Regeling vervallen per 01-05-2015

Subsidieverordening Maatschappelijke Zorg en Welzijn gemeente Elburg 2010

Geldend van 01-06-2010 t/m 30-04-2015

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ZORG EN WELZIJN GEMEENTE ELBURG 2010

De raad van de gemeente Elburg,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 april 2010;

Gelet op artikel 149 van de gemeentewet en titel 4.2. van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT

Vast te stellen de:

SUBSIDIEVERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ZORG EN WELZIJN GEMEENTE L BURG 2010.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: De activiteit die door de subsidievrager zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd;

  • b.

    Activiteitenplan:Een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 van de wet;

  • c.

    Beleidsterrein: Een door de gemeenteraad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten;

  • d.

    Bestemmingsreserve: Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke uitgaven te kunnen bekostigen;

  • e.

    College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg;

  • f.

    Deelterrein: Een door de raad als zodanig aangemerkt geheel van activiteiten binnen een bepaald beleidsterrein;

  • g.

    Egalisatie- / risicoreserve: Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de baten en lasten op te kunnen vangen;

  • h.

    Gemeente: De gemeente Elburg;

  • i.

    Subsidieaanvrager: De rechtspersoon dan wel natuurlijke persoon die subsidie aanvraagt;

  • j.

    Prestatie: In meetbare eenheden omschreven resultaten;

  • k.

    Professionele subsidieaanvrager: Een subsidieaanvrager die als zodanig door het college is aangewezen;

  • l.

    Raad: De gemeenteraad van de gemeente Elburg;

  • m.

    Rechtspersoon: Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich de behartiging van de belangen van ideële dan wel materiële aard van de bevolking van de gemeente Elburg, of een of meer delen daarvan, ten doel stelt;

  • n.

    Ruimtelijke voorziening: Een al dan niet overdekte ruimte die bestemd is voor activiteiten waarvoor een subsidieaanvraag is ingediend;

  • o.

    Subsidieperiode: Het in de beschikking tot subsidieverlening genoemde tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. Dit tijdvak is met betrekking tot subsidies van structurele aard, zoals genoemd in artikel 4:51 van de wet, gelijk aan een kalenderjaar;

  • p.

    Subsidieprogramma: Het door het college vastgestelde overzicht van per boekjaar verleende subsidiebedragen per beleidsterrein, dan wel deelterrein, aan subsidieaanvragers voor het daarop volgende kalenderjaar. Dit subsidieprogramma verschijnt onder de titel "Subsidieprogramma gemeente Elburg";

  • q.

    Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Wet;

  • r.

    Voorziening: Vermogensbestanddelen die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben alsmede kwantificeerbaar en berekenbaar zijn;

  • s.

    Vrijwilliger: Een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst en die anders dan beroepsmatig actief is ten behoeve van een subsidieaanvrager;

  • t.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte van de verordening/bevoegdheid.

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college die betrekking hebben op de onder lid 4 van dit artikel vallende beleidsterreinen.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden heeft toegekend. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 van de wet is daarbij van toepassing.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 4. Tot de in lid 1 genoemde beleidsterreinen behoren:

    • a.

      Welzijn;

    • b.

      Zorg;

    • c.

      Sport;

    • d.

      Cultuur;

    • e.

      Dorps- en gemeenschapshuizen;

    • f.

      Andere door de raad dan wel het college te benoemen (deel)beleidsterreinen.

Artikel 3. Rechtspersoonlijkheid / rechtsbevoegdheid.

  • 1. Subsidie kan slechts worden verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, incidentele subsidie verlenen aan subsidieaanvragers zonder volledige rechtsbevoegdheid of een groep van dan wel individuele natuurlijke personen.

  • 3. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing op de in artikel 3 lid 2 genoemde subsidieaanvragers.

  • 4. Een aanvraag door een niet volledige rechtsbevoegdheid bezittende subsidieaanvrager, dan wel een groep van natuurlijke personen dient ondertekend te zijn door ten minste twee, van deze subsidieaanvrager deel uitmakende, natuurlijke personen.

  • 5. De beslissing op de aanvraag zoals genoemd in lid 4, wordt ten naam gesteld van de personen die de aanvraag om subsidie hebben ondertekend.

Artikel 4. Te subsidiëren activiteiten.

  • 1. Bij een Beleidsregel dan wel op basis van een wettelijk voorschrift worden de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader bepaald, alsmede andere criteria, die voor die verstrekking gelden.

  • 2. Beleidsregels zijn van toepassing op de in artikel 2 lid 4 genoemde beleidsterreinen.

  • 3. De bevoegdheid van het vaststellen van de Beleidsregels is voorbehouden aan het college.

Artikel 5.

  • 1. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate in een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente en haar inwoners wordt geacht, passend zijn binnen het door de raad geformuleerde beleid en die door het college als subsidiabel zijn aangemerkt.

  • 2. Niet in aanmerking komend voor subsidieverstrekking zijn activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn, en vorming dan wel verspreiding ter zake tot doel hebben.

    Subsidiëring van activiteiten, met uitzondering van waarderingssubsidies, vindt in ieder geval niet plaats indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

  • 3. Artikel 4.24 van de wet is niet van toepassing.

Artikel 6. Algemene voorwaarden.

  • 1. De subsidieaanvrager dient geen winst te beogen door middel van activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen inzake:

    • a.

      Het werken met vrijwilligers en beroepskrachten;

    • b.

      De toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      Het betrekken van deelnemers en gebruikers, alsmede vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de subsidieaanvrager;

    • d.

      Het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente gesubsidieerde ruimtelijke voorzieningen ten behoeve van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 7. Voorwaarden / verplichtingen subsidieverstrekking en weigeringsgronden.

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      De Europese, rijks-, provinciale gelden of gelden die afkomstig zijn van private fondsen, die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden ook daadwerkelijk worden verkregen;

    • b.

      De subsidieaanvrager kan aantonen dat er behoefte is aan de door de subsidieaanvrager georganiseerde dan wel voorgenomen activiteiten.

  • 2. Subsidieverlening kan naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde gronden geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      De subsidieaanvrager niet en/of niet tijdig alle wettelijk voorgeschreven dan wel door de subsidieverstrekker gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van de subsidieverstrekker nodig is voor de beoordeling van het subsidieverzoek;

    • d.

      Door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3. De structurele subsidieverstrekking aan een subsidieaanvrager kan op grond van algemene financiële of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit.

  • 4. Het college stelt de subsidieaanvrager schriftelijk in kennis van het voornemen zoals genoemd in artikel 7 lid 3, tenminste zes maanden voorafgaand aan het jaar waarop de beschikking betrekking heeft. Zulks wordt beschouwd als de in artikel 4:51 van de wet genoemde ‘redelijke termijn’.

  • 5. De subsidieverstrekking aan een subsidieaanvrager wordt in ieder geval beëindigd wanneer:

    • a.

      De subsidieaanvrager bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

    • b.

      Bij de subsidieaanvrager conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • c.

      Aan de subsidieaanvrager surseance van betaling is verleend;

    • d.

      Het faillissement over de subsidieaanvrager is uitgesproken.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIABELE MAXIMA, SUBSIDIEPLAFONDS EN –PROGRAMMA

Artikel 8. Vaststelling maximaal te verlenen subsidie / subsidieplafonds.

  • 1. Het college stelt jaarlijks, in het kader van de voorbereiding van de begrotingsbehandeling, vóór 1 mei voorafgaand aan het jaar waarop de aanvragen voor een structurele subsidie betrekking hebben, de voorgenomen maximaal te verlenen subsidiebedragen vast die voor de onderscheidende beleidsterreinen dan wel deelterreinen beschikbaar zijn en maakt deze voor genoemde datum bekend. Deze subsidiabele maxima bevatten tevens de vastgestelde verdelingscriteria in het geval de raad deze maxima per beleidsterrein heeft vastgesteld. Een en ander geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het door de raad vastgestelde beleid;

    • b.

      De doelstellingen zoals, in het verlengde van hun statuten, opgenomen in de beleidsplannen en activiteitenplannen van de subsidieaanvragers;

    • c.

      De in de meerjarenbegroting opgenomen financiële middelen per beleidsterrein dan wel deelterrein.

  • 2. De subsidieaanvragers dienen de inhoud van hun activiteitenplan en het daaruit voortvloeiende subsidiebedrag af te stemmen op het gestelde in artikel 8 lid 1.

  • 3. Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan is artikel 13 lid 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het college kan de in artikel 8 lid 1 genoemde bedragen wijzigen indien voor de desbetreffende begrotingspost of het desbetreffende beleidsterrein of deelterrein het beschikbare budget:

    • a.

      Wordt verhoogd of verlaagd bij de vaststelling van de begroting van het jaar waarop deze subsidiabele maxima betrekking hebben;

    • b.

      Tussentijds wordt verhoogd of verlaagd.

  • 5. Na het vaststellen van de begroting kan de raad subsidieplafonds conform afdeling 4.2.2. van de wet vaststellen.

Artikel 9. Vaststelling Subsidieprogramma.

Het college stelt, na vaststelling van de begroting en de subsidieplafonds door de raad, het Subsidieprogramma voor het desbetreffende begrotingsjaar vast.

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIESOORTEN EN SUBSIDIABELE KOSTEN

Artikel 10. Subsidiesoorten.

  • 1. Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

    • a.

      Structurele subsidies:

      • i.

        Waarderingssubsidie: Een subsidie die gericht is op het mee ondersteunen van de activiteiten van een niet professionele subsidieaanvrager, zonder het stellen van prestatieverplichtingen aan de aard en omvang van de activiteiten. Waarderingssubsidie wordt bij verlening vastgesteld.

      • ii.

        Structurele activiteitensubsidie: Een subsidie om activiteiten van structurele aard uit te voeren in casu jaarlijks terugkerende activiteiten.

      • iii.

        Budgetsubsidie: Een subsidie waarbij de subsidieaanvrager ten behoeve van het uitvoeren van een in de beschikking tot subsidieverlening benoemde uitsplitsing naar activiteiten en daarmee samenhangende prestaties.

    • b.

      Incidentele subsidies:

      • i.

        Incidentele activiteitensubsidie: Een subsidie om activiteiten van eenmalige, incidentele aard, in casu maximaal één maal per vijf jaar, uit te voeren.

      • ii.

        Investeringssubsidie: Een subsidie als tegemoetkoming in de kosten die gepaard gaan met het doen van investeringen.

  • 2. De verplichtingen die van toepassing zijn op de subsidieverlening en de vorm waarin met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidie wordt verleend, worden opgenomen in de ‘Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Elburg’, het Subsidieprogramma dan wel de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3. Het college bepaalt welke subsidiesoort op welke aanvraag tot subsidieverlening van toepassing is en kan per subsidiesoort een aanvraagformulier vaststellen. De subsidieaanvrager is verplicht gebruik te maken van dit formulier.

Artikel 11. Subsidiabele kosten.

  • 1.

    Met betrekking tot de structurele en incidentele activiteitensubsidies alsmede de budgetsubsidies worden de volgende subsidiabele kosten onderscheiden:

    • a.

      Personeelskosten;

    • b.

      Huisvestingskosten;

    • c.

      Organisatie- / materiële kosten;

    • d.

      Activiteitenkosten;

    • e.

      Afschrijvingskosten;

    • f.

      Gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • g.

      Accountantskosten;

    • h.

      Verzekeringen, waartoe worden gerekend de aansprakelijkheids-, opstal-, inboedel- en ongevallenverzekering.

  • 2.

    Op de kosten als bedoeld in het eerste lid worden de volgende baten in mindering gebracht;

    • a.

      Eigen bijdragen van leden / deelnemers;

    • b.

      Ontvangsten van renten van beleggingen;

    • c.

      Ontvangsten van derden voor verrichte diensten;

    • d.

      Uitkeringen van verzekeringen;

    • e.

      Andere inkomsten waaronder barinkomsten, sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en subsidieaanvragers.

De genoemde baten worden in mindering gebracht op het totaal aan lasten betreffende de gesubsidieerde activiteiten dan wel de in lid 1 genoemde kostensoorten waarop zij betrekking hebben.

3.Niet in mindering gebracht worden de baten van incidentele acties die er specifiek op zijn gericht inkomsten te verwerven. Dat met inachtneming van het gestelde in de artikelen die betrekking hebben op de maximale omvang van de egalisatie- / risicoreserve.

HOOFDSTUK 4. AFDELING 4.2.8. VAN DE WET

Artikel 12. Van toepassing verklaring afdeling 4.2.8. van de Wet.

  • 1. Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op budgetsubsidies en overige subsidies, indien en voor zover in die overige subsidiebesluiten bedragen van meer dan € 50.000 worden verleend. Het college kan bepalen dat afdeling 4.2.8. van de wet ook op andere aanvragen van toepassing is.

  • 2. De subsidieontvanger op wiens subsidieaanvraag afdeling 4.2.8. van de wet van toepassing is behoeft de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de wet. Het college kan bepalen dat artikel 4:71 van de wet ook op andere subsidieontvangers van toepassing is.

  • 3. Artikel 4:76 is van toepassing op het financiële verslag van de ontvangers van een budgetsubsidie.

  • 4. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de wet, wordt tevens de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen onderzocht.

  • 5. Het college stelt een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:78, tweede lid van de wet, vast.

Artikel 13. Tijdstip indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een incidentele subsidie wordt ten minste twaalf weken voordat met de activiteiten wordt aangevangen ingediend.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van een structurele subsidie wordt ingediend vóór 1 juni voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft.

  • 3. Indien een aanvraag niet op de in lid 1 en 2 genoemde tijdstippen is ingediend besluit het college deze aanvraag buiten behandeling te laten.

  • 4. Indien een aanvraag tot subsidieverlening weliswaar tijdig maar niet volledig is ingediend hanteert het college een termijn van vier weken waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, besluit het college de aanvraag buiten behandeling te laten.

  • 5. Een besluit om de aanvraag buiten behandeling te laten wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Artikel 14. Vereisten aanvraag tot subsidieverlening incidentele activiteitensubsidie.

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening betreffende een incidentele activiteitensubsidie bevat, naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de subsidieaanvrager;

    • b.

      Samenstelling van het bestuur;

    • c.

      Een activiteitenplan;

    • d.

      Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven.

  • 2. Indien een subsidieaanvrager voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de eerder in dit artikel genoemde gegevens, voor zover van toepassing, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

Artikel 15. Vereisten aanvraag tot subsidieverlening waarderingssubsidie.

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening betreffende een waarderingssubsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de subsidieaanvrager;

    • b.

      Samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • c.

      Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten;

    • d.

      Een beknopt activiteitenplan;

    • e.

      Een beknopte raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • f.

      Een beknopt inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • g.

      Beknopte gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de subsidieaanvrager.

  • 2. Indien een subsidieaanvrager voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de eerder in dit artikel genoemde gegevens, voor zover van toepassing, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

Artikel 16. Vereisten aanvraag tot subsidieverlening structurele activiteitensubsidie tot € 50.000.

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening betreffende een structurele activiteitensubsidie die een bedrag behelst tot € 50.000 bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de subsidieaanvrager;

    • b.

      Samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • c.

      Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten;

    • d.

      Een activiteitenplan;

    • e.

      Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • f.

      Een beknopt inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • g.

      Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de subsidieaanvrager;

    • h.

      Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere subsidieaanvragers;

    • i.

      Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de subsidieaanvrager bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt.

  • 2. Indien een subsidieaanvrager voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de eerder in dit artikel genoemde gegevens, voor zover van toepassing, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

Artikel 17. Vereisten aanvraag tot subsidieverlening structurele activiteitensubsidie boven € 50.000.

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening betreffende een structurele activiteitensubsidie die het bedrag van € 50.000 te boven gaat bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de subsidieaanvrager;

    • b.

      Samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • c.

      Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten;

    • d.

      Een activiteitenplan;

    • e.

      Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • f.

      Een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • g.

      Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de subsidieaanvrager;

    • h.

      Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere subsidieaanvragers;

    • i.

      Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de subsidieaanvrager bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt;

    • j

      Een opgave van de met de subsidieaanvrager gelieerde subsidieaanvragers of andere rechtspersonen, alsmede van de aard van die betrekkingen daarmee. Onder een gelieerde subsidieaanvrager of rechtspersoon wordt verstaan:

    • a.

      Een rechtspersoon waaraan de subsidieaanvrager die subsidie aanvraagt in het verleden om niet een bedrag van meer dan € 500 ter beschikking heeft gesteld en waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

    • b.

      Een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed op de benoeming van één of meer bestuursleden;

    • c.

      Een rechtspersoon die statutaire bepalingen kent op grond waarvan liquidatiegelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien;

    • d.

      Een rechtspersoon ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze mede tot doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen;

    • e.

      Een rechtspersoon waaraan de subsidieaanvrager diensten beschikbaar stelt.

  • 2. Het in artikel 1 lid f. bedoelde financiële verslag bevat een verslag van het meest recente boekjaar. Dit verslag bevat ten minste een door het bestuur van de subsidieaanvrager gewaarmerkte jaarrekening. De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.

  • 3. Indien een subsidieaanvrager voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de eerder in dit artikel genoemde gegevens, voor zover van toepassing, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

Artikel 18. Vereisten aanvraag tot subsidieverlening budgetsubsidie.

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening betreffende een budgetsubsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de subsidieaanvrager;

    • b.

      Samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • c.

      Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten;

    • d.

      Een activiteitenplan;

    • e.

      Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • f.

      Een beschrijving van het beoogde resultaat van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, zo mogelijk uitgedrukt in meetbare resultaten;

    • g.

      Een begroting van de baten en lasten van het lopende boekjaar en het volgende boekjaar en een toelichting daarop;

    • h.

      Een globaal inhoudelijk en financieel plan voor de volgende drie boekjaren;

    • i.

      Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere subsidieaanvragers en de wijze van samenwerking daarbij;

    • j.

      Een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • k.

      Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de subsidieaanvrager;

    • l.

      Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere subsidieaanvragers;

    • m.

      Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de subsidieaanvrager bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt;

    • n.

      Een opgave van de met de subsidieaanvrager gelieerde subsidieaanvragers of anders rechtspersonen, alsmede van de aard van die betrekkingen daarmee. Onder een gelieerde subsidieaanvrager of rechtspersoon wordt verstaan:

    • a.

      Een rechtspersoon waaraan de subsidieaanvrager die subsidie aanvraagt in het verleden om niet een bedrag van meer dan € 500 ter beschikking heeft gesteld en waarover de subsidieaanvrager op enig moment weer de beschikking kan krijgen.

    • b.

      Een rechtspersoon ten aanzien waarvan de subsidieaanvrager een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed op de benoeming van één of meer bestuursleden.

    • c.

      Een rechtspersoon die statutaire bepalingen kent op grond waarvan liquidatiegelden aan de subsidieaanvrager kunnen toevloeien.

    • d.

      Een rechtspersoon ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze mede tot doel heeft de subsidieaanvrager financieel te ondersteunen.

    • e.

      Een rechtspersoon waaraan de subsidieaanvrager diensten beschikbaar stelt.

  • 2. Het in artikel 1 lid j. bedoelde financiële verslag bevat een verslag van het meest recente boekjaar. Dit verslag bevat ten minste een door het bestuur van de subsidieaanvrager gewaarmerkte jaarrekening. De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.

  • 3. Indien een subsidieaanvrager voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de eerder in dit artikel genoemde gegevens, voor zover van toepassing, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 19. Administratie en verzekeringen.

  • 1. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet legt het college de subsidieontvanger, uitgezonderd die welke in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie en indien er sprake is van subsidiebedragen beneden de € 10.000, de volgende verplichtingen op:

    • a.

      De subsidieaanvrager verleent aan het college of de door hen aangewezen personen desgevraagd inzage in de administratie en verstrekt inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden.

    • b.

      De subsidieaanvrager volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 2. De administratie van de subsidieaanvrager wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de subsidieaanvrager.

  • 3. De subsidieaanvrager is verplicht de navolgende verzekeringen af te sluiten:

    • a.

      Een verzekering tegen het risico van aansprakelijkheid ten aanzien van derden;

    • b.

      Een opstalverzekering, op basis van herbouwwaarde, ten aanzien van de gebouwen die eigendom zijn van de subsidieaanvrager;

    • c.

      Een inboedelverzekering, op basis van nieuwwaarde, ten aanzien van roerende goederen die eigendom zijn van de subsidieaanvrager;

    • d.

      Andere door het college aan te wijzen verzekeringen.

Artikel 20. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger.

  • 1. Het college legt bij de subsidieverlening verplichtingen op als bedoeld in de artikelen 4:37 en 4:38 van de wet. Daarnaast kan het college bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen als bedoeld in art 4:39 van de wet.

  • 2. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet gelden de volgende verplichtingen:

    • a.

      Een ruimtelijke voorziening waarop, direct dan wel indirect, subsidieverstrekking van toepassing is dient naar aard, omvang, inrichting, situering, tariefstelling en openstellingsuren regelmatig en doelmatig gebruikt te kunnen worden voor het laten plaatsvinden van subsidiabele activiteiten.

    • b.

      De subsidieaanvrager dient er zorg voor te dragen, dat waar de activiteiten plaatsvinden in een ruimtelijke voorziening deze waar mogelijk en nodig geschikt is voor de in zijn bewegingen beperkte mens. Daarnaast moeten de openstellingen zo veel mogelijk afgestemd zijn op de wensen, behoeften en/of mogelijkheden van de doelgroep(en) en de organisatoren en deelnemers van gesubsidieerde activiteiten terwijl de activiteiten passend moeten zijn binnen het geldende bestemmingsplan.

    • c.

      Opheffing en liquidatie:

      • i.

        Indien een subsidieaanvrager wordt opgeheven dient het bestuur daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis te geven aan het college. Hetzelfde geldt bij het door de subsidieaanvrager geheel of gedeeltelijk staken van door de gemeente te subsidiëren dan wel gesubsidieerde activiteiten.

      • ii.

        Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie van overeenkomstige toepassing.

      • iii.

        Een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo dient, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijf jaren aan subsidie is verstrekt.

Artikel 21. Goedkeuring.

Subsidieaanvragers waarbij de personeelsformatie één van de subsidiegrondslagen is, een en ander vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening, hebben voor de subsidiabele personeelsformatie, alsmede wijziging daarin, vooraf schriftelijke goedkeuring van het college nodig.

HOOFDSTUK 7. RESERVES, VOORZIENINGEN EN AFSCHRIJVINGEN

Artikel 22. Reserves.

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

Artikel 23. Egalisatie- / risicoreserve.

  • 1. Een subsidieaanvrager die een structurele activiteitensubsidie of een budgetsubsidie ontvangt kan, onder nader door het college te bepalen voorwaarden een egalisatiereserve vormen die mede is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Het vormen dan wel voeden van een egalisatiereserve met verleende subsidie is uitsluitend mogelijk wanneer de gesubsidieerde subsidieaanvrager een positief jaarresultaat heeft en voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Het toevoegen van subsidiegelden aan de egalisatiereserve, alsmede het onttrekken daaraan, kan uitsluitend gebeuren met de voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 4. De hoogte van de vanuit subsidiemiddelen opgebouwde egalisatiereserve bedraagt met betrekking tot professionele subsidieaanvragers maximaal 15% van de structurele subsidiegelden die de subsidieaanvrager in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd wordt door andere inkomsten.

  • 5. De hoogte van de vanuit subsidiemiddelen opgebouwde egalisatiereserve bedraagt met betrekking tot niet professionele subsidieaanvragers maximaal 20% van de structurele subsidiegelden die de subsidieaanvrager in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd wordt door andere inkomsten.

Artikel 24. Bestemmingsreserve.

  • 1. Een subsidieaanvrager die een structurele activiteitensubsidie of budgetsubsidie ontvangt kan, onder voorwaarden een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de gesubsidieerde subsidieaanvrager sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. De maximale hoogte van de bestemmingsreserve voor een subsidieaanvrager die een structurele activiteitensubsidie ontvangt wordt vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening. Als dat niet het geval is, is geen opbouw van de bestemmingsreserve vanuit subsidiemiddelen toegestaan.

  • 4. De hoogte van de bestemmingsreserve bij een subsidieaanvrager die een budgetsubsidie ontvangt wordt vastgelegd in de beschikking tot subsidieverlening alsmede, indien van toepassing, in de uitvoeringsovereenkomst, dan wel in de beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 25. Voorzieningen.

  • 1. Een subsidieaanvrager die een structurele activiteitensubsidie of budgetsubsidie ontvangt kan, met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college, onder voorwaarden een voorziening vormen die mede is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Een voorziening kan gevormd worden voor toekomstige kosten die een periode van tenminste twee jaar omvatten en:

    • a.

      Niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden, en

    • b.

      Nu reeds te voorzien zijn, en

    • c.

      Onvermijdelijk zijn, en

    • d.

      Hun oorzaak in het verleden hebben, en

    • e.

      Kwantificeerbaar / berekenbaar zijn.

  • 3. Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      De kosten samenhangend met ziekte van werknemers.

    • b.

      Reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 4. Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      Het doel van de voorziening;

    • b.

      De onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      Een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.

  • 5. Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 6. Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in lid 4, is goedgekeurd door het college.

  • 7. Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van het goedgekeurde plan onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 26. Afschrijvingen.

  • 1. Als algemeen uitgangspunt, van toepassing op de door de subsidieaanvrager met subsidie aangeschafte goederen, is het gemeentelijke afschrijvingsbeleid.

  • 2. Investeringen en aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 5.000 moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 3. Investeringen en aankopen van minder dan € 5.000 mogen rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 4. De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 5. Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

HOOFDSTUK 8. MEERJARIGE SUBSIDIE EN SUBSIDIEBESLUIT.

Artikel 27. Meerjarige subsidie.

  • 1. Het college kan voor een periode van meer aaneengesloten jaren subsidie verlenen indien dit past in de daartoe vastgestelde beleidsvoornemens.

  • 2. Deze verlening geschiedt met toepassing van begrotingsvoorbehoud.

  • 3. Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde vorm van subsidiëring, kan jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten met de subsidieontvanger, dit ter uitvoering van hetgeen in de subsidiebeschikking is opgenomen.

  • 4. Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij de subsidiesoorten structurele activiteitensubsidie en budgetsubsidie.

Artikel 28. Subsidiebesluit.

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor subsidieverlening betreffende een structurele activiteitensubsidie en een budgetsubsidie vóór 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager te overleggen bescheiden.

  • 2. Het college beslist op aanvraag voor subsidieverlening betreffende een incidentele subsidie binnen een termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn mag ten hoogste met een termijn van acht weken worden verlengd.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven welk budget of welk gedeelte daarvan verbonden is aan de te realiseren activiteiten en voor welk tijdvak.

HOOFDSTUK 9. VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE.

Artikel 29. Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling incidentele activiteitensubsidie.

  • 1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, legt het college subsidieontvangende subsidieaanvragers de volgende verplichtingen op:

    a.Subsidieaanvragers die een incidentele activiteitensubsidie ontvangen, moeten binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag indienen bij het college.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager.

  • 3. Het college beslist binnen 8 weken nadat de aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen.

Artikel 30. Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling structurele activiteitensubsidie tot € 50.000.

  • 1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, legt het college subsidieontvangende subsidieaanvragers de volgende verplichtingen op:

    a.Subsidieaanvragers die een structurele activiteitensubsidie ontvangen, moeten binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag indienen bij het college.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager.

  • 3. Subsidieaanvragers die een structurele activiteitensubsidie ontvangen, dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

  • 4. Bij een subsidie tussen de € 25.000 en de € 50.000 een samenstellingverklaring naar aanleiding van het onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de organisatie, waarvan expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening, de beschikking tot subsidieverlening en, indien van toepassing, de uitvoeringsovereenkomst.

  • 5. Als de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten minder bedragen dan € 25.000 kan het college in de beschikking tot subsidieverlening een controle bepalen die in de plaats van de accountantscontrole komt.

  • 6. De financiële verantwoording dan wel de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

Artikel 31. Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling structurele activiteitensubsidie boven de € 50.000.

  • 1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, legt het college subsidieontvangende subsidieaanvragers de volgende verplichtingen op:

    a.Subsidieaanvragers die een structurele activiteitensubsidie ontvangen, moeten binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag indienen bij het college.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager.

  • 3. Subsidieaanvragers die een structurele activiteitensubsidie ontvangen, dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

  • 4. Bij een subsidie hoger dan € 50.000 een beoordelingsverklaring naar aanleiding van het onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de organisatie, waarvan expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening, de beschikking tot subsidieverlening en, indien van toepassing, de uitvoeringsovereenkomst.

  • 5. De financiële verantwoording dan wel de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 6. Het college beslist voor 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen.

Artikel 32. Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling budgetsubsidie.

  • 1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, legt het college subsidieontvangende subsidieaanvragers de volgende verplichtingen op:

  • 2. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager.

  • 3. Subsidieaanvragers die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 4:75 lid van de wet in bij het college.

  • 4. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele subsidieaanvrager.

  • 5. Bij een budgetsubsidie een beoordelingsverklaring naar aanleiding van het onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de organisatie, waarvan expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening, de beschikking tot subsidieverlening en, indien van toepassing, de uitvoeringsovereenkomst.

  • 6. De financiële verantwoording dan wel de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 7. In het inhoudelijk jaarverslag betreffende een budgetsubsidie wordt, naast een weergave van de activiteiten en prestaties, verslag gedaan van de gevolgde werkwijze.

  • 8. Het college beslist voor 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling is ontvangen.

Artikel 33. Hersteltermijn.

Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en het hierboven opgenomen artikelen 29, 30, 31 en 32 wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 34. Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag.

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 33 de aanvraag tot vaststelling nog steeds niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

HOOFDSTUK 10 BETALING.

Artikel 35. Betaling.

Incidentele subsidies worden binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot verlening anders is bepaald.

HOOFDSTUK 11. SLOTBEPALINGEN.

Artikel 36. Ontheffing, buiten toepassing laten van (delen van) de verordening.

Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen een of meer bepalingen in deze verordening en krachtens deze verordening gegeven voorschriften niet van toepassing te verklaren dan wel daarvan af te wijken.

Artikel 37. Bijzondere gevallen.

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.

Artikel 38. Overgangs- en slotbepalingen.

  • 1. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening gemeente Elburg 2009 en daarbij behorende bijlagen.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2010 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene Subsidieverordening gemeente Elburg 2009 en de daarbij behorende bijlagen en is voor het eerst van toepassing op de aanvragen tot structurele subsidies betreffende het subsidiejaar 2011 en alle na 1 juni 2010 ingediende aanvragen tot subsidieverlening.

  • 3. De Algemene Subsidieverordening gemeente Elburg 2009 en de daarbij behorende bijlagen blijven hun gelding behouden voor op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening reeds aangevraagde subsidies.

Artikel 39. Citeertitel.

Deze verordening kan aangehaald worden als ‘Subsidieverordening Maatschappelijke Zorg en Welzijn gemeente Elburg 2010’.

Aldus besloten door de raad der gemeente Elburg

in zijn vergadering van 31 mei 2010.

de voorzitter, de griffier,

F.A. de Lange Mr. Ir. M.C. Luiting-Kamminga.