanbod, inclusief de voorschoolse voorzieningen;

    • 2.

      kennis van en inzicht in de Eindhovense welzijns- en zorgvoorzieningen;

    • 3.

      kennis van en inzicht in de Eindhovense arbeidsmarkt en bijbehorende voor­zieningen.

  • 4.

    Het college kan een voorziening aanbieden als onderdeel van een participatie­voorziening.

 

Artikel 5.                        Overige vergoedingen

  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van inburgering indien hier geen voorliggende voorziening voorhanden is.

  • 2.

    Indien de voorziening wordt aangeboden in de vorm van een subsidie, dan zijn de voorwaarden en verplichtingen van toepassing, zoals opgenomen in de betref­fende paragraaf van de Subsidieverordening gemeente Eindhoven 2008.

 

Artikel 6.                        De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19 eerste of tweede lid van de wet, schriftelijk in tweevoud, nadat een intakegesprek en het bepalen van de voorziening in samenspraak met inburgeringsplichtige heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan ervoor kiezen om de  inburgeringsplichtige los van de voor­ziening een opstarttraject aan te bieden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt met een on­dertekend exemplaar van de aanbiedingsbrief, binnen de daartoe gestelde ter­mijn het college mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, start het college binnen 2 weken na ontvangst van de mededeling de doorgeleiding naar de betref­fende aanbieder, overeenkomstig het gedane aanbod, zoals bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Indien een oudkomer met een inburgeringsplicht het aanbod alsnog niet aan­vaardt, neemt het college op grond van artikel 26 van de wet een handhavingsbe­schikking. De oudkomer wordt schriftelijk medegedeeld dat hij is gehouden aan de inburgeringsplicht en binnen welke termijn hij aan deze plicht moet voldoen. Voor de nieuwkomer is de termijn bij wet geregeld.

  • 6.

    Bij het toepassen van het vijfde lid kan het college rekening houden met een aanvraag schulddienstverlening of een bestaande schuldregeling bij de unit Schulddienstverlening van de gemeente Eindhoven. Het college kan ook rekening houden met een bestaand traject Wet Schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).

 

Artikel 7 De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Op verzoek van de inburgeringsplichtige kan het college de inburgerings­voorziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de gecombineerde voorziening bedoeld in artikel 20 eerste lid van de wet aan­bieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

  • 2.

    Het college kan aan de inburgeringsplichtige een inburgeringsvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien dit verzoek passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgeringsexamen of staatsexamen.

  • 3.

    Het college kan aan de inburgeringsplichtige een taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien deze taalkennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

  • 4.

    Het college biedt door middel van inkoop de inburgeringsplichtige de moge­lijkheid te kiezen uit een aantal geselecteerde inburgeringsbedrijven.

 

Artikel 8.                        De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage bedoeld in artikel 23 lid van de wet wordt in één keer voldaan.

  • 2.

    Inburgeringsplichtigen voor wie een taalkennisvoorziening is vastgesteld beta­len de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, in één keer nadat het diploma is behaald van de door het college vastgestelde taalkennis­voorziening.

  • 3.

    De eigen bijdrage wordt niet opgelegd aan uitkeringsgerechtigde inburgerings­plichtigen met een arbeidsplicht wiens inburgeringstraject onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject ofwel de gecombineerde voorziening.

 

Artikel 9.                        Opleggen van verplichtingen

Het college legt een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen op:

  • 1.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • 2.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • 3.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • 4.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • 5.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandighe­den niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • 6.

    overige verplichtingen.

 

Artikel 10.                    De inhoud van de beschikking

De beschikking tot toekenning van voorziening bevat in ieder geval:

  • 1.

    een verwijzing naar het trajectplan als onderdeel van de beschikking;

  • 2.

    de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige;

  • 3.

    de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatsexamen moet zijn behaald;

  • 4.

    voor zover van toepassing, de hoogte van de eigen bijdrage, zoals genoemd in arti­kel 23, tweede lid van de wet;

  • 5.

    ingeval van een oudkomer: de datum waarop de termijn van de inburgerings­plicht, bedoeld in artikel 26 van de wet, aanvangt.

 

Hoofdstuk 3. De bestuurlijke boete

 

Artikel 11.                    De hoogte van de bestuurlijke boetes

  • 1.

    Maximaal € 50,-- indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgerings­plichtig is, geen of onvoldoende medewer­king verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid van de wet.

  • 2.

    Maximaal € 100,-- indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende mede­werking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorzieningzoals bedoeld in artikel 23, eerste lid van de wet of aan de verplich­tingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 3.

    Maximaal € 1,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de termijn het inbur­geringsexamen heeft gehaald zoals genoemd in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a van de wet ver­lengde termijn.

  • 4.

    Alvorens het college de boete oplegt wordt rekening gehouden met de persoon­lijke omstandigheden, ernst van de gedraging en mate van verwijtbaarheid even­als hetgeen is vastgelegd in de artikelen 31 tweede lid, 32 en 37 van de wet.

 

Artikel 12. Verhoging van de bestuurlijke boete bij recidive

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige zich binnen 24 maanden na de vorige gedraging opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding:

a.      € 200,-- in geval van artikel 10, tweede lid;

b.      € 1,-- in geval van artikel 10, derde lid.

  • Alvorens het college de boete oplegt wordt rekening gehouden met de persoon­lijke omstandigheden, ernst van de gedraging en mate van verwijtbaarheid even­als hetgeen is vastgelegd in de artikelen 31 tweede lid, 32 en 37 van de wet.

 

Hoofdstuk 4. Het aanbieden van een voorziening aan vrijwillige inburgeraars

 

Artikel 13. Aanwijzen van de doelgroepen

  • 1.

    Het college kan aan iedere vrijwillige inburgeraar een aanbod doen.

  • 2.

    Het college kan elk jaar specifieke groepen uit de in het eerste lid genoemde categorie aanwijzen die met prioriteit een aanbod krijgen.

 

Artikel 14. De samenstelling van de voorziening

  • 1.

    Het college stemt de voorziening af op het startniveau, de vaar­digheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de vrijwillige inburgeraar. Dit geldt voor zowel de duur, de intensiteit als de samenstelling van de voorziening.

  • 2.

    Indien de vrijwillige inburgeraar een gecombineerde voorziening wordt aan­geboden, draagt het college er zorg voor dat de voorzie­ning afgestemd wordt op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Een voorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, één of meer van de volgende onderdelen bevatten: 

a.   kennis van en inzicht in het Eindhovense onderwijs- en kinderopvangaanbod, inclusief de voorschoolse voorzieningen;

b.   kennis van en inzicht in de Eindhovense welzijns- en zorgvoorzieningen;

c.   kennis van en inzicht in de Eindhovense arbeidsmarkt en bijbehorende voor­zieningen.

  • Het college kan een voorziening aanbieden als onderdeel van een participatie­voorziening.

 

Artikel 15.                    De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 24a eerste of tweede lid van de wet, schriftelijk in tweevoud, nadat een intakegesprek en het bepalen van de voorziening in samenspraak met de vrijwillige inburgeraar heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan ervoor kiezen om de vrijwillige inburgeraar los van de voorziening een opstarttraject aan te bieden.

  • 3.

    De vrijwillige inburgeraar aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt met een on­dertekend exemplaar van de aanbiedingsbrief, binnen de daartoe gestelde ter­mijn het college mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de vrijwillige inburgeraar het aanbod aanvaardt, start het college bin­nen 2 weken na ontvangst van deze mededeling de doorgeleiding naar de betref­fende aanbieder, overeenkomstig het gedane aanbod, zoals bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 16. De voorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget

  • 1.

    Op verzoek van de vrijwillige inburgeraar kan het college de inburgeringsvoor­ziening, de taalkennisvoorziening of de inburgeringscomponent van de ge­combineerde voorziening bedoeld in artikel 24b eerste lid van de wet aanbieden in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget.

  • 2.

    Het college kan aan de vrijwillige inburgeraar een inburgeringsvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien dit verzoek passend is om hem voor te bereiden op en toe te leiden naar het inburgerings­examen of staatsexamen.

  • 3.

    Het college kan aan de vrijwillige inburgeraar een taalkennisvoorziening in de vorm van een persoonlijk inburgeringsbudget aanbieden, indien deze taal­kennisvoorziening naar het oordeel van het college passend is om hem de kennis van de Nederlandse taal te laten verwerven die noodzakelijk is voor het kunnen afronden van een mbo-opleiding op niveau 1 of 2.

  • 4.

    Het college biedt door middel van inkoop de vrijwillige inburgeraar de mogelijk­heid te kiezen uit een aantal geselecteerde inburgeringsbedrijven.

 

Artikel 17. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De eigen bijdrage bedoeld in artikel 24e eerste lid juncto art 23 tweede lid 2 van de wet wordt in één keer voldaan.

  • 2.

    Vrijwillige inburgeraars voor wie een taalkennisvoorziening is vastgesteld betalen de eigen bijdrage bedoeld in artikel 23 tweede lid van de wet, in één keer nadat het diploma is behaald van het door het college vastgestelde taalkennisvoorzie­ning.

  • 3.

    De eigen bijdrage wordt niet opgelegd aan uitkeringsgerechtigde vrijwillige inburgeraars met een arbeidsplicht wiens inburgeringstraject onderdeel uitmaakt van een re-integratietraject ofwel de gecombineerde voorziening.

 

Artikel 18. Opleggen van verplichtingen

Het college kan in de overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid van de wet een of meer van de volgende verplichtingen opnemen:

  • 1.

    het deelnemen aan de aangeboden voorziening;

  • 2.

    het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

  • 3.

    het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

  • 4.

    voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen of staatsexamen op een tijdstip dat door het college wordt bepaald;

  • 5.

    het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandighe­den niet aan de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan;

  • 6.

    overige verplichtingen.

 

Artikel 19. De inhoud van de overeenkomst

De overeenkomst met de vrijwillige inburgeraar, bedoeld in artikel 24d, tweede lid, van de wet bevat in ieder geval:

  • 1.

    een verwijzing naar het trajectplan als onderdeel van de beschikking;

  • 2.

    de rechten en verplichtingen van de vrijwillige inburgeraar;

  • 3.

    de datum waarop aan het inburgeringsexamen of staatsexamen moet zijn behaald;

  • 4.

    de sancties die kunnen worden toegepast wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen;

  • 5.

    voor zover van toepassing, de hoogte van de eigen bijdrage, zoals genoemd in artikel 24e eerste lid juncto artikel 23 tweede lid.

 

Artikel 20. Sancties bij niet-nakoming van de overeenkomst

Indien de vrijwillige inburgeraar de verplichtingen die zijn neergelegd in de overeen­komst niet of in onvoldoende mate, kan het college, conform artikel 24f van de wet, hem de volgende sancties opleggen:

  • 1.

    als de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde voorziening. De sanctie bedraagt maxi­maal € 100,-;

  • 2.

    als de vrijwillige inburgeraar geen of onvoldoende medewerking blijft verlenen aan de uitvoering van de door hem vastgestelde voorziening kan het college de sanctie verhogen tot een maximum van € 200,-.

  • 3.

    Alvorens het college de boete oplegt wordt rekening gehouden met de persoon­lijke omstandigheden, ernst van de gedraging en mate van verwijtbaarheid.

 

Artikel 21. Het vaststellen van de identiteit van de vrijwillige inburgeraar

Het college stelt de identiteit van de vrijwillige inburgeraar vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

 

Hoofdstuk 5. De beloningssystematiek.

Artikel 22. Tegemoetkoming eigen bijdrage

  • 1.

    Inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die gebruik maken van een door de gemeente aangeboden inburgeringsvoorziening en die op het tijdstip, zoals opgenomen in de beschikking of in de aanvullende beschikking, met goed gevolg een inburgeringsexamen of staatsexamen hebben afgelegd, wordt de in artikel 7 eerste lid c.q. artikel 16 eerste lid van de in de verordening genoemde eigen bijdrage kwijtgescholden en deze personen hoeven daarmee geen eigen bijdrage meer te betalen.

  • 2.

    Van inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die gebruik maken van een door de gemeente aangeboden taalkennisvoorziening en die het bijbehorende diploma hebben behaald, wordt de eigen bijdrage eveneens kwijtgescholden.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid gelden de volgende voorwaarden:

  • 4.

    de plicht om een inburgeringsvoorziening te volgen is bij uitkeringsgerech­tigden niet in de re-integratiebeschikking als verplichting opgenomen.

  • 5.

    de eigen bijdrage, zoals bedoeld in artikel 23, tweede lid van de wet, is bij beschikking conform artikel 7 c.q. bij overeenkomst conform artikel 16 van deze verordening opgelegd.

  • 6.

    Het college verleent eenmalig ambtshalve kwijt­schelding.

 

 Artikel 23. Extra beloning bij het behalen van het diploma

  • 1.

    Elke inburgeringsplichtige en vrijwillige inburgeraar die na het afleggen van het inburgeringsexamen of staatsexamen, op het tijdstip, zoals opgenomen in de beschikking of in de aanvullende beschikking, het diploma behaalt, ontvangt een eenmalig pakket van mogelijkheden om gebruik te maken van enkele Eindhoven­se voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan jaarlijks de inhoud van dit pakket vaststellen.

  • 2.

    Het eerste lid is ook van toepassing op inburgeringsplichtigen en vrijwillige inburgeraars die gebruik maken van een door de gemeente aangeboden taal­kennisvoorziening en die op grond van artikel 5 derde lid van de wet, een vrij­stelling hebben gekregen.

 

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

 

Artikel 24. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien onverkorte toepassing van die bepa­lingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

 

Artikel 26. Citeertitel.

De verordening wordt aangehaald als "Verordening Wet inburgering gemeente Eindhoven 2010”.

 

Eindhoven, 14 oktober 2010.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

 

 

 

R. van Gijzel, burgemeester.

 

 

 

 

E. van Merrienboer, secretaris a.i.

 

Uitgegeven, 14 oktober 2010

Mij bekend,

de gemeentesecretaris a.i. van Eindhoven,

E. van Merrienboer

 

 

 

 

 

 YG10039752.def