Regeling vervallen per 31-12-2009

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting De Weiert.

Geldend van 13-10-2004 t/m 30-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting De Weiert.

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Emmen,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 juli 2004, nummer 04/754:

Gelet op het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet, het kostenverhaalsbesluit "De Weiert", vastgesteld bij raadsbesluit van 27 april 1995 en het raadsbesluit van 26 november 1998, dat kan worden aangehaald als "Actualisering Kostenoverzicht behorende bij het kostenverhaalsbesluit De Weiert";

besluit:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van baatbelasting De Weiert.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    een onroerende zaak:

    • 1.

      een gebouwd eigendom;

    • 2.

      een ongebouwd eigendom;

    • 3.

      een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

  • b.

    het bestemmingsplan: bestemmingsplan "De Weiert".

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "baatbelasting De Weiert' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de zwarte omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart nr. 100-G.2004, die op 1 januari 2003 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten in ieder geval:

    • a.

      Uitvoering grondwerken;

    • b.

      Aanleg van rioleringswerken;

    • c.

      Aanleg van bestrating;

    • d.

      Aanbrengen van overkappingen, luifels, entreeaccenten, straatmeubilair, straatverlichting en brandbeveiligingsinstallatie.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    1. De maatstaf van heffing voor de aanleg van de voorzieningen exclusief overkappingen en luifels is de uitkomst van de volgende formule: (M x V x B) x 1 m2 waarin: M = het aantal volle vierkante meters oppervlakte per laag van de onroerende zaak bedoeld in lid 3 van dit artikel; . V = de verdiepingsfactor bedoeld in lid 4 van dit artikel; B = de bestemmingsfactor bedoeld in lid 5 van dit artikel;

  • 2.

    2. De maatstaf van heffing voor de aanleg van de voorzieningen overkappingen en luifels is de uitkomst van de volgende formule: (MxLxV)x 1 m2 waarin M = het aantal volle vierkante meters oppervlakte per laag van de onroerende zaak bedoeld in lid 3 van dit artikel L = de liggingsfactor bedoeld in üd 6 van dit artikel. V1 = de verdiepingsfactor bedoeld in lid 7 van dit artikel

  • 3.

    De oppervlakte van de onroerende zaak wordt bepaald op het aantal volle vierkante meters bebouwbare oppervlakte volgens het bestemmingsplan vermeerderd met het aantal volle vierkante meters oppervlakte van elke bouwlaag.

  • 4.

    De verdiepingsfactor V voor de op de in artikel 2 bedoelde kaart voorkomende onroerende zaken in het gebied, aangegeven in:

    • a.

      Voor alle m2 op de begane grond is: 1,0;

    • b.

      Voor alle m2 op de le verdieping is: 0,5;

  • 5.

    c Voor alle m2 op de 2e verdieping is: 0,25.

  • 6.

    De bestemmingsfactor voor onroerende zaken die ingevolge het bestemmingsplan zijn aangewezen voor:

    • a.

      Gemengd is: 1,0;

    • b.

      Kantoren is: 0,1;

    • c.

      Horeca is: 1,0;

    • d.

      Maatschappelijk is: 0,5;

    • e.

      Recreatie is: 0,5.

  • 7.

    De liggingsfactor voor de op in artikel 2 bedoelde kaart voorkomende onroerende zaken aangegeven in:

    • a.

      roze kleur is: 1,0;

    • b.

      blauwe kleur is: 0,3;

  • 8.

    De verdiepingsfactor V1 voor de op de in artikel 2 bedoelde kaart voorkomende

  • 9.

    onroerende zaken in het gebied is 1,0;

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1.

    De belasting voor elke vierkante meter van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 4, lid 1 bedraagt € 99,83.

  • 2.

    De belasting voor elke vierkante meter van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 4, lid 2 bedraagt € 84,40.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 5 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2.

    Het belastingjaar loopt van 1 november tot 1 november van het jaar daaropvolgend.

  • 3.

    De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 5 jaren en een rentevoet van 4%.

  • 4.

    De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4%.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste hd gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 5.

    Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald binnen een maand.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste hd gestelde termijn.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 13 oktober 2004.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening baatbelasting De Weiert'.

    Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 september 2004.

    De griffier,