Regeling vervallen per 02-10-2017

Beleidsregels handhaving kinderopvang Enkhuizen 2005

Geldend van 01-09-2005 t/m 01-10-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2005

Intitulé

Beleidsregels Handhaving kinderopvang Enkhuizen 2005

Burgemeester en wethouders van de Gemeente Enkhuizen

Gelet op artikel 4.31 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (handhaving), artikelen 5:11 tot en met 5:20;

Gelet op de hoofdstukken 3, 4, en 5 van de Wet Kinderopvang;

Overwegende,

Dat het aanbeveling verdient de globale kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang nader uit te werken;

Besluiten de navolgende beleidsregels Kinderopvang Enkhuizen vast te stellen:

Beleidsregels handhaving kinderopgang

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet kinderopvang;

  • b.

    dagopvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen tot de leeftijd waarop zij het basisonderwijs kunnen volgen;

  • c.

    buitenschoolse opvang: kinderopvang, verzorgd door een kindercentrum voor kinderen in de leeftijd dat zij naar het basisonderwijs kunnen gaan, waarbij opvang wordt geboden voor of na de dagelijkse schooltijd, evenals gedurende vrije dagen of middagen en in de schoolvakanties;

  • i

    gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan degene die als ouder geldt, bestaande in de gelijktijdige opvang van ten hoogste vier kinderen in de woning waarde ouder of de gastouder zijn hoofdverblijf heeft en waar zowel dagopvang als 3 buitenschoolse opvang kan plaatsvinden;

  • e.

    innovatieve gastouderopvang: kinderopvang op grond van artikel 1 van het Tijdelijk besluit innovatieve kinderopvang;

  • f.

    risico inventarisatie: de risico inventarisatie, bedoeld in artikel 51 van de wet; g toezichthouder: de toezichthouder, bedoeld in artikel 61 van de wet;

  • h.

    inspectierapport: het inspectierapport, bedoeld in artikel 63 van de wet;

  • i.

    handhaving: toezicht op de naleving van het bepaalde tav. de kwaliteit kinderopvang in de Wet Kinderopvang (hoofdstukken 4 en 5) en optreden bij niet naleving

  • j.

    sanctie: maatregel die wordt genomen bij overtreding van de Wet Kinderopvang tav. de kwaliteit kinderopvang (hoofdstukken 4 en 5);

  • k.

    college: college van burgemeester en wethouders.

Paragraaf 2. Handhaving en sanctionering

Artikel 2. Handhaving

  • 1. Het college handhaaft op basis van een door de toezichthouder opgesteld inspectierapport (Art. 63).

  • 2. Bij een overtreding van de Wet Kinderopvang treft het college van burgemeester en wethouders maatregelen in de vorm van een sanctie (Hoofdstuk 4 Wet Kinderopvang).

  • 3. Bij een overtreding van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang Enkhuizen 2005 treft het college van burgemeester en wethouders passende maatregelen.

Artikel 3. Sanctionering

  • 1. Het college kan gebruik maken van de volgende sanctiemogelijkheden:

    • -

      aanwijzing;

    • -

      bevel;

    • -

      exploitatieverbod;

    • -

      verbod om exploitatie voort te zeilen;

    • -

      verwijdering uit het register;

    • -

      toepassen van bestuursdwang;

    • -

      opleggen van een dwangsom;

    • -

      opleggen van een bestuurlijke boete;

    • -

      strafrechtelijke mogelijkheden.

  • 2. Het college is bevoegd schriftelijk een aanwijzing te geven indien een kindercentrum of een gastouderbureau zich niet houdt aan de voorschriften, opgenomen in hoofdstuk 3, paragrafen 2 en 3 van de Wet Kinderopvang;

  • 3. De toezichthouder is bevoegd een schriftelijk bevel te geven als de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum zodanig tekortschiet, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden;

  • 4. Het college kan de geldigheidsduur van een schriftelijk bevel verlengen;

  • 5. Het college kan de houder verbieden een kindercentrum of gastouderbureau in exploitatie te nemen als blijkt dat het kindercentrum of het gastouderbureau naar verwachting niet dan wel niet langer aan de voorschriften in hoofdstuk 3, paragraaf 2, zal voldoen;

  • 6. Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum of gastouderbureau voort te zetten zolang hij een bevel of een aanwijzing niet opvolgt en het toepassen van bestuursdwang niet mogelijk is;

  • 7. Het college is bevoegd de gegevens van een kindercentrum of gastouderbureau uit het register te verwijderen als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet;

  • 8. Het gemeentebestuur kan op grond van artikel 125 van de Gemeentewet bestuursdwang toepassen. Van die bevoegdheid kan het college gebruikmaken om de regels te handhaven, die het gemeentebestuur uitvoert, zoals in het geval van de Wet Kinderopvang;

  • 9. In plaats van bestuursdwang kan het college besluiten een last onder dwangsom op te leggen op grond van artikel 5:23 van de Awb. Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf;

  • 10. Een bestuurlijke boete kan worden öpgelegd indien een houder een verplichting als bedoeld bij of krachtens hoofdstuk 3, een aanwijzing of een bevel als bedoeld in artikel 65 of 5:20 van de Awb niet nakomt of handelt in strijd met een verbod krachtens artikel 66;

  • 11. De Wet Kinderopvang kent in artikel 71 een bepaling die bij overtreding kan leiden tot stafrechtelijke vervolging;

  • 12. Het college bepaalt welke sanctie voor welke overtreding wordt toegepast;

  • 13. Het college kan zich hierbij baseren op het advies in het inspectierapport;

  • 14. Het college maakt voor het bepalen van de sanctie gebruik van het sanctieprotocol (zie bijlage).

  • 15. Het college maakt een rapport/laat een rapport maken van de overtreding (artikel 77, eerste lid)

Artikel 4. Niet-gemelde kinderopvang

  • 1. Niet gemelde opvang wil zeggen: opvang zonder dat een melding als bedoeld in artikel 45 Wet Kinderopvang is gedaan;

  • 2. Als het gaat om kinderopvang in de zin van de Wet Kinderopvang is bij niet-melding sprake van een economisch delict en begaat de houder een overtreding;

  • 3. De houder heeft de plicht om aan de kwaliteitseisen te voldoen en zich alsnog te melden.

Artikel 5. Samenwerking Gemeente en GGD

  • 1. Bij de uitvoering van haar rol als toezichthouder houdt de GGD zich aan de Beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang Enkhuizen 2005;

  • 2. Het college stelt de GGD schriftelijk op de hoogte van de Beleidsregels handhaving Kinderopvang Enkhuizen 2005;

  • 3. Het college stelt de GGD schriftelijk op de hoogte van het te hanteren sanctieprotocol;

  • 4. Gemeente en GGD maken afspraken over de frequentie van de inspecties

  • 5. Gemeente en GGD maken afspraken over welke overtredingen direct dienen te worden aangepakt;

  • 6. Gemeente en GGD maken afspraken over de wijze waarop de inspecteur en de gemeente elkaar informeren over de voortgang van de dossiers.

  • 7. Het college stelt de houders van kindercentra in de gemeente schriftelijk op de hoogte van de Beleidsregels handhaving Kinderopvang Enkhuizen 2005.

Artikel 6. Rol ouders

  • 1. Ouders kunnen een rol worden toebedeeld bij het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang, waarover dan wel afspraken dienen te worden gemaakt.

Artikel 7. Klachten

  • 1.

    Klachten over de kwaliteit van de kinderopvang in een bepaald kinderdagverblijf of bij een gastouder die bij een gastouderbureau staat ingeschreven kunnen worden ingediend bij:

    • -

      de houder van het kinderdagverblijf of het gastouderbureau

    • -

      de GGD West Friesland

    • -

      de Gemeente Enkhuizen

  • 2.

    Klachten die aan de GGD of de Gemeente worden gericht, dienen schriftelijk te worden ingediend. Een dergelijke klacht dient op zijn minst te bevatten:

  • -

    naam en adres van degene die de klacht indient

  • -

    de naam van het kinderdagverblijf of gastouderbureau welke de klacht betreft - precieze omschrijving van de klacht

  • -

    evt. reeds ondernomen stappen om het gesignaleerde probleem op te lossen (b.v. een gesprek niet de houder of een schriftelijk verzoek)

Paragraaf 3. Overgangs- slotbepalingen

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 augustus 2005 en zal worden gepubliceerd in de voorlichtingsrubriek van de gemeente in De Drom.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels handhaving Kinderopvang Enkhuizen 2005.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders op 2 augustus 2005.

Nota-toelichting

1.Algemeen

De kwaliteit van de kinderopvang moet goed zijn geregeld. Dit staat uitgebreid beschreven in de beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Handhaving van de kwaliteit is minstens zo belangrijk. In de

beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang staat beschreven op welke wijze de kwaliteit van de kinderopvang wordt geïnspecteerd. De bevindingen van een inspectie worden door de toezichthouder vastgelegd in het inspectierapport, dat zowel naar de gemeente als de houder wordt

toegezonden.

Klachten t.a.v. de kwaliteit kunnen ook rechtstreeks bij de gemeente binnenkomen door bv. de ouders.

In de regel wordt dan een nader onderzoek ingesteld.

Als uit een inspectie blijkt dat de Wet Kinderopvang niet wordt nageleefd is het noodzakelijk handhavend op te treden. Tevens moet het dan mogelijk zijn om sancties op te leggen. De Wet Kinderopvang voorziet in ruime mate in deze mogelijkheid (Hoofdstuk 4). Het college van burgemeester en wethouders is hiertoe bevoegd (Art. 61).

2.Handhaving

Als het door de toezichthouder opgestelde inspectierapport aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen dan dient het college handhavend op te treden. Hierbij zijn hoofdstuk 5, afdeling 5.2, artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Awb en hoofdstuk 4 van de Wet Kinderopvang van toepassing.

3.Sanctionering

Voor elke sanctiemogelijkheid bestaat een wettelijke basis.

De wettelijke basis voor het geven van een aanwijzing is artikel 65, eerste lid Wet Kinderopvang. Het gaat hierbij om de kwaliteitseisen en de bepalingen over de oudercommissie. Een aanwijzing kan gegeven worden aan zowel een kindercentrum (dagopvang en buitenschoolse opvang) als aan een gastouderbureau (gastouderopvang en innovatieve gastouderopvang). Aangezien een aanwijzing een beschikking is in de zin van de Awb gelden hier verder de artikelen 4:8,4:9,4:11 en 4:12 van deze wet ) De wettelijke basis voor het geven van een bevel, is artikel 65, derde lid Wet Kinderopvang. Voor deze wijze van sanctionering is de toezichthouder bevoegd een schriftelijk bevel te geven. Een bevel is een beschikking in de zin van de Awb en heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. Het college kan de geldigheidsduur verlengen. Deze bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend tav.. een gastouderbureau, maar alleen t.a.v. een kindercentrum. Het ligt in de rede dat de toezichthouder de gemeente op de hoogte stelt en indien mogelijk overlegt alvorens tot een bevel overte gaan. Ook hier gelden verder de artikelen 4:8, 4:9,4:11 en 4:12 van de Awb.

De wettelijke basis voor een exploitatieverbod is artikel 66, tweede lid Wet Kinderopvang. Dit sanctie-instrument is toepasbaar om bij gemelde kinderopvang de exploitatie uit te stellen of tegen te gaan indien niet voldaan wordt aan de kwaliteitseisen in hoofdstuk 3, paragraaf 2. Het ligt in de rede om vervolgens ofwel de houder uit het register te schrappen, ofwel afspraken te maken over een verbetertraject en voerde termijn waarbinnen zon traject moet plaatsvinden. Een exploitatieverbod kan

opgelegd worden aan een kindercentrum zowel als aan een gastouderbureau.

De wettelijke basis voor een verbod de exploitatie voort te zetten is artikel 66, eerste lid Wet Kinderopvang. Een dergelijk verbod wordt opgelegd bij langdurige en/of herhaaldelijke overtredingen

waarbij het toepassen van bestuursdwang niet meer als een effectief sanctie-instrument wordt gezien.

Er zijn b.v. geen garanties dat de overtreding meteen wordt opgeheven of dat het gevaar voor de kinderen direct wordt weggenomen. Als de bevoegdheid tot een dwangbevel bestaat (artikel 125 Gemeentewet) maar niet als effectief wordt gezien, bestaat is er nog wel de mogelijkheid tot

dwangsom. Dit dient als een extra optie te worden beschouwd. Het niet nakomen van het verbod kan tevens leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete in de zin van artikel 72, eerste lid en onder a

van de Wet Kinderopvang. De sanctie kan worden opgelegd aan zowel een kindercentrum als een gastouderbureau.

De wettelijke basis van verwijdering uit het register is artikel 46 Wet Kinderopvang en artikel 9, tweede lid Regeling Wet Kinderopvang. De Regeling Wet Kinderopvang (gepubliceerd 6 oktober 2004 in de

Staatscourant) bevat regels over het gemeentelijke register.

In deze regeling staat dat het college de gegevens van een kindercentwm of

gastouderbureau uit het register mag verwijderen, als uit onderzoek blijkt dat de houder niet aan de kwaliteitseisen voldoet. Verwijdering ligt echter niet meteen voor de hand. Eerst zal geprobeerd worden om afspraken te maken over het nemen van maatregelen om de tekortkomingen op te heffen.

Het verwijderen uit het register is een uiterste middel. Het heeft nI. tot gevolg dat de ouders de aanspraak op tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang verliezen. Bij verwijdering uit het register moeten

verschillende instanties hiervan op de hoogte worden gebracht. Denk aan andere gemeentelijke diensten als de afdeling Sociale Voorzienïngen (uitvoering financiering doelgroepen), de Belastingdienst en de ouders. De verwijdering uit het register kan bekend worden gemaakt via een

publicatie in de lokale media (De Drom), maar het verdient aanbeveling de betrokken partijen direct te informeren. De sanctie kan worden opgelegd aan een kindercentrum zowel als aan een gastouderbureau.

De wettelijke basis voor bestuursdwang is artikel 125 van de Gemeentewet. Nadat de aanwijzing of het bevel niet ten uitvoer is gelegd, kan het college besluiten ter handhaving bestuursdwang aan te zeggen. Bestuursdwang is de herstelsanctie inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding en de verplichting om te dulden dat het bestuursorgaan de last door feftelijk handelen ten uitvoer legt, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd. Niet alle overtredingen zijn geschikt

om met bestuursdwang op te lossen. In de plaats van bestuursdwang kan dan een last onder dwangsom worden opgelegd. De tenuitvoerlegging van de sancties kan worden voorkomen indien door de overtreder binnen een bepaalde termijn (begunstigingstermijn) bepaalde maatregelen worden

genomen, teneinde tot een correcte naleving van het gegeven bevel of de gegeven aanwijzing te komen.

De wettelijke basis voor een dwangsom is artikel 125 van de Gemeentewet juncto artikel 5:32, eerste lid van de Awb. Deze sanctie kan alleen worden opgelegd aan de overtreder zelf. Een last onder dwangsom wordt niet opgelegd als er acuut gevaar is. Dan is het beter om b.v. te kiezen voor

bestuursdwang. Een last onder dwangsom is een herstelsanctie: de overtreding moet hersteld” worden. Gebeurt dit niet of niet tijdig, dan moet een geldsom worden betaald. Een voorbeeld waar een dwangsom een goed instrument kan zijn, is in het geval dat er consequent niet wordt voldaan aan de leidster-kind ratio. Er kan gekozen worden voor een bedrag ineens, een bedrag per tijdseenheid waarin de last niet is uitgevoerd of een bedrag per overtreding van de last. Het bedrag dient in verhouding te staan tot de zwaarte van het geschonden belang, de beoogde werking van de dwangsomoplegging en de hoogte van de kosten die het treffen van voorzieningen met zich meebrengt in relatie tot het voordeel dat de overtreder heeft bij voortzetting van de overtreding. De

dwangsom wordt opgelegd met als last aan het gegeven bevel of de gegeven aanwijzing te voldoen.

De wettelijke basis voor een bestuurlijke boete is artikel 72 Wet Kinderopvang. De bestuurlijke boete bedraagt hoogstens €45.000. Ook kan een bestuurlijke boete tot maximaal €5.000 worden opgelegd als een houder niet alle inlichtingen verstrekt aan het college die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn (artikel 28, vierde lid). Er is geen mandaat voor het opleggen van een boete aan de

opsteller van het rapport. De hoogte van de boete moet worden afgestemd op de ernst van de overtreding, de mate waarin de overtreding de persoon verweten kan worden en de omstandigheden waarin die persoon verkeert.

T.a.v. het rapport beschrijft artikel 77, eerste lid Wet Kinderopvang de procedure. Uit het oogpunt van behoorlijk bestuur en vooruitlopen op een wetswijziging in de Awb verdient het de voorkeur altijd een rapport op te maken.

Tav. strafrechtelijke mogelijkheden kent de Wet Kinderopvang in artikel 71 een bepaling die bij overtreding kan leiden tot strafrechtelijke vervolging. Verder gelden als wettelijke basis de artikelen

225 tot en meet 227b, 447c en 447d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 129 tot en met 182 en artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door de bijzondere opsporingsambtenaren zelf.

Het inspectierapport dient als basis voor het bepalen of handhaving gewenst dan wel noodzakelijk is.

Daarbij blijven de Wet Kinderopvang en de Beleidsregels Kinderopvang Enkhuizen 2005 uiteraard het wettelijk kader en uitgangpunt. Het sanctieprotocol geeft aan welke sanctie voor welke overtreding

aangewend dient te worden. Handhaving is en blijft echter maatwerk, dus kan het college besluiten, alle belangen en omstandigheden in aanmerking nemende, van het protocol af te wijken. Het sanctieprotocol gaat als bijlage bij deze beleidsregels.

Artikel 4. Niet-gemelde kinderopvang

Een inspecteur kan via een tip of “toevallig” op het spoor komen van niet-gemelde kinderopvang of van informele kinderopvang. Artikel 45 Wet Kinderopvang omschrijft wanneer sprake is van kinderopvang in de zin van de Wet Kinderopvang. In een dergelijke situatie is de houder verplicht zich aan te melden. De GGD als toezichthouder moet dit dan beschouwen als een nieuwe melding en als zodanig handelen. Informele kinderopvang valt buiten de reikwijdte van de wet Kinderopvang. De GGD heeft hier geen taak

als toezichthouder.

Artikel 5. Samenwerking Gemeente en GGD

Om de nieuwe wet goed te kunnen uitvoeren zijn er duidelijke afspraken nodig tussen GGD en Gemeente. Niet alleen de taak- en rolverdeling moet duidelijk zijn, maar ook de wijze waarop de GGD rapporteert en de wijze waarop de gemeente vervolgens omgaat met de bevindingen van de GGD. De toezichthouder zal in het veld moeten weten wat er gedaan moet worden als er een overtreding wordt geconstateerd. Vanuit de gemeentelijke verantwoordelijkheid moet helder zijn welke overtredingen direct worden aangepakt.

Artikel 6. Rol ouders

Ouders kunnen een belangrijke rol vervullen bij het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang. In de regel zijn zij het die de kinderen brengen en halen naar en van de opvang. Tevens zijn zij vertegenwoordigd in de oudercommissie (het hebben van een oudercommissie is een verplichting in

het kader van de Wet Kinderopvang). Zo wordt het pedagogisch beleidsplan in samenspraak met de oudercommissie opgesteld en dienen ouders op de hoogte te worden gesteld van de uitkomsten van de jaarlijks te maken risico- analyse.

Artikel 7. Klachten

Ouders hebben het recht een klacht in te dienen t.a.v. de kwaliteit van de kinderopvang als zij van mening zijn dat de situatie ten nadele is van het kind. Zij kunnen hun klacht bespreken met de houder van het kinderdagverblijf of gastouderbureau. Mocht dit niet tot het gewenste resultaat leiden, dan kan de GGD of de Gemeente worden ingeschakeld. Een klacht bij de GGD of de Gemeente dient schriftelijk te worden ingediend.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d.

De burgemeester,

Nota-toelichting

2011-01-25

Bijlagen Beleidsregels Handhaving kinderopvang Enkhuizen 2005