Regeling vervallen per 31-07-2013

Bomenverordening 2010

Geldend van 13-07-2011 t/m 30-07-2013

Intitulé

Bomenverordening 2010

De raad der gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 augustus 2010;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor het bewaren en beschermen van houtopstanden;

gelet op het bepaalde in artikel 15 van de Boswet, in artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en in de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende:

BOMENVERORDENING 2010

ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    houtopstand: één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken en een beplanting van bosplantsoen;

  • b.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • c.

    bos: een rij of groep bomen met een bij volle wasdom intredende of ingetreden aaneengesloten kronendak, die meer dan 10 are oppervlakte beslaat of in het geval van rijbeplantingen bestaat uit meer dan 20 bomen, met uitzondering van erven en tuinen;

  • d.

    bomenlaan: een weg of pad met aan weerszijden een begeleidende beplanting van overwegend homogene boomsoorten die op rij en in een vast plantverband staat, waardoor deze een op zichzelf staand geheel vormt binnen haar omgeving, mits deze beplanting (gerekend over het totaal aantal rijen) 20 bomen of meer bevat.

  • e.

    vellen: kappen of rooien van houtopstand, met inbegrip van verplanten en afzetten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • f.

    knotten of kandelaberen: het tot op de oude groeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

  • g.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

  • h.

    waardevolle boom: bijzondere beschermwaardige houtopstand met een relatief hoge leeftijd en met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of een bijzondere functie voor de omgeving.

  • i.

    beeldbepalendheid: indien voor een normaal handelend weggebruiker de habitus, oftewel het verschijningsbeeld, van houtopstand vanaf openbaar terrein voor tenminste 75% van de totale habitus zichtbaar is;

  • j.

    boomwaarde: de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde wijze waarop de waarde van bomen wordt bepaald. De boomwaarde wordt uitgedrukt in het produkt van de volgende factoren:

  • -

    de oppervlakte in cm² van de dwarsdoorsnede van de stam op 1.30 meter boven het maaiveld;

  • -

    de geïndexeerde eenheidsprijs per cm²;

  • -

    de standplaatswaarde;

  • -

    de conditiewaarde;

  • -

    de waarde van de plantwijze;

  • k

    omgevingsvergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, lid 1, sub g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • l

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

ARTIKEL 2: Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel genoemde verbod geldt niet voor:

    • a.

      de boomsoorten eik, beuk, linde, es, esdoorn, kastanje, berk, grove den, knotboom en gemeentelijke bomen met een stamomtrek minder dan 65 centimeter op 1,30 meter boven het maaiveld;

    • b.

      voor alle overige boomsoorten met een stamomtrek minder dan 120 centimeter op 1,30 meter boven het maaiveld;

    • c.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • d.

      het periodiek knotten van of kandelaberen als cultuurmaatregel van reeds eerder afgezette en daarvoor geschikte boomsoorten;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij deze houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

    • f.

      houtopstand, die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van het college van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9, 11 en 14 deze verordening;

    • g.

      houtopstand, die moet worden geveld in het kader van besluiten tot wijziging van een planologisch regime, waarbij een integrale afweging is gemaakt en deze expliciet in de toelichting op dergelijke besluiten is opgenomen;

  • 3. Uitzondering op hetgeen is bepaald in lid 2, onder a en b van dit artikel is dat het kapverbod van toepassing blijft op bomen die ter uitvoering van een herplantplicht zijn geplant.

  • 4. Het in het eerste lid van dit artikel gestelde verbod geldt eveneens niet voor houtopstanden, die op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en beplantingen op één rij op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed.

ARTIKEL 3: Aanvrager omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

De aanvraag om omgevingsvergunning kan uitsluitend geschieden door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens een publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over houtopstand te beschikken.

Artikel 4: Weigeringsgronden

  • 1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening weigeren dan wel onder voorschriften verlenen.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • e.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 3. Uitzondering op hetgeen is bepaald in lid 2 van dit artikel is dat indien er een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend voor het vellen van een bomenlaan waarvan ten minste twee derde deel, gelet op de vitaliteit, in een dusdanige slechte staat verkeert dat zij voor vergunningverlening in aanmerking komt, het college kan besluiten een omgevingsvergunning te verlenen voor het vellen van die gehele bomenlaan

Artikel 5: Inwerkingtreding omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1. De omgevingsvergunning of het besluit tot wijziging van de voorschriften van een omgevingsvergunning voor de activiteit vellen van houtopstanden welke tot stand is gekomen met een reguliere procedure treedt pas in werking na afloop van de bezwaartermijn.

  • 2. De omgevingsvergunning die tot stand is gekomen met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure treedt in werking na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepsschrift.

  • 3. De omgevingsvergunning die van rechtswege is verleend, treedt pas in werking na afloop van de bezwaartermijn of, indien bezwaar is gemaakt, nadat op dit bezwaar is beslist.

  • 4. Wanneer gedurende de bovengenoemde termijnen bij de bevoegde rechter een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt het besluit niet in werking voordat op dat verzoek is beslist

  • 5. Het bevoegd gezag kan bepalen dat een besluit om de activiteit ‘het vellen van een houtopstand’ direct na de bekendmaking in werking treedt. Dit geldt voor zover het, naar het oordeel van het bevoegde gezag, noodzakelijk is dat het besluit onverwijld in werking treedt.

Artikel 6: Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Een aan een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening, te verbinden voorschrift kan zijn het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Indien het bestemmings-, groen- of landschapsbeleidsplan of ander gemeentelijk beleid de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt zo vaak als mogelijk een herplantplicht opgelegd. Hierbij kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

  • 3. Bij het opleggen van een verplichting tot herplant wordt in beginsel uitgegaan van een herplant met inheemse soorten, zoals die zijn opgenomen in bijlage 1 van deze verordening.

  • 4. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid van dit artikel gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

Artikel 7: Lijst van waardevolle bomen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kan een lijst met waardevolle bomen vaststellen. Deze lijst bevat de bomen die voorkomen op de lijst van monumentale bomen van de Bomenstichting, aangevuld met lokale bijzondere en toekomstige monumentale bomen die voorkomen op de gemeentelijke lijst van bijzondere bomen.

  • 2. Voor waardevolle bomen als genoemd onder lid 1 wordt in beginsel geen vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening afgegeven tenzij:

    • -

      een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de waardevolle boom;

    • -

      alternatieven uitputtend zijn onderzocht;

    • -

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

  • 3. De lijst bevat minimaal de volgende gegevens, inzake de te

    • -

      beschermen waardevolle houtopstand;

    • -

      redengevende beschrijving;

    • -

      soort boom;

    • -

      standplaats;

    • -

      kadastrale gegevens;

    • -

      eigendomsgegevens;

    • -

      foto's;

  • 4. De eigenaar van een houtopstand die staat vermeld op de lijst van waardevolle bomen is verplicht het college van burgemeester en wethouders onmiddellijk schriftelijk mededeling te  doen van:

    • a.

      het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning;

    • b.

      de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders kan aan de standplaatsen van monumentale bomen de bestemming “groeiplaats boom” verlenen onder vermelding van de stam- en kroonprojectie van deze bomen op de plankaart.

  • 6. Het college van burgemeester en wethouders stelt een bijdrageregeling vast voor een tegemoetkoming in de kosten die noodzakelijk zijn voor het duurzaam in stand houden van de waardevolle bomen die op de gemeentelijke waardevolle bomenlijst staan.

Artikel 8: Herplant- en instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in artikel 2, eerste lid van deze verordening van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich deze houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, een herplantverplichting opleggen overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid van dit artikel opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid van dit artikel opgelegd, dan wordt de omvang van de herplant bepaald aan de hand van de boomwaarde. Bij geschil over de boomwaarde is een taxatie van de boomwaarde door een onafhankelijk en beëdigd taxateur van bomen beslissend.

  • 4. Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen zonder een vergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich deze houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Artikel 9: Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.

Artikel 10: Afstand tot erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 1 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.

Artikel 11: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van een boom­ziekte of voor ver­meerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college van burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrij­ving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voor­handen of in voorraad te hebben of te vervoe­ren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van be­stuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 12: Bescherming publieke houtopstand

Het is verboden om houtopstanden, die publiek eigendom zijn te beschadigen, te bekladden of te beplakken of daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door personen ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

Artikel 13: Bescherming bosvegetatie

  • 1. Het is verboden de onderbegroeiing of natuurlijke vegetatie in bos of natuurgebieden te verwijderen, behoudens normaal bosbouwkundig verantwoord onderhoud.

  • 2. Het bevoegd gezag kan voor het in het eerste lid van dit artikel gestelde verbod een omgevingsvergunning verlenen, al dan niet onder voorschriften.

Artikel 14: Strafbepaling

  • 1. Een gedraging in strijd met een voorschrift, verbonden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning, is verboden.

  • 2. Een ieder, ten aanzien van wie één van de in artikelen 6, lid 1, 8 en 11 van deze verordening omschreven bevoegdheden wordt uitgeoefend, is verplicht te handelen overeenkomstig het bepaalde in de aanschrijving.

  • 3. Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gesteld verbod of gebod wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Als bijkomende straf kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

Artikel 15: Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Bomenverordening 2010.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

  • 3. Bij het in werking treden van deze verordening wordt de op 14 december 2009 vastgestelde Bomenverordening 2009 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op:

    • a.

      besluiten die zijn genomen op grond van de in dit artikel genoemde verordening;

    • b.

      aanvragen die voor de in het tweede lid genoemde datum zijn ingediend.

    Aldus besloten door de raad der gemeente Elburg

    in zijn vergadering van 27 juni 2011.

    de voorzitter,                                        de griffier,

    F.A. de Lange                                       Mr. Ir. M.C. Luiting-Kamminga.