Regeling vervallen per 16-07-2021

Beleidsregels schulddienstverlening 2016 gemeente Emmen

Geldend van 22-04-2016 t/m 15-07-2021

Intitulé

Beleidsregels schulddienstverlening 2016 gemeente Emmen

Beleidsregels schulddienstverlening 2016 gemeente Emmen.

Inleiding

De centrale doelstelling van het gemeentelijk schulddienstverleningsbeleid is om te voorkomen dat Emmense burgers in problematische schuldensituaties geraken en om de problematische schuldensituaties van diegenen die daar ondersteuning bij willen hebben op te lossen. Hierbij is wederkerigheid van inzet nodig en de motivatie van de verzoeker om de eigen situatie aan te pakken is dan ook de belangrijkste voorwaarde. Een verzoek wordt getoetst aan het geldende beleidsplan en aan deze beleidsregels.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen;

    • c.

      verzoeker: persoon die zich tot het college heeft gewend voor schulddienstverlening;

    • d.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht

    • e.

      ondernemer: persoon die in hoofdzaak inkomen verwerft vanuit zelfstandige arbeid,

    • f.

      onregelbareschuldenaar: een schuldenaar die zich stelselmatig niet aan de afspraken houdt/kan houden en niet gemotiveerd is;

    • g.

      onregelbareschuldensituatie: een schuldensituatie waarin schulden voorkomen die niet in aanmerking komen voor een schuldregeling of waarbij het door juridische procedures nog jaren duurt voordat de hoogte van de schuld duidelijk is;

    • h.

      fraudevordering: een vordering als bedoeld in artikel 3 derde lid van de wet;

    • i.

      recidivisten: belanghebbenden die binnen een periode van 5 jaar nadat het door het college ingezette traject succesvol is afgerond, opnieuw een beroep doen op de schulddienstverlening van de gemeente;

    • j.

      uitvallers: belanghebbenden die minder dan 5 jaar voorafgaande aan de dag waarop het verzoek is ingediend eerder gebruik hebben gemaakt van een door het college geboden vorm van schulddienstverlening, waarbij door toedoen van de belanghebbende het gewenste resultaat niet is bereikt en/of de belanghebbende op eigen initiatief het contact met de gemeente heeft verbroken (tegen advies van de schulddienstverlener in);

    • k.

      crisissituatie: een situatie waarbij sprake is van gedwongen woningontruiming, beëindiging levering gas, elektra of water, of opzegging van de zorgverzekering.

    • l.

      VTLB: Vrij Te Laten Bedrag. Aan de hand van het inkomen van betrokkene wordt het vrij te laten bedrag berekend. Dit bedrag is voldoende om de vaste lasten te betalen en te leven op bijstandsniveau. Het inkomen boven het VTLB wordt over een periode van drie jaar aangeboden aan de schuldeisers;

    • m.

      financieelbeheer: het beheren van de ten behoeve van de schuldeisers gereserveerde gelden door het openen van een rekening bij gemeente Emmen.

    • n.

      NVVK: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;

    • o.

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • p.

      afloscapaciteit: het inkomen boven het vrij te laten bedrag;

    • q.

      maximaalaflossen: het betalen van de afloscapaciteit wordt gezien als maximaal aflossen;

    • r.

      redelijkeaflossing: de aflossing is een reële verhouding tussen de hoogte van de schuld en de hoogte van het inkomen en de vaste lasten van belanghebbende;

    • s.

      vastelasten: huur, hypotheek, gas, elektra, water, inboedelverzekering, aansprakelijkeheidsverzekering, zorgverzekering, opstalverzekering en de gemeentelijke heffingen.

    • t.

      problematischeschuldsituatie: de situatie waarin van een natuurlijke persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen.

  • 2.

    Daar waar in deze beleidsregels wordt gesproken over schulddienstverlening heeft dit een gelijke betekenis als het begrip schuldhulpverlening zoals geformuleerd in de wet.

Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

  • 1.

    Tot de doelgroep van de schulddienstverlening behoren alle natuurlijke personen van 18 jaar en ouder met (dreigende) problematische schulden die inwoners zijn van de gemeente Emmen.

  • 2.

    Uitgezonderd zijn ondernemers.

Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening en de vorm van ondersteuning

  • 1.

    Het college verleent aan verzoeker schulddienstverlening binnen de kaders zoals die zijn vastgelegd in deze beleidsregels en het beleidsplan. Een verzoek wordt hieraan getoetst en kan worden geweigerd.

  • 2.

    Het college bepaalt welke vorm van schulddienstverlening, genoemd in artikel 5, wordt ingezet. Bij de afweging welke vorm van ondersteuning het meest geschikt is voor de verzoeker, weegt het college de volgende zaken tegen elkaar af:

    • a.

      de doelmatigheid van de ondersteuning;

    • b.

      de zwaarte c.q. omvang van de schuldensituatie en de regelbaarheid daarvan;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid van de verzoeker en diens netwerk;

    • d.

      houding en gedrag van verzoeker;

    • e.

      een eventueel eerder gebruik van schulddienstverlening;

  • 3.

    De beslissing van het college tot het doen van een aanbod, tot het weigeren of beëindigen van de schulddienstverlening is een besluit in de zin van de Awb, waartegen belanghebbende bezwaar en beroep kan instellen.

Artikel 4. Afhandelingtermijn en procedure

  • 1.

    De wachtlijsttermijn bedraagt maximaal vier weken. Ingeval van een crisissituatie wordt binnen 3 werkdagen crisisinterventie geboden. Het college streeft er naar om een verzoek binnen maximaal zes weken af te handelen.

  • 2.

    Verzoeker kan zich telefonisch, digitaal en persoonlijk melden voor schulddienstverlening. Na de melding volgt de aanmelding en de gegevensverzameling. Als er tijdens de aanmelding en gegevensverzameling geen belemmeringen voor de schulddienstverlening naar voren komen, wordt er een intakegesprek ingepland. Het college streeft er naar om de tijd tussen de genoemde stappen in het traject te beperken tot maximaal 4 weken. Tijdens de intake wordt de aanvraag om toelating tot de schulddienstverlening door de belanghebbende getekend. Het college streeft er naar om een aanvraag in het kader van de schulddienstverlening binnen 6 weken na datum aanvraag af te handelen.

  • 3.

    Het college maakt een afweging of betrokkene kan worden toegelaten en deelt dit in een besluit mee.

  • 4.

    In het vervolgtraject worden met toegelaten betrokkenen over de vorm van de aangeboden schulddienstverlening nadere afspraken gemaakt. Deze afspraken worden vastgelegd in een plan van aanpak. Het vervolgtraject wordt niet eerder opgestart dan dat het plan van aanpak door belanghebbende getekend is.

Artikel 5. Vorm van de ondersteuning

1.

In het kader van schulddienstverlening wordt afhankelijk van de situatie één of meerdere van de volgende producten aangeboden:

-

informatie en advies

-

budgetcoachtraject

-

budgetbeheer en -begeleiding

-

schuldenregeling

-

herfinanciering

-

saneringskrediet

-

crisisinterventie

-

nazorg

2.

Tenzij in deze beleidsregels daarvan wordt afgeweken, wordt bij de producten schuldenregeling en saneringskrediet conform het in de op www.wsnp.rvr.org gepubliceerde rapport inzake de berekening van het VTLB en de op www.nvvk.eu gepubliceerde gedragscode NVVK gehandeld. Om het financieel beheer goed uit te kunnen voeren, dient het inkomen van belanghebbende overgemaakt te worden naar de bankrekening van gemeente Emmen. Financieel beheer is een voorwaarde voor een schuldenregeling, tenzij de goederen van een belanghebbende onder bewind staan.

3.

In afwijking van het in het tweede lid genoemde rapport inzake de berekening van het VTLB wordt ongeacht een eventueel daaruit voortvloeiende beperktere afloscapaciteit zonder meer gewerkt met een aflossing gelijk aan 5% van de voor betrokkene geldende bijstandsnorm, als bedoeld in § 3.2 WWB, annex de gemeentelijke toeslagenverordening.

4.

Ingeval het een gezin met minderjarige kinderen betreft kan, als er sprake is van sociale problematiek, een melding worden gedaan bij het Centrum voor jeugd en gezin.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1.

    Verzoeker doet aan het college op verzoek of uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schulddienstverlening.

  • 2.

    Verzoeker is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het welslagen van de schulddienstverlening. De medewerking bestaat onder andere uit:

    • a.

      het overleggen van een identiteitsbewijs, voor zover dit redelijkerwijs nodig is;

    • b.

      het verlenen van toestemming om de voor de schulddienstverlening van belang zijnde informatie in te winnen bij, en te verstrekken aan derden;

    • c.

      het volledig meewerken aan het onderzoek naar de mogelijkheden van schulddienstverlening;

    • d.

      het tijdig verschijnen op een oproep in het kader van de schulddienstverlening;

    • e.

      het zich tot het uiterste inspannen om betaald werk te behouden dan wel fulltime betaald werk te verkrijgen;

    • f.

      het treffen van maatregelen om de afloscapaciteit te verhogen, waaronder begrepen het beroep doen op inkomensverhogende regelingen, het vragen van kostgeld aan inwonende kinderen en het verkopen van niet noodzakelijke bezittingen;

    • g.

      geen nieuwe financiële verplichtingen aangaan;

    • h.

      het stipt nakomen van de overeengekomen aflossingsverplichtingen;

    • i.

      het zich houden aan de nadere verplichtingen uit het schulddienstverleningsplan;

    • j.

      het nalaten van wat de voortgang van het traject belemmert;

    • k.

      het niet laten ontstaan van nieuwe schulden;

    • l.

      het inzetten van het vermogen om tot een oplossing van de schulden te komen.

Artikel 7. Weigeren - beëindigen - hersteltermijn

  • 1.

    Indien verzoeker niet of in onvoldoende mate de verplichtingen bedoeld in artikel 6 nakomt, kan het college besluiten om de schulddienstverlening te weigeren dan wel te beëindigen.

  • 2.

    Het college kan eveneens besluiten om de schulddienstverlening te weigeren dan wel te beëindigen indien sprake is van een onregelbare schuldenaar en/of een onregelbare schuldensituatie.

  • 3.

    Alvorens te besluiten tot weigering dan wel beëindiging, wordt aan verzoeker eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog, de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. Dit conform artikel 4:5 Awb.

  • 4.

    Van de weigering of beëindiging wordt afgezien indien elke verwijtbaarheid aan de zijde belanghebbende ontbreekt.

Artikel 8. Beëindigingsgronden

Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het college besluiten tot beëindiging van de schulddienstverlening als:

  • a.

    de schuldenaar niet langer tot de doelgroep behoort;

  • b.

    het schulddienstverleningstraject succesvol is afgerond;

  • c.

    belanghebbende zich ten opzichte van de medewerkers van de gemeente misdraagt;

  • d.

    de schuldenaar in staat is om zijn schulden zelf of via diens netwerk te regelen;

  • e.

    de geboden bemiddeling, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de schuldenaar, niet (langer) doelmatig is;

  • f.

    de schuldenaar hier nadrukkelijk om verzoekt;

  • g.

    een nieuwe schuld is ontstaan tijdens de looptijd van het minnelijktraject;

  • h.

    blijkt dat de schuldenaar informatie heeft achtergehouden of onjuiste en/of onvolledige informatie heeft verstrekt;

  • i.

    schuldeiser(s) niet akkoord gaan met het voorstel van het college in het minnelijk traject;

  • j.

    er tijdens het traject een fraudevordering is onstaan, waarvan het bestuursorgaan heeft vastgesteld dat belanghebbende opzettelijk heeft gefraudeerd.

Artikel 9. Recidivisten en uitvallers

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen eens in de 5 jaar een beroep op de schulddienstverlening van de gemeente Emmen doen.

  • 2.

    Uitvallers worden bij beëindiging van het mislukte traject binnen de schulddienstverlening voor een periode van 5 jaar uitgesloten van de schulddienstverlening.

  • 3.

    Bij recidivisten wordt gekeken naar de verwijtbaarheid als deze zich binnen 5 jaar nadat het door het college ingezette traject succesvol is afgerond opnieuw melden. Er wordt van de weigering afgezien als verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 4.

    Bij het bepalen van de voor recidivisten en uitvallers geldende termijn van weigering, telt de schulddienstverlening die door het college is verleend vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels eveneens mee.

Artikel 10. Fraudevorderingen

  • 1.

    De schulddienstverlening wordt geweigerd indien sprake is van een openstaande fraudevordering bij een bestuursorgaan die is geconstateerd binnen 5 jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening en waarvan het bestuursorgaan heeft vastgesteld dat er sprake was van opzet.

  • 2.

    Bij het bepalen van de in het eerste lid bedoelde termijn, tellen openstaande fraudevorderingen die zijn ontstaan vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels mee.

Artikel 11. Maximaal aflossen en VTLB

  • 1.

    Voor de vaststelling van de hoogte van het VTLB bij minnelijke schuldregelingen in Emmen, is het VTLB-rapport (Recofamethode) van Recofa leidend, overeenkomstig Memorie van Toelichting Wgs en de voorwaarden voor het lidmaatschap NVVK.

  • 2.

    Alle inkomsten boven het vastgestelde VTLB dienen door de schuldenaar af gedragen te worden voor de aflossing van de schulden.

  • 3.

    Rente over de gereserveerde afloscapaciteit kan als inkomsten worden gezien.

  • 4.

    In het geval het berekende VTLB geen afloscapaciteit levert, wordt gebruik gemaakt van de aflostabel van de NVVK.

  • 5.

    Indien de schuldenaar een bijstandsuitkering heeft of een uitkering op bijstandsniveau, geldt de vaste aflossing volgens tabel NVVK.

Artikel 12. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1.

    Het college handelt volgens deze beleidsregels, tenzij dat voor een belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. In die bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van deze beleidsregels.

  • 2.

    In gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1.

    De beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels schulddienstverlening 2016”.

    Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen, gehouden op dinsdag 5 april 2016.

De gemeentesecretaris

De burgemeester

I.A.A. Oostmeijer-Oosting

C. Bijl

TOELICHTING ARTIKELGEWIJS

Artikel 1. Begripsbepalingen

a. t/m s. Behoeven geen nadere toelichting.

t. Problematische schuldsituatie

Een schuld kan problematisch zijn als:

  • het aflosbedrag dat de schuldeisers maandelijks van de belanghebbende eisen hoger is dan de afloscapaciteit van betrokkene en de schuldeisers weigeren om de hoogte van de aflossing te verlagen naar de afloscapaciteit;

  • belanghebbende conform de afloscapaciteit aflost en er desondanks sprake is van een oplopende schuld doordat de schuldeiser rente en kosten in rekening brengt;

  • belanghebbende langer dan drie jaar maximaal moet aflossen om de schulden te kunnen betalen;

  • belanghebbende niet maximaal aflost, maar langer dan vijf jaar moet aflossen. In dit geval moet er sprake zijn van een redelijke aflossing. Dit geldt niet als het om een schuld gaat waar belanghebbende bewust een langdurige verplichting is aangegaan.

    Bij de laatst genoemde twee situaties geldt dat beide situaties worden onderzocht.

    Voorbeeld: Stel dat de maximale afloscapaciteit € 100,-- per maand bedraagt. Dan kan een belanghebbende in drie jaar € 3.600,-- aflossen. Is het totale schuldbedrag lager, dan is er geen sprake van een problematische schuldsituatie. Is het schuldbedrag hoger, bijvoorbeeld € 4.500,--, dan wordt beoordeeld of de problematische schuldsituatie kan worden opgelost door het aflosbedrag te verlagen: in het geval van het voorbeeld, € 4.500,-- is dit 60 maanden (vijf jaar) maal € 75,--.

    Artikel 2. Doelgroep gemeentelijke schulddienstverlening

    Eerste lid:

    Schulddienstverlening staat in beginsel open voor alle natuurlijke personen van de gemeente Emmen van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt dus niet gevoerd door de gemeente.

    Tweede lid:

    Een uitzondering op deze brede toegankelijkheid wordt gevormd door de ondernemers. In eerste instantie dient de ondernemer zelf te zoeken naar externe financiering door een bank. Daarnaast kan de ondernemer onder bepaalde voorwaarden een kredietaanvraag indienen bij de gemeente op basis van de Bbz-regeling. Het bieden van schuldhulpverlening aan ondernemers vereist specifieke kennis. Gevestigde ondernemers die zich aanmelden worden verwezen naar Team Werkgeversdienstverlening van de gemeente Emmen, de Bijstandsverlening voor zelfstandigen (Bbz) uitvoert. Team Schulddienstverlening intervenieert alleen als de onderneming geliquideerd wordt. Na liquidatie van de onderneming is de ondernemer immers geen ondernemer meer. Is liquidatie niet wenselijk en/of op korte termijn niet realiseerbaar, wordt de ondernemer ook verwezen naar Bbz. Ook bij inschakeling Bbz is liquidatie een optie, evenals kredietverstrekking (tot een max. bedrag) en het minnelijk traject (zg. schuldenregeling/saneringskrediet).

    Artikel 3. Aanbod schulddienstverlening en de vorm van ondersteuning

    Eerste lid:

    Het college verleent schulddienstverlening indien betrokkene niet in staat wordt geacht de problemen zelfstandig op te lossen. Op deze manier wordt recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf of via zijn netwerk aan te pakken en te regelen, kan schulddienstverlening achterwege blijven.

    Tweede lid:

    Het college bepaalt de aard van de ondersteuning. Hierbij geldt het uitgangspunt van de selectieve en gerichte inzet. Bij het bepalen van de aard van de ondersteuning weegt het college de zaken genoemd onder a t/m e tegen elkaar af. Aldus wordt uitgegaan van het beleidsmatige uitgangspunt van selectieve en gerichte inzet en het leveren van maatwerk.

    Derde lid:

    In dit lid is bepaald dat alleen de beslissing van het college tot het doen van een aanbod, tot het weigeren of beëindigen van de schulddienstverlening een besluit is in de zin van de Awb. Dit betekent dat er geen bezwaar en beroep openstaat tegen de inhoud van de door het college aangeboden ondersteuning. Dit is in het werkproces vastgelegd.

    Artikel 4. Afhandelingstermijn en procedure

    Eerste lid:

    In de wet is bepaald dat de termijn tussen datum melding en het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt geconcretiseerd, maximaal 4 weken mag bedragen. Ingeval van een crisissituatie bedraagt die termijn maximaal 3 werkdagen. Hierbij moet gedacht worden aan gedwongen woningontruiming, beëindiging levering gas, elektra of water, of opzegging van de zorgverzekering. Deze termijnen moeten gezien worden als een “termijn van orde”. Dit betekent dat er geen directe sanctie voor de gemeente is als deze termijnen worden overschreden. Wel kan de belanghebbende bij een eventuele wachtlijstoverschrijding gebruik maken van het klachtrecht.

    Tweede lid:

    De afhandelingstermijn heeft betrekking op de termijn tussen datum aanvraag en de datum waarop de gemeente het besluit afgeeft. Deze mag – los van eventuele opschortingstermijnen- op grond van de Awb maximaal 8 weken bedragen. Wil er sprake zijn van een aanvraag in de zin van de Awb dan moet de aanvraag aan een aantal specifieke eisen voldoen. Hij moet (a) schriftelijk zijn (b) naam en adres van de verzoeker bevatten, (c) zijn gedateerd en (d) een aanduiding bevatten van het besluit waarom wordt verzocht.

    Derde lid:

    De verzoeker kan zich telefonisch, digitaal en persoonlijk aanmelden voor schulddienstverlening. De aanmeldingen worden verwerkt door het frontoffice. Als er tijdens de aanmelding en de gegevensverzameling geen belemmeringen voor een schulddienstverleningstraject worden geconstateerd, wordt er een intakegesprek ingepland. Tijdens het intakegesprek wordt een diagnose gesteld en een plan van aanpak vastgesteld.

    Vierde lid:

    Het besluit van het college om de verzoeker wel of niet toe te laten tot schulddienstverlening is een besluit dat onder de werkingssfeer van de Awb valt. Tegen dit besluit staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

    Vijfde lid:

    In de schriftelijke overeenkomst tussen de gemeente en de verzoeker over de vorm van dienstverlening worden de wederzijdse rechten en plichten vastgelegd.

    Artikel 5. Vorm van ondersteuning

    Eerste lid:

    Dit lid behoeft geen nadere toelichting.

    Tweede lid:

    Er wordt voor het VTLB gebruik gemaakt van de Recofamethode. Dit is een landelijk geldende methode die ook wordt gebruikt als er sprake is van een wettelijk traject (Wsnp). De gemeente Emmen is lid van de NVVK de branchevereniging en is gehouden aan de gedragscode zoals die is vastgesteld.

    Derde lid:

    In afwijking van lid 2 wordt er gewerkt met de NVVK aflostabel. De aflostabel wordt door veel gemeenten gebruikt en het doel ervan is dat wanneer de VTLB berekening een zeer lage of € 0,00 afdracht aan de boedel als resultaat heeft er toch enige aflossing richting boedel gaat. De NVVK aflostabel wordt ook gehanteerd als belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt of een uitkering ter hoogte van de voor belanghebbende bijstandsnorm.

    Vierde lid:

    In de wet is opgenomen dat de gemeente specifieke aandacht moet hebben voor de positie van gezinnen met minderjarige kinderen. Het aanbod van de gemeente om de schuldenproblematiek op te lossen zal niet anders zijn dan in andere gevallen. Het is wel noodzakelijk oog te hebben voor de effecten die een schuldensituatie kan hebben op de minderjarige kinderen in het gezin. Dit lid geeft aan dat de consulent oog heeft voor mogelijke sociale problemen en dus een melding kan doen bij het Centrum voor jeugd en gezin.

    Artikel 6. Verplichtingen

    Deelname aan de schulddienstverlening is niet vrijblijvend. Aan de belanghebbende wordt een aantal algemene en nadere (individuele) verplichtingen opgelegd. De verplichtingen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de schulddienstverlener en de belanghebbende.

    Eerste lid:

    In het eerste lid gaat het over de inlichtingenplicht. Dit geldt zowel in de fase van de aanvraag als gedurende het traject.

    Tweede lid:

    In het tweede lid gaat het over de medewerkingsplicht, inclusief identificatieplicht. Hier is onder meer de arbeidsplicht opgenomen, vergelijkbaar met de bepalingen uit de Wsnp (onderdeel d).

    Onder het zich “tot het uiterste inspannen” om fulltime werk betaald werk te verkrijgen wordt verstaan:

  • a.

    het gemiddeld viermaal per maand verrichten van een schriftelijke sollicitatie (exclusief open sollicitaties),

  • b.

    inschrijving bij het UWV Werkbedrijf en bij 3 á 4 uitzendbureaus;

  • c.

    het plaatsen van de CV op www.werk.nl;

  • d.

    niet alleen solliciteren naar vacatures op het eigen vakgebied;

  • e.

    het volgen van een opleiding of cursus mag niet in de weg staan aan het verrichten van of het solliciteren naar fulltime werk;

  • f.

    de deelname aan een re-integratietraject laat onverlet dat de belanghebbende zich zelfstandig inspant om betaald werk te vinden.

    Indien de belanghebbende op medische gronden niet in staat is (fulltime) betaald werk te verrichten, kan de consulent namens het college ontheffing verlenen.

    Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Beleidsregels verleent het college aan de schuldenaar schulddienstverlening als het college aan verzoeker schulddienstverlening binnen de kaders zoals die zijn vastgelegd in deze beleidsregels en het beleidsplan. Een verzoek wordt hieraan getoetst en kan worden geweigerd.

    Artikel 6, lid 2 van de Beleidsregels bepaalt dat de schuldenaar verplicht is om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor het welslagen van de schulddienstverlening. Deze medewerking bestaat onder andere uit het verkopen van bezittingen die niet noodzakelijk zijn en de opbrengst inzetten ten behoeve van vermindering van de schuldenlast. Uit jurisprudentie blijkt dat het college schulddienstverlening mag weigeren omdat bijvoorbeeld de hypotheek op de eigen woning aanzienlijk lager is dan de WOZ-waarde, zodat de schuldenaar geacht wordt de totale schuldenlast te kunnen voldoen met de opbrengst uit verkoop van de woning [ECLI:NL:RBROT:2014:4735].

    Artikel 7. Weigeren - beëindigen - hersteltermijn

    Eerste lid:

    Behoeft geen toelichting.

    Tweede lid:

    Indien sprake is van een onregelbare schuldenaar en/of onregelbare schuldensituatie, kan het college eveneens besluiten om schulddienstverlening te weigeren dan wel te beëindigen. Een regelbare schuldenaar houdt zich (met begeleiding) aan afspraken en is gemotiveerd. Ook is hij bereid zich in te zetten om waar mogelijk meer inkomen te verwerven en ten gunste van schuldeisers keuzen te maken in het bestedingspatroon. Een regelbare schuldensituatie wordt gekenmerkt door het ontbreken van schulden die niet voor een schuldsanering in aanmerking komen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de CJIB schulden of schulden waarbij het door juridische procedures nog jaren kan duren voordat duidelijk is hoe hoog de vordering is. Voor de beoordeling hiervan wordt gebruik gemaakt van het zgn. “Tilburgse kwadrant”, zoals opgenomen in ‘de actualisatie van schuldhulpverlening naar schulddienstverlening’.

    Derde lid:

    Behoeft geen toelichting.

    Vierde lid:

    Behoeft geen toelichting.

    Artikel 8. Beëindiginggronden

    In dit artikel wordt beschreven wanneer schulddienstverlening kan worden beëindigd. Het artikel laat in ieder geval de werking van artikel 7 onaangetast. De selectieve en gerichte toepassing van de schulddienstverlening, kan betekenen dat schulddienstverlening wordt beëindigd indien de vorm van dienstverlening niet langer aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende of de belanghebbende inmiddels in staat moet worden geacht om zijn schulden zelf of via zijn netwerk te regelen.

    Artikel 9. Recidivisten en uitvallers

    In dit artikel wordt beschreven wanneer schulddienstverlening kan worden geweigerd voor recidivisten en uitvallers.

    In Artikel 3, lid 2 van de wet is opgenomen dat het college over kan gaan tot weigering van een aanbod schulddienstverlening als de verzoeker eerder in traject is geweest en opnieuw ondersteuning nodig heeft. De term ”in traject geweest” is als volgt te definiëren: iemand is in traject geweest wanneer hij/zij een overeenkomst is aangegaan met de gemeente op het terrein van schulddienstverlening. Er wordt verschil gemaakt tussen uitvallers en recidivisten. Uitvallers worden bij beëindiging van het mislukte traject binnen de schulddienstverlening voor een periode van 5 jaar uitgesloten van de schulddienstverlening. Bij recidivisten wordt gekeken naar verwijtbaarheid als zij zich binnen 5 jaar nadat het door het college ingezette traject succesvol is afgerond opnieuw melden.

    Voor het vaststellen van een termijn waarvoor de belanghebbende is uitgesloten van schulddienstverlening, is gekeken naar de termijn die in de Wsnp wordt gebruikt. Natuurlijke personen mogen maar eens in de tien jaar een beroep doen op de Wsnp. Het college vindt een uitsluittermijn van tien jaar voor schulddienstverlening te lang. Een termijn van vijf jaar wordt in dit verband redelijk geacht.

    Artikel 10. Fraudevorderingen

    Eerste lid:

    Hierin is geregeld dat schulddienstverlening wordt geweigerd indien er sprake is van openstaande fraudevorderingen bij een bestuursorgaan (gemeente, UWV, SVB, Belastingdienst et cetera) die zijn geconstateerd binnen 5 jaar voorafgaand aan het verzoek om schulddienstverlening. De uitsluiting gaat in op de datum waarop de brief van de invorderende instantie is gedateerd. Betrokkene kan zich opnieuw melden als de termijn van 5 jaar is verstreken en/of de fraudevordering is voldaan.

    Het gaat hier om situaties waarin een boete is opgelegd van 100% van het benadelingsbedrag of wanneer deze boete is opgelegd voor de duur van 24 maanden.

    In deze gevallen is er op grond van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) aantoonbaar sprake van opzet.

    De termijn van 24 maanden betrekt zich in beginsel op bijstandsgerechtigden. De CRvB (Centrale Raad van Beroep) geeft een concrete invulling van de manier waarop de draagkracht van belanghebbende moet worden betrokken bij de hoogte van het boetebedrag [ECLI:NL:CRVB:2016:12] . De CRvB beoordeelt of de boete evenredig is gelet op de draagkracht van de overtreder. Bijstandsgerechtigden hebben slechts een beperkte draagkracht. De CRvB vindt dat na de bepaling van het uitgangsbedrag de uiteindelijke hoogte van een boete zodanig moet worden vastgesteld, dat deze binnen een redelijke termijn kan worden voldaan. Anders zou een betrokkene zeer langdurig moeten leven op het absolute minimum. De CRvB gaat uit van een maximale termijn van twee jaar als uitgangspunt in gevallen waar er sprake is van opzet. Door de CRcB wordt ervan uitgegaan dat het volledige bedrag van het inkomen boven de beslagvrije voet volledig beschikbaar is of wordt gebruikt voor het betalen van de boete. De beslagvrije voet is gesteld op 90% van het minimuminkomen; met eventuele andere verplichtingen wordt geen rekening gehouden (of iemand nog andere schulden heeft, is dus niet van belang)

    Tweede lid:

    Behoeft geen toelichting.

    Artikel 11. Maximale afloscapaciteit en VTLB

    De minnelijke schuldregeling wordt uitgevoerd binnen het kader van de Wgs (Wet gemeentelijke schuldsanering). Op pagina 11 MvT Wgs besteedt de regering apart aandacht aan de vaststelling van de afloscapaciteit van een cliënt met een schuldregeling. De regering acht het zeer gewenst dat de Recofa-methode ook geldt bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Een gebruikelijke methode om de afloscapaciteit vast te stellen is de Recofamethode. Dit is de methode die is ontwikkeld en wordt onderhouden door de werkgroep rekenmethode vrij te laten bedrag van Recofa. Recofa is de werkgroep rechter-commissarissen in faillissementen (de Recofamethode geldt ingeval van toepassing van de Wsnp). Voor de vaststelling van de hoogte van het VTLB bij minnelijke schuldregelingen in Emmen, is het VTLB-rapport (Recofamethode) van Recofa leidend, overeenkomstig MvT Wgs en de voorwaarden voor het lidmaatschap Nederlandse vereniging voor volkskrediet (NVVK; Toetsingskader, pagina 6) . De rekenmethode VTLB van Recofa wordt elk half jaar geactualiseerd. Resumerend: De minnelijke schuldregeling wordt uitgevoerd binnen het kader van de Wgs. In de MvT Wgs is weergegeven dat de regering het zeer gewenst vindt bij de vaststelling van het VTLB de Recofamethode te handteren. Als lid van de NVVK verklaren wij dat de berekening van het VTLB plaatsvindt volgens de Recofamethode.

    Artikel 12. Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

    Op basis van dit artikel kan in een individueel geval de hardheidsclausule worden toegepast die het mogelijk maakt voor de belanghebbende ten gunste af te wijken van hetgeen in de beleidsregels is vastgelegd. Hierbij moet worden getoetst aan de algemene normen van redelijkheid en billijkheid. Het moet hierbij nadrukkelijk gaan om uitzonderingssituaties. Toepassing van de hardheidsclausule dient altijd zorgvuldig afgewogen en goed gemotiveerd te worden.