Algemene subsidieverordening Enkhuizen 2016: De juridische procedure van subsidieverstrekking in aanvulling op de Awb

Geldend van 11-04-2015 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Enkhuizen 2016: De juridische procedure van subsidieverstrekking in aanvulling op de Awb

De raad van de gemeente Enkhuizen;

Overwegende dat het noodzakelijk is om een nieuwe Algemene subsidieverordening vast te stellen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders [BW 15.0575, 17 februari 2015];

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • a.

    Eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van activiteiten van de aanvrager waarvoor burgemeester en wethouders slechts voor een bepaalde tijd subsidie willen verstrekken.

  • b.

    Periodieke subsidie: subsidie die per boekjaar aan een aanvrager wordt verstrekt of voor een aantal boekjaren met een maximum van vier jaar.

  • c.

    Boekjaar: periode waarover een financieel verslag loopt. Het jaarverslag en de jaarrekening worden opgemaakt over een boekjaar.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders stellen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad stelt de subsidieplafonds vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders bepalen bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond wijzigen:

    • a.

      als het subsidieplafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd of;

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden gewijzigd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van wijziging.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders met gebruikmaking van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening;

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag. Hiervoor dient een balans aangeleverd te worden.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn periodieke subsidie

Een subsidieaanvraag voor een periodieke subsidie wordt voor 1 oktober van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar of de boekjaren waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, ingediend bij burgemeester en wethouders, tenzij in een subsidieregeling anders is bepaald.

Artikel 8. Aanvraagtermijn eenmalige subsidie

Een subsidieaanvraag voor een eenmalige subsidie wordt minimaal 8 weken voor aanvang van de activiteiten ingediend bij burgemeester en wethouders, tenzij in een subsidieregeling anders is bepaald.

Artikel 9. Volgorde behandeling aanvragen

  • 1. Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan. Als tijdstip geldt daarbij het moment waarop de aanvraag compleet is.

  • 2. Van deze volgorde wordt afgeweken als in een subsidieregeling is aangegeven op welke wijze het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een periodieke subsidie, vóór 1 januari van het boekjaar waarvoor de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een eenmalige subsidie in ieder geval binnen 6 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing op een aanvraag voor een eenmalige subsidie voor ten hoogste twee weken verdagen. Zij doen hiervan tijdig mededeling aan de aanvrager.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen voor een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Hoofdstuk 4 Weigering, intrekking en terugvordering van de subsidie

Artikel 11. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen, hetgeen blijkt uit het ontbreken van een verband met het door burgemeester en wethouders vastgestelde beleid;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk van aard zijn en/of die een partijpolitieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming of een verspreiding ter zake tot doel hebben;

    • f.

      als de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd gericht zijn op sponsoring en alle andere vormen van sponsoring;

    • g.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 3. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12. Algemene verplichtingen

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat verplichtingen, die aan de subsidie verbonden zijn, niet of niet geheel kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon betreft, de persoon van de bestuurder of bestuurders en/of het doel van de rechtspersoon.

Artikel 13. Bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 3. De subsidieontvanger dient een begroting aan te leveren, die op dezelfde wijze is ingericht als de jaarrekening.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 14. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      verleend en binnen 16weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 6 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 16. Verantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 16 weken c.q. uiterlijk op 1 april na afloop van het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en waarin wordt aangegeven in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;

    • b.

      een jaarrekening.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 17. Verantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij burgemeester en wethouders:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 16 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 16 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en waarin wordt aangegeven in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en;

    • d.

      een accountantsverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 18. Subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 8 weken na de ontvangst van een volledige aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, als bedoeld in de artikelen 15 lid 1b, 16 lid 1 en 17 lid 1a, b of c, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 19. Algemene reserve

  • 1. De hoogte van de algemene reserve van een aanvrager mag niet meer bedragen dan 10% van de totale exploitatielasten van de aanvrager in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag wordt gedaan.

  • 2. Indien de algemene reserve het in lid 1 genoemde percentage overschrijdt, wordt het meerdere in mindering gebracht op de te verlenen subsidie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op een daartoe strekkend verzoek, afwijken van het genoemde percentage in lid 1.

Artikel 20. Bestemmingsreserves en voorzieningen

  • 1. Een aanvrager die subsidie ontvangt en een bestemmingsreserve of voorziening heeft of wil vormen, dient hiervoor schriftelijk toestemming te vragen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een verzoek tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening dient vergezeld te gaan van:

    • a.

      het doel van de bestemmingsreserve of voorziening;

    • b.

      een meerjarig investeringsplan of onderhoudsplan.

  • 3. Indien toestemming door burgemeester en wethouders tot het vormen van een bestemmingsreserve of voorziening is verkregen, mag een aanvrager die subsidie ontvangt niet afwijken van de vastgestelde dotaties, ook al is er sprake van een negatief exploitatietekort.

  • 4. De aanvrager meldt een voornemen om uitgaven ten laste te brengen van een toegestane bestemmingsreserve of voorziening zo spoedig mogelijk aan burgemeester en wethouders, tenzij dat voornemen reeds uit de begroting bij de aanvraag blijkt.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 21. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2 en 3. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek melding gedaan aan de Raad.

Artikel 22. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als de “Algemene subsidieverordening Enkhuizen 2016”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 8 april 2015.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend. Hiervoor blijft de Algemene subsidieverordening Enkhuizen 2014 van toepassing.

  • 4. Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening, maar waarop ten tijde van de inwerkingtreding nog niet is beslist, worden beoordeeld aan de hand van deze verordening.

  • 5. Vaststelling van deze verordening gebeurt onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Enkhuizen 2014.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 7 april 2015
Griffier, de burgemeester,

Nota-toelichting Algemene toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

Hier worden een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening worden gehanteerd.

Artikel 2. Reikwijdte

In het eerste lid wordt beschreven voor welke subsidies deze verordening geldt. Het tweede lid geeft aan burgemeester en wethouders de vrijheid om te bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag noodzakelijk is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel verplicht de raad burgemeester en wethouders om in nadere regels, hier en verder subsidieregelingen genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover burgemeester en wethouders iets wensen te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit eveneens in de subsidieregeling te gebeuren.

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt burgemeester en wethouders daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (lid 5).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De Awb geeft in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom werken met een subsidieplafond. Het eerste lid van dit artikel geeft de raad de bevoegdheid om de subsidieplafonds vast te stellen. Dit valt qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. De raad stelt subsidieplafonds vast en maakt daarbij de wijze van verdeling van beschikbare middelen bekend. Burgemeester en wethouders kunnen bij subsidieregeling regels opstellen ten aanzien van de wijze van verdeling van de beschikbare middelen. De subsidieplafonds worden bekend gemaakt voor de periode, waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiele aanvragers tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. De subsidieaanvragen kunnen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Als het voor subsidie beschikbare bedrag in de begroting is opgenomen en de gemeente deze bedragen niet als subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het subsidieplafond.

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ wordt meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits burgemeester en wethouders het door hen vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar hebben gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden.

Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders besluiten hiervan af te wijken (vierde lid).

Artikel 7. Aanvraagtermijn periodieke subsidie

In dit artikel is de aanvraagtermijn voor periodieke subsidies bepaald.

Artikel 8. Aanvraagtermijn eenmalige subsidie

In dit artikel is de aanvraagtermijn voor eenmalige subsidies bepaald.

Artikel 9. Volgorde behandeling aanvragen

In dit artikel is de volgorde van behandeling van subsidieaanvragen bepaald.

Artikel 10. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen burgemeester en wethouders dienen te beslissen op een subsidieaanvraag. Ook worden de mogelijkheden voor uitstel van de beslissing bepaald.

Artikel 11. Weigerings- en intrekkingsgronden

Dit artikel regelt de weigeringsgronden op basis waarvan burgemeester en wethouders de subsidie weigeren en kunnen weigeren.

In het eerste lid zijn de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld. Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstelling. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele melding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond onder a). In aanvulling daarop wordt met onderdeel b bepaald dat ondernemingen waartegen een terugvorderingsactie loopt niet in aanmerking komen voor subsidie.

In het tweede lid zijn nog enkele weigeringsgronden opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen in deze gevallen weigeren, maar zijn daartoe niet verplicht.

Onderdelen a, d en e spreken voor zich. Onderdeel b geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

Onderdeel c betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Het gaat dan om weigering in geval van kans op ernstig gevaar voor strafbare feiten. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf subsidiabel zijn. Het gaat hierbij alleen om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie burgemeester en wethouders op grond van de Wet Bibob geen subsidie wensen te verlenen. Naast subsidie weigeren, kunnen burgemeester en wethouders in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (derde lid).

Onderdeel f geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

Artikel 12. Algemene verplichtingen

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

Artikel 13. Bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is direct op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

De artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb maken het verder mogelijk om nog andere verplichtingen aan een subsidie te verbinden, als de verordening daarvoor een grondslag biedt. Die grondslag is in artikel 10 gegeven met betrekking tot verplichtingen in het kader van het beheer en gebruik van datgene wat met de subsidie tot stand is gebracht.

Lid 3 bepaalt dat de subsidieontvanger een begroting dient aan te leveren die op dezelfde wijze is ingericht als de jaarrekening. Deze bepaling is opgenomen omdat, het zowel voor de gemeente alsook de subsidie ontvangende instelling helderheid, transparantie en overzicht biedt. Bij zowel de subsidieaanvraag, als wel de aanvraag tot vaststelling moeten de begrotingen en jaarrekeningen vaak naast elkaar gelegd worden om verschillende boekjaren te vergelijken, maar ook na te gaan wat er uiteindelijk gerealiseerd is ten opzichte van de begroting. Bij eenzelfde opzet van deze documenten wordt het inzicht bevorderd.

Artikel 14. Verantwoording

Dit artikel geeft aan waar kan worden bepaald hoe de subsidie verantwoord dient te worden.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet meer standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 12). Achteraf kan een controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Verder wordt het voorschot in één termijn verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen.

In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin speciale rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000 en € 50.000 aan burgemeester en wethouders dienen te verantwoorden. Er dient een aanvraag tot vaststelling ingediend te worden (eerste lid), deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid) en een jaarrekening. Ingevolge artikel 8 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Voorts kunnen burgemeester en wethouders, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven aanvullende bewijsmiddelen te verlangen.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

Bij subsidies vanaf € 50.000 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies; op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere, waaronder minder, gegevens gevraagd worden.

Artikel 18. Subsidievaststelling

Het eerste lid bevat de termijn waarbinnen de subsidie vastgesteld dient te worden. Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vergen soms meer tijd en kunnen op basis van dit artikel verdaagd worden.

Artikel 19. Algemene reserve

Reserves maken onderdeel uit van het eigen vermogen van een instelling. De instelling heeft de vrijheid hierover te beschikken. Ze worden gevormd uit de exploitatieoverschotten die zich in enig jaar kunnen voordoen. Algemene reserves zijn vrij besteedbaar en kunnen gebruikt worden om eventuele (onvoorziene) bedrijfsrisico's op te nemen. Algemene reserves horen ook tot het eigen vermogen van de instelling. Voor het vormen van algemene reserves zijn geen regels opgenomen. Wel moet worden voorkomen dat instellingen de kans krijgen gemeenschapsgelden te gaan gebruiken voor bovenmatige reservevorming (eigen vermogen). Of sprake is van een bovenmatige reservevorming, moet per geval worden beoordeeld. Als er sprake is van bovenmatigheid, dan kan de subsidie worden afgewezen op grond van het bepaalde in het tweede lid.

Artikel 20. Bestemmingsreserves en voorzieningen

Voor bestemmingsreserves en voorzieningen geldt dat ze expliciet in een financieel plan moeten zijn vastgelegd. Een bestemmingsreserve is een specifieke reserve voor een te voren benoemde bestemming. Een voorziening wordt gevormd met het oog op toekomstige verplichtingen. Met voorzieningen worden toekomstige risico's afgedekt zoals reorganisatiekosten, belastingverplichtingen of schadeclaims. Voor zover reëel, is het vormen van bestemmingsreserves en voorzieningen toegestaan.

Artikel 21. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele (en onvoorziene) gevallen.