Regeling vervallen per 31-12-2019

Personeelsbeoordeling

Geldend van 01-01-2010 t/m 30-12-2019

Intitulé

Personeelsbeoordeling

Personeelsbeoordeling

Personeelsbeoordeling

Inhoudsopgave

  • Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Artikel 2 Doelstelling

  • Artikel 3 Frequentie

  • Artikel 4 Relatie beoordeling en resultaat- en ontwikkelingsgesprek

  • Artikel 5 Beoordelingsaspecten

  • Artikel 6 Beoordelingsgesprek

  • Artikel 7 Vaststelling beoordeling

  • Artikel 8 Vertrouwelijkheid en bewaartermijn

  • Artikel 9 Hardheidsclausule

  • Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a

    medewerker:de ambtenaar in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de CAR/UWO;

  • b

    leidinggevende:degene aan wie de medewerker voor wat betreft zijn dagelijkse werkzaamheden direct verantwoording verschuldigd is en tevens belast is met het toezicht op en het geven van aanwijzingen aan de medewerker betreffende zijn werkzaamheden;

  • c

    functie: het samenstel van werkzaamheden waarmee de ambtenaar, krachtens de hem door of vanwege het bevoegd gezag gegeven opdracht in het beoordelingstijdvak in feite was belast.

  • d

    informant: een (naast)hogere leidinggevende of (naast)hogere collega die over het functioneren van de gespreksdeelnemers kan oordelen

Artikel 2 Doelstelling

De doelstelling van personeelsbeoordeling is het vastleggen van een formeel oordeel over het functioneren van de ambtenaar, als basis voor door de organisatie te nemen beslissingen.

Artikel 3 Frequentie

De personeelsbeoordeling wordt opgemaakt indien:

  • 1

    het resultaat- en ontwikkelingsgesprek daartoe aanleiding geeft; dit is het geval als de prestaties duidelijk onder of boven de norm zijn;

  • 2

    er een voorstel tot wijziging van het dienstverband en/of salarisniveau wordt ingediend;

  • 3

    de ambtenaar niet bereid is met de leidinggevende een resultaat- en ontwikkelingsgesprek te voeren;

Indien de beoordeling van een medewerker onvoldoende is, maar het bevoegd gezag hieraan (nog) geen rechtspositionele consequenties wenst te verbinden, dient binnen zes maanden opnieuw een beoordeling plaats te vinden.

Artikel 4 Relatie beoordeling en resultaat- en ontwikkelingsgesprek

Lid 1

De personeelsbeoordeling kan in de regel niet plaatsvinden indien nog geen voortgangsgesprek of resultaat- en ontwikkelingsgesprek heeft plaatsgevonden.

Lid 2

Tussen het beoordelingsgesprek en het voortgangsgesprek of resultaat- en ontwikkelingsgesprek dient een periode van in ieder geval twee maanden te liggen.

Artikel 5 Beoordelingsaspecten

Lid 1

De wijze van functievervulling wordt beoordeeld tegen de achtergrond van de functie.

Lid 2

De beoordelingsaspecten van een medewerker zijn vastgelegd in het Individueel werkplan.

Lid 3

Op elk van de te beoordelen aspecten geeft de leidinggevende een concluderend oordeel. Dit oordeel varieert van Onvoldoende, Goed tot Uitstekend.

Lid 4

Voor het beoordelen van resultaatafspraken en competenties worden de volgende kwalificaties gehanteerd:Onvoldoende- A: Het resultaat is niet in volle omvang en/of naar behoren gerealiseerd. Het resultaat is op onderdelen onvoldoende. De tijdigheid, kwaliteit en kwantiteit zijn niet op het afgesproken niveau. De competentie-ontwikkeling / het gedrag vertoont tekortkomingen en is beneden het geheel aan eisen zoals gesteld in de gedragskenmerken van de competentie en het vereiste competentieniveau.Goed- B: Het afgesproken resultaat is naar behoren gerealiseerd. Tijdigheid, kwantiteit en kwaliteit van het resultaat zijn duidelijk op het afgesproken niveau. De competentie-ontwikkeling/ het functioneren, voldoet aan het geheel aan eisen zoals gesteld in de competentie en het bijbehorende gedragsniveau. Uitstekend- C:Het resultaat is duidelijk meer dan naar behoren gerealiseerd. De kwantiteit, kwaliteit en tijdigheid is op onderdelen duidelijk boven de gestelde eisen. De competentieontwikkeling/ het gedrag overtreft de gestelde eisen zoals gesteld in de competentie en het bijbehorende competentieniveau.

Lid 5

Het eindoordeel wordt vastgesteld aan de hand van de volgende beoordelingsmatrix:

afbeelding binnen de regeling

Artikel 6 Beoordelingsgesprek

Lid 1

De voorlopige beoordeling wordt opgemaakt door de leidinggevende door middel van de invulling van een Individueel werkplan, waarop de te beoordelen aspecten zijn vermeld.

Lid 2

De leidinggevende stemt de voorlopige beoordeling inhoudelijk af met de naast hogere leidinggevende.

Lid 3

De leidinggevende bepaalt tenminste twee weken voorafgaand aan het beoordelingsgesprek -in overleg met de betrokken medewerker- datum en tijdstip van het te voeren beoordelingsgesprek.

Lid 4

Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd tussen de betrokken medewerker en zijn leidinggevende. Op verzoek van de leidinggevende of de medewerker wordt het gesprek bijgewoond door de naasthogere leidinggevende, indien organisatorisch aanwezig en/of door een P&O-adviseur.

Lid 5

Het beoordelingsgesprek wordt gevoerd aan de hand van het ingevulde Individueel werkplan.

Lid 6

Tijdens het gesprek beschikt de medewerker over de voorlopige beoordeling door de leidinggevende; dit wordt hem in ieder geval één week voor het te houden gesprek ter beschikking gesteld.

Lid 7

Het oordeel van de leidinggevende kan mede gebaseerd zijn op inbreng door een of meer informanten; is daarvan sprake dan vermeldt de leidinggevende op het Individueel werkplan wie informatie heeft verstrekt en wat de inhoud daarvan is.

Artikel 7 Vaststelling beoordeling

Lid 1

De werknemer is verplicht de voorlopige beoordeling na afloop van het beoordelingsgesprek voor gezien te tekenen.

Lid 2

De werknemer kan binnen twee weken na het beoordelingsgesprek, schriftelijk een gemotiveerde zienswijze over de voorlopige beoordeling indienen bij de leidinggevende, welke wordt toegevoegd aan het Individueel werkplan.

Lid 3

De leidinggevende kan de werknemer in de gelegenheid stellen om zijn zienswijze mondeling toe te lichten.

Lid 4

De leidinggevende stelt de beoordeling vast:

  • a

    na ommekomst van de in lid 2 bedoelde termijn indien deze ongebruikt is verstreken, of

  • b

    binnen drie weken na ontvangst van de zienswijze, waarbij de overwegingen omtrent de zienswijze worden toegevoegd aan het Individueel werkplan.

Lid 5

Het Individueel werkplan wordt gedateerd en door de leidinggevende ondertekend, waarna aan het personeelslid een kopie wordt verstrekt.

Artikel 8 Vertrouwelijkheid en bewaartermijn

Lid 1

De vertrouwelijkheid van de verslaglegging wordt gegarandeerd door het bevoegd gezag en de gesprekspartners.

Lid 2

Het gedateerde en ondertekende formulier, als bedoeld in artikel 7, wordt gedurende ten hoogste vier jaar bewaard in het personeelsdossier. Bij vertrek van een medewerker wordt het formulier vernietigd.

Artikel 9 Hardheidsclausule

De directeur kan in gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet een beslissing in afwijking of aanvulling van deze regeling nemen.

Artikel 10 Citeertitel en inwerkingtreding

Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling Personeelsbeoordeling”, en treedt in werking met ingang van 1 januari 2010 en is gewijzigd per 1 januari 2015.