Verordening percentageregeling beeldende kunst 2007

Geldend van 20-09-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening percentageregeling beeldende kunst 2007

De Raad van de gemeente Enschede,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van, 19 juni 2007. ,

gelet op;

artikel 149 van de Gemeentewet

overwegende dat de Verordening percentageregeling beeldende kunst, vastgesteld 18 oktober 1993, herziening behoeft,

b e s l u i t

vast te stellen de

Verordening percentageregeling beeldende kunst 2007

Gemeenteblad van Enschede

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    reserve: in de gemeentebegroting opgenomen reserve voor uitvoering van deze verordening, genaamd de Reserve Stadsverfraaiing;

  • b.

    bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die met de grond verbonden is;

  • c.

    gebouw: bouwwerk dat een toegankelijk, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • d.

    werk: een inrichting, geen bouwwerk of gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een weg, parkeerplaats, voetpad, fietspad, plein, trottoir, speelplaats, tunnel, viaduct, vijver, park, groenvoorziening;

  • e.

    beeldende kunst: vormgevingsproces waarbij een beeldend kunstenaar is betrokken;

  • f.

    kunstopdracht: door college verstrekte opdracht aan beeldend kunstenaar tot vervaardigen of ontwerpen van een kunstwerk;

  • g.

    kunstwerk: voortbrengsel van beeldende kunst.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. De verordening is van toepassing op bouw, verbouw en renovatie van gemeentelijke bouwwerken en gebouwen, met uitzondering van woningen, en op aanleg, heraanleg en renovatie van gemeentelijke werken.

  • 2. De verordening is tevens van toepassing op gemeentelijke bijdragen in bouw, verbouw en renovatie van niet-gemeentelijke bouwwerken en gebouwen, met uitzondering van woningen, en op gemeentelijke bijdragen in aanleg, heraanleg en renovatie van niet-gemeentelijke werken.

  • 3. De verordening is niet van toepassing indien de kosten van bouw, verbouw, aanleg, heraanleg en renovatie, genoemd in artikel 3, lid 3, minder dan € 300.000 bedragen.

  • 4. De uitbreiding van bestaande schoolgebouwen met één of meerdere groepsruimten en de renovatie van bestaande scholen vallen niet onder de werking van deze regeling.

Artikel 3 Bedrag voor kunstwerken

  • 1. In de raming van de kosten binnen het toepassingsbereik zoals in artikel 2 bepaald, wordt een bedrag opgenomen ten behoeve van één of meer kunstwerken.

  • 2. Het bedrag bedraagt 1 % van de begrote kosten of van de gemeentelijke bijdrage.

  • 3. Het in lid 2 genoemde percentage wordt berekend over de aanneemsom van het bouwkundig bestek, verhoogd met de kosten van de basisinstallaties voor warmte, water, lucht en licht, dan wel over de gemeentelijke bijdrage in deze kosten en belasting.

Artikel 4 Storting in reserve

Het volgens artikel 3 berekende bedrag wordt direct na vaststelling van de desbetreffende begrotingspost of begrotingswijziging in de Reserve Stadsverfraaiing gestort.

Artikel 5 Extra voeding reserve

De reserve wordt behalve volgens artikel 4 gevoed door:

  • a.

    1% van de kosten van sloop, bouw- en woonrijp maken bij gemeentelijke grondexploitaties;

  • b.

    1% van de kosten van sloop, bouw- en woonrijp maken bij particuliere grondexploitaties, op basis van de gemeentelijke Exploitatieverordening;

  • c.

    andere door de raad aan te wijzen middelen.

Artikel 6 Kunstopdrachten; delegatie onttrekkingen; herstel schade

  • 1. Het college geeft ten laste van de reserve één of meer kunstopdrachten die zoveel mogelijk naast, al dan niet geïntegreerd in of op het gebouw, bouwwerk of werk worden gerealiseerd.

  • 2. Voor de hoogte van het bedrag dat met de kunstopdracht(en) is gemoeid, wordt aansluiting gezocht bij het bedrag dat daarvoor in de reserve is gestort.

  • 3. De bevoegdheid om middelen aan de reserve te onttrekken is door de raad, bij deze, overgedragen aan het college.

  • 4. Het college kan besluiten om de voor beeldende kunst beschikbare gelden niet ten behoeve van het desbetreffende object te besteden.

  • 5. Aan de reserve kunnen ook middelen worden onttrokken ter financiering of voorfinanciering van herstel van schade, met name ontstaan door vandalisme, aan gemeentelijke kunstwerken en ter financiering van overige kosten, zoals publiciteit, met betrekking tot gemeentelijke kunstwerken.

Artikel 7 Deskundigenadvies; mening betrokkenen

  • 1. Het college geeft een kunstopdracht niet dan na advies te hebben ingewonnen van de stedelijk adviseur beeldende kunst.

  • 2. Het college kan aan bewoners, gebruikers, architect of andere betrokkenen advies vragen over een kunstopdracht.

Artikel 8 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9 Intrekking oude regeling

De Verordening percentageregeling beeldende kunst, vastgesteld 18 oktober 1993, wordt ingetrokken.

Artikel 10 Inwerkingtreding; citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werkingop de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening percentageregeling beeldende kunst 2007.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 september 2007.

de Griffier, de Voorzitter,

R.M. Jongedijk P.E.J. den Oudsten

Toelichting Verordening percentageregeling beeldende kunst 2007

ALGEMEEN

Om beeldende kunstopdrachten te stimuleren heeft het Rijk in het begin van de jaren vijftig percentageregelingen ingesteld voor de nieuwbouw van rijksgebouwen en onderwijsinstellingen. Deze regelingen houden in dat een bepaald percentage van de geraamde bouwkosten is gereserveerd voor opdrachten aan of aankopen van beeldend kunstenaars.

Veel gemeenten hebben analoog hieraan eigen regelingen ontwikkeld, die zich veelal niet beperken tot openbare gebouwen en scholen, maar ook betrekking hebben op het bouwrijp maken van nieuwe woonwijken, aanleg van wegen, openbaar groen, bruggen en andere infrastructurele werken. Gemeenten zijn vrij om al dan niet een percentageregeling in te stellen, de hoogte van het percentage vast te stellen, de bandbreedte te bepalen van de bouwprojecten die onder de regeling vallen e.d.

De gemeente Enschede kent sinds 1993 de verordening voor beeldende kunstopdrachten. Doel van de regeling was om beeldende kunst een bijdrage te laten leveren aan de gebouwde omgeving en daardoor de gehele bevolking in kennis te brengen met uitingen van beeldende kunst.

Geconcludeerd kan worden dat de regeling inderdaad heeft gezorgd voor bijzondere kunstwerken in Enschede, recentelijk nog het kunstwerk LUMEN in de Prinsessetunnel. Door deze kunstwerken, veelal in de buitenruimte, wordt een bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de openbare ruimte en aan het culturele klimaat van de stad. De percentageregeling is daarmee een belangrijk instrument om de hoge culturele ambities van Enschede te realiseren.

De tekst van de percentageregeling is inmiddels aan vernieuwing toe, om de volgende redenen:

  • a.

    de regeling uit 1993 is onnodig ingewikkeld doordat er met verschillende percentages voor verschillende soorten (bouw)werken werd gewerkt;

  • b.

    in de regeling uit 1993 zijn onderwijsgebouwen uitgesloten omdat de financiering van onderwijshuisvesting tot medio jaren negentig door het Rijk werd bekostigd (bij de uitvoering van kunstopdrachten bij scholen was de gemeente Enschede wel betrokken);

Bij de aanpassing van de verordening is dankbaar gebruik gemaakt van de modelverordening van het Cultuurfonds van de Bank van Nederlandse Gemeenten.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2 Toepassingsbereik

De decentralisatie van de onderwijshuisvesting naar de lokale overheid betekende een heroverweging met betrekking tot de onderwijshuisvesting waarvoor de gemeenten vanaf 1997 verantwoordelijk werden. In de nieuwe verordening voor de percentageregeling is dan ook de onderwijshuisvesting meegenomen. Een uitzondering wordt gemaakt voor de uitbreiding van scholen met groepsruimten en de renovatie van onderwijsgebouwen: deze voorzieningen zijn buiten de percentageregeling gehouden, omdat dit in lijn is met de voormalige percentageregeling van het Rijk. Daarmee is de nieuwe verordening dus wat het onderwijs betreft met name van toepassing bij de bouw van nieuwe voorzieningen: scholen, brede scholen, multifunctionele centra e.d.

Artikel 3 Bedrag voor kunstwerken

De regeling wordt vereenvoudigd door slechts één percentage op alle nieuwbouw en verbouw toe te passen. Dit is een percentage dat ook door veel andere gemeenten wordt gehanteerd, al dan niet met variaties per bouwbedrag. Concreet betekent dit het volgende:

Soort (bouw)werk of gebouw

percentage

1.Nieuwbouw gemeentelijk gebouw boven € 300.000

1 %

2.Verbouw gemeentelijk gebouw boven € 300.000

1 %

3.Nieuw- of verbouw niet gemeentelijk gebouw

1 % van gemeentelijke bijdrage

4.Onderwijshuisvesting

1 % van gemeentelijke bijdrage

5.Bruggen, tunnels, viaducten, rotondes (infrastructurele werken)

1 %

6.Sloop en bouwrijp maken gronden

1 %

7.Groenprojecten

1 %

Het is aannemelijk dat dit in de toekomst zorgt voor enige kostenvermindering bij kleinere bouwprojecten, omdat over die bouwprojecten niet meer 1,5 % of 2 % wordt berekend. Daar staat tegenover dat in de nieuwe verordening niet meer uitgegaan wordt van de kale bouwsom, maar dat ook de kosten van installaties worden meegerekend, in lijn met de modelverordening van het Cultuurfonds van de Bank van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 4 Storting in reserve

Zoals in Nederland vrij gebruikelijk is, worden de middelen, die via de percentageregeling beschikbaar komen, voortaan direct na vaststelling ervan in de Reserve Stadsverfraaiing (voorheen genaamd “Fonds Stadsverfraaiing”) gestort. Daarmee wordt gezorgd voor meer transparantie in de totale omvang van middelen die vanuit de percentageregeling beschikbaar komen.

De DMO zorgt vervolgens samen met de Stedelijk adviseur beeldende kunst dat een voorstel voor een kunstopdracht aan het college van burgemeester en wethouders wordt voorgelegd. Als het college heeft besloten tot het verstrekken van een kunstopdracht, wordt met de kunstenaar en met de projectleider van het betreffende bouwproject besproken waar de verantwoordelijkheid voor het kunstbudget wordt neergelegd. De kunstenaar is verantwoordelijk voor het opstellen van een sluitende begroting en voor de artistieke kwaliteit van het opgeleverde kunstwerk, maar op grond van functionaliteit is de kunstenaar niet altijd de aangewezen persoon om de betaling van facturen te regelen. Als het kunstwerk volledig geïntegreerd wordt in een gebouw, zoals bijvoorbeeld het kunstwerk KIJK-DUIN op het dakterras van de Scholingsboulevard, is het zinvoller om de projectleider verantwoordelijkheid te geven over de besteding van de middelen. Dit heeft als bijkomend voordeel dat kostenbesparende afspraken gemaakt kunnen worden met de onderaannemers die zijn gecontracteerd voor de uitvoering van het bouwproject.

Artikel 5 Extra voeding reserve

De Reserve Stadsverfraaiing wordt ook gevoed op grond van de ‘Exploitatieverordening Enschede 1996’. Het Grondbedrijf (DSOB) draagt 1% af van sloop-, bouw en woonrijp maken, zowel bij gemeentelijke grondexploitaties als bij particuliere grondexploitaties. Deze werkwijze wordt in de nieuwe percentageregeling nog eens extra geformaliseerd.