Regeling vervallen per 01-01-2014

de Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2012.

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening Toeristenbelasting 2012

Raadsbesluit  2011 registratienummer: 2011-55578

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

BESLUIT

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2012.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene zijn opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

  • 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

    • b.

      kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

    • c.

      vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een (gedeelte van een) seizoen of een jaar.

    • d.

      jaarplaats: een vaste standplaats bestemd voor verblijf gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december.

    • e.

      seizoenplaats: een vaste standplaats bestemd voor verblijf gedurende de periode 1 april tot en met 31 oktober.

    • f.

      gebroken seizoenplaats: een vaste standplaats bestemd voor verblijf gedurende de periode 1 april tot en met 30 juni en van 1 september tot en met 31 oktober.

    • g.

      voorseizoenplaats: een vaste standplaats bestemd voor verblijf gedurende de periode 1 april tot en met 30 juni.

    • h.

      naseizoenplaats: een vaste standplaats bestemd voor verblijf gedurende de periode 1 september tot en met 31 oktober.

    • i.

      he&pi-plaats: een standplaats bestemd voor verblijf gedurende de periode Hemelvaartsdag tot en met Tweede Pinksterdag.

  • 2. Voor kampeermiddelen op vaste standplaatsen kan het aantal overnachtingen op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld.

  • 3. Het aantal overnachtende personen wordt, met betrekking tot kampeermiddelen op vaste standplaatsen ingeval van:

    • a.

      een jaarplaats gesteld op 2,62;

    • b.

      een seizoenplaats gesteld op 2,89;

    • c.

      een gebroken seizoenplaats gesteld op 2,79;

    • d.

      een voorseizoenplaats gesteld op 2,53;

    • e.

      een naseizoenplaats gesteld op 2,15;

    • f.

      een he&pi-plaats gesteld op 3,00.

  • 4. Het aantal malen dat door de in het tweede lid bedoelde personen is overnacht wordt, ingeval verblijf wordt gehouden in kampeermiddelen op vaste standplaatsen voor:

    • a.

      een jaarplaats gesteld op 66;

    • b.

      een seizoenplaats gesteld op 52;

    • c.

      een gebroken seizoenplaats gesteld op 34;

    • d.

      een voorseizoenplaats gesteld op 27;

    • e.

      een naseizoenplaats gesteld op 20;

    • f.

      een he&pi-plaats gesteld op 7,8.

Artikel 6 Belastingtarief

Per overnachting bedraagt het tarief € 0,90.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8a Aangifte

  • 1 In afwijking van artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt het uitnodigen tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

  • 2 In afwijking van artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet wordt aangifte gedaan door het op de in de aangiftebrief aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

  • 3 Indien de aangifte langs elektronische weg wordt gedaan, kan de aangiftebrief langs elektronische weg worden verzonden.

Artikel 9 Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 10 worden niet opgelegd.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting moet worden betaald binnen zes weken na dagtekening van de aanslag.

  • 2. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid vermelde termijn.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van de toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De Verordening toeristenbelasting 2009 van 26 juni 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening toeristenbelasting 2012’.

Epe, 22 september 2011

De raad voornoemd,

de voorzitter, Ir. H. van der Hoeve MPA.

de griffier, V. Smit.

Toelichting op de verordening toeristenbelasting 2012

Algemene toelichting

Artikel 224 Gemeentewet maakt het mogelijk om een toeristenbelasting te heffen voor het houden van verblijf door niet-ingezetenen. Het gaat hier om een algemene belasting waarvan de opbrengsten toevloeien aan de algemene middelen van de gemeente. Dat laat onverlet dat tegenover de opbrengsten ook aanzienlijke investeringen staan die direct of indirect ten goede komen aan de recreatief-toeristische sector. Te denken valt aan extra uitgaven voor openbare orde en veiligheid, voor verkeer, vervoer en waterstaat (zoals recreatieve fietspaden en bewegwijzering), voor evenementen, promotie en VVV en voor investeringen in recreatievoorzieningen en musea.

Hoewel de Gemeentewet daartoe niet verplicht, beperkt de verordening het belastbaar feit tot een verblijf met betaalde overnachting. Deze beperking is aangebracht uit een oogpunt van uitvoerbaarheid. Zonder deze nadere beperking zou bijvoorbeeld ook de logeerpartij bij familie tot belastingheffing moeten leiden. Dit is in de praktijk niet te controleren en te handhaven.

Met de keuze voor overnachtingen tegen een vergoeding in welke vorm ook, sluit de verordening aan bij een in de praktijk bestaand afrekenmoment. Degene die gelegenheid biedt tot overnachting zal immers ervoor zorgdragen dat hij de afgesproken vergoeding ontvangt. Daarnaast zal de ontvangen vergoeding in de (financiële) administratie worden verantwoord. De heffing van de toeristenbelasting sluit daarmee aan bij een al bestaande wettelijke plicht tot het voeren van een administratie. Dit maakt de controle en handhaving uitvoerbaar.

Hoewel niet verplicht voorgeschreven, is de naam ‘toeristenbelasting’ ontleend aan artikel 224 Gemeentewet. Opgemerkt wordt dat de naam de lading van de belastingheffing op grond van deze verordening niet volledig dekt. In navolging van de Gemeentewet stelt deze verordening aan de overnachting geen eisen van toeristische of recreatieve aard. Ook in de jurisprudentie is al meermalen bevestigd dat ook betaald verblijf met overnachting zonder toeristische of recreatieve aanleiding, tot belastingplicht leidt.

Ten opzichte van de vorige verordening, is de tekst van de verordening grondig herschreven. De nieuwe redactie vloeit voort uit een knelpuntenanalyse die de VNG begin 2009 heeft uitgevoerd. Bij deze analyse is mede gekeken naar een breder draagvlak voor de belastingheffing en een terugdringing van de administratieve lasten. Deze analyse heeft geleid tot een neutralere formulering van het belastbaar feit en een aanpassing van de forfaitaire regeling in de modelverordening. De aanpassingen hebben niet tot doel om de belastingplicht te verzwaren. In tegendeel. De aangebrachte wijzigingen leiden ertoe dat de opbrengsten realistischer worden verdeeld over alle overnachtende verblijfhouders. Daarnaast kunnen de belastingplichtige ondernemers gemakkelijker aansluiten bij de al aanwezige (verplichte) administraties waardoor ook de onontkoombare handelingen bij de aanslagregeling tot een minimum worden beperkt. In Epe was de verordening al in belangrijke mate in overeenstemming met het huidige model van de VNG.

Aanpassing forfaitaire regeling

De VNG modelverordening stelt een wijziging van huidige forfaitaire regeling voor. Bij de uitvoering van onze huidige regeling doen zich in tegenstelling tot het beeld dat de VNG heeft geen noemenswaardige knelpunten voor. Merendeels zal de bestaande forfaitaire regeling worden overgenomen, met enkele redactionele wijzigingen.

In de verblijfssector zijn voornamelijk ondernemers actief. Op deze ondernemers rust op grond van fiscale wetgeving al een administratieplicht. Daarnaast zijn deze ondernemers op grond van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene plaatselijke verordening (APV) verplicht een zogenoemd nachtregister bij te houden. Deze administraties bieden op zich al voldoende informatie om de hoogte van de belastingaanslag te bepalen. Door bij de aanslagregeling op deze administraties aan te sluiten, wordt voorkomen dat ondernemers onnodige aanvullende handelingen moeten verrichten. Daarnaast sluit de aanslagregeling beter aan bij de werkelijke overnachtingen zodat ook hiermee een realistische spreiding wordt bereikt over alle verblijfhoudende niet-ingezetenen.

Er zijn verblijfsvormen waarbij een onderkomen ter beschikking wordt gesteld maar waar geen helder zicht is op het werkelijke aantal personen dat voor overnachting van dat onderkomen gebruik maakt. Bij die onderkomens dwingen ook de administratieve voorschriften niet tot het dagelijks bijhouden van het aantal personen. Het gaat daarbij vooral om kampeerterreinen met vaste standplaatsen. Ook hier wordt uit doelmatigheidsoverwegingen de mogelijkheid geboden om het forfait toe te passen. De VNG stelt een forfait voor bij volgtijdige standplaatsen. Epe volgt dat voorstel niet, omdat daarvoor nieuw onderzoek naar de standplaatsbezetting nodig zou zijn.

In afwijking van de huidige regeling geldt het forfait niet automatisch. Uitgangspunt is het werkelijke aantal overnachtingen. Het forfait wordt alleen op verzoek toegepast voor de genoemde categorieën onderkomens. Overigens kan het college van B&W in specifieke situaties die sterke gelijkenis vertonen, op grond van art. 63 AWR (hardheidsclausule) het forfait overeenkomstig van toepassing verklaren.

Toelichting op wijzigingen per artikel

Artikel 1 - Belastbaar feit

Ter voorkoming van discussies is het belastbaar feit neutraal geformuleerd. In Epe werd deze neutrale formulering ook al in de vorige verordening gehanteerd.

Artikel 2 - Belastingplicht

De wijzigingen zijn redactioneel van aard en moeten bijdragen aan een betere leesbaarheid van het artikel. Inhoudelijk is de uitwerking gelijk aan de vergelijkbare bepaling in de oude verordening.

Artikel 3 - Vrijstellingen

De Gemeentewet schrijft geen verplichte vrijstellingen voor. Desondanks is ervoor gekozen enkele bijzondere verblijfsvormen vrij te stellen. Het gaat hierbij om verblijfsvormen waarbij de verblijfhouder doorgaans geen vrije keuze heeft. Naast verzorgden en verpleegden in verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen is daarbij in een regeling voorzien voor asielzoekers die door het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers zijn gehuisvest.

De tekst wijkt redactioneel af van de vorige verordening. Deze aanpassingen moeten bijdragen aan een betere leesbaarheid van het artikel. Zo is voor de vrijstelling voor verzorgden en verpleegden aansluiting gezocht bij de Wet Toelating Zorginstellingen. Inhoudelijk is de uitwerking gelijk aan de vergelijkbare bepaling in de oude verordening.

In de praktijk komt het voor dat mensen meer dan 90 dagen een gemeubileerde woonruimte huren (bijvoorbeeld bij een stacaravan of een standplaats). In dat geval doet zich niet alleen het belastbaar feit van de toeristenbelasting voor (overnachten tegen vergoeding) maar ook dat van de forensenbelasting (90 dagen of meer beschikken over een gemeubileerde woonruimte). In de oude verordening was daarom een vrijstelling in de toeristenbelasting opgenomen. Bij de besluitvorming van de perspectiefnota 2012 heeft de gemeenteraad aangegeven te willen kiezen om die vrijstelling in de forensenbelasting op te nemen.

In dat geval moet de ondernemer de toeristenbelasting afdragen. Hoewel dat op het eerste oog belastend lijkt, vermindert daardoor toch de administratieve lastendruk. De ondernemer hoeft zich namelijk niet af te vragen of er forensenbelasting wordt betaald zodat de heffing van toeristenbelasting achterwege kan blijven. Ook hoeft hij voor de aanslagregeling van de forensenbelasting geen inlichtingen te verstrekken over de huurders. Vooralsnog is echter de oude redactie gehandhaafd, aangezien er nog met de recreatie-ondernemers overleg zal plaatsvinden. De bedoeling is om in de loop van 2011 deze verordening redactioneel aan te passen.

Artikel 4 - Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing voor de toeristenbelasting is het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Een overnachting is de keer dat een niet-ingezetene overnacht. Bij een gezin van 4 personen dat een week in een hotel verblijft, is dus sprake van 28 (4 x 7) overnachtingen.

Artikel 5 - Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

Zoals onder de algemene toelichting al is aangegeven, is de forfaitaire berekeningswijze beperkt tot situaties waarin doorgaans geen administratie wordt gevoerd, of waar een aanslagregeling naar het werkelijke aantal overnachtingen tot extra administratieve inspanningen leidt. Dit laatste doet zich bijvoorbeeld voor bij seizoens- of jaarplaatsen waarbij de ondernemer geen goed zicht heeft op de dagelijkse bezetting.

Bij de knelpuntenanalyse door de VNG bleek dat de definities die oorspronkelijk in artikel 1 verordening waren opgenomen, dienden voor de uitwerking van de forfaitaire berekeningswijze. Daarom zijn de definities verplaatst naar dit artikel. Met deze verplaatsing wordt nogmaals benadrukt dat in beginsel alle overnachtingen tegen een vergoeding in welke vorm ook, aan de toeristenbelasting zijn onderworpen.

De begrippen ‘kampeermiddel’ en ‘kampeerterrein’ zijn ontleend aan de Wet op de openluchtrecreatie. Hoewel deze wet inmiddels is ingetrokken, bieden de daar gegeven omschrijvingen onzes inziens een betere afbakening van de typen onderkomens en van de locatie waar deze worden aangetroffen. Door de nieuwe formulering hoeven stacaravans niet meer afzonderlijk te worden genoemd. Zolang stacaravans niet bouwvergunningplichtig zijn en op een standplaats staan (in de praktijk voor een seizoen of een jaar) kan het forfait van toepassing zijn.

Om te benadrukken dat de afrekening naar het werkelijke aantal overnachtingen het uitgangspunt is, benoemt lid 2 de situaties waarin een forfaitaire berekeningswijze van toepassing kan zijn. In alle andere situaties geldt de hoofdregel. Gekozen is om het forfait alleen op verzoek toe te passen. Voor de uitvoerbaarheid moet dit verzoek bij de aangifte worden gedaan. Daarnaast kan het college van B&W nadere regels stellen om voor toepassing van het forfait in aanmerking te komen. De gekozen formulering heeft tot gevolg dat bij het niet doen van aangifte altijd naar het werkelijke aantal overnachtingen wordt geheven. Door de gewijzigde opzet kan het oorspronkelijke artikel 7 (afzien van forfaitaire berekening) in de verordening vervallen.

Artikel 4 regelt de berekeningswijze in het algemeen. Vervolgens werken artikel 5, lid 3 en 4, de van belang zijnde elementen uit voor de afzonderlijke onderkomens waarop het forfait van toepassing kan zijn.

Artikel 6 - Belastingtarief

De gemeente hanteert een vast tarief per overnachting. Ten opzichte van 2011 stijgt het tarief van € 0,80 naar € 0,90.

Artikel 7 - Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Hieraan doet niet af dat het onderkomen waar wordt overnacht, maar een gedeelte van het jaar is opengesteld. Deze beperkte openstelling komt tot uitdrukking in de berekening van het aantal overnachtingen.

Artikel 8 - Wijze van heffing

De toeristenbelasting wordt bij aanslag geheven. Doordat de belastingschuld pas aan het einde van het jaar kan worden vastgesteld, vindt de aanslagregeling in het volgende kalenderjaar plaats. Daarop vooruitlopend legt de gemeente in de loop van het belastingjaar voorlopige aanslagen toeristenbelasting op.

Artikel 9 - Aanslaggrens

Om doelmatigheidsredenen worden aanslagen onder de € 10 niet opgelegd.

Artikel 10 - Termijnen van betaling

Deze artikelen geven enkele aanwijzingen voor de aanslagregeling.

Artikel 11 - Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

De heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen is mede geregeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet. Op grond van deze wetten kan het college nadere regels stellen. Dit artikel legt dit ook voor de toeristenbelasting vast. De nadere regels zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen.

Artikel 12 – Kwijtschelding

De modelverordening van de VNG kent deze bepaling niet. In Epe zijn de kwijtscheldingsbepalingen opgenomen in de belastingverordening zelf en niet in een afzonderlijk kwijtscheldingsbesluit.

Artikel 13 - Overgangsbepaling

Zoals aangegeven worden de aanslagen na afloop van een belastingjaar opgelegd. Om onduidelijkheid over de aanslagregeling voor oude belastingjaren te voorkomen, regelt dit artikel dat de oude verordening van toepassing blijft op voorgaande jaren.

Artikel 14 - Inwerkingtreding

Dit artikel regelt op welk moment de verordening in werking treedt en vanaf welk moment de belasting volgens de nieuwe verordening wordt geheven. Op basis van deze bepaling gaan de wijzigingen in op 1 januari 2012.

Artikel 15 - Citeertitel

Dit artikel geeft aan met welke verkorte naam de verordening kan worden aangehaald.