Regeling vervallen per 26-01-2012

Verordening Exploitatie Openbare Inrichtingen

Geldend van 14-06-2003 t/m 25-01-2012

Intitulé

Verordening Exploitatie Openbare Inrichtingen

De raad der gemeente Emmen

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 maart 2003, nr. 41;

gelet op de Gemeentewet (art. 121), de Drank- en Horecawet (art. 23), de Wet op de kansspelen, de Algemene Wet op het binnentreden en het Wetboek van Strafrecht;

gezien het advies van de inspecteur, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Drank- en Horecawet;

gezien het advies van de Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Emmen;

b e s l u i t:

1. vast te stellen de navolgende Verordening Exploitatie Openbare Inrichtingen met bijbehorende bijlagen A en B, inhoudende beleidsregels inzake de bestuurlijke handhaving en de uitvoering van de Wet op de kansspelen;

2. de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een exploitatievergunning op basis van deze verordening vast te stellen op een bedrag van € 65,--, nadien jaarlijks te indexeren;

Paragraaf I. Definities.

Artikel 1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    inrichting:

    • 1.

      de inrichting bestaande uit één of meer lokaliteiten en horecalokaliteiten als bedoeld in artikel 1., lid 1, van de Drank- en Horecawet, met uitzondering van inrichtingen waar het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend;

    • 2.

      een publiek toegankelijke besloten ruimte, bestaande uit één of meer lokaliteiten waar bedrijfsmatig of anders dan om niet, al dan niet –mede- door middel van een automaat, alcoholvrije dranken voor gebruik ter plaatse en/of warme, direct voor consumptie geschikte eetwaren en/of rookwaren, al dan niet voor gebruik ter plaatse worden verstrekt met uitzondering van ruimten, waar de verstrekking geschiedt krachtens een vergunning of ontheffing ingevolge de Drank- en Horecawet.

  • 2.

    ondernemer: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een inrichting exploiteert;

  • 3.

    leidinggevende: de natuurlijke persoon (personen), of de natuurlijke persoon (personen) die bevoegd is (zijn) een rechtspersoon te vertegenwoordigen, van een inrichting als bedoeld in lid 1. sub 2.;

  • 4.

    onmiddellijk leidinggevende: de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van zodanig bedrijf in een inrichting als bedoeld in lid 1. sub 2.;

  • 5.

    sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn;

  • 6.

    zwak-alcoholhoudende drank: alcoholhoudende drank, met uitzondering van sterke drank;

  • 7.

    alcoholvrije drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor minder dan een half volumeprocenten uit alcohol bestaat;

  • 8.

    speelautomaat: als bedoeld in artikel 30. onder a. van de Wet op de kansspelen;

  • 9.

    behendigheidsautomaat: als bedoeld in artikel 30. onder b. van de Wet op de kansspelen;

  • 10.

    kansspelautomaat: een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is;

  • 11.

    hoogdrempelige inrichting: een inrichting die zowel aan de in artikel 30. onder d. van de Wet op de kansspelen als de hierna onder lid 13. en 14. gestelde eisen voldoet;

  • 12.

    laagdrempelige inrichting: als bedoeld in artikel 30. onder e. van de Wet op de kansspelen;

  • 13.

    cafébedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 30. lid d. onder 20 van de Wet op de kansspelen en waar, naast het gestelde in artikel 2. van het Speelautomatenbesluit 1999, geen andere activiteiten plaatsvinden die op zichzelf staan of in samenhang met andere activiteiten een zelfstandige betekenis kan worden toegekend;

  • 14.

    restaurantbedrijf: een inrichting als bedoeld in artikel 30. onder d. onder 20 van de Wet op de kansspelen en waar geen andere activiteiten plaatsvinden dan het verstrekken van maaltijden en de daarbij behorende alcoholhoudende dranken en alcoholvrije dranken, waarbij de maaltijden onder andere moeten bestaan uit de volgende drie, niet met elkaar gemengde, bestanddelen: vlees, vis, gevogelte of wild (eventueel te vervangen door andere bestanddelen, in geval van een vegetarisch restaurant), groente, rijst, aardappelen of meelspijzen, waarbij de openingsuren van de inrichting aansluiten op de openingsuren van de keuken;

  • 15.

    Awb: Algemene Wet Bestuursrecht;

  • 16.

    Wet Bibob: Wet bevordering van integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

Paragraaf II. Algemene bepalingen

Artikel 2. Bepalingen inzake de vergunningverlening ex artikel 4

  • 1.

    De in artikel 4. van deze verordening bedoelde vergunningen dienen door de leidinggevende schriftelijk te worden aangevraagd door middel van de door de burgemeester vastgestelde formulieren.

  • 2.

    Bij de aanvraag om vergunning moeten de in deze verordening genoemde bescheiden, alsmede die bescheiden die in de onder lid 1. genoemde formulieren worden gevraagd, worden overgelegd.

  • 3.

    Indien de leidinggevende de in het eerste en tweede lid bedoelde formulieren niet volledig heeft ingevuld dan wel niet alle daarin gevraagde gegevens heeft verstrekt dan wordt de belanghebbende of diens gemachtigde door of namens de burgemeester in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken de aanvraag aan te vullen of alsnog de gevraagde gegevens te verstrekken.

  • 4.

    Artikel 4:5., lid 2 van de Awb is overeenkomstig van toepassing met dien verstande dat de aanvrager 4 weken de tijd krijgt om de aanvraag aan te vullen met een vertaling.

  • 5.

    Bij het indienen van een aanvraag moet een bij de legesverordening vastgesteld bedrag worden voldaan.

  • 6.

    Indien de leidinggevende de in het eerste en tweede lid bedoelde formulieren niet volledig heeft ingevuld dan wel niet alle daarin gevraagde gegevens heeft verstrekt of het in lid 5. bedoelde bedrag niet heeft voldaan besluit de burgemeester dat de aanvraag niet in behandeling wordt genomen. Artikel 4:5 van de Awb is hierbij overeenkomstig van toepassing.

  • 7.

    Ten aanzien van het voornemen om het verzoek om vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk af te wijzen, stelt de burgemeester de leidinggevende in de gelegenheid binnen 2 weken na schriftelijke mededeling daarvan, om zijn zienswijze naar voren te brengen. Artikel 4:7 van het Awb is hierbij overeenkomstig van toepassing.

  • 8.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Paragraaf III Beperking verstrekken alcoholhoudende drank

Artikel 3. Beperking verstrekken alcoholhoudende drank

1.

Burgemeester en wethouders kunnen voor een inrichting:

1.

die of in gebruik is bij, een rechtspersoon niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een organisatie of instelling die zich richt op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard;

2.

of waarvan de omzet van de exploitatie van de inrichting voor meer dan 50 procent bestaat uit snacks zoals belegde- en/of shoarmabroodjes, patates frites en kroketten;

3.

of die in gebruik is bij een jeugdorganisatie of –instelling;

4.

of die in gebruik is als wachtruimte van passagiers van een openbaar vervoersbedrijf

alleen vergunning verlenen, als bedoeld in artikel 3. van de Drank- en Horecawet, tot het verstrekken van zwak alcoholische drank.

2.

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen tot het verstrekken en aanwezig hebben van sterke drank ten aanzien van horecabedrijven als bedoeld in lid 1. indien er sprake is van een bijzondere omstandigheid en gewichtige belangen daartoe aanleiding geven en door het verlenen van de ontheffing de doelstelling van dit artikel blijft gehandhaafd en naar het oordeel van het bevoegd gezag de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid of de leef- en/of woonsituatie in de naaste omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed.

Paragraaf IV. Vergunningen

Artikel 4. Vergunningen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting als bedoeld in artikel 1., lid 1., sub 1. te exploiteren.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting als bedoeld in artikel 1., lid 1., sub 2. te exploiteren.

  • 3.

    De burgemeester kan alleen een vergunning verlenen voor het aanwezig hebben van speelautomaten in een inrichting als bedoeld in artikel 1., lid 11. en 12.

Artikel 5. Aanvragen van een vergunning

  • 1.

    Bij een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2.. dienen in ieder geval te worden overgelegd:

    • a.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag wordt ingediend;

    • c.

      een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat de leidinggevende gerechtigd is over de inrichting te beschikken;

    • d.

      de volledig ingevulde formulieren als bedoeld in artikel 2., lid 1. en 2. en onder bijvoeging van de daarin gevraagde bescheiden.

  • 2.

    Indien naast de leidinggevende nog een andere persoon of personen onmiddellijk leidinggevende is/zijn dan dient via het aanvraagformulier te worden aangetoond dat de onmiddellijk leidinggevende(n) ook daadwerkelijk in dienst is/zijn, waarbij tevens een loonovereenkomst moet worden overgelegd waaruit blijkt dat de leidinggevende(n) ook daadwerkelijk als zodanig in de inrichting werkzaam zal (zullen) zijn.

Artikel 6. Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet

  • 1.

    Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. dient de inrichting te voldoen aan het gestelde in het “Besluit eisen inrichtingen Drank-en Horecawet”;

  • 2.

    De burgemeester kan van het bepaalde in lid 1 ontheffing verlenen.

Artikel 7. Eisen zedelijk gedrag

Voor het verkrijgen van een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. moeten de leidinggevende en onmiddellijk leidinggevende voldoen aan het in de volgende leden bepaalde:

  • 1.

    zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

  • 2.

    onverminderd het gestelde onder 1. mag er geen sprake zijn van een situatie als bedoeld in het “Besluit eisen zedelijk gedrag Drank en Horecawet 1999”;

  • 3.

    zij mogen niet onder curatele staan dan wel uit de ouderlijke macht of voogdij ontzet zijn;

  • 4.

    de leidinggevende en de onmiddellijk leidinggevende van inrichtingen moeten de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt.

Artikel 8. Weigeren vergunning

  • 1.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt geweigerd indien de inrichting niet voldoet aan het gestelde in het “Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet”;

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2. of een ontheffing als bedoeld in artikel 6., lid 2. wordt geweigerd indien de vestiging of de exploitatie van de inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan;

  • 3.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2. of een ontheffing als bedoeld in artikel 6., lid 2. wordt geweigerd indien naar het oordeel van de burgemeester de leef- en/of woonsituatie in de naaste omgeving en/of de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid op ontoelaatbare wijze nadelig zal worden beïnvloed, met dien verstande dat het hier gestelde niet van toepassing is indien en voor zover artikel 13b Opiumwet van toepassing is.

  • 4.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2. kan ten hoogste 5 jaar worden geweigerd indien de vergunning ten aanzien van de daarbij bedoelde inrichting is ingetrokken op grond van artikel 12., lid 6.

  • 5.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4. wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de in artikel 7. gestelde eisen.

  • 6.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2. en de ontheffing als bedoeld in artikel 6., lid 2. kan worden geweigerd in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 7. van de Wet Bibob.

Artikel 9. Overige weigeringsgronden

Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt bovendien geweigerd indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de onmiddellijk leidinggevende tevens een functie buiten de inrichting vervult met gelijke werkzame uren elders en/of waarbij door het aantal werkzame uren en reistijd in totaliteit het redelijkerwijs fysiek niet mogelijk is om als zodanig op te treden.

Artikel 10. Eisen inhoud vergunning

In een vergunning als bedoeld in artikel 4. wordt vermeld:

  • 1.

    de plaats waar de inrichting zich bevindt;

  • 2.

    de lokaliteiten van de inrichting waarvoor de vergunning geldt alsmede de oppervlakte van deze lokaliteiten;

  • 3.

    de leidingevende(n), de onmiddellijk leidinggevende(n).

Artikel 11. Wijziging inrichting

Indien een in een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. aangewezen lokaliteit van een inrichting zodanige veranderingen heeft ondergaan, dat zij, terwijl nog wordt voldaan aan de ingevolge artikel 8., lid 1. gestelde eisen, niet langer beantwoordt aan de in de vergunning gegeven omschrijving moet de vergunninghouder voor het in exploitatie nemen van deze gewijzigde lokaliteit een vergunning aanvragen.

Artikel 12. Intrekken van een vergunning/ontheffing

  • 1.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2. of ontheffing als bedoeld in artikel 6., lid 2. wordt ingetrokken indien voor het verkrijgen daarvan verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt ingetrokken indien niet langer wordt voldaan aan het gestelde in het “Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet” en aan de in artikel 7. gestelde eisen;

  • 3.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt ingetrokken indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een in de vergunning genoemde leidinggevende of onmiddellijk leidinggevende niet meer als zodanig werkzaam is;

  • 4.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt ingetrokken indien een in de vergunning genoemde onmiddellijk leidinggevende een functie buiten de inrichting vervult;

  • 5.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt ingetrokken indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een niet in de vergunning vermeld persoon leidinggevende of onmiddellijk leidinggevende is geworden;

  • 6.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. wordt ingetrokken indien zich ten aanzien van de inrichting feiten hebben voorgedaan, die naar oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de leef- en/of woonsituatie;

  • 7.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt ingetrokken indien zich naar het oordeel van de burgemeester ten aanzien daarvan feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven der vergunning gevaar zou kunnen opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid en/of de leef- en/of woonsituatie;

  • 8.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 2. wordt ingetrokken met inachtneming van het gestelde in artikel 4:8 van de Awb, indien de leidinggevende, in de in artikel 11. bedoelde situatie, niet voor het in exploitatie nemen van de gewijzigde of het gewijzigde onderdeel van de inrichting een verzoek als bedoeld in dat artikel heeft gedaan;

  • 9.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4. of een ontheffing als bedoeld in artikel 6., lid 2. wordt ingetrokken indien niet langer wordt voldaan aan de in deze verordening gestelde verboden, beperkingen of voorschriften of de in de vergunning of ontheffing gestelde beperkingen of voorschriften;

  • 10.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 4. of een ontheffing als bedoeld in artikel 6., lid 2. kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 7. van de Wet Bibob.

Artikel 13. Vervallen vergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 4., lid 1. en 2. vervalt wanneer:

- sedert haar verlening een periode van vier jaar is verstreken.

Artikel 14. Opschortende werking bij overlijden

Het overlijden van de vergunninghouder heeft ten aanzien van het gestelde in artikel 12. lid 3. en 5. een opschortende werking van 6 maanden na dat overlijden, of indien binnen die termijn een aanvraag om een nieuwe vergunning voor het uitoefenen van hetzelfde bedrijf in dezelfde inrichting is ingediend, totdat de beslissing op die aanvraag onherroepelijk is geworden.

Paragraaf V Bepalingen inzake speelautomaten

Artikel 15. Aanwezigheidsvergunning

  • 1. De burgemeester kan een aanwezigheidsvergunning verlenen voor het plaatsen van speelautomaten:

    • a.

      in hoogdrempelige inrichtingen voor maximaal twee speelautomaten;

    • b.

      in laagdrempelige inrichtingen voor maximaal twee behendigheidsautomaten.

  • 2. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 16. Voorschriften

  • 1.

    De aanwezigheidsvergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar.

  • 2.

    In de aanwezigheidsvergunning wordt de naam van de exploitant van de inrichting alsmede het adres van de inrichting, waar de speelautomaat staat opgesteld, vermeld.

  • 3.

    De aanwezigheidsvergunning kan worden verleend voor een periode van maximaal twee jaar, welke samenvalt met het kalenderjaar.

  • 4.

    Indien een aanwezigheidsvergunning in de loop van een kalanderjaar wordt aangevraagd en verleend, geldt deze voor de rest van dat jaar en het volgende kalenderjaar;

  • 5.

    Er mogen alleen speelautomaten worden opgesteld, welke in eigendom toebehoren aan personen, die in het bezit zijn van de exploitatievergunning, zoals bedoeld in artikel 30h, eerste lid, van de Wet op de kansspelen.

  • 6.

    De speelautomaten moeten zodanig in de inrichting worden opgesteld dat de ondernemer/leidinggevende/onmiddellijk leidinggevende van de inrichting van achter

  • 7.

    de bar, tap of toonbank, direct zicht heeft op de speelautomaten. De opstelplaats moet voor een ieder zichtbaar en toegankelijk zijn.

  • 8.

    Middellijke of onmiddellijke uitbetaling door middel van behendigheidsautomaten mag niet plaatsvinden.

  • 9.

    Op of aan de speelautomaat dient een waarschuwing te worden opgenomen tegen gokverslaving en overige risoco’s van overmatig gokken. De plaats en de vorm van deze waarschuwing dient te voldoen aan door de burgemeester te stellen eisen.

  • 10.

    De aanwezigheidsvergunning dient in de inrichting aanwezig te zijn.

Paragraaf VI. Handhavingsbevoegdheden

Artikel 17. Algemene handhaving

Het bevoegd gezag kan gelet op de handhaving van de in deze verordening gestelde regels, bepalingen en voorschriften, krachtens artikel 125 van de Gemeentewet juncto 5:21 en 5:32 van de Awb, respectievelijk bestuursdwang toepassen dan wel een dwangsom opleggen.

Artikel 18. Toezichthouders

Met het toezicht, als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb, op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen personen.

Artikel 19. Opsporingsambtenaren

De opsporing van de in artikel 25. strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141. van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld en voor zover zij krachtens artikel 142. lid 1. van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid hebben gekregen.

Artikel 20. Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 21. Verplichting tot het aanwezig hebben van bescheiden

De leidinggevende, de onmiddellijk leidinggevende of ondernemer van een krachtens deze verordening verleende vergunning, ontheffing of toestemming is verplicht deze in de inrichting aanwezig te hebben en op eerste vordering van degenen, die belast zijn met het toezicht of de opsporing van overtredingen van deze verordening terstond aan deze ter inzage af te geven.

Artikel 22. Verstrekken gegevens

Het is verboden ter zake van een aanvraag om vergunning of ontheffing of aanwijzing onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken.

Artikel 23. Strafbaarstelling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet ten aanzien van overtredingen die in de Wet op de Economische Delicten en het Wetboek van Strafrecht strafbaar zijn gesteld.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar publicatie.

  • 2.

    Zij kan worden aangehaald als: Verordening Exploitatie Openbare Inrichtingen.

Artikel 25. Bijzonderheden inzake inwerkingtreding

  • 1.

    Bij het inwerking treden van deze verordening vervalt de Drank- en Horecaverordening, vastgesteld door de raad op 27 januari 2000.

  • 2.

    Bij het inwerking treden van deze verordening vervalt de Verordening op de kans- en behendigheidsspelen, vastgesteld door de raad op 22 juni 2000.

  • 3.

    Vergunningen, ontheffingen en verloven, verleend krachtens de bepalingen genoemd in de in de vorige leden aangehaalde verordeningen blijven gelden tot zij ingetrokken of vervallen zijn.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 27 maart 2003,
de griffier,
de voorzitter