Regeling vervallen per 20-06-2017

Financiele verordening gemeente Enschede 2009

Geldend van 06-08-2009 t/m 19-06-2017 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Financiele verordening gemeente Enschede 2009

De Raad van de gemeente Enschede besluit,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Enschede.

Titel 1. Inleidende bepalingen

Financiële verordening gemeente Enschede 2009

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Organisatieonderdeel: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft.

  • b.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Enschede en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Enschede.

  • d.

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

Titel 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college daar waar zinvol per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

Artikel 3. Integrale Planning & Controlcyclus

Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan de raad aan, met daarin in elk geval de data voor het aanbieden van de nota’s van wijziging, tussentijdse rapportage, gemeenterekening, kadernota en programmabegroting met de meerjarenraming.

Artikel 4. Inrichting programmabegroting en gemeenterekening

  • 1. Bij de programmabegroting worden onder elk van de programma’s op productniveau de lasten en baten aangegeven en bij de gemeenterekening worden onder elk van de programma’s op productniveau de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting worden de benodigde investeringskredieten weergegeven, opgedeeld naar nieuwe c.q. uitbreidingsinvesteringen en vervangingsinvesteringen. Daarnaast wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven..

  • 3. In de gemeenterekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 5. Autorisatie programmabegroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling autoriseert de raad de vervangingsinvesteringen waarvoor dekking aanwezig is.

  • 3. Gedurende het boekjaar is het aan de raad voorbehouden om aanvullende investeringskredieten beschikbaar te stellen.

  • 4. De raad verleent décharge aan het college aan de hand van de programmabegroting en de, door de accountant goedgekeurde, gemeenterekening.

Artikel 5a. Begrotingsdiscipline

Het college is bevoegd om binnen een programma mutaties van minder dan 5% van het uitgavenplafond per product met een maximum van 50.000 euro door te voeren mits deze niet leiden tot een wijziging in de beleidsoutput/-outcome. Het college informeert de raad hierover achteraf bij de concerntrapportage of de jaarrekening.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de programmabegroting van de gemeente.

  • 2. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de programmabegroting. In de tussentijdse rapportage worden opmerkelijke financiële en beleidsmatige verschillen, zowel wat betreft de lasten als de geleverde resultaten, toegelicht.

  • 3. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

Artikel 7. Gemeenterekening

Het college legt verantwoording af over de realisatie van de programma’s, waarbij per programma inzicht wordt gegeven in:

  • .

    de mate waarin de doelstellingen zijn gerealiseerd;

  • .

    de wijze waarop getracht is de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken;

  • .

    de gerealiseerde baten en lasten.

Titel 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

  • 2. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

  • 3. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

  • 4. Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

  • 5. Immateriële vaste activa worden in principe zo snel mogelijk afgeschreven.

  • 6. Op de materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

  • 7. Activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden in afwijking van het bovenstaande, geactiveerd: wegen, verkeersregelinstallaties en openbare verlichting.

  • 8. Het materiële vaste activum wordt geactiveerd in het jaar van ingebruikname. De afschrijving start met ingang van het daaropvolgende begrotingsjaar.

  • 9. Het college biedt (tenminste eenmaal in de vier jaar) een nota activeren en afschrijven aan met spelregels omtrent het activerings- en afschrijvingsbeleid. De uitgangspunten in dit artikel worden hierin verder uitgewerkt, de te hanteren afschrijvingstermijnen maken daar ook onderdeel van uit. De nota wordt door de raad vastgesteld.

Artikel 9. Overheveling specifieke exploitatiebudgetten

Het college verzoekt de gemeenteraad vóór 1 januari van het volgende jaar, bij het niet volledig besteden van specifieke exploitatiebudgetten, het overgebleven bedrag toe te voegen aan een bestemmingsreserve “nog uit te voeren werkzaamheden”. Het college geeft daarbij aan op welke (specifieke) budgetten en/of projecten het verzoek betrekking heeft.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • .

      onroerende zaakbelasting gebruikers;

    • .

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • .

      precariobelasting;

    • .

      hondenbelasting;

    • .

      rioolrechten;

    • .

      afvalstoffenheffing;

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

2.Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. De nota behandelt:

    • .

      de vorming en besteding van reserves;

    • .

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • .

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen;

    • .

      de relatie tot de nota weerstandsvermogen beschreven in artikel 15.

  • 3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening verstrekt het college jaarlijks een overzicht van de stand van reserves en voorzieningen.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 13. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen. In de registratie worden ook opgenomen niet-geactiveerde kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde en de niet- of netto-geactiveerde investeringen in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren-)vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de (crediteuren-)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de zes jaar.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Titel 4. Paragrafen

Artikel 14. Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota lokale heffingen aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • .

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • .

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • .

      het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt jaarlijks ingegaan op de opbrengsten van de lokale heffingen, het bedrag aan kwijtscheldingen en de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing.

Artikel 15. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • .

      de vorm en inhoud van risicomanagement binnen de gemeente;

    • .

      wijze van bepalen van het weerstandsvermogen en de vereisten hieromtrent;

    • .

      de vorming en besteding van de concern bedrijfsvoeringsreserve.

  • 3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op een inventarisatie van de risico’s, een inventarisatie van het weerstandsvermogen en het beleid omtrent de risico’s en het weerstandsvermogen.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de vier jaar de volgende plannen aan: wegenbeleidsplan, gemeentelijk rioleringsplan, kwaliteitsplan groenonderhoud en beleidsplan Openbare verlichting. De plannen geven het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau. In de plannen staat ook vermeld wat de (meerjarige) financiële consequenties zijn van de plannen in relatie tot de meerjarencijfers van de begroting en het meerjarig budgettaire beslag. De plannen worden door de raad vastgesteld.

  • 2. Het Gemeentelijk Vastgoedbedrijf stelt eens in de vier jaar het Meerjaren Onderhoudsplan voor (onderwijs)gebouwen op. Dit plan geeft inzicht in de onderhoudskwaliteit. Het plan wordt door de raad vastgesteld.

  • 3. Het Gemeentelijk Grondbedrijf stelt tenminste iedere 4 jaar de ‘beheersverordening grondbedrijf’ op. In deze verordening zijn de spelregels voor de administratieve en organisatorische inrichting en beheer van het grondbedrijf vastgelegd. De raad stelt de beheersverordening vast.

  • 4. Bij de gemeenterekening doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag van de financiële consequenties en de voortgang van het geplande onderhoud aan openbare verlichting, groen, wegen, riolering en water, vastgoed, onderwijsgebouwen en sportaccommodaties.

Artikel 17. Financiering / Treasury

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een treasurystatuut aan. Het statuut wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. In het treasurystatuut wordt aandacht besteed aan:

    • .

      taken en bevoegdheden;

    • .

      verantwoordingrelaties en bijhorende informatievoorziening.

  • 3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op, de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar, de rentevisie en de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de treasuryfunctie en de limieten voor het opnemen van kredieten in rekening-courant, het uitzetten van tijdelijk overtollige middelen en het aantrekken van langlopende geldleningen.

Artikel 18. Bedrijfsvoering

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota bedrijfsvoering aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • .

      definitie en kaders ten behoeve van bedrijfsvoering;

    • .

      doel en beleid omtrent bedrijfsvoering.

  • 3. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op de voortgang van de beleidsvoornemens, de omvang, opbouw en ontwikkeling van personeelsbestand, de kosten van bedrijfsvoering en de voortgang van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid.

Artikel 19. Verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • .

      de definities en de kaders met betrekking tot verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen;

    • .

      het doel en het beleid met betrekking tot verbonden partijen en gesubsidieerde instellingen.

  • 3. In de paragraaf verbonden partijen van de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op nieuwe beleidsvoornemens, nieuwe verbonden partijen, het beëindigen en wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

  • 4. Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt met betrekking tot de gesubsidieerde instellingen ingegaan op nieuwe beleidsvoornemens en een overzicht gegeven van de toegekende gemeentelijke subsidies.

Artikel 20. Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2.

    In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • .

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • .

      de financiële consequenties van het gevoerde grondbeleid;

    • .

      de voorraadverwerving en transformatie naar bouwrijpe grond;

    • .

      de uitgifte van gronden en grondprijzen.

  • 3.

    Bij de programmabegroting en de gemeenterekening wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid en met name op de belangrijkste financiële ontwikkelingen, zoals de actuele en prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie.

Titel 5. Financieel beheer en interne controle

Artikel 21. (Financiële) administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten en andere relevante wet- en regelgeving;

  • 2.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

  • 3.

    de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • .

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

    • .

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

    • .

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • .

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

      • e.

        de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende

        informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de

        doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 22. Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt vast:

a.een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatieonderdelen;

een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • b.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de organisatieonderdelen van de gemeente;

  • c.

    de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • d.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de organisatieonderdelen.

Artikel 23. Interne controle (incl. misbruik en oneigenlijk gebruik)

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen en bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Artikel 24. Aanbesteding en inkoop

  • 1.

    Het college draagt zorg voor en legt in het “inkoop- en aanbestedingsbeleid” de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen vast. Het beleid wordt vastgesteld door de raad en ten minste eenmaal in de drie jaar geëvalueerd.

  • 2.

    In het inkoop- en aanbestedingsbeleid wordt aandacht besteed aan:

juridische- en organisatorische uitgangspunten;

ethische en ideële uitgangspunten;

procedures omtrent inkoop en aanbesteding.

Titel 6. Slotbepalingen

Artikel 25. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist de raad.

  • 2. De raad kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 27. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Enschede 2009”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad d.d. 22 juni 2009

de voorzitter, de griffier,

_______________ ______________

P.E.J. den Oudsten R.M.Jongedijk

Toelichting op de artikelen

Algemeen

Deze verordening regelt bepaalde onderwerpen in de verhouding tussen de raad en het college.

Artikel 1. Definities

Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. Enkele begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.

Artikel 2. Programma-indeling

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de programmabegroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast.

Mede op basis van het BBV bepaalt de gemeente het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting. De gemeente kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen.

Artikel 4. Inrichting programmabegroting en gemeenterekening

In dit artikel zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de programmabegroting. In het eerste lid wordt het college opgedragen om bij de gemeenterekening de realisatie op productniveau toe te voegen. Opgemerkt moet worden dat het overzicht van de realisatie op productniveau bij het jaarverslag wordt gevoegd en niet bij de jaarrekening. Anders gaat het overzicht van de realisatie onderdeel uitmaken van de accountantscontrole, hetgeen niet de bedoeling kan zijn.

In dit artikel wordt tevens de verplichting om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.

Artikel 5. Autorisatie programmabegroting, investeringkrediet en begrotingswijzigingen

Dit artikel bevat nadere regels voor de autorisatie van de programmabegroting en investeringskredieten. In lid 1 is weergegeven dat autorisatie van de baten en lasten plaats vindt op programmaniveau. In het vierde lid is beschreven dat het college gedurende het jaar aan de raad voorstellen doet voor de begrotingswijzigingen.

Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa

De hoofdregels voor activering en afschrijving van kapitaalgoederen zijn in dit artikel vastgelegd. Deze uitgangspunten worden verder uitgewerkt in de nota activeren en afschrijven. De te hanteren afschrijvingstermijnen maken daar ook onderdeel van uit.

De raad bepaald de afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen. Hierbij geldt het criterium dat de afschrijvingsmethodiek en de afschrijvingstermijnen van een actief met economisch nut moeten afstemmen met de verwachte levensduur. Indien dit wordt nagelaten, wordt het getrouwe beeld van de jaarrekening aangetast.

Activa met een maatschappelijk nut worden, zo mogelijk onder aftrek van bijdragen van derden en bijdragen, uit de bestemmingsreserve ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 9. Overheveling specifieke exploitatiebudgetten

Indien het budget in het oude jaar nog niet is besteed (ofwel de afgesproken activiteiten zijn nog niet uitgevoerd / afgerond), maar wel voor uitvoering van activiteiten in het nieuwe jaar nodig is, is overheveling van budget benodigd. Voor een rechtmatige aanwending van de overgehevelde middelen naar het nieuwe jaar moet de begroting van dat jaar worden aangepast.

Gekozen is om de gemeenteraad te laten besluiten dat bij het niet volledig besteden van specifieke budgetten een bestemmingsreserve mag worden gevormd waaruit in een volgend jaar deze specifieke lasten kunnen worden gedekt. Het is een min of meer generiek besluit waarbij de specifieke budgetten worden genoemd. Een voorbeeld van een specifiek budget is het budget voor het onderhoud van wegen. Indien het onderhoud van de weg nog niet is afgerond aan het eind van het jaar, dan dient het budget overgeheveld te worden naar het nieuwe jaar.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 10 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is gekozen voor een scheiding in bulkfacturen en overige facturen. Voor de bulkfacturen wordt een voorziening getroffen op basis van het historische percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Het eerste lid van dit artikel bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In het tweede lid 2 wordt bepaald dat een overzicht van de stand van reserves en voorzieningen wordt opgenomen in de programmabegroting en de gemeenterekening.

Artikel 12. Kostprijsberekening

In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en gemeenterekening zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.

Artikel 13. Registratie bezittingen, activa en vermogen

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 14 t/m 20 Paragrafen

In de artikelen 14 t/m 20 worden de verplicht voorgeschreven paragrafen volgens het BBV nader uitgewerkt. Deze paragrafen moeten een dwarsdoorsnede van de programmabegroting en de gemeenterekening vormen. Per paragraaf is aangegeven waarover jaarlijks bij de programmabegroting en gemeenterekening moet worden gerapporteerd.

Voor alle paragrafen, met uitzondering van de paragraaf financiering, is een vierjaarlijkse beleidsnota voorgeschreven waarin de algemene beleidslijnen worden beschreven. Voor de paragraaf financiering kan het treasurystatuut als algemene beleidslijn worden aangeduid. Dit statuut moet eveneens eenmaal per vier jaar worden bijgesteld.

Artikel 21. (Financiële) administratie

In artikel 21 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.

Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het BBV zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 22. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 23. Interne controle (incl. misbruik en oneigenlijk gebruik)

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college voldoet aan de eisen genoemd in deze verordening.

In lid 2 is aangegeven dat regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik vastgelegd moeten zijn. Hier kan gekozen worden voor het opstellen van een nota of meerdere aparte regelingen, zoals declaratieregeling en gedragsregels internet.

Artikel 24. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Dit artikel legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de gemeenterekening nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets.