Regeling vervallen per 03-10-2017

re-integratieverordening WWB, Ioaw en Ioaz 2012

Geldend van 25-10-2012 t/m 02-10-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

re-integratieverordening WWB, Ioaw en Ioaz 2012

De raad van de gemeente Enkhuizen;

Gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders dd ***

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, de algemene wet bestuursrecht titel 4.2 en 4.3, artikel 7, 8 en 10 lid 2 van de Wet werk en bijstand, artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, alsmede artikel 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

Gelet op de Verordening (EG) Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 800/2008 Verordening (EG) nr. 69/2001 de minimis-steun, alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (extra Verzamelcirculaire SZW, december 2011);

Overwegende dat per 1 januari 2004 de Wet werk en bijstand in werking is getreden welke de gemeenteraad opdraagt een verordening vast te stellen die regels geeft voor het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling;

Overwegende dat per 1 januari 2012 de Wet werk en bijstand is gewijzigd en de Wet investeren in jongeren is ingetrokken;

Dat het thans noodzakelijk is de in dit kader vastgestelde re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Enkhuizen te actualiseren

b e s l u i t :

vast te stellen deRe-integratieverordening WWB, Ioaw en Ioazgemeente Enkhuizen 2012.

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a)

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enkhuizen;

    • b)

      de raad: de raad van de gemeente Enkhuizen;

    • c)

      ondersteuning: het geheel van activiteiten, al dan niet onderdeel uitmakend van een volledig traject of plan van aanpak en opgenomen in een door de gemeente opgesteld trajectplan of plan van aanpak, dat bijdraagt aan de bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt. Met activiteiten wordt in dit verband hetzelfde als voorzieningen bedoeld;

    • d)

      tegenprestatie: onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, welke worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

    • e)

      uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de WWB, Ioaw of de Ioaz;

    • f)

      Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet, die ingeschreven zijn bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

    • g)

      nugger: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

    • h)

      startkwalificatie: een afgeronde opleiding op MBO 2-niveau dan wel HAVO- of VWO-niveau;

    • i)

      de wet: de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers alsmede de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Artikel 2. Opdracht college

  • 1. Het college kan, met inachtneming van de Wet Participatiebudget, voorzieningen aanbieden aan personen die niet tot een van de groepen, zoals bedoeld in artikel 1 van deze verordening, behoren.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de persoon, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in arbeid.

  • 3. Het college biedt aan de persoon, die op grond van artikel 10a WWB additionele werkzaamheden verricht en die niet beschikt over een startkwalificatie na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden, een voorziening. Deze voorziening is gericht op arbeidsinschakeling en is in de vorm van scholing of opleiding, die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de belanghebbende te boven gaat. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden, indien scholing of opleiding naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van de belanghebbende.

  • 4. Het college kan prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden dan wel de maatschappelijke, economische of conjuncturele ontwikkelingen.

  • 5. Geen ondersteuning wordt verleend indien de persoon jonger is dan 27 jaar en uit ’s rijkskas bekostigd onderwijs volgt, dan wel nog kan volgen;

  • 6. Beperkte ondersteuning wordt verleend gedurende de vier weken na melding waarbij de persoon jonger dan 27 jaar zelf alles in het werk moet stellen om algemeen geaccepteerde arbeid te vinden.

Artikel 3. Beleidsregels

Het college kan ter nadere uitvoering van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling beleidsregels vaststellen.

Artikel 4. Re-integratie niet-uitkeringsgerechtigden

Niet-uitkeringsgerechtigden hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Het college stelt voor de re-integratie van niet-uitkeringsgerechtigden nadere voorwaarden vast in beleidsregels.

Artikel 5. Budget en subsidieplafond

De raad kan bij beleidsregels één of meerdere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door de raad ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 6. Traject of plan van aanpak

  • 1. Het traject of plan van aanpak is afgestemd op de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning.

  • 2. Het traject of plan van aanpak heeft tot doel het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, dan wel tot een tegenprestatie in de uitkering.

  • 3. De vorm van de ondersteuning dient bij te dragen aan deelname aan dan wel terugkeer naar de arbeidsmarkt en gericht te zijn op uitstroom en kan bestaan uit alle beschikbare activiteiten die hierop zijn gericht.

  • 4. Het college kan bij beleidsregels nadere voorwaarden vaststellen voor de tegenprestatie naar vermogen.

Artikel 7. Scholingsaanbod

Ten aanzien van het aanbieden van scholing en/of opleiding als vorm van ondersteuning bedoeld in artikel 8 lid 1, sub e van de WWB gelden de volgende regels:

  • a)

    de scholing / opleiding moet noodzakelijk zijn voor het slagen van het traject of plan van aanpak;

  • b)

    de scholing / opleiding kan alleen ingezet worden als dit de kortste weg is naar algemeen geaccepteerde arbeid;

  • c)

    de scholing / opleiding wordt bij voorkeur ingezet voor het alsnog behalen van een startkwalificatie.

Artikel 8. Voorzieningen voor uitkeringsgerechtigden jonger dan 27 jaar

In afwijking van de artikelen 3, lid 4 van deze verordening, kunnen de volgende voorzieningen als bedoeld in artikel 9, lid 1 sub b WWB, niet worden ingezet voor de arbeidsinschakeling van jongeren:

  • a)

    onbeloonde additionele arbeid als bedoeld in artikel 10a WWB;

  • b)

    de voorzieningen bedoeld in artikel 31, vijfde lid WWB.

Artikel 9. Inkomstenvrijlating

  • 1. Het college kan gebruik maken van de in artikel 31, lid 2, sub n van de WWB geboden mogelijkheid om inkomsten gedeeltelijk vrij te laten.

  • 2. Het college kan ter nadere uitvoering van de inkomstenvrijlating beleidsregels vaststellen.

Artikel 10. Voorzieningen voor alleenstaande ouders

  • 1. Het college kan gebruik maken van de in artikel 30, lid 2, sub r van de WWB geboden mogelijkheid om inkomsten van alleenstaande ouders vrij te laten.

  • 2. Het college kan ter nadere uitvoering van de verlengde inkomstenvrijlating beleidsregels vaststellen.

Artikel 11. Loonkostensubsidie

  • 1. Als onderdeel van een traject of plan van aanpak als bedoeld in artikel 7 van deze verordening kan aan de werkgever een loonkostensubsidie worden verstrekt, indien de belanghebbende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden.

  • 2. De loonkostensubsidie kan alleen worden verstrekt, indien de concurrentie verhoudingen niet worden aangetast, er geen verdringing van arbeid plaatsvindt en er geen onderscheid wordt gemaakt naar sector of onderneming.

  • 3. Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden voor het recht op loonkostensubsidie alsmede de hoogte hiervan vast.

Artikel 12. Premies

  • 1. Voor zover dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling kan aan de uitkeringsgerechtigde een premie worden verstrekt van maximaal het bedrag als bedoeld in artikel 31, lid 2, sub j, WWB.

  • 2. Het college stelt in beleidsregels de voorwaarden voor het recht op een dergelijke premie vast alsmede de hoogte hiervan.

  • 3. Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die onbeloonde additionele werkzaamheden verricht conform artikel 10a van de WWB, een premie van telkens € 300 per 6 maanden.

  • 4. Het college kan ter uitvoering van lid 3 nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 13. Terugvordering

Indien blijkt dat de uitkeringsgerechtigde, de niet uitkeringsgerechtigde of de Anw-er de ondersteuning, het traject of plan van aanpak verwijtbaar voortijdig doet beëindigen, kunnen de kosten van de voorziening, de subsidie danwel de premie geheel of gedeeltelijk van hem worden teruggevorderd.

Artikel 14. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan ten gunste van de persoon afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

  • 2. In gevallen, die de uitvoering van deze verordening betreffen, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: re-integratieverordening WWB, Ioaw en Ioaz 2012.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug vanaf 1 januari 2012.

  • 3.

    De huidige re-integratieverordening Wet werk en bijstand, vastgesteld op 1 juni 2004, vervalt op 1 januari 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering
Van de Raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,

Nota-toelichting

Algemene toelichting Re-integratieverordening WWB, Ioaw en Ioaz 2012

Meer mensen aan het werk is een belangrijke opdracht, die de huidige regering zichzelf heeft opgelegd. Werk biedt mensen perspectief, zelfrespect, sociale contacten en sociale betrokkenheid. Mensen mogen niet worden afgeschreven en langdurig aan de kant komen te zitten. Iedereen telt mee. De bijstand is er alleen voor mensen die het echt nodig hebben.

Gemeenten hebben de plicht een re-integratieverordening vast te stellen. In deze verordening wordt vastgelegd hoe mensen worden ondersteund bij de arbeidsinschakeling, dan wel de te leveren tegenprestatie. In beginsel gelden voor iedereen de arbeidsverplichtingen. De algemene verplichting staat in de wet genoemd. In de re-integratieverordening wordt aandacht geschonken aan de ondersteuning, die kan worden ingezet. De vertaling daarvan vindt plaats in de individuele beschikking, die de klant ontvangt naar aanleiding van het traject of plan van aanpak. Met deze verordening wordt inhoudelijk invulling gegeven aan de uitgangspunten “werk boven uitkering” en de te leveren tegenprestatie. De verordening regelt de aanspraak op ondersteuning en is gericht op de inschakeling in arbeid en de tegenprestatie.

Geen enkele doelgroep wordt bij voorbaat uitgesloten van de re-integratievoorzieningen. Het college bepaalt welke vorm van ondersteuning het meest recht doet aan de mogelijkheden van de uitkeringsgerechtigde ten einde inschakeling in de arbeid binnen een redelijke termijn mogelijk te maken, dan wel de ondersteuning die nodig is voor de te leveren tegenprestatie. De verschillende vormen van ondersteuning maken deel uit van het re-integratietraject of plan van aanpak dat met de uitkeringsgerechtigde wordt afgesloten.

Met in achtneming van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Europese richtlijnen voor staatssteun is er een werkgeversubsidie, te weten de loonkostensubsidie.

Wijzigingen per 1 januari 2012 De wetswijzigingen maken aanpassing van de re-integratieverordening noodzakelijk. Het belangrijkste uitgangspunt van de regering is, dat er meer mensen aan het werk moeten en dat mensen niet afhankelijk gemaakt mogen worden van een uitkering. Werk is de basis voor zelfstandigheid, het benutten en ontwikkelen van talenten en vaardigheden en de beste manier om uit de armoede te komen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Een aantal definities zijn niet opgenomen in deze verordening, omdat ze in de wet staan. Lid 2, sub c ondersteuning: Het plan van aanpak staat genoemd onder ondersteuning en moet worden opgesteld voor de meerderjarige rechthebbende personen jonger dan 27 jaar.

Lid 2, sub d tegenprestatie: de term ‘tegenprestatie’ is nieuw in de wet en wordt hier toegelicht.

Artikel 2. Opdracht college

In lid 1 staat dat voorzieningen op een doelmatige wijze worden ingezet. De voorziening is toegesneden op de persoon en is het meest doelmatig voor zijn arbeidsinschakeling. Dit betekent dat niet iedere door de persoon gewenste voorziening wordt aangeboden.

De wetswijziging maakt duidelijk dat naast het feit dat er meer mensen aan het werk moeten, het ook kan gaan om het leveren van een tegenprestatie voor de uitkering. Nu de middelen in het participatiebudget verder afnemen, is het van groot belang evenwicht te creëren in de uitgaven voor de ondersteuning van personen.

Door toevoeging van lid 4 ontstaat er voor het college de ruimte om het aanbod aan voorzieningen af te stemmen op de mogelijkheden in de tijd.

Met lid 5 wordt aangegeven dat bepaalde groepen mensen niet in aanmerking komen voor enige vorm van ondersteuning door het college.

In lid 6 wordt gesproken over een beperkte ondersteuning van personen tot 27 jaar tijdens de zoektijd van 4 weken. Het Rijk heeft de intentie dat tijdens de zoektijd jongeren zelf actief aan de slag moeten om werk te vinden of een opleiding. De ervaring van de afgelopen jaren bij het jongerenloket heeft geleerd dat veel jongeren niet weten hoe ze dit aan moeten pakken. Het risico bestaat dat jongeren in de 4 weken zoektijd niets of te weinig doen om aan werk of een opleiding te komen. Dit is ten eerste verloren tijd en daarnaast loopt de jongere het risico dat hij een maatregel krijgt. Door beperkte ondersteuning te bieden (in de vorm van bijvoorbeeld een workshop) kunnen jongeren toch een steuntje in de rug krijgen op zoek naar werk of een opleiding, zonder dat alle andere re-integratiemogelijkheden voor hen open staan. Hiermee wordt afgeweken van de intentie van de wetgever, maar is de verwachting dat jongeren beter op weg geholpen worden en daarmee mogelijk niet of minder lang aanspraak maken op de bijstand.

Artikel 3. Beleidsplan

De WWB verplicht de raad het re-integratiebeleid in een verordening vast te legen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van een beleidsplan en beleidsregels.

Artikel 4. Re-integratie niet uitkeringsgerechtigden

Gelet op het feit dat er minder budget voor re-integratie beschikbaar is dan in voorgaande jaren, maar er mogelijk wel meer nuggers een beroep op ondersteuning voor re-integratie doen, worden er eisen gesteld aan nuggers. Deze eisen worden in beleidsregels nader omschreven.

Artikel 5. Budget- en subsidieplafond

De gemeente kan om de financiële risico’s te beheersen een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken moet in de verordening worden opgenomen, dat het mogelijk is subsidie- en budgetplafonds in te stellen.

De memorie van toelichting van de Wet werk en bijstand stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente moet dan nagaan welke andere goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in, dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd, zodat de mogelijkheid ontstaat naar een ander instrument uit te wijken. De raad heeft de bevoegdheid om plafonds vast te stellen. De vastgestelde plafonds moeten uiteraard binnen de financiële kaders blijven. Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond moet wel bekend worden gemaakt vóór de aanvang van het tijdvak waarvoor deze geldt (artikel 4:27, lid 1, Awb).

Artikel 6. Traject of plan van aanpak

Dit artikel geeft het kader aan waarlangs het traject of plan van aanpak vorm wordt gegeven. Uitgangspunt is hierbij dat de ondersteuning gericht moet zijn op aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel het leveren van een tegenprestatie.

De participatieplaats is gedefinieerd in de WWB. In het plan van aanpak wordt de vorm van de ondersteuning (indien dat van toepassing is) uitgewerkt en worden de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling vastgelegd. Ook wordt vastgelegd wat de consequenties zijn, indien de verplichtingen niet worden nagekomen. Het plan van aanpak moet onderdeel zijn van de reguliere beschikking tot toekenning van algemene bijstand. Een trajectplan omvat ook de vorm van de ondersteuning en ook hierbij worden de verplichtingen en consequenties van het niet nakomen van de verplichtingen vastgelegd. Het trajectplan hoeft geen deel uit te maken van de beschikking tot toekenning van algemene bijstand.

Artikel 7. Scholingsaanbod

In dit artikel is geregeld aan welke voorwaarden de inzet van dit instrument moet voldoen.

De scholing of opleiding moet altijd onderdeel uitmaken van een traject.

Wanneer een persoon niet beschikt over een startkwalificatie, staat dit veelal de arbeidsinschakeling in de weg. In artikel 10a, lid 5, van de Wet werk en bijstand is bepaald dat scholing of opleiding onderdeel uit moet maken van een participatieplaats en dat gemeenten de plicht hebben scholing of opleiding aan te bieden aan betrokkenen zonder startkwalificatie op een participatieplaats. Dit geldt vanaf zes maanden na aanvang van de werkzaamheden op een participatieplaats. Deze scholing moet gericht zijn op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Er hoeft geen scholing of opleiding aangeboden te worden, indien deze naar het oordeel van het college niet bijdraagt aan de kansen op de arbeidsmarkt. Onder scholing of opleiding vallen al die vormen van onderricht die naar het oordeel van de gemeente de kansen op de arbeidsmarkt vergroten.

Artikel 8. Voorzieningen voor uitkeringsgerechtigden jonger dan 27 jaar

In dit artikel staat welke voorzieningen niet gelden voor personen jonger dan 27 jaar. Het gaat dan om de inkomstenvrijlating, premies, vrijlating van onkostenvergoedingen voor vrijwilligerswerk en plaatsing in participatieplaatsen. Dit is conform de bedoelingen van de wetgever en conform artikel 31, lid 5 van de WWB. In dit artikel wordt aangegeven welke middelen niet vrijgelaten worden bij de verlening van algemene bijstand aan jongeren. Omdat de premies en participatieplaatsen in de verordening zijn opgenomen, is het aan te bevelen dit artikel in de verordening op te nemen.

Artikel 9. Inkomstenvrijlating

Op grond van de WWB (artikel 31, lid 2, sub n) is het mogelijk om gedurende maximaal 6 maanden aaneengesloten de inkomsten van uitkeringsgerechtigden, die werken in deeltijd, voor een deel vrij te laten. De vrijlating moet, naar het oordeel van het college, bijdragen aan arbeidsinschakeling. Het meewerken aan arbeidsinschakeling is een wettelijke verplichting. Omdat het college steeds over minder re-integratiemogelijkheden kan beschikken om iemand te ondersteunen bij uitstroom naar regulier werk, wordt hier de mogelijkheid geboden om een inkomstenvrijlating toe te kennen.

Artikel 10. Voorzieningen voor alleenstaande ouders

In de WWB wordt een nieuwe voorziening geschapen voor alleenstaande ouders, te weten de verlengde vrijlating. Tegenover afschaffing van de vrijlating van de (aan zorg gerelateerde) inkomensafhankelijke combinatiekorting staat een nieuwe vrijlating van 12,5% van de arbeidsinkomsten tot maximaal € 120 per maand voor een maximale periode van 30 maanden (artikel 30, lid 2, sub r WWB). Een en ander onder voorwaarde dat de zesmaanden periode van de reguliere inkomstenvrijlating is verstreken, dat de ouder de volledige zorg heeft van een ten laste komend kind tot 12 jaar en dat de arbeid bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Hoewel het aan het college is om te bepalen of en zo ja, in hoeverre van deze verlengde vrijlating gebruik wordt gemaakt, is het denkbaar dat in de verordening daarvoor kaders worden gesteld. Maar deze kaders kunnen ook nader uitgewerkt worden in beleidsregels. Daarbij kunnen bijvoorbeeld voorwaarden worden verbonden aan het gebruik van de bevoegdheid van het college om ter zake beleid te voeren of kan worden bepaald dat dit slechts voor bepaalde groepen alleenstaande ouders zal worden ingezet.

Artikel 10 en 11. Subsidies en premies

Het college stelt beleidsregels vast voor de loonkostensubsidie en de uitstroompremie. In deze beleidsregels legt het college vast onder welke voorwaarden de subsidie en/of premie worden toegekend.

Artikel 13. Terugvordering

Bij een niet uitkeringsgerechtigde kan geen terugvordering plaatsvinden op basis van de Wet werk en bijstand. Terugvordering zal moeten gebeuren op basis van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Dit artikel heeft betrekking op de hardheidsclausule en maakt het mogelijk in het voordeel van de cliënt af te wijken van hetgeen in de verordening is vastgelegd.

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening onverhoopt niet voorziet.

Artikel 15. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.