Regeling vervallen per 26-10-2016

BELEIDSREGEL WONINGBOUW BUITEN DE  WOONVISIE 2005-2015, GEMEENTE EPE

Geldend van 04-07-2007 t/m 25-10-2016

Intitulé

BELEIDSREGEL WONINGBOUW BUITEN DE  WOONVISIE 2005-2015, GEMEENTE EPE

Aanleiding

Regelmatig bereiken de gemeente Epe vragen voor woningbouwlocaties die niet op de woningbouwlijst staan zoals deze in de Woonvisie 2005-2015 is opgenomen.

 

Momenteel worden dergelijke verzoeken beoordeeld aan het kavelbeleid. Dit beleid stamt uit 1999. In het  kavelbeleid uit 1999 is het uitgangspunt geformuleerd dat alleen medewerking verleend wordt aan woningbouwplannen als sprake is van de opheffing van een milieuhinderlijk bedrijf.  Alleen in  ruil daarvoor kunnen dus woningen gebouwd worden, zowel in, als buiten de bebouwde kom.

 

Het kavelbeleid is niet aangepast aan het huidig woonbeleid van zowel de provincie Gelderland (kwalitatief woningbouwprogramma), als de gemeente Epe (Woonvisie).  Ook wordt in het kavelbeleid de doorkijk gemist naar bestaand en gewenst ruimtelijk beleid, zoals dat ondermeer is verwoord in het streekplan van de provincie Gelderland en het structuurplan van de gemeente Epe.

 

Onderhavige notitie wil een kader scheppen waaraan woningbouwplannen die niet in de Woonvisie genoemd zijn beoordeeld kunnen worden. De notitie beoogd niet volledig te zijn. Dat kan ook niet. Er zijn vele wetten, regelingen, beleidsnota’s etc. waaraan een woningbouwplan moet voldoen. Daaraan moet vanzelfsprekend worden getoetst. We denken hierbij onder andere aan: lucht, geluid, natuur, externe veiligheid, overig ruimtelijk beleid, etc.

 

De notitie is opgebouwd in een voorwaardenscheppend kader en in een  beoordelingskader. Het eerste geeft de voorwaarden aan waaraan elk verzoek altijd beoordeeld wordt en waaraan wij strak willen vasthouden. Met behulp van deze toegangspoort vindt een eerste selectie van plannen plaats welke bepalend is voor het verdere vervolg.

 

Het beoordelingskader biedt vervolgens de mogelijkheid tot maatwerk, flexibiliteit en dus ruimtelijke dynamiek. Hierin speelt de integrale afweging van belangen een belangrijke rol. Kwaliteit is hierbij het sleutelwoord.

 

Voorwaardenscheppend zijn:

  • .

    het woonbeleid van de provincie Gelderland en de gemeente Epe

  • .

    het structuurplan van de gemeente Epe

  • .

    de streekplanuitwerking zoekzones stedelijke functies en landschapversterking

 

Beoordelingskader

  • .

    kavelbeleid 2007

  • .

    stedenbouwkundige uitgangspunten

  • .

    ruimtelijke kwaliteit

 

Voorwaardenscheppend; de toegangspoort

Het volkshuisvestingsbeleid van de provincie Gelderland en de gemeente Epe zijn voorwaardenscheppend. In dit beleid ligt ‘de vraag naar type woningen’ vast. Deze vraag moet worden omgezet in aanbod. Woningbouwprojecten  moeten zich richten op de vraag. De programmering om dit te kunnen realiseren ligt vast in de woningbouwlijst zoals deze in de Woonvisie is opgenomen. In de Woonvisie wordt verder rekening gehouden met een ‘vrije ruimte’ van ca 100 woningen en ca. 70 woningen voor landelijk wonen.

 

Een woningbouwproject dat niet in de lijst staat moet  in het perspectief daarvan gezien worden. De lijst is echter geen statisch geheel. Vandaar onderhavig beleid. Belangrijk voor locaties buiten de Woonvisie is dat een eventuele realisering daarvan altijd in relatie met het Volkshuisvestingbeleid uit de Woonvisie gezien moet worden. Dit beleid gaat dus uit van de ‘nee, tenzij benadering. Tussen het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad is de afspraak gemaakt dat woningbouwplannen die buiten de reikwijdte van de Woonvisie vallen en waaraan medewerking verleend zou moeten worden de instemming van de gemeenteraad nodig hebben.

 

De vraag welk type woningen tot 2015 gebouwd moeten worden en in welke aantallen is beleidsmatig verwoord in:

  • .

    het kwalitatief woningbouwprogramma 2005-2014 van de provincie Gelderland

  • .

    de Woonvisie 2005-2015 van de gemeente Epe

 

Op beiden gaan wij kort in:

 

Kwalitatief woningbouwprogramma 2005-2014 van de provincie Gelderland

Het KWP heeft als doel het woningaanbod op regionaal niveau, zowel kwantitatief als kwalitatief, zo goed mogelijk af te stemmen op de behoefte (de vraag) aan woningen. Het KWP 2005-2014 beschrijft per regio de programmatische opgave op basis van de geconstateerde regionale woningbehoefte. De woningbehoefte per regio is neergelegd in het provinciale referentiekader. Dit heeft geleid tot een “ideaal” woningbouwprogramma voor de zes Gelderse regio’s,waarmee de woningbehoefte tot 2015 optimaal bediend kan worden. Het KWP geeft een op onderzoek gebaseerd beeld van de woningbehoefte in de onderscheiden woningsegmenten voor de komende tien jaar. Bij deze referentiecijfers is er vanuit gegaan, dat in 2015 Gelderland het gehele huidige woningtekort heeft ingelopen. Het provinciale woonbeleid is gericht op het realiseren van een kwalitatief woningaanbod dat past bij de vraag. Deze opgave gaat over de nieuwbouw en de bestaande woningvoorraad.

 

De provincie gaat uit  van de bouw van 120.000 woningen in Gelderland als geheel in de periode 2000 t/m 2014. Gelet op de realisatie in de afgelopen jaren resteert voor de periode 2005-2014 een indicatieve opgave van ruim 90.000 netto toe te voegen woningen.

 

Volgens het afsprakenkader dient de gemeente Epe zich in de periode van 2005-2015 extra in te spannen voor de volgende aandachtspunten:

 

  • .

    meer woningen te realiseren als koopwoningen met een maximale koopprijs v.o.n. van € 160.000 (ambitie-indicatie voor de regio: 15%)

  • .

    meer woningen te realiseren als goedkope huurwoningen (ambitie-indicatie voor de regio: 20%)

  • .

    een gelijkblijvend aandeel duurdere huurwoningen te behouden (ambitie-indicatie voor de regio: 10%)

  • .

    het aandeel dure koopwoningen regionaal gelijk te houden (ambitie-indicatie voor de regio: maximaal 30%)

  • .

    levensloopbestendige woningen realiseren in de nieuwbouw of in de bestaande bouw gelijk aan de ambities en programma’s (ambitie-indicatie voor de regio: 55% van de nieuwbouw woningen met Woonkeur)

  • .

    in de periode 2005 tot en met 2015 in de regio Noord-Veluwe  9.500 woningen netto te realiseren.

 

Woonvisie 2005-2015

De opgave is erop gericht ca. 1600 woningen te bouwen in de periode 2005-2015.  Vanuit de Toekomstvisie Epe 2010  en het Lokaal Sociaal Beleidskader zijn een aantal aandachtsgroepen die extra aandacht vragen. In dit verband betreft het zorgbehoevende ouderen/ gehandicapten en jeugd/jongeren. Vertaald naar de volkshuisvesting levert dit de volgende specifieke doelgroepen op:

  • .

    de primaire doelgroep van beleid (eenpersoonshuishouden < 65 jaar waarvan belastbaar inkomen < € 18.325,--; eenpersoonshuishoudens > 65 jaar waarvan belastbaar inkomen < € 24.575,--; meerpersoonshuishoudens < 65 jaar waarvan belastbaar inkomen < € 16.275,-- en meerpersoonshuishoudens > 65 jaar waarvan belastbaar inkomen < € 21.225,--)

  • .

    senioren

  • .

    overige aandachtsgroepen (starters en doorstromers)

  • .

    specifieke groepen waaronder gehandicapten, woonwagenbewoners, zorgbehoevende ouderen en statushouders.

 

Hierbij wordt in de Woonvisie uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

  • .

    voor de huursector een forse bouwopgave in de middeldure huur om zo doorstroming te creëren

  • .

    voor de koopsector een forse bouwopgave in goedkope koop, hierbij wordt wel uitgegaan van marktconforme prijzen en niet van de prijsgrenzen die de provincie hanteert

  • .

    een bouwopgave voor appartementen

  • .

    een transformatie van een substantieel aantal huurwoningen naar goedkope koopwoningen. Hierbij zal wel worden getracht om te voldoen aan de prijsgrenzen die de provincie stelt.

 

Het vorenstaande levert een beeld op over de  gewenste verdeling van woningen. In de Woonvisie is daarvoor een tabel opgenomen die hiervoor leidend is en waaraan woningbouwplannen beoordeeld worden. De nadruk hierbij ligt op betaalbare woningen voor met name starters. Woningbouwplannen die substantieel voorzien in de bouw van dergelijke woningen genieten de voorkeur.

Bestaand ruimtelijk beleid

Er is veel bestaand ruimtelijk beleid dat een visie geeft op de ruimtelijke toekomst. Woningbouwplannen moeten in deze toekomstvisie passen. Het voert te ver alle plannen en beleidsnota’s te noemen. Het is daarnaast ook vanzelfsprekend dat woningbouwplannen aan gewenst ruimtelijk beleid dienen te voldoen. Voorwaardenscheppend is in ieder geval het structuurplan zoals dat 11 april 2006 is vastgesteld.

Het structuurplan is een planvorm, dat een duidelijk kader schept voor het oplossen van tal van maatschappelijke en ruimtelijk problemen. Dit kader strekt zich uit over zowel sociaal maatschappelijke, ruimtelijk-economische en fysiekruimtelijke facetten van het beleid. Het structuurplan spreekt zich in hoofdlijnen uit over de gewenste ontwikkeling van deze facetten. Een deel van het structuurplan heeft zijn uitwerking gekregen in de hieronder te bespreken zoekzones stedelijke functies en landschapversterking.

Zoekzones stedelijke functies en landschapversterking (streekplanuitwerking)

Het streekplan 2005 geeft aan dat een aantal onderdelen een regionale invulling behoeft die gedeputeerde staten vastleggen in een uitwerking van het streekplan. Eén van deze onderdelen is het vastleggen van zoekzones voor stedelijke functies. Dit zijn gebieden die voor wonen en werken en andere stedelijke functies als sportterreinen in aanmerking komen. In deze zoekzones kan de stedelijke uitbreiding tot 2015 van de gemeenten in de regio plaatsvinden. De provincie is van zins voor deze locaties (uitgezonderd degenen die in waardevol landschap zijn gelegen) de planprocedure conform artikel 19 lid 2 WRO te laten verlopen.

Daarnaast kan woninguitbreiding plaatsvinden in inbreidingen binnen de kern en in de vorm van landelijk wonen. Voor het accommoderen van de opgave van landelijk wonen dienen de zones landschapsversterking.

In de streekplanuitwerking en de daarbij behorende kaarten zijn de zoekgebieden voor de regio Noord Veluwe nader bepaald en omschreven. Belangrijke bouwstenen voor de uitwerking zijn de regionale structuurvisie, het kwalitatief woonprogramma Noord Veluwe en de verschillende gemeentelijke structuurplannen en woonvisies.

Epe, zoekzones wonen

Voor Epe is voor de zoekzones wonen aangesloten bij de door de raad geaccordeerde beleidsvisies Structuurplan Epe 2015 en de woonvisie Epe. In het Structuurplan Epe worden de mogelijke woninguitbreidingslocaties voor de vier kernen van Epe aangegeven. De woonvisie omvat het woningbouwprogramma en de te ontwikkelen locaties tot 2015.

Voor het eind van de periode tot 2015 doet de woonvisie geen uitspraken over een te ontwikkelen woonlocatie voor ruim 100 woningen. Het Structuurplan geeft de locaties Zuukerenk en Hogeland aan als geschikte uitbreidingslocaties. Deze locaties zijn dan ook als zoekzone (uitwisselbaar) ingebracht in de regionale uitwerking.

Epe, zoekzones werken

Voor Epe is voor de zoekzones werken aangesloten bij het Structuurplan Epe 2015. In het Structuurplan Epe worden de mogelijke uitbreidingslocaties voor bedrijfsterrein aangegeven. In totaal wordt door de gemeente ca. 30-35 ha ingebracht. Het betreft de voorgenomen uitbreiding van het Kweekwegterrein, de mogelijke uitbreiding Eekterveld en het groene bedrijvenpark en een mogelijke uitbreiding hiervan. De verdere uitbreiding van het Eekterveld richting Apeldoorns kanaal wordt bemoeilijkt door de ligging van de ecologische verbindingszone langs de Grift. Hierdoor is slechts een beperkt gedeelte beschikbaar voor ontwikkeling tot bedrijfsterrein.

Epe, zoekzones landschapsversterking

De zoekzones landschapsversterking zijn locaties in het buitengebied waar een mengeling van functies voorkomt. Zij vormen een nadere uitwerking van de in de regionale structuurvisie opgenomen zwermgebieden. Op deze locaties zal het landelijk wonen worden geaccommodeerd. Het betreft gebieden die in het Structuurplan worden aangemerkt als dynamische gebieden waar functieverandering naar wonen en nieuwe recreatieve bedrijvigheid een plaats kan krijgen. Voorwaarde is dat deze ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de landschappelijke versterking van het gebied. Voor Epe is het Structuurplan als leidend genomen en is de opgave voor landelijk wonen verdeeld over de ingebrachte gebieden. Het gebied rond de kern wissel heeft daarbij de grootste opgave gekregen. Dit vanwege mogelijke herstructurering in de kern Wissel en de verplaatsing van dierenpark Wissel. In het gebied Schaveren Emst krijgt de toeristisch recreatieve ontwikkeling sterk de nadruk.

In de streekplanuitwerking over de zoekzone’s zoals deze hierboven beschreven is, worden vraag en aanbod aan elkaar gekoppeld; aangegeven wordt op welke locaties in de toekomst woningbouw mogelijk zou kunnen zijn buiten de bebouwde kom. Hierbij is ook een ruimtelijke component aanwezig, zij het beperkt. Voor wat betreft de zoekzones voor wonen moet nog wel een volledige integrale ruimtelijke beoordeling plaatsvinden. Anders gezegd: dat een locatie als zoekzone is opgenomen, is positief, een integrale afweging van belangen moet echter nog plaatsvinden.

Wij hechten sterk aan het groen dat buiten de bebouwde kommen ligt. Dit groen versterkt de relatie met het buitengebied, zorgt voor zichtlijnen naar dat buitengebied en kenmerkt zich dus door een bepaalde ruimtelijke kwaliteit (zie hieronder). Behoud daarvan is het uitgangspunt. Aantasting daarvan door woningbouw sluiten wij dan ook uit, tenzij het een gebied betreft dat begrensd is in het zoekzonebeleid.

Belangrijk hierbij is wel te onderkennen dat het zoekzonebeleid alleen betrekking heeft op uitbreidingslocaties.

Conclusie:

Voorwaardenscheppende uitgangspunten:

  • 1.

    Een woningbouwplan dat buiten de Woonvisie om (doelgroep en/of woningbouwlijst) voor realisatie in aanmerking wil komen moet in beginsel recht doen aan het woonbeleid van de provincie Gelderland en de gemeente Epe (zowel bij in, als bij uitbreiding). De vraag naar woningen die in beide beleidsnota’s is vastgelegd, dient als vertrekpunt bij de beoordeling van het aanbod. De nadruk ligt op de bouw van betaalbare woningen voor starters

  • 2.

    Woningbouwplannen moeten voldoen aan bestaand en gewenst ruimtelijk beleid zoals dat in het structuurplan van de gemeente Epe is verwoord (zowel bij in, als bij uitbreiding)

  • 3.

    Woningbouwplannen die passen binnen de streekplanuitwerking “Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking” en waarvoor een vrijstelling ex. artikel 19 lid 2 WRO is afgegeven worden positief benaderd (alleen uitbreiding)

  • 4.

    Als een woningbouwproject zowel betrekking heeft op de uitbreiding van stedelijke functies en landschapsversterking gaat daar een extra positieve waardering van uitgaat (alleen uitbreiding)

Nadere opmerking:

Als woningbouwplannen niet aan vorenstaande uitgangspunten voldoen worden deze – onder verwijzing naar deze beleidsnota – van een negatieve reactie voorzien.

Beoordelingskader

Het voorwaardenscheppend kader (de toegangspoort) geeft nog geen antwoord op de vraag op welke wijze aanvragen ten behoeve van woningbouwlocaties buiten de Woonvisie om (zowel uit- als inbreidingslocaties) ruimtelijk beoordeeld worden.

Onderstaand gaan wij hierop verder in.

Kavelbeleid

De essentie van het huidige kavelbeleid dat wij medewerking verlenen aan woningbouw als compensatie voor het opheffen van een milieuhinderlijk bedrijf in een woonomgeving blijft onverminderd van kracht. Het enkel opheffen van een milieuhinderlijk bedrijf is dus al voldoende om met een woningbouwplan positief te benaderen.

Het huidig kavelbeleid biedt niet meer speelruimte dan hiervoor genoemd. Dit komt de duidelijkheid ten goede, maar maakt maatwerk niet mogelijk. Gelet hierop is het wenselijk het kavelbeleid door te ontwikkelen. Dit maakt het beoordelingskader complexer. Wij gaan dit echter niet uit de weg. Ruimtelijke ontwikkeling is een complementair proces, waarin een ieder zijn rol en verantwoordelijkheid heeft. Als een ieder zijn/haar rol en verantwoordelijkheid goed invult, draagt dit bij aan de ruimtelijke kwaliteit van Epe in zijn geheel.

In de Woonvisie ligt het volkshuisvestingsbeleid voor de komende jaren vast. De doelen die in de Woonvisie staan geformuleerd moeten in 2015 gehaald zijn. Gelet hierop zijn wij van mening dat aan de omvang van het woningbouwplan ter compensatie van het opheffen van een milieuhinderlijk bedrijf eisen gesteld dienen te worden. Ook ontstaat – als sprake zou zijn van een grote woningbouwlocatie - rechtsongelijkheid ten opzichte van woningbouwplannen waarbij geen sprake is van het opheffen van een milieuhinderlijk bedrijf, maar die wel kunnen bijdragen aan het volkshuisvestingbeleid van de gemeente Epe.

Het kavelbeleid zetten wij voort onder de navolgende condities.

  • ·

    Ten aanzien van verzoeken voor woningbouw tot maximaal vijf nieuwe woningen (uitgezonderd de evt. aanwezige dienstwoning) wordt alleen medewerking verleend als sprake is van het opheffen van een milieuhinderlijk bedrijf. De gemeenteraad hoeft vooraf hiervoor niet om toestemming te worden gevraagd als woningbouw plaatsvindt buiten de kaders van de Woonvisie. Ook qua woningbouwprogrammering hoeft niet specifiek de Woonvisie gevolgd te worden. Dit in de lijn zoals het onder het kavelbeleid uit 1999 al gebruikelijk was en ook na vaststelling van de Woonvisie is voortgezet

  • ·

    Voor wat betreft verzoeken voor woningbouw vanaf zes woningen (uitgezonderd de event. Dienstwoning) geldt onverkort het woonbeleid zoals hierboven is omschreven, inclusief dus de woningbouwprogrammering ten behoeve van de doelgroepen. Daarnaast geldt ook dat als sprake is van een afwijking van de Woonvisie vooraf de gemeenteraad daarover wordt geïnformeerd. Dit is nieuw ten opzichte van het kabelbeleid uit 1999.

De navolgende voorwaarden zijn voor de goede orde ook van toepassing als sprake is van het opheffen van een milieuhinderlijk bedrijf.

Stedenbouwkundige uitgangspunten

  • ·

    Belangrijk uitgangspunt is dat inbreiding boven uitbreiding gaat. Dit betekent niet dat al het groen in de kernen bebouwd moet worden. Juist niet, groen in een wijk draagt in bijzondere mate bij aan de leefbaarheid en kwaliteit van een wijk. Wel houdt het vorenstaande in dat woningbouwplannen in eerste instantie beoordeeld worden op de vraag of sprake is van inbreiding. Aan uitbreidingslocaties ten behoeve van woningbouw buiten de streekplanuitwerking over de zoekzones wordt geen medewerking verleend

  • ·

    Als bestaande stedenbouwkundige elementen afbreuk doen aan de ruimtelijke kwaliteit en woningbouwplannen ontwikkeld worden om ter plekke deze kwaliteit te verbeteren door sloop en nieuwbouw, worden dergelijke projecten positief gewaardeerd

  • ·

    Herstel van karakteristieke bebouwing wordt positief gewaardeerd. De cultuurhistorische waarde van een pand fungeert dan als vertrekpunt

  • ·

    Een positieve waardering geldt ook voor herontwikkelingslocaties waarbij een functie (die niet specifieke milieuhinderlijk behoeft te zijn, zie hiervoor) in het stedelijk gebied verdwijnt en de invulling daarvan met woningbouw een passende vervolgfunctie betreft

  • ·

    Naast de fysieke vernieuwing speelt ook de sociale component. Een woningbouwplan dat nadrukkelijk bijdraagt aan sociale aspecten heeft een duidelijke meerwaarde

  • ·

    Verkeer, ontsluiting en groen zijn belangrijke basisbeginselen bij de ontwikkeling van een woningbouwplan.

    In het totaal van de afweging speelt ook mee dat aanvullende criteria een onderscheidende rol kunnen vervullen. Wij denken hierbij aan de componenten “zorg” en “bodemvervuiling”. Het creëren van goede zorg voor bv. ouderen en/of mensen met een beperkingen, dan wel het saneren van een ernstige bodemverontreiniging kunnen van doorslaggevende betekenis zijn in de aanvaardbaarheid van een woningbouwplan.

    Ruimtelijke kwaliteit

    Ruimtelijke kwaliteit kan in veel gevallen niet op voorhand worden gedefinieerd, maar zal eerder het resultaat zijn van een gezamenlijk proces waarin partners samen invulling geven aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Ruimtelijke kwaliteit is daarmee een locatie- en contextgebonden. Toch is het wenselijk handvatten te hebben. Dit voorkomt oeverloze discussies en biedt bij de planvorming inzicht in de wijze waarop plannen worden beoordeeld.

    In het streekplan “Gelderland 2005” speelt het begrip “ruimtelijke kwaliteit” een belangrijke rol. De gemeente Epe wil aansluiten bij de wijze waarop het streekplan de ruimtelijke kwaliteit ingekleurd.

    Ruimtelijke kwaliteit heeft betrekking op de betekenissen die aan de kenmerken van de ruimte kunnen worden ontleend. Het geheel aan kenmerken heeft betekenis voor de samenleving en kan worden uitgedrukt in de begrippen ‘gebruikswaarde’, ‘belevingswaarde’ en toekomstwaarde.

    ‘gebruikswaarde’.

    Hoge gebruikswaarde ontstaat als de ruimte meervoudig kan worden gebruikt (voor wonen en werken, maar ook recreëren en verplaatsen) zonder dat de ruimtegebruiksvormen elkaar hinderen en het liefst elkaar versterken.

    Belevingswaarde wordt bepaald door ruimtelijke variatie tegen de achtergrond van karakteristieke kenmerken (identiteit), sociale cohesie, culturele diversiteit, afleesbaarheid van (cultuur-)historie.

    Toekomstwaarde heeft betrekking op milieukwaliteit, duurzaamheid, robuustheid en flexibiliteit in de tijd.

    De onderlinge samenhang en afstemming tussen deze ‘waarden’ in ruimtelijke plannen is bepalend voor het bewerkstelligen van ruimtelijke kwaliteit. Door op de specifieke omstandigheden van de plek in te spelen wordt de ruimtelijke identiteit (imago) versterkt. Er is dan sprake van specifieke – aan de plek – gebonden kwaliteiten. Deze kwaliteit kan versterkt worden door naast de fysieke component een sociale dimensie toe te voegen. In feite ontstaat dan een ‘dubbele kwaliteitsverbetering”. Belangrijk is dat geïnvesteerd wordt in ruimtelijke kwaliteit. Versterking van de omgevingskwaliteit en zorgvuldig ruimtegebruik zijn hierbij sleutelbegrippen.

    In de planontwikkeling vereist dit een ontwerpaanpak waarbij de ruimtelijke ingrepen zijn afgestemd op de kenmerken van de omgeving. Bestaande beeldkwaliteitsplannen, de welstandnota e.d. kunnen hierbij als leidraad dienen. Een woningbouwplan moet dus niet alleen uit een situatietekening en de vormgeving van de bouwmassa bestaan, maar voorzien zijn van een onderbouwing conform het vorenstaande.

    Uitwerking

    • ·

      Om woningbouwplannen niet adhoc te behandelen, maar gestructureerd en integraal zal per drie maanden een bundeling van alle dan ingekomen verzoeken plaatsvinden. De woningbouwplannen zullen dan volgens de uitgangspunten van deze notitie beoordeeld worden. De regiegroep Wonen besluit uiteindelijk welke woningbouwplannen de voorkeur hebben. Uiteindelijk zal het college van burgemeester en wethouders (of de gemeenteraad, afhankelijk van de inhoud van het verzoek) de definitieve beslissing nemen. Van alle woningbouwplannen zal verder een register bijgehouden moeten worden. Hierdoor is het mogelijk blijvend te monitoren of de doelstellingen uit de Woonvisie gehaald kunnen worden. Per drie maanden (1 september, 1 december, 1 maart, 1 juni) vindt een bundeling plaats van alle buiten de Woonvisie om ingekomen aanvragen tot woningbouw. Aanvragen moeten uiterlijk vier weken van te voren zijn ingediend om op één van voornoemde data’s in bespreking te kunnen worden genomen

    • ·

      Op grond van artikel 4:4 van de Algemene wet bestuursrecht is door het college van burgemeester en wethouders een aanvraagformulier vastgesteld voor woningbouwplannen welke niet passen binnen de woningbouwprogrammering zoals deze in de Woonvisie is opgenomen. Aanvragen voor woningbouw – ongeacht de grootte daarvan – worden alleen in behandeling genomen als een verzoek voorzien is van een ingevuld aanvraagformulier (zie bijlage 1)

      Slotopmerking

      Het vorenstaand beleid geeft richting en kaders aan waarbinnen aanvragen beoordeeld worden of deze ‘verder in procedure’ gaan. Dit beleid is dan ook niet uitputtend bedoeld. Daarnaast betekent het vorenstaande ook niet dat aan elk woningbouwplan dat in grote mate aan vorenstaande uitgangspunten kan voldoen, medewerking verleend wordt. Uitgangspunt blijft altijd het volkshuisvestingsbeleid en programmering zoals verwoord in de Woonvisie. Daarnaast spelen meer factoren een rol. Hierbij denken wij onder andere aan de regelgeving zoals deze geldt voor lucht, geluid, externe veiligheid, natuur, flora en fauna, archeologie, cultuurhistorie, water etc. Ook zal een woningbouwplan stedenbouwkundig, verkeerstechnisch e.d. beoordeeld moeten worden. Daarnaast kan ook nog specifiek beleid van toepassing zijn. Hierbij denken wij vooral aan het te ontwikkelen beleid voor het hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwingen, Rood voor Rood. Dit specifieke beleid gaat dan voor. Tot slot kan ook de voorgeschiedenis van een bepaald perceel een positieve of een negatieve waardering opleveren.

      Bevoegdheid college van burgemeester en wethouders

      Het college van burgemeester en wethouders behandeld aanvragen op grond van de uitgangspunten van deze beleidsnota. Een afweging van belangen blijft echter altijd noodzakelijk. Gelet hierop heeft het college van burgemeester en wethouders altijd de bevoegdheid van voornoemd beleid af te wijken als het handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen teweegbrengt die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen (bv. als sprake is van het opheffen van een ernstige bodemvervuiling en qua exploitatie keuzes gemaakt moeten worden die niet direct overeenstemmen met de uitgangspunten van de Woonvisie). Ook behoudt het college van burgemeester en wethouders zich het recht voor aanvullende opmerkingen te maken voor zover het afwegingskaders betreft waarin onderhavige beleidsnota (bewust) niet in voorziet.

      Inspraak

      Met ingang van 4 april 2007 heeft de ontwerpbeleidsregel zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen reacties ingekomen.

      Bekendmaking

      De beleidsregel “woningbouw buiten de Woonvisie 2005-2015, gemeente Epe treedt in werking op de dag na de dag dat zij in een huis-aan-huis blad is bekendgemaakt.