Regeling vervallen per 02-10-2017

Algemene Subsidieverordening Enkhuizen 2014

Geldend van 04-02-2014 t/m 01-10-2017

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Enkhuizen 2014

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ENKHUIZEN 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: De activiteit zonder winstoogmerk, die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd;

  • b.

    Activiteitenplan: Een overzicht van de voorgenomen activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • c.

    Afschrijvingstermijn: Afschrijvingen geven weer in hoeverre bedrijfsmiddelen zoals machines, gebouwen en auto's in een bepaalde periode in waarde dalen door bijvoorbeeld slijtage en veroudering. Deze daling wordt uitgedrukt in een bedrag dat van de opbrengsten afgetrokken mag worden, ofwel afgeschreven. Daarmee hebben afschrijvingen direct invloed op de winst of het verlies van uw organisatie.

  • d.

    Bestemmingsreserve: Bestanddeel uit het eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke activiteiten te kunnen bekostigen;

  • e.

    Egalisatiereserve: Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de exploitatie, zowel met betrekking tot de baten als de lasten, op te vangen;

  • f.

    Prestatie: In meetbare eenheden omschreven inhoudelijke resultaten van gesubsidieerde activiteiten;

  • g.

    Professioneleinstelling: Een instelling wier taken voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer beroepskrachten;

  • h.

    Niet-professioneleinstelling: Een instelling wier taken voornamelijk uitgevoerd worden door één of meer vrijwilligers;

  • i.

    Rechtspersoon: Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële of materiële aard van de bevolking van de gemeente Enkhuizen, of een of meer delen daarvan, ten doel stelt;

  • j.

    Subsidie: De aanspraak op financiële middelen zoals geformuleerd in artikel 4:21 Awb;

  • k.

    Subsidieprogramma: Het overzicht van instellingen die een aanvraag voor een subsidie van structurele aard hebben ingediend en de maximaal aan hen te verstrekken subsidiebedragen;

  • l.

    Subsidieperiode: Het in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. Dit tijdvak is met betrekking tot subsidies van structurele aard, zoals genoemd in artikel 4:51 Awb, gelijk aan een kalenderjaar;

  • m.

    Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 Awb tussen de instelling en het college kan worden gesloten ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening. Indien er sprake is van een uitvoeringsovereenkomst maakt deze deel uit van de beschikking tot subsidieverlening;

  • n.

    Voorziening: Vermogensbestanddelen, zijnde vreemd vermogen, die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en berekenbaar zijn;

  • o.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Reikwijdte van deze verordening en bevoegdheid

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college die betrekking hebben op de in lid 4 van dit artikel genoemde beleidsterreinen.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden beschikbaar heeft gesteld. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 Awb is daarbij van toepassing.

  • 3. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 4. Tot de in lid 1 genoemde beleidsterreinen behoren:

    • a.

      De prestatievelden zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);

    • b.

      Peuterspeelzaalwerk en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE);

    • c.

      Jeugd- en jongerenwerk;

    • d.

      Ouderenwerk;

    • e.

      Sociaal Cultureel Werk (waaronder opbouwwerk);

    • f.

      Zorg;

    • g.

      (Randvoorzieningen) onderwijs;

    • h.

      Educatieve en bewustwordingsactiviteiten;

    • i.

      Sport;

    • j.

      Cultuur inclusief kunsteducatie, bibliotheekwerk, kunst, monumenten, oudheidkunde;

    • k.

      Feesten en herdenkingen;

    • l.

      Economische Zaken;

    • m.

      Promotie & Toerisme;

    • n.

      Alsmede andere door de raad dan wel het college nader te benoemen beleidsterreinen dan wel deelterreinen.

  • 5. Het bij of krachtens deze verordening bepaalde is niet van toepassing indien en voor zover:

    • a.

      Bij of krachtens een bijzondere subsidieregeling daarvan wordt afgeweken;

    • b.

      Het rijk of de provincie een regeling heeft vastgesteld, waarbij de rijks- of provinciale subsidie op andere dan in deze verordening gestelde voorwaarden afhankelijk wordt gesteld van de verlening van een gemeentelijke subsidie.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid

Subsidie kan slechts worden verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid, die geen winst beogen met de activiteiten die zij uitvoeren in het kader van de maatschappelijke betrokkenheid.

Artikel 4 Beleidsregels/subsidieregelingen

  • 1. Ter uitvoering van deze verordening kan het college beleidsregels en/of subsidieregelingen vaststellen.

  • 2. Beleidsregels en subsidieregelingen zijn van toepassing op de in artikel 2 lid 4 van deze verordening genoemde beleidsterreinen.

Artikel 5 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

  • 1. Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate van een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente en haar inwoners zijn, en die door het college als subsidiabel worden aangemerkt.

  • 2. Niet subsidiabel zijn in ieder geval activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn en die een partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming of een verspreiding ter zake tot doel hebben.

  • 3. Niet subsidiabel zijn activiteiten gericht op en/of alle andere vormen van sponsoring.

  • 4. Ten aanzien van subsidies van zowel structurele als incidentele aard worden jaarlijks door de raad, na de vaststelling van de begroting, per functie/product subsidieplafonds vastgesteld. Aanvragen om een incidentele subsidie geschieden met inachtneming van het bepaalde in artikel 23.

Artikel 6 Algemene verplichtingen

  • 1. De instelling dient geen winst te beogen door middel van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2. De instelling dient een begroting aan te leveren, die op dezelfde wijze ingericht is als de jaarrekening.

  • 3. Het college kan bij beleidsregel en bij beschikking nadere regels stellen inzake:

    • a.

      Het werken met vrijwilligers;

    • b.

      De toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      Het betrekken van deelnemers en gebruikers, alsmede vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de instelling;

    • d.

      Het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente gesubsidieerde accommodaties ten behoeve van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      De Europese, rijks- of provinciale gelden die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten

      worden ook daadwerkelijk worden verkregen;

    • b.

      De instelling kan aantonen dat er behoefte is aan de door de instelling georganiseerde dan wel voorgenomen activiteiten, passend binnen het gemeentelijk beleid.

  • 2. Subsidieverlening kan, naast op de in artikel 4:35 Awb genoemde gronden, geweigerd worden als er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      De activiteiten van de instelling niet gericht zullen zijn op de uitvoering van gemeentelijk beleid;

    • b.

      De activiteiten van de instelling niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de ingezetenen van de gemeente;

    • c.

      De instelling naar het oordeel van het college ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • d.

      De activiteiten al langere tijd door een andere, al dan niet gesubsidieerde, instelling worden verzorgd op een kwalitatief en qua toegankelijkheid tenminste gelijkwaardige wijze;

  • 3. De structurele subsidieverstrekking aan een instelling kan op grond van algemene financiële of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit.

  • 4. Het college stelt de instelling schriftelijk in kennis van het voornemen zoals genoemd in artikel 7 lid 3, tenminste zes maanden en met in achtneming van artikel 4:51 lid 1 Awb voorafgaand aan het jaar waarop de beschikking betrekking heeft.

  • 5. De subsidieverstrekking aan een instelling wordt beëindigd wanneer:

    • a.

      De instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

    • b.

      Bij de instelling conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • c.

      Aan de instelling surseance van betaling is verleend;

    • d.

      Het faillissement over de instelling is uitgesproken.

Artikel 8 Subsidieplafonds

  • 1. De raad kan, na het door haar vaststellen van de begroting, voor een of meer beleidsterreinen of deelterreinen subsidieplafonds vaststellen conform afdeling 4.2.2. Awb.

  • 2. De raad kan de in lid 1 genoemde subsidieplafonds wijzigen indien voor de desbetreffende begrotingspost of het voor het desbetreffende beleidsterrein of deelterrein beschikbare budget tussentijds wordt verhoogd of verlaagd.

  • 3. Het college maakt jaarlijks, in het kader van de voorbereiding van de begroting, voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvragen betrekking hebben, het te hanteren subsidie indexpercentage bekend aan de professionele instellingen met vermelding van de maximaal te verstrekken bedragen met betrekking tot de structurele subsidies. Een en ander onder begrotingsvoorbehoud en onder voorbehoud betreffende de vaststelling van de subsidieplafonds door de raad.

  • 4. Deze, onder begrotingsvoorbehoud, maximaal te verstrekken subsidies gaan uit van:

    • a.

      Het door de raad vastgestelde beleid voor het komende jaar of de komende jaren;

    • b.

      De in de gemeentelijke meerjarenbegroting opgenomen financiële middelen per beleidsterrein;

    • c.

      De activiteitenplannen van de instellingen die betrekking hebben op de lopende subsidieperiode.

  • 5. De instellingen dienen de inhoud van het activiteitenplan, de begroting en het daaruit voortvloeiende subsidiebedrag af te stemmen op het gestelde in lid 3.

Artikel 9 Subsidieprogramma

  • 1. Het college stelt, na vaststelling van de begroting door de raad en het door haar vaststellen van de subsidieplafonds, het Subsidieprogramma voor het desbetreffende begrotingsjaar vast.

  • 2. Het Subsidieprogramma wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de door de instellingen ingediende activiteitenprogramma’s en begrotingen, de door de raad vastgestelde subsidieplafonds, de door het college vastgestelde subsidiebudgetten op instellingsniveau en het gestelde in de beleidsregels/subsidieregelingen subsidieverstrekking.

Artikel 10 Subsidiesoorten

  • 1. Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

    • a.

      Structurele subsidies:

      • i.

        Waarderingssubsidie:

        • 1.

          Een subsidie die is gericht op het door een niet professionele instelling realiseren van binnen het gemeentelijke beleid passende activiteiten. De hoogte van de subsidie hoeft geen relatie te hebben met de aard en omvang van de activiteiten;

        • 2.

          Waarderingssubsidies worden bij verlening vastgesteld en bedragen maximaal € 5.000,-.

      • ii.

        Structurele activiteitensubsidie:

        1.Een subsidie die gericht is op het realiseren van binnen het gemeentelijke beleid passende activiteiten die jaarlijks terugkeren.

      • iii.

        Budgetsubsidie:

        • 1.

          Een subsidie die gericht is op het realiseren van binnen het gemeentelijke beleid passende activiteiten, waarbij tevens inzicht wordt gegeven in de daarmee samenhangende resultaten en effecten en de wijze waarin wordt voldaan aan de voorwaarden betreffende de doelmatigheid en doeltreffendheid. Een en ander kan worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst;

        • 2.

          Binnen een uitvoeringsovereenkomst worden opgenomen:

          • a.

            De te realiseren activiteiten, diensten of producten;

          • b.

            De te realiseren prestaties;

          • c.

            Beoogde resultaten en effecten;

          • d.

            Overige door betrokkenen overeengekomen aspecten.

    • b.

      Incidentele subsidies:

      i.Incidentele activiteitensubsidie:

      1.Een subsidie om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren. Tot incidentele activiteiten behoren projecten.

  • 2. De voorwaarden waaronder en de vorm waarin met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidie wordt verstrekt zijn opgenomen in de door het college vast te stellen Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Enkhuizen, het Subsidieprogramma dan wel de beschikking tot subsidieverlening.

  • 3. Het college bepaalt welke subsidiesoort op welke aanvraag tot subsidieverlening van toepassing is en kan per subsidiesoort door de aanvrager van subsidie te hanteren subsidieaanvraagformulieren vaststellen. De instelling is verplicht gebruik te maken van dit formulier.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

  • 1. Met betrekking tot de structurele activiteitensubsidies, de budgetsubsidies en de incidentele activiteitensubsidies worden de volgende subsidiabele kosten onderscheiden in de aan te leveren begroting van de instelling:

    • a.

      Personeelskosten;

    • b.

      Huisvestingskosten;

    • c.

      Organisatie-/materiële kosten;

    • d.

      Activiteitenkosten;

    • e.

      Afschrijvingskosten;

    • f.

      Gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • g.

      Accountantskosten.

  • 2. Op de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid worden de volgende daaraan verbonden baten in mindering gebracht:

    • a.

      Eigen bijdragen van leden/deelnemers;

    • b.

      Ontvangsten van renten van beleggingen;

    • c.

      Ontvangsten van derden voor verrichte diensten;

    • d.

      Uitkeringen van verzekeringen;

    • e.

      Andere inkomsten, waaronder sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en instellingen, die aan gesubsidieerde activiteiten zijn gekoppeld.

Artikel 12 Van toepassing verklaring afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht

  • 1. Afdeling 4.2.8 en artikel 4:24 Awb zijn van toepassing op budget- en activiteitensubsidies en op de verstrekking van subsidiebedragen die hoger zijn van € 100.000,-. Het college kan bepalen dat afdeling 4.2.8. Awb ook op andere aanvragen van toepassing is.

  • 2. De subsidieontvangers van een structurele subsidie, anders dan een waarderingssubsidie, behoeven de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 Awb.

  • 3. Artikel 4:76 is van toepassing op het financiële verslag van de ontvangers van een budgetsubsidie.

  • 4. Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 Awb, wordt tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen onderzocht, alsmede in hoeverre de beoogde doelmatigheid, doeltreffendheid en de effecten betreffende de subsidies in de praktijk zijn gerealiseerd.

  • 5. Het college stelt een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:78, tweede lid Awb, vast.

Artikel 13 Administratie en verzekering

  • 1. Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 Awb legt het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:

    • a.

      De instelling verleent aan het college, of de door hem aangewezen personen, desgevraagd inzage in de administratie. Daarnaast verstrekt de instelling inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden.

    • b.

      De instelling volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

  • 2. De administratie van de instelling wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de instelling.

  • 3. De instelling is verplicht de navolgende verzekeringen af te sluiten:

    • a.

      Een aanvullende verzekering tegen het risico van aansprakelijkheid ten aanzien van derden.

    • b.

      Andere door het college aan te wijzen verzekeringen.

Artikel 14 Overige verplichtingen

Als bedoeld in artikel 4:38 Awb legt het college subsidieontvangers in ieder geval de volgende verplichtingen op:

  • 1.

    Een ruimtelijke voorziening dient naar aard, omvang, inrichting, situering, tariefstelling en openstellingsuren regelmatig en doelmatig gebruikt te kunnen worden voor het laten plaatsvinden van subsidiabele activiteiten.

  • 2.

    De instelling dient er zorg voor te dragen, dat waar de activiteiten plaatsvinden in een ruimtelijke voorziening:

    • a.

      Deze waar mogelijk en nodig geschikt is voor de in zijn bewegingen beperkte mens;

    • b.

      De openstellingen zo veel mogelijk afgestemd zijn op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep(en), de organisatoren en deelnemers van gesubsidieerde activiteiten;

    • c.

      Deze aan de gestelde kwaliteits- en inrichtingseisen voldoen, indien van toepassing.

  • 3.

    Opheffing en liquidatie:

    • a.

      Indien een instelling wordt opgeheven dient het bestuur daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis te geven aan het college. Hetzelfde geldt bij het door de instelling geheel of gedeeltelijk staken van door de gemeente te subsidiëren dan wel gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie van overeenkomstige toepassing;

    • c.

      Een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo dient, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 Awb, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijf jaren aan subsidie is verstrekt.

Artikel 15 Goedkeuring

Instellingen waarbij de personeelsformatie een van de subsidiegrondslagen is, een en ander vastgelegd in de beschikking tot de subsidieverlening, hebben voor de subsidiabele personeelsformatie, alsmede wijziging daarin, vooraf schriftelijke goedkeuring van het college nodig.

Artikel 16 Verplichte vergoeding door vermogensvorming

Artikel 4:41 Awb is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 Awb bij subsidievaststelling door het college vastgesteld.

Artikel 17 Egalisatie- en risicoreserve

  • 1. Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een egalisatie- en/of risicoreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Het vormen dan wel het voeden van een egalisatie- en/of risicoreserve met gemeentelijke subsidiegelden, is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat. Dit voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3. Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de egalisatie- en/of risicoreserve, alsmede het onttrekken daaraan kan uitsluitend gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 4. De maximale hoogte van de egalisatie- en/of risicoreserve bedraagt:

    • a.

      Bij instellingen die waarderings- of een structurele activiteitensubsidie ontvangen:

      i.Maximaal 10% van de structurele subsidiegelden die de instelling in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is door andere inkomsten.

    • b.

      Bij instellingen die een budgetsubsidie ontvangen een nader door het college vast te stellen percentage. Dit percentage is mede gerelateerd aan de hoogte van andere inkomsten dan subsidie.

  • 5. Het college kan met betrekking tot de hoogte van de egalisatie- en/of risicoreserve, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen.

Artikel 18 Bestemmingsreserve

  • 1. Artikel 4:41 Awb is van toepassing. Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Een aanvraag voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      Het doel van de reserve;

    • b.

      Een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • c.

      Een motivatie van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.

    Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 3. Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 4. Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden aan de bestemmingsreserve, anders dan voor dit doel bestemd, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 19 Voorzieningen

  • 1. Een instelling die verplichtingen heeft ten aanzien van het groot planmatig onderhoud van gebouwen, kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een voorziening vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2. Artikel 4:41 Awb is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 Awb door het college vastgesteld.

  • 3. Een voorziening kan gevormd worden voor toekomstige kosten die een periode van tenminste twee jaar omvatten en:

    • a.

      Niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden, en;

    • b.

      Nu reeds te voorzien zijn, en;

    • c.

      Onvermijdelijk zijn, en;

    • d.

      Hun oorzaak in het verleden hebben, en;

    • e.

      Kwantificeerbaar en berekenbaar zijn.

  • 4. Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      De kosten samenhangend met ziekte van werknemers;

    • b.

      Reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 5. De aanvraag tot toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      Het doel van de voorziening;

    • b.

      De onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      Een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.

    Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 6. Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in lid 5, is goedgekeurd.

  • 7. Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van het goedgekeurde plan onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaand schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 20 Afschrijvingen

  • 1. Dit artikel is uitsluitend van toepassing op professionele instellingen die een budgetsubsidie ontvangen.

  • 2. Voor onderstaande activagroepen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • a.

      gebouwen: 40 jaar

    • b.

      technische installaties: 10 jaar

    • c.

      kantoormeubilair: 10 jaar

    • d.

      computers: 4 jaar

    • e.

      overige inventaris: 5 jaar

    • f.

      bedrijfsauto's: 10 jaar

  • 3. Investeringen/aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 10.000,- moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 4. Investeringen/aankopen van minder dan € 10.000,- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 5. De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 6. Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 7. Voor het afwijken van de richtlijnen vermeld in lid 1 tot en met 6, is voorafgaand schriftelijke toestemming nodig van het college.

Hoofdstuk 2 De aanvraag tot subsidieverlening

Artikel 21 Tijdstip indiening aanvraag en hersteltermijn

Tijdstippen indienen aanvraag subsidieverlening:

  • a.

    Een aanvraag tot verlening van een waarderingssubsidie wordt ingediend vóór 1 april voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft;

  • b.

    Een aanvraag voor een structurele activiteitensubsidie en een budgetsubsidie wordt ingediend vóór 15 mei voorafgaand aan het boekjaar waarop de aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft;

  • c.

    Een aanvraag tot verlening van een incidentele activiteitensubsidie wordt tenminste twaalf weken voordat de activiteiten beginnen ingediend;

Artikel 22 Hersteltermijn bij aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    Indien een aanvraag tot subsidieverlening niet op de in artikel 21 genoemde tijdstippen is ingediend besluit het college deze aanvraag buiten behandeling te laten.

  • 2.

    Indien een instelling niet alle wettelijk voorgeschreven, dan wel door het college gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van het college nodig is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag, besluit het college deze aanvraag buiten behandeling te laten.

  • 3.

    Alvorens te besluiten betreffende de in lid 2 genoemde aanvragen geeft het college de instelling een hersteltermijn van vier weken waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde hersteltermijn niet is voldaan, besluit het college de aanvraag buiten behandeling te laten.

Artikel 23 Vereisten aanvraag

  • 1. Algemeen:

    • a.

      Een aanvraag om subsidie bevat naast de in artikel 4:2 lid 1 Awb en – indien van toepassing – artikel 4:61 Awb genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2 lid 2 Awb:

      • i.

        Naam en adres van de instelling;

      • ii.

        Samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

      • iii.

        Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten;

      • iv.

        Een activiteitenplan;

      • v.

        Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten, samenhangende inkomsten en uitgaven;

      • vi.

        Een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

      • vii.

        Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de instelling.

  • 2. Waarderingssubsidie:

    • a.

      Voor de aanvraag van een waarderingssubsidie kan worden volstaan met gebruikmaking van het desbetreffende subsidieaanvraagformulier waarin de in lid 1 genoemde gegevens zijn verwerkt;

    • b.

      Het college kan besluiten tot het vragen van aanvullende gegevens.

  • 3. Structurele activiteitensubsidie:

    • a.

      Een aanvraag voor een structurele activiteitensubsidie bevat, naast de in lid 1 genoemde gegevens, tevens:

      • i.

        Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de instelling;

      • ii.

        Een opgave van de mogelijkheden tot het verwerven van inkomsten die de instelling bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt;

      • iii.

        Een opgave van de met de instelling gelieerde instellingen, alsmede van de aard van de betrekkingen met de instellingen.

    • b.

      Daarnaast bevat de aanvraag tot subsidieverlening een beschrijving van de beoogde resultaten en effecten van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare eenheden.

    • c.

      Het in het eerste lid onder 1.a.vi. bedoelde verslag bevat een verslag van het meest recente boekjaar alsmede een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte jaarrekening. De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.

  • 4. Budgetsubsidie:

    • a.

      Een aanvraag voor een budgetsubsidie bevat, naast de in het eerste lid genoemde gegevens, tevens:

      • i.

        Een beschrijving van de beoogde resultaten en effecten van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare resultaten;

      • ii.

        Een begroting van de baten en lasten van het lopende boekjaar, het volgende boekjaar en een toelichting daarop;

      • iii.

        Een globaal inhoudelijk en financieel plan voor de volgende drie boekjaren;

      • iv.

        Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere instellingen;

      • v.

        Een opgave van de mogelijkheden tot het verwerven van inkomsten die de instelling bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik kan of zal worden gemaakt;

      • vi.

        Een opgave van de met de instelling gelieerde instellingen, alsmede van de aard van die betrekkingen met die instellingen, waarbij onder gelieerde instellingen in ieder geval wordt verstaan:

        • 1)

          Organisaties waaraan de instelling die subsidie aanvraagt in het verleden om niet een bedrag van meer dan € 1.000 ter beschikking heeft gesteld en waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen;

        • 2)

          Organisaties ten aanzien waarvan de instelling die subsidie aanvraagt een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed op de benoeming van één of meer bestuursleden;

        • 3)

          Organisaties die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan liquidatiegelden aan de instelling die subsidie aanvraagt kunnen toevloeien;

        • 4)

          Organisaties ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) tot doel hebben de instelling die subsidie aanvraagt financieel te ondersteunen;

        • 5)

          Organisaties waaraan de instelling die subsidie aanvraagt diensten beschikbaar stelt.

    • b.

      Het in onder lid 1.a.vi. bedoelde financiële verslag bevat een verslag van het meest recente boekjaar. Dit verslag bevat tenminste een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte jaarrekening. De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.

  • 5. 5. Incidentele activiteitensubsidie:

    Een aanvraag voor een incidentele activiteitensubsidie, alsook projectsubsidies, bevat, naast de in het eerste lid genoemde gegevens tevens:

    • i.

      Een uitgewerkt inzicht in de baten vanuit entreegelden, deelnemersbijdragen, sponsoring en andere vormen van inkomsten niet zijnde vanuit subsidie;

    • ii.

      Een risicoanalyse betreffende de inkomsten en uitgaven;

    • iii.

      De mate waarin de organisatie is verzekerd tegen calamiteiten die een effect kunnen hebben op het doorgang vinden de activiteit op zich en de inkomsten daaruit.

  • 6. Een aanvraag voor een structurele subsidie bevat, naast de in het eerste en - voor zover van toepassing - tweede tot en met derde lid genoemde gegevens tevens:

    • a.

      Een gewaarmerkt exemplaar van de oprichtingsakte met daarin opgenomen de statuten alsmede, indien van toepassing, een huishoudelijk reglement en een bestuursreglement;

    • b.

      Een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      Een beschrijving van de organisatievorm van de instelling.

  • 7. Het college kan met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels vaststellen.

  • 8. Het college zal met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten subsidieaanvraagformulieren vaststellen waarin de in lid 1 tot en met 7 opgenomen vereisten nader zijn uitgewerkt en verwerkt.

  • 9. Instellingen zijn verplicht gebruik te maken van de door het college vastgestelde subsidieaanvraag-formulieren.

Artikel 24 Meerjarige subsidie

  • 1. Het college kan voor een periode van meerdere aaneengesloten jaren subsidie verlenen indien deze past binnen de daartoe vastgestelde beleidsvoornemens.

  • 2. Deze verlening geschiedt met toepassing van begrotingsvoorbehoud conform artikel 4:34 lid 1 Awb.

  • 3. Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde vorm van subsidiëring kan jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten met de subsidieontvanger van een budgetsubsidie. Dit ter uitvoering van hetgeen in de beschikking tot subsidieverlening is opgenomen.

  • 4. Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij budgetsubsidies.

Artikel 25 Subsidiebesluit

  • 1. Het college beslist op de aanvraag voor subsidieverlening in het kader van waarderingssubsidie, structurele activiteitensubsidie en budgetsubsidie voor 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager te overleggen bescheiden. De beslissing wordt uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft bekendgemaakt.

  • 2. In de beschikking tot subsidieverlening kan door het college worden aangegeven welk (deel van het) budget verbonden is aan welke activiteiten en voor welk tijdvak.

  • 3. In een uitvoeringsovereenkomst dient te worden vastgelegd dat de subsidieontvangende instelling zich verplicht de overeengekomen activiteiten en de prestaties conform de vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve eisen te realiseren. Dit volgens het gestelde in artikel 4:36 lid 2 Awb.

  • 4. Er wordt nooit meer subsidie verstrekt dan aangevraagd, ook al geeft een beleidsregel/subsidieregeling/andersoortig verdeelsysteem recht op meer.

Artikel 26 Uitbetaling

In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen of en hoe het college voorschotten verleent.

Hoofdstuk 3 De aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel 27 Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f en 4:44 lid Awb, legt het college subsidieontvangende instellingen de volgende verplichtingen op:

    • a.

      Instellingen die een incidentele subsidie ontvangen, dienen binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college;

    • b.

      Instellingen die een structurele activiteitensubsidie ontvangen, dienen vóór 15 mei volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college;

    • c.

      Instellingen die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 15 mei volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 4:75 Awb in bij het college.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a.

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • b.

      Een balans die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • c.

      Bij een subsidiebedrag hoger dan € 25.000 een beoordelingsverklaring uitgebracht naar aanleiding van de het onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de organisatie, waarbij expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens de Algemene Subsidie Verordening Enkhuizen 2008 en de beschikking tot subsidieverlening, en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en de gerealiseerde prestaties.

  • 3. De in het vorige lid genoemde beoordelingsverklaring hoeft geen deel uit te maken van de financiële verslaglegging indien de subsidie direct, dan wel bij verlening, is vastgesteld.

  • 4. Als de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten minder bedragen dan € 50.000 en als de instelling een vereniging is, bepaalt het college in de beschikking tot subsidieverlening de controle die in de plaats van de accountantscontrole komt. Als de instelling een stichting is dan geldt daarbij een ondergrens van € 25.000.

  • 5. Als de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten meer bedragen dan € 250.000 moet het financiële verslag in plaats van een beoordelingsverklaring een accountantsverklaring bevatten.

  • 6. De financiële verantwoording c.q. de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 7. In het inhoudelijk jaarverslag wordt, naast een weergave van de activiteiten en prestaties, verslag gedaan van de gevolgde werkwijze.

  • 8. Het tweede tot en met het zevende lid zijn niet van toepassing op waarderingssubsidies.

  • 9. Bij budgetsubsidies en subsidies waarop afdeling 4.2.8. Awb van toepassing is verklaard, dient de accountant een beoordelingsverklaring uit te brengen naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en de administratie van de instelling. In deze beoordelingsverklaring moet zijn vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening. Tevens moet daarin aandacht worden besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten.

  • 10. Het college beslist voor 31 december van het jaar waarin de aanvraag tot subsidievaststelling werd ontvangen op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

Artikel 28 Hersteltermijn bij aanvraag tot subsidievaststelling

Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en wat is opgenomen artikel 27, wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 29 Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 28 de aanvraag tot vaststelling niet, dan wel nog steeds niet volledig is ingediend, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

Hoofdstuk 4 Betaling van de subsidie

Artikel 30 Wijze van betalen

  • 1. Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 Awb aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen. In de beschikking tot voorschotbetaling wordt steeds een voorbehoud gemaakt dat een terugvorderingbesluit als bedoeld in dit artikellid kan worden genomen.

  • 2. Waarderingssubsidies worden ineens betaald op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 3. Incidentele subsidies worden binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot verlening anders is bepaald.

  • 4. Indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is kan betaling van subsidie plaatsvinden aan een ander dan de instelling waaraan een subsidie is verleend.

Artikel 31 Betaling in termijnen

  • 1. De subsidie wordt, al dan niet in de vorm van een verleend voorschot, in gedeelten betaald indien dat door het college bij beschikking is bepaald.

  • 2. Subsidies die meer bedragen dan € 5.000 worden in vier gelijke termijnen uitbetaald in het jaar waarop de subsidieverstrekking betrekking heeft.

Artikel 32 Verrekening

Het college kan besluiten een terug te vorderen subsidiebedrag te verrekenen met een nog te betalen subsidie conform artikel 4:57 lid 3 Awb.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 33 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd in die gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager daarvan af te wijken.

Artikel 34 Bijzondere gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.

Artikel 35 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Gemeente Enkhuizen 2009, van kracht.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 4 februari 2014 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Enkhuizen 2009.

Artikel 36 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Algemene subsidieverordening Enkhuizen 2014’.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Enkhuizen in zijn openbare vergadering van 4 februari 2014.
de raad voorgenoemd,
de griffier/de plaatsvervangend voorzitter
H.C. Lankman/W. Stolk

Nota-toelichting

Toelichting

Hier onder een beknopte toelichting op de artikelen, die dit behoeven .

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het college voert uit wat door de raad op hoofdlijnen is besloten. De raad stelt de gemeentebegroting en de subsidieplafonds vast. Het college stelt het Subsidieprogramma vast en is daarmee verantwoordelijk voor de onderverdeling van de subsidieplafonds. Het college verstuurt de beschikkingen tot subsidieverlening en –vaststelling.

Artikel 2 Reikwijdte van deze verordening en bevoegdheid

De ASV is van toepassing op alle subsidieaanvragen. Donaties en giften zijn niet bekend binnen het bestuursrecht en moeten dan ook worden beschouwd als subsidies en daarmee voldoen aan de gestelde voorwaarden. De jubileumbijdrage valt niet onder de subsidieverordening.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid en rechtsbevoegdheid

Als een subsidieaanvrager geen ‘rechtspersoonlijkheid met volledige rechtsbevoegdheid’ bezit zijn de bestuursleden hoofdelijk aansprakelijk als er iets mis gaat. Om dit soort ongelukken te voorkomen wordt er als uitgangspunt alleen maar subsidie verstrekt aan stichtingen en verenigingen die beschikken over statuten die bij de notaris zijn gepasseerd.

Artikel 5 Algemene uitgangspunten voor het verstrekken van subsidies

Alleen activiteiten die passend zijn binnen het gemeentelijke beleid, en deze in feite uitvoeren, komen in aanmerking voor subsidie. De statuten van een organisatie zijn natuurlijk leidend voor de activiteiten die de organisatie wil uitvoeren. Maar of een activiteit in aanmerking komt voor subsidie en zo ja, hoe hoog die zal zijn en onder welke voorwaarden die wordt verstrekt, wordt bepaald door de gemeente. ‘Wie betaalt die bepaalt’ (maar wel binnen de vastgestelde wetten en regels). Kerkelijke, politieke en levensbeschouwelijke activiteiten (kerkkoren, politieke actiegroepen en zondagschool e.d.) komen niet in aanmerking voor subsidie. In Nederland is er nu eenmaal sprake van een scheiding tussen kerk en staat. Vroeger werden lokale professionele instellingen wel eens beschermd. Als gevolg van de aangescherpte Europese wet- en regelgeving kan dat niet meer: ongeacht de vestigingsplaats mag iemand subsidie aanvragen en de plaats van vestiging mag geen enkele rol spelen bij de beoordeling van de aanvraag. Subsidiëren op basis van ledenaantallen is een lastig punt: de Wet Bescherming Persoonsgegevens legt belemmeringen op.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In lid 1 is opgenomen dat de gemeente geen financiële garantsteller is als subsidie van ‘hogere overheden’ lager uitvallen dan verwacht. Verder staan in dit artikel enkele algemene weigeringsgronden. Van belang is vooral dat er enige zekerheid moet zijn dat de subsidie ook werkelijk aan de bedoelde activiteiten zal worden besteed en dat ‘alles ophoudt’ als er onvoldoende geld beschikbaar is. Op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur willen wij instellingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten zo vroegtijdig mogelijk melden wanneer er sprake zal zijn van een vermindering of beëindiging van de subsidierelatie. Daarvoor wordt een ‘redelijke termijn’ gehanteerd van 6 maanden.

Artikel 8 Subsidieplafonds

Na de vaststelling van de begroting stelt de gemeenteraad de subsidieplafonds vast. Dat zijn ‘harde’ plafonds: de daarin opgenomen bedragen mogen niet worden overschreden. Als een verlening van een subsidieaanvraag het plafond zou overschrijven moet deze afgewezen worden op grond van artikel 4:25 lid 2 Awb.

Artikel 9 Subsidieprogramma

Het college stelt, na de vaststelling van de gemeentebegroting en de subsidieplafonds door de raad, het Subsidieprogramma vast. Het is een totaaloverzicht met beleidsontwikkelingen, de ingediende aanvragen tot subsidieverlening en de subsidiebedragen die zullen worden verleend.

Artikel 10 Subsidiesoorten

Er zijn twee soorten subsidies: de structurele en de incidentele. Om een duidelijk verschillende aanpak te kunnen realiseren tussen de vrijwilligersorganisaties en de professionele instellingen, is er binnen de categorie ‘structurele subsidies’ een scheiding aangebracht tussen de waarderingssubsidies, de structurele activiteitensubsidies en de budgetsubsidies.

  • a.

    De waarderingssubsidies zijn gericht op de vele tientallen vrijwilligersorganisaties die een subsidiebedrag ontvangen dat varieert van enkele honderden tot enkele duizenden euro’s met een maximum van € 5.000,-. De afhandeling wordt zo sterk mogelijk vereenvoudigd, verlenen en vaststellen van de subsidie kan in één handeling gebeuren.

  • b.

    De structurele activiteitensubsidies zijn grofweg vanaf € 5.000,- tot ca. € 50.000,-. De verlening en de vaststelling worden gescheiden afgehandeld en de verantwoording is zwaarder dan bij de waarderingssubsidies.

  • c.

    De budgetsubsidie is vooral van toepassing op professionele instellingen, zoals bijvoorbeeld het Algemeen Maatschappelijk Werk, het Welzijnswerk en het bibliotheekwerk. Met dit soort instellingen worden concrete afspraken gemaakt betreffende de voor de bevolking te verzorgen Diensten – Activiteiten – Producten, de daaraan verbonden baten en lasten en de daaruit voortvloeiende prestaties en effecten. Kortom: het gaat om aanzienlijke subsidiebedragen waarvoor adequate verantwoording moet worden afgelegd met betrekking tot de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende besteding van de subsidiegelden.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

Niet alle kosten zijn subsidiabel: alleen kosten die direct verband (kunnen) houden met de uitvoering van het gemeentelijke beleid komen voor bekostiging vanuit subsidie in aanmerking. Overigens blijft wel het algemeen gehanteerde uitgangspunt overeind dat er alleen subsidie wordt verstrekt als deze nodig is voor het laten plaatsvinden van activiteiten: subsidiemiddelen kunnen niet onverkort worden toegevoegd aan de reserves.

Artikel 12 Van toepassing verklaring afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht

Dit artikel bepaalt dat instellingen die een activiteiten- of budgetsubsidie ontvangen moeten voldoen aan de eisen zoals die zijn gesteld in afdeling 4.2.8. Awb. Vrijwilligersorganisaties hoeven niet te voldoen aan de daarin opgenomen zware eisen. Wel breder toegepast wordt artikel 4:71 Awb. Besluitvorming over zaken als fuseren, het wijzigen van de statuten, het vaststellen van de tarieven die gelden voor gesubsidieerde activiteiten en het opheffen van de organisatie mag alleen maar na toestemming van de gemeente.

Artikel 13 Administratie en verzekering

Aanvragers van subsidie moeten aan een aantal algemene eisen voldoen. Deze gaan over de toegankelijkheid en de inzichtelijkheid van de administratie. Zelfs kan het college aanwijzingen geven hoe de administratie moet zijn ingericht. Verder zijn gesubsidieerde instellingen verplicht verzekeringen af te sluiten. Dit om te voorkomen dat bij de genoemde calamiteiten de gemeente kans loopt te worden aangesproken om aanvullende subsidie te verlenen.

Artikel 15 Goedkeuring

Het kan voorkomen dat de personeelsformatie de basis is voor subsidieverstrekking. In die gevallen mogen de instellingen daarin geen wijzigingen aanbrengen zonder toestemming van het college.

Artikel 17 Egalisatie- en risicoreserve

Instellingen mogen in principe een egalisatie- of risicoreserve vormen. Een egalisatie-/risicoreserve is bestemd voor het opvangen van fluctuaties betreffende de inkomsten en de uitgaven. Deze mag niet worden opgebouwd vanuit niet bestede subsidiegelden die het gevolg zijn van het geen doorgang gevonden hebben van activiteiten. In die gevallen moet subsidie worden terugbetaald aan de gemeente. In het algemeen mag een egalisatie-/risicoreserve maximaal 10% bedragen van het laatst ontvangen subsidiebedrag. Dit mag worden vermeerderd met bijvoorbeeld de opbrengsten van acties. Bij budgetsubsidies hangt de hoogte die wordt toegestaan samen met de hoogte van inkomsten anders dan vanuit subsidies: hoe hoger de inkomsten vanuit andere bronnen, des te hoger is vaak het risico! Daarbij moet worden gedacht aan bijvoorbeeld het peuterspeelzaalwerk waar ouderbijdragen een belangrijke bron van inkomsten vormen. De te hanteren maximale percentages worden door het college per individuele professionele instelling (dan wel per organisatie en/of per beleidsterrein) bepaald.

Artikel 18 Bestemmingsreserve

In bijzondere gevallen mag een instelling uit de positieve exploitatie vanuit gesubsidieerde activiteiten een bestemmingsreserve opbouwen. Dat wil zeggen dat er geld apart mag worden gezet voor bijzondere activiteiten. Ook hierbij geldt dat het college toestemming moet verlenen voor het, vanuit overgeschoten subsidiemiddelen, sparen voor bepaalde (wellicht niet direct subsidiabele) activiteiten. Te denken valt aan een jubileumvoorstelling, -toernooi of -festival waarvoor een aantal jaren gespaard moet worden.

Artikel 19 Voorzieningen

Voorzieningen behoren, in tegenstelling tot de reserves, tot de vreemde vermogens. Onder een voorziening ligt een bestedingsplan over een reeks van twee of meer jaren. De daaraan verbonden kosten zijn niet vanuit de lopende exploitatie of de egalisatiereserve op te vangen. Te denken valt aan de onontkoombare kosten die zijn verbonden aan het verzorgen van het groot planmatig onderhoud van een gebouw, zowel aan de buiten- als de binnenkant.

Artikel 20 Afschrijvingen

Vooral professionele instellingen kopen goederen waarop afgeschreven kan worden. Ook in relatie tot de hoogte van de egalisatiereserve worden afschrijvingstermijnen gehanteerd waardoor de vervanging van goederen, die vanuit subsidiegelden worden bekostigd, gefaseerd plaatsvindt.

Artikel 21 Tijdstip indiening aanvraag en hersteltermijn

Uit jurisprudentie is gebleken dat te laat inleveren betekent dat een instelling niet in aanmerking kan komen voor subsidieverstrekking. Een te laat ingeleverde of onvolledig ingevulde aanvraag (na een hersteltermijn) betekent dat een aanvraag niet in behandeling mag en kan worden genomen. ‘Een beetje te laat’ geldt niet in het bestuurs- en subsidierecht. Wel wordt een week speling aangehouden om postproblematiek (vertraagde bezorging) te ondervangen.

Artikel 27 Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel 27 Vereisten aanvraag tot subsidievaststelling

Behalve bij de waarderingssubsidie vindt het verstrekken van subsidie plaats in twee fasen: de fase van de subsidieverlening (voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden) en de fase van de subsidievaststelling. Het zijn twee gescheiden trajecten met aparte besluitvorming waarbij in beide fasen sprake is van de mogelijkheid tot het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift. De beschikking tot de subsidievaststelling is gebaseerd op de inhoudelijke en financiële verantwoording (jaarverslag en jaarrekening) door de subsidieontvanger. De verantwoording moet bij subsidies hoger dan € 25.000,- zijn voorzien van een beoordelingsverklaring en in uitzonderingsgevallen (zoals bij grote professionele instellingen) met hogere subsidiebedragen een accountantsverklaring. Aan die laatste groep subsidieontvangers worden immers veel zwaardere eisen gesteld dan aan de vrijwilligersorganisaties.

Artikel 28 Hersteltermijn bij aanvraag tot subsidievaststelling

Ook bij een niet volledige aanvraag tot subsidievaststelling geldt een hersteltermijn van 4 weken.

Artikel 29 Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag

Als de aanvraag tot subsidievaststelling ook na de hersteltermijn nog niet voldoet aan de eisen wordt de subsidie ‘ambtshalve’ vastgesteld. Dat kan, zo blijkt uit jurisprudentie, leiden tot het gedeeltelijk of zelfs volledig moeten terugbetalen van de al ontvangen subsidie.

Artikel 33 Hardheidsclausule

In individuele gevallen, en mits voorzien van een goede onderbouwing, kan van de subsidieverordening worden afgeweken.

Artikel 34 Bijzondere gevallen

Ook onder de hardheidsclausule valt dat het college het recht heeft te beslissen in die gevallen waar de verordening ergens niet, of niet voldoende, in voorziet.