VTH-beleid Gemeente Etten-Leur

Geldend van 06-02-2018 t/m heden

Intitulé

VTH-beleid gemeente Etten-Leur

1. Inleiding

1.1 Achtergrond, aanleiding en leeswijzer

1.1.1 Achtergrond en aanleiding

Voor u ligt het VTH-beleid van de gemeente Etten-Leur. Met dit beleid wordt aangesloten op huidige wet- en regelgeving en de praktijk op het gebied van Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH). Dit beleid is tot stand gekomen in nauwe afstemming met de buurgemeenten Halderberge , Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Zundert, hierna te noemden De6. Via die samenwerking is er een gezamenlijk beleidskader tot stand gekomen, waarbinnen elke gemeente de gelegenheid heeft om naar eigen behoefte de juiste accenten voor de gemeente te leggen (couleur locale).

Onderdeel van dit beleid betreft de integrale handhaving. Daarmee volgt dit beleid het Integraal handhavingsbeleidsplan Etten-Leur 2011-2014 op en beschrijft het verder ook de gemeentelijke prioriteiten, doelen en instrumenten op het gebied van vergunningverlening en toezicht. Het document bevat het beleidskader voor alle VTH-taken die vallen onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en onder de Algemene plaatselijke verordening (Apv) en Bijzondere Wetten (BW).

In het omgevingsrecht zijn vergunningverlening, toezicht en handhaving voor gemeenten de belangrijkste instrumenten om de gezondheid, veiligheid en leefbaarheid in de samenleving te borgen. Bijvoorbeeld bij bouwactiviteiten, sloopactiviteiten waar asbest vrijkomt, geluid- of geurhinder in de woonwijken, grote milieurisico’s op bedrijfsterreinen of brandveiligheid.

Omdat de overheid niet alles kan toetsen en controleren, is het noodzakelijk om keuzes te maken: waar moeten de prioriteiten liggen? Hoe strikt worden zaken geregeld en gecontroleerd? En welke inspanning wordt daarvoor geleverd? Om die vragen te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de omvang van de risico’s die samenhangen met activiteiten. Zijn die groot, dan krijgen ze meer prioriteit. In de tweede plaats is er een meer principiële afweging: waar ligt de grens tussen de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven en die van de gemeentelijke overheid? In de derde plaats is er een praktische reden: de capaciteit en middelen van de gemeente voor vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn beperkt en bij de inzet daarvan moeten keuzes gemaakt worden. Tussen deze drie zaken moet voldoende balans zijn.

In voorliggende beleidsnota wordt beschreven hoe de gemeente Etten-Leur met deze balans omgaat. De prioriteiten en doelen worden aangegeven evenals de instrumenten die worden ingezet om deze te realiseren. De nota vormt de basis voor het jaarlijks op te stellen VTH uitvoeringsprogramma waarin wordt vastgelegd welke activiteiten dat jaar worden uitgevoerd en met welke middelen. De verantwoording vindt plaats via het VTH jaarverslag.

1.1.2 Leeswijzer

Na een inleiding waarin de achtergrond en aanleiding tot het opstellen van het VTH-beleid wordt toegelicht, wordt in hoofdstuk 2 het wettelijk kader beschreven waarbinnen dit beleid tot stand is gekomen. In hoofdstuk 3 worden relevante landelijke en lokale ontwikkelingen beschreven waarna in hoofdstuk 4 de gemeentelijke visie op de taakuitvoering binnen het VTH-domein wordt weergeven. Hoofdstuk 5 bevat de resultaten van de probleemanalyse die in hoofdstuk 6 vertaald worden naar prioriteiten en doelen.

Hoofdstuk 7 gaat in op de strategieën en instrumenten die de gemeente ter beschikking heeft en hoe deze worden ingezet om de doelen te realiseren. Ook de wijze waarop met andere partijen wordt samengewerkt en de manier waarop monitoring en rapportage plaatsvindt wordt in dit hoofdstuk beschreven. In hoofdstuk 8 wordt verder ingegaan op hoe de capaciteit en financiële middelen die nodig zijn voor het uitvoeren van strategieën en het bereiken van doelen in de begroting wordt geborgd.

Op basis van het VTH-beleid wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma opgesteld. Het uitvoeringsprogramma bevat alle binnen één kalenderjaar uit te voeren werkzaamheden die betrekking hebben op het VTH-beleid. Daarin wordt tevens aangegeven met welke capaciteit en met welke planning de activiteiten worden uitgevoerd. Jaarlijks vindt monitoring plaats van de mate waarin de doelen gerealiseerd worden. Hierover wordt gerapporteerd aan het college. Het jaarverslag wordt ter kennisname gezonden aan de gemeenteraad, de provincie in het kader van het interbestuurlijk toezicht en de overige handhavingspartners. Daarnaast wordt het op de gemeentelijke website geplaatst.

Met het oog op de leesbaarheid is er voor gekozen om de omvang van dit VTH-beleid beperkt te houden. Daar waar nodig zal in de tekst worden verwezen naar bijlagen of naar andere informatiebronnen zoals gemeentelijke (beleids)documenten. Deze werkwijze betekent ook dat gerelateerd beleid, strategieën, protocollen of procedures tussentijds gewijzigd kunnen worden zonder dat het volledige VTH-beleid herzien hoeft te worden.

1.2 1.2 Doel, reikwijdte en status

Het gaat hier om vergunningverlening, toezicht en handhaving van wet en regelgeving met betrekking tot de bebouwde en onbebouwde leefomgeving. Vergunningverlening, toezicht en handhaving heeft als doel de kwaliteit van de leefomgeving te beschermen en daar waar mogelijk te verbeteren.

Wettelijke regels, normen en vergunningvoorschriften zijn er onder andere op gericht om bescherming te bieden tegen gezondheids-, veiligheids- en milieurisico’s. Vanwege dit grote maatschappelijk belang is het noodzakelijk dat deze regels worden nageleefd. Het is een taak van de overheid om de naleving te bevorderen en hierop toe te zien. Ter bescherming en bevordering van de kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde leefomgeving beschikt de gemeente over wettelijke instrumenten.

Het is een gemeentelijke taak en bevoegdheid om vergunningen te verlenen op verschillende taakvelden en hierin voorschriften op te nemen ter bescherming van veiligheid, milieu en/of leefbaarheid.

Gemeenten zien toe op naleving van deze voorschriften en geldende wet- en regelgeving en hebben de bevoegdheid om zo nodig handhavend op te treden. Hiervoor worden strategieën vastgesteld en beschikken gemeenten over wettelijke bevoegdheden.

Ook wordt voorlichting gegeven over welke regels er zijn, de reden voor de regels en het houden van controles.

De inzet van dit instrumentarium betekent niet dat elk risico kan worden uitgesloten en elke overtreding voorkomen kan worden. De omvang van de taak bij vergunningverlening en handhaving in combinatie met de schaarse middelen (personele capaciteit en financiën) maakt het noodzakelijk om keuzes te maken. De beschikbare capaciteit moet zo verstandig mogelijk worden ingezet. Het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester moet een belangenafweging maken om al dan niet een vergunning te verlenen, toe te zien op de naleving en handhavend op te treden. Op grond van de artikelen 7.2 en 7.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) moet deze, voor wat betreft handhaving, gemotiveerd worden beschreven en zal dit binnenkort ook wettelijk gelden voor vergunningverlening en toezicht. Dat gebeurt in voorliggend VTH-beleid.

1.3 Werkwijze

Bij het opstellen van voorliggend VTH-beleid hebben De6 gemeenten samengewerkt. De samenwerking is er op gericht om te komen tot een gezamenlijk concept beleid met een couleur locale per gemeente. Tevens hebben de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB) en de Veiligheidsregio Midden- en West-brabant (VRMWB) een bijdrage geleverd aan het opstellen van dit beleid.

De redenen voor deze samenwerking zijn:

  • -

    Efficiënte inzet van capaciteit bij het opstellen van het VTH-beleid met aandacht voor toezicht en handhaving en voor het nieuwe onderdeel Vergunningverlening.

  • -

    Uniforme methodiek voor risico-analyse en prioritering.

  • -

    Kennisuitwisseling.

  • -

    Meer uniformiteit bij vergunningverlening, toezicht en handhaving door De6 gemeenten en daardoor effectievere en efficiëntere uitvoering.

  • -

    Meer uniformiteit bij het opstellen van de werkprogramma’s van samenwerkingspartners zoals de OMWB en de Veiligheidsregio.

  • -

    Meer uniformiteit bij de wijze waarop de wettelijke kwaliteitscriteria worden geborgd in het beleid.

 

Om het VTH-beleid op te stellen is een aantal stappen doorlopen.

  • 1.

    In de eerste plaats is een risicoanalyse uitgevoerd volgens een uniforme en gezamenlijke methodiek. Deze bestaat uit drie elementen:

  • -

    Het Afwegingsmodel. Het resultaat is een prioriteitenlijst die als basis voor het uitvoeren van de vergunningverlening- en toezicht- en handhavingstaken wordt gebruikt (zie hoofdstuk 5).

  • -

    Inhoudelijke inbreng van vakspecialisten met kennis van actuele ontwikkelingen en praktijkervaring. Om deze inbreng te organiseren is er een gezamenlijke bijeenkomst georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst zijn interactief de prioriteiten per onderdeel bepaald.

  • Door een interne werkgroep is daarnaast invulling gegeven aan de couleur locale.

  • 2.

    Toetsing van de risicoanalyse aan bestaande gemeentelijke visies en beleidsdoelstellingen. Hierbij speelt bijvoorbeeld de vraag een rol hoe de gemeente omgaat met de verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven.

  • 3.

    Op basis van stap 1 en 2 worden doelen per taakveld beschreven.

  • 4.

    Vervolgens is in beeld gebracht met welke instrumenten, capaciteit en middelen deze doelen gerealiseerd worden en hoe dit wordt gemonitord en gerapporteerd.

2 1. Wettelijk kader 

2.1 Wettelijk kader

2.1.1 Algemeen

De samenleving verwacht dat de overheid op een professionele wijze aansturing geeft aan de fysieke leefbaarheid van de samenleving. Daartoe heeft de overheid een instrumentarium van wet- en regelgeving ter beschikking.

2.1.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Besluit omgevingsrecht

Voor de aansturing van de fysieke leefbaarheid van de samenleving heeft de overheid sinds 2010 onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ter beschikking en het daaruit voortvloeiende Besluit omgevingsrecht (Bor). Via de Wabo beschikt de overheid over een stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, dat verder is uitgewerkt in het Bor. In het verlengde daarvan verplicht hoofdstuk 7 van het Bor het bevoegde gezag over een handhavingsbeleid te beschikken, op basis waarvan jaarlijks een programma dient te worden gemaakt en jaarlijks verslag over dient te worden gedaan.

Het terrein waar de Wabo en Bor betrekking op hebben, betreffen onder meer bouw en sloop, milieu, ruimtelijke ordening en brandveiligheid.

2.1.3 Wet VTH

Om de uitvoering van de VTH-taken in het Wabo-domein eenduidiger en qua kwaliteit beter te maken is er de afgelopen jaren een landelijk proces op gang gekomen, waarbij er Omgevingsdiensten zijn ontstaan en waarbij een set landelijke kwaliteitscriteria is opgesteld die zowel betrekking heeft op de kwaliteit van de VTH-organisatie als de kwaliteit van de VTH-medewerkers.

In verband hiermee is op 14 april 2016 de Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) in werking getreden. Het doel van deze wet is een veilige en gezonde leefomgeving, door het bevorderen van de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht.

De wet is een invulling van de Wabo, formaliseert de Omgevingsdiensten en regelt de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om tot een hogere kwaliteit te komen. Zo wordt het basistakenpakket van de omgevingsdiensten wettelijk vastgelegd en worden gemeenten verplicht een verordening kwaliteit VTH te hebben. In deze verordening dient de gemeenteraad de kaders vast te leggen waaraan de uitvoering van minimaal de basistaken dient te voldoen. Dit kunnen bijvoorbeeld kaders zijn ten aanzien van continuïteit, deskundigheid en klantgerichtheid. Doordat de basistaken door iedere gemeente en provincie zijn belegd bij de omgevingsdiensten en deze diensten zoveel mogelijk uniform dienen te werken, dienen de verordeningen op het niveau van de Omgevingsdienst op elkaar afgestemd te zijn. Een werkgroep van De6 gemeenten heeft een conceptverordening voorbereid. Dit leidt in 2017 tot een voorstel aan de raad. Bij vaststelling door de raad zal de verordening inwerkingtreden op 1 januari 2018.

De verplichte verordening en verplichte uitvoering van de basistaken door een omgevingsdienst is niet de enige consequentie van de wijziging van de Wabo. Overige consequenties zijn onder meer dat:

  • -

    de gemeente en provincie een zorgplicht hebben voor de kwaliteit van de niet-basistaken,

  • -

    samenwerking bij en informatie-uitwisseling over basistaken niet meer vrijblijvend is,

  • -

    niet alleen meer voor de handhaving, maar ook voor de vergunningverlening beleid, programmering, strategieën, verslaglegging en evaluatie verplicht wordt en

  • -

    omgevingsdiensten / regionale uitvoeringsdiensten verplicht als openbaar lichaam ingesteld dienden te worden.

 

Een ander onderdeel van de stelselherziening is de verbetering van de afstemming en informatie-uitwisseling tussen provincies, gemeenten, waterschappen, het openbaar ministerie (OM), politie en de rijkstoezichthouders. Zij worden verplicht wederzijds informatie uit te wisselen (waaronder toezichtsinformatie) en periodiek regionaal af te stemmen over handhavingsprioriteiten en programma’s.

 

2.1.4 AMvB VTH / Aanpassing Bor

Naast de wet VTH is er ook de zogenaamde AMvB VTH (Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving)), welke op 1 juli 2017 in werking is getreden. In de deze AMvB wordt een vertaalslag gemaakt van de Package Deal (basistakenpakket) naar het Bor. Ook zijn procescriteria opgenomen voor vergunningverlening en wordt de basis gelegd voor een gemeenschappelijk inspectiesysteem (Inspectieview Milieu).

Deze AMvB wordt in een later stadium verwerkt in de AMvB's die onder de Omgevingswet komen te vallen, maar is nu apart vormgegeven vanwege de eerdere inwerkingtreding van de Wet VTH.

De wijze waarop de gemeente het handhavingsbeleid moet vormgeven is vastgelegd in artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Op grond van dat artikel moet het door de gemeente periodiek op te stellen VTH-beleid inzicht geven in:

  • -

    een analyse van problemen die zich voor kunnen doen;

  • -

    de prioriteiten met betrekking tot de voorgenomen activiteiten;

  • -

    de methodiek die wordt gehanteerd om de gestelde doelen te bereiken;

  • -

    de wijze waarop toezicht en rapportage wordt uitgevoerd;

  • -

    de sanctiestrategie inclusief strafrechtelijke afstemming;

  • -

    de wijze waarop het bestuursorgaan omgaat met overtredingen die zijn begaan door of in naam van het bestuursorgaan of van de andere organen van de overheid;

  • -

    de samenwerking en afstemming met andere betrokken bestuursorganen.

 

Met de komst van de AMvB VTH gaan de procescriteria ook gelden voor vergunningverlening.

 

In artikel 7.3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd dat het uitvoerings- en handhavingsbeleid jaarlijks moet worden uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma waarin wordt opgenomen welke activiteiten in het komende jaar worden uitgevoerd. Ook het uitvoeringsprogramma moet met de overige betrokken bestuursorganen worden afgestemd. In artikel 7.7 is geregeld dat gerapporteerd moet worden over mate waarin doelen zijn gerealiseerd en afspraken zijn nagekomen.

2.1.5 Algemene plaatselijke verordening (Apv) en Bijzondere Wetten

Onder de fysieke leefomgeving worden ook openbare orde en veiligheid (Algemene plaatselijke verordening), kleine verkeersovertredingen, overlast die niet direct de openbare orde en veiligheid raakt en Bijzondere Wetten, zoals de Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen geschaard. Voorliggend VTH-beleid heeft ook betrekking op de gemeentelijke taken die vallen onder deze wetten en een relatie hebben met de fysieke leefomgeving.

2.2 Beleidscyclus

2.2.1 Systematiek

In het Bor en in de (voor de basistaken verplichte) kwaliteitscriteria zijn minimumeisen opgenomen waaraan elke professionele handhavings- en vergunningenorganisatie moet voldoen. Deze eisen leiden tot een strategische, programmatische en onderling afgestemde uitoefening van de VTH-taken. Hierdoor wordt een transparante en systematische manier van werken bereikt, waarmee gestuurd kan worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteit en waarover achteraf via het evaluatieverslag verantwoording kan worden afgelegd. De beleidscyclus kan als volgt worden weergegeven:

Big 8 cyclusHet systematisch doorlopen van deze cyclus zorgt ervoor dat de handhaving en vergunningverlening steeds doelmatiger kan worden uitgevoerd.

2.2.2 De beleidscyclus in de praktijk

In deze paragraaf wordt kort toegelicht hoe wij de beleidscyclus vormgeven en wat de positie van dit VTH-beleid daarin is.

Prioriteiten en doelen

In dit VTH-beleid worden de doelen en prioriteiten beschreven. Deze zijn tot stand gekomen op basis van een visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving (hoofdstuk 4) en een probleemanalyse (hoofdstuk 5 en 6).

Deze probleemanalyse bestaat uit:

  • -

    Een beschouwing van interne vakspecialisten van het taakveld waarop zij werkzaam zijn. Ook bestuurders zijn hierbij betrokken. Onder meer wordt ingegaan op ontwikkelingen binnen het vakgebied, specifieke aandachtspunten en knelpunten (op basis van ervaring) met betrekking tot risico’s, methodieken en procedures, organisatie en middelen en de doelstellingen die hieruit voortvloeien.

  • -

    Een risicoanalyse van de fysieke leefomgeving. Dit is een inschatting van de kans dat in de gemeente Etten-Leur wetten en regels worden overtreden en wat de impact daarvan is. Voor deze risicoanalyse is gebruik gemaakt van een afwegingsmodel. Het is van belang dat het VTH-beleid wordt opgesteld met een zo breed mogelijk draagvlak onder burgers, bestuurders en vakspecialisten.

 

Strategie en uitvoering

Vervolgens wordt beschreven hoe de doelen uit het strategisch beleid worden gerealiseerd. Aangegeven is welke strategieën worden gehanteerd, zoals de handhavingsstrategie en sanctiestrategie, welke instrumenten ingezet worden en hoe met andere partijen wordt samengewerkt.

 

Planning en control: Het borgen van de middelen

De doorwerking van de prioriteiten en doelen op de personele en financiële capaciteit vindt plaats in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma’s en wordt geborgd in de begroting.

 

Rapportage en evaluatie: Bijstellen beleid

De probleemanalyse, die onderdeel uitmaakt van dit beleidsplan, wordt periodiek opgesteld en bestuurlijk vastgesteld.

Het uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks geëvalueerd. Het beleidsplan, de evaluatie en de actualisatie van de probleemanalyse vormen de basis voor het uitvoeringsprogramma. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt vastgelegd welke activiteiten dat jaar worden uitgevoerd, welke prioriteiten daarbij gesteld worden en met welke capaciteit de werkzaamheden worden uitgevoerd. Tot slot staat beschreven hoe de resultaten worden gemonitord en hoe hierover verantwoording wordt afgelegd.

  

3 Ontwikkelingen en bestaand beleid

Artikel 3.1 1.1 Profiel van de gemeente Etten-Leur

Omringd door een groen buitengebied en groeiende bedrijvigheid wonen ruim 43.000 Etten-Leurenaren aangenaam in de gevarieerde woonwijken. Zowel de bewoners als de bezoekers van deze typisch Brabantse plaats profiteren van een uitstekende bereikbaarheid. Etten-Leur is direct gelegen aan de snelweg A58 en heeft daarmee goede verbindingen in de provincie Noord-Brabant en naar de provincie Zeeland. Ook de A16, die de Randstad en België met elkaar verbindt, ligt op een steenworp afstand. Het openbaar vervoer in Etten-Leur bestaat uit een spoorverbinding en drie streekbuslijnen. Daarnaast zijn er enkele buurtbussen en een wijkbus.

Etten-Leur kent ruim opgezette woonwijken, aantrekkelijke winkelgebieden, grote en kleine bedrijventerreinen en vele recreatieve voorzieningen. Het voorzieningenniveau in Etten-Leur is hoog: in elke wijk staat een (nieuwe) brede school, er zijn nieuwe en goed onderhouden sportvoorzieningen, er wordt gewerkt aan een nieuw cultureel centrum en aan een nieuw zwembad. Etten-Leur is een ambitieuze gemeente die het (hoge) voorzieningenniveau wil behouden, ruimte maakt voor initiatieven in de samenleving, insteekt op samenwerking met alle partners en een sterke entiteit wil zijn in de regio.

3.2 Landelijke ontwikkelingen en beleid

In deze paragraaf wordt een aantal landelijke ontwikkelingen en beleid beschreven dat relevant is voor de gemeentelijke VTH-uitvoering.

3.2.1 Omgevingswet

Het omgevingsrecht is nu versnipperd in tientallen wetten, circa 120 AMvB’s en een vergelijkbaar aantal ministeriële regelingen. Deze historisch gegroeide hoeveelheid aan wetten, regels en afspraken voor de fysieke leefomgeving wordt geïntegreerd in één nieuw stelsel. De Omgevingswet zet de gebruiker centraal én beoogt meer flexibiliteit te bieden. Het wetsvoorstel gaat over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving en bevat regels over milieu, natuur, bouwen, infrastructuur, monumenten en ruimte.

Naar verwachting treedt de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking. Deze wet is ingrijpend en vergt de nodige voorbereiding. De wet kent vier verbeterdoelen:

  • 1.

    Vergroten van inzichtelijkheid;

  • 2.

    Integrale gebiedsbenadering;

  • 3.

    Verbeteren en versnellen van de besluitvorming;

  • 4.

    Vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte.

 

Op onderdelen is de Omgevingswet nog volop in de maak. Met de voorbereiding wordt echter niet gewacht. De wet richt zich, in lijn met de bovenstaande verbeterdoelen, voor 80% op cultuur, houding en werkwijze en voor 20% op de invoering van juridisch-planologische instrumenten. Daarmee sluit de Omgevingswet aan bij de veranderprocessen die veel gemeenten al hebben ingezet (bijvoorbeeld het resultaat- en klantgericht werken) als gevolg van een veranderende samenleving. De wet kent 6 kerninstrumenten. Op gemeentelijk niveau zijn dit de Omgevingsvisie, het Omgevingsplan, Programma’s en de Omgevingsvergunning.

 

Een belangrijke stap in de andere manier van werken is de samenwerking binnen de De6 (gemeenten Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Zundert). De gemeenten bouwen samen aan een netwerk en benutten samenwerkingskansen zo veel als mogelijk. Binnen dit netwerk is er ook een werkgroep die zich bezig houdt met de implementatie van de Omgevingswet en is een gezamenlijk Plan van Aanpak opgesteld. Daarbij kan de dynamiek, het tempo en de inhoud misschien verschillen, maar de hoofdprocesstappen zijn voor elke gemeente hetzelfde. Het Plan van Aanpak biedt een goede houvast en geeft richting aan de koers die is ingezet om de Omgevingswet op een goede en overwogen manier te implementeren.

3.2.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen

Ook de bouwplantoetsing en het bouwtoezicht is in ontwikkeling. Het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen is 21 februari 2017 aangenomen door de Tweede Kamer. Het wetvoorstel ligt nu bij de Eerste Kamer. De plenaire behandeling vond plaats op 4 juli 2017. De stemming over het voorstel is op 11 juli 2017 op verzoek van de minister van BZK aangehouden. De VNG is vooralsnog kritisch en vindt het onuitvoerbaar voor gemeenten. Kern van het wetsvoorstel:

Kleine bouwwerken en verbouwingen vrij van toets Bouwbesluit 2012.

De gemeente controleert of een aannemer werkt met een goedgekeurde methode voor kwaliteitsbewaking.

De toetsing aan het Bouwbesluit 2012 van nieuwbouw en verbouw bij de vergunningverlening door de gemeente vervalt.

Private partijen ontwikkelen methodes voor kwaliteitsbewaking om te zorgen dat aannemers zich houden aan de bouwtechnische eisen uit het Bouwbesluit 2012.

Een onafhankelijke publieke toelatingsorganisatie oordeelt of een voorgestelde methode voor kwaliteitsbewaking voldoet aan de eisen.

Naar verwachting treedt deze wet op 1 juli 2019 in werking. Het doel van deze wet is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument. Invoering van private kwaliteitsborging in de bouw betekent samengevat dat de technische bouwbesluittoets en het toezicht tijdens de bouw in de toekomst door private partijen wordt uitgevoerd. De gemeentelijke werkzaamheden voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen beperken zich tot een toets aan het bestemmingsplan, welstand en omgevingsveiligheid.

Zowel de ontwikkelingen rond het vergunningsvrij bouwen als deze wet leiden tot verschuivingen bij de gemeentelijke inzet op vergunningverlening en toezicht en handhaving bij de bouw.

3.2.3 Vergunningsvrij bouwen

Een ander voorbeeld is vergunningsvrij bouwen. Onder de Wabo wordt voor de activiteit bouwen onderscheid gemaakt in vergunningsplichtig en vergunningsvrij bouwen. Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Bor (Bijlage II) per 1 november 2014 heeft een aanzienlijke verruiming en aanpassing van het vergunningsvrije bouwen plaatsgevonden. De verwachting was dat er hierdoor minder vergunningsaanvragen voor de activiteit bouwen werd gedaan bij de gemeente. Echter blijkt dat er meer tijd besteed wordt aan informatieverstrekking en het bevestigen of een project inderdaad vergunningsvrij is.

3.2.4 Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden waarin is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. In de Erfgoedwet is een instandhoudingsverplichting opgenomen voor Rijksmonumenten.

3.2.5 Activiteitenbesluit milieubeheer en activiteitenregeling milieubeheer

In januari 2016 is de vierde tranche van het Activiteitenbesluit in werking getreden. Dit is de laatste grote wijziging van het Activiteitenbesluit voordat dit besluit in de Omgevingswet opgaat.

Onder meer betekent dit dat verschillende vergunningplichtige groepen bedrijven, zoals ziekenhuizen, gieterijen en asbestverwijderingsbedrijven, dan onder het Activiteitenbesluit komen te vallen (van type C naar type B, deels met en deels zonder nieuwe voorschriften). Dit heeft invloed op het aantal te verwachten vergunningsaanvragen en het aantal te verwachten meldingen. Ook gaat een aantal Besluiten en regelingen op in het Activiteitenbesluit. Per bedrijf zal bij aanvang van toezicht bekeken moeten worden welke artikelen voor hen van toepassing zijn. Dit zal bij de eerste controles de nodige tijd vergen.

3.2.6 Nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb)

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De natuuronderdelen uit de Wnb hebben hiermee een vaste plek gekregen in het Besluit omgevingsrecht en haken aan bij de andere onderdelen van de Wabo. Dit betekent dat vanuit de Wabo het bevoegde gezag beoordeelt of ook natuuronderdelen moeten worden aangevraagd en of de gegevens hiervoor ontvankelijk zijn. De natuuronderdelen in de Wabo procedure worden getoetst door de provincie. Indien vergunbaar, geeft de provincie een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af aan de gemeente. Een initiatiefnemer kan er voor kiezen om voorafgaand aan de Wabo aanvraag een losse Wnb-aanvraag in te dienen. Een losse Wnb-procedure wordt ingediend en afgehandeld door de provincie.

3.2.7 Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

Begin 2014 heeft de provincie Noord-Brabant de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij(BZV) vastgesteld. De BZV is een uitwerking van de regels van de Verordening ruimte 2014 en is een instrument dat stuurt en stimuleert dat een veehouderij zorgvuldig is en daarmee goed past in haar omgeving. Een veehouder moet een voldoende BZV-score hebben op het moment dat hij zijn bedrijf wil uitbreiden. De BZV raakt de bouwactiviteit, maar de daadwerkelijke toetsing gaat met name over milieuaspecten. Afstemmen tussen de gemeente (bouw) en de OMWB (milieu) is hierbij belangrijk.

3.2.8 Landelijke Handhavingsstrategie

De Landelijke Handhavingstrategie (LHS) biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingstrategieën (zoals de Brzo-strategie) kunnen worden uitgewerkt en vastgesteld. De LHS is ontwikkeld vanuit de wens om te komen tot een verbeterde organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit omwille van een ‘gelijk speelveld' voor natuurlijke of rechtspersonen voor wie een bepaalde norm of voorschrift geldt. En ook omwille van een maatschappij die ervan uit mag gaan dat handhavers zodanig optreden dat haar rechtsgevoel wordt gerespecteerd en de leefomgeving veilig, schoon en gezond blijft. Uitgangspunt is het centraal stellen van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavinginstanties met een beginselplicht tot handhaven. Die passend interveniëren bij iedere bevinding, dat wil zeggen afhankelijk van de situatie weloverwogen kiezen voor alleen bestuursrechtelijk, bestuurs- èn strafrechtelijk of alleen strafrechtelijk optreden. En die in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen.

In 2014 hebben alle handhavende instanties zich uitgesproken voor implementatie van de LHS. Implementatie van de LHS betekent in de eerste plaats dat de bevoegde overheden de LHS vaststellen als eigen strategie of hun eigen strategie compleet in lijn brengen met de LHS. Implementatie van de LHS betekent in de tweede plaats dat de bevoegde overheden en hun handhavinginstanties, waaronder de omgevingsdiensten, de LHS concreet gaan toepassen en leerervaringen gaan uitwisselen.

Uitgangspunt is dat de 67 Brabantse gemeenten, de 3 Brabantse waterschappen en de provincie Noord- Brabant de Landelijke Handhavingstrategie (LHS) vaststellen.

Met dit VTH-beleid wordt ook de LHS vastgesteld. Nadere informatie over de LHS is opgenomen in hoofdstuk 7 van dit VTH-beleid.

3.2.9 Wet BAG

Als gemeente zijn we bronhouder van twee basisregistraties:

  • -

    de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) en

  • -

    de BAG (Basisregistratie Adressen en Gebouwen)

 

Beide registraties hebben wettelijke verplichtingen met wettelijke termijnen voor het opnemen van de feitelijke situatie (legaal of illegaal) in de registraties. In de BGT wordt als kaart de feitelijke situatie (zoals die buiten zichtbaar is) opgenomen; de BAG volgt daarin als het gebouwen betreft.

 

De overheid maakt het voor de burger steeds makkelijker door steeds meer vergunningsvrij te maken voor wat betreft het bouwen van uitbouwen, dakkapellen of bijgebouwen. Van de andere kant wil de overheid dat de BAG / BGT wijzigingen (legaal of illegaal) in panden vastlegt binnen wettelijke termijnen.

Doordat er voor wijzigingen in panden niet altijd vergunningen (vergunningvrij) nodig zijn moeten wij als beheerder slimme en efficiënte manieren bedenken om de feitelijke situatie vast te leggen. Mutaties in BGT en BAG moeten worden opgespoord en doorgevoerd in beide registraties.

 

Met behulp van het vergelijken van luchtfoto’s van opvolgende jaren kunnen we mutaties signaleren en deze mutaties ook vanuit luchtfoto’s inmeten en doorvoeren. Dit soort mutaties, waarvoor geen vergunningen gevonden kunnen worden, moeten in de BAG in “Onderzoek” gezet worden, omdat wij als BAG-beheerder geen uitspraak kunnen en mogen doen over vergunningsvrije situaties; dit is een taak voor toezicht en handhaving.

 

In het werkproces wordt er een zogenaamd Handhavingdossier aangemaakt en moet de gemeente binnen een half jaar (wettelijk termijn) een besluit (legalisering of handhaven) nemen om het pand in BAG uit onderzoek te halen.

 

De verdergaande deregulering van de rijksoverheid en het steeds meer aan de markt overlaten staat dus haaks op de uitgangspunten van de wet BAG die voorschrijft dat een gemeente alle gebouwde eigendommen in beeld moet hebben. Het betekent dat een gemeente verplicht is de nodige inzet te plegen op toezicht en handhaving van de gebouwde eigendommen.

3.2.10 Asbestdaken 2024

Elk jaar overlijden ongeveer 1000 mensen aan de gevolgen van asbest. De overheid wil in 2040 geen nieuwe asbestslachtoffers meer. Daarom stelt de Rijksoverheid regels die het gevaar van asbest zo klein mogelijk houden.

Asbestdaken raken na verloop van tijd beschadigd door weer en wind. Bijvoorbeeld na hagelschade. Vroeg of laat komt er een moment dat asbestvezels vrijkomen. Als u die inademt kan het gevaarlijk zijn voor uw gezondheid. Daarom wil de regering asbestdaken, naar verwachting, per 2024 verbieden.

3.2.11 Openbare ruimte

Vanuit de overheid worden steeds meer toezichtstaken die nu bij de politie horen overgedragen naar de gemeenten. Tevens heeft de VNG in haar toekomstvisie een voorstel gedaan bepaalde politietaken over te gaan dragen naar de gemeenten, bijvoorbeeld op het gebied van verkeer (fietsen zonder licht, door rood licht rijden e.d.). Volgens deze toekomstvisie van de VNG moeten deze taken door de gemeentelijke boa’s worden uitgevoerd.

3.2.12 Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Het Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen treedt op 1 januari 2018 in werking en komt in de plaats van de gemeentelijke brandbeveiligingsverordening.

Dit besluit heeft ook betekenis voor de evenementen en het evenementenbeleid. Benadering vindt meer plaats vanuit de te verwachten risico’s dan vanuit regelgeving. Door de beoogde uniformiteit wordt de rechtszekerheid, rechtsgelijkheid en duidelijkheid verhoogd. Er zullen niet veel verschillende regelingen per gemeente van toepassing zijn, maar slechts één landelijke regeling. Dat maakt het ook eenvoudiger de administratieve handelingen te vereenvoudigen.

3.2.13 Wet aanpak woonoverlast

Per 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Woonoverlast is een hardnekkige problematiek in Nederland. In de praktijk bleek landelijk behoefte te zijn aan een juridisch instrument om woonoverlast tegen te gaan. Het nieuwe instrumentarium betreft het toevoegen van een nieuw artikel, te weten 151d, aan de Gemeentewet. De gemeenteraad kan hiermee de burgemeester de bevoegdheid geven een gedragsaanwijzing op te leggen waarbij de overlastgever iets moet doen of nalaten. Als ultimum remedium kan de burgemeester de woning voor korte termijn sluiten. Voor het toepassen van dit instrument zal de burgemeester beleid moeten vaststellen.

3.2.14 Wet Kinderopvang

De gemeente hanteert het afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van de VNG.

In het kader van de Wet kinderopvang en de bijbehorende Beleidsregels kwaliteit kinderopvang hebben gemeenten de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van kinderopvang. De controle op deze kwaliteit wordt uitgevoerd door de GGD. Zij stellen rapportages op van door hen uitgevoerde controles.

De gemeente voert de taak kinderopvang uit. Dit betekent ondermeer het bijhouden van het register kinderopvang, verwerken van de rapportages, handhaven op zaken van de GGD en het verzorgen van de verantwoording aan het Ministerie.

3.2.15 Evaluatie Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet (DHW) is in 2013 en 2014 ingrijpend veranderd. Toegezegd is toen om in 2016 de DHW te evalueren. Tevens is toegezegd ook technische eisen rondom verkoop en mengvormen van horeca en retail (blurring) te betrekken bij de evaluatie. In 2016 is de wet geëvalueerd en op 16 december 2016 heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het evaluatierapport naar de Tweede Kamer gestuurd.

De belangrijkste uitkomsten van de evaluatie richten zich op het:

  • -

    alcoholgebruik. Als samenleving moeten we kritisch kijken naar de plek van alcohol in onze maatschappij en het schadelijke alcoholgebruik binnen specifieke (kwetsbare) groepen terugbrengen;

  • -

    leeftijdsgrens. Het is goed om ook de komende jaren blijvende aandacht te hebben voor het versterken van de NIX18 norm en een correcte naleving van de leeftijdsgrens;

  • -

    verstrekking. Er kan kritisch worden gekeken naar de opleidingseisen voor partijen die alcohol willen verstrekken en naar de plaats van verstrekking;

  • -

    toezicht. De decentralisatie van het toezicht en de handhaving naar gemeenten roept een divers beeld op. Hier kunnen nog slagen worden gemaakt de komende jaren;

Met betrekking tot blurring wordt gesteld de wens van ondernemers en gemeenten te begrijpen, die in blurring een mogelijkheid zien om de binnenstad levendig te houden. Maar er wordt ook gewezen op het bijzonder product van alcohol, waarbij het belangrijk is het aanbod van alcohol niet nog verder te verruimen en normaliseren door vermenging met andere winkelformules mogelijk te maken. Volgens Staatssecretaris Van Rijn komt er geen vervolg op de pilots die zijn uitgevoerd bij een aantal gemeenten. De VNG heeft aangekondigd er voor te gaan pleiten dat de DHW zo wordt aangepast dat de gemeente de bevoegdheid krijgt te beslissen of gemengde horeca en winkelvormen wel of niet in de gemeente zijn toegestaan. En zo ja, onder welke voorwaarden.

3.2.16 Invoering nieuwe Prostitutiewet

De exploitatie van prostitutie is sinds de opheffing van het bordeelverbod in 2000 een legale activiteit en wordt beschouwd als een reguliere uitoefening van bedrijf. De evaluatie van de opheffing van het bordeelverbod in 2007 is aanleiding geweest voor het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (Wrp). Doel van deze wet is, in navolging van de opheffing van het bordeelverbod, tweeledig. Door nadere regulering van de branche beoogt de wet enerzijds misstanden in de branche beter tegen te gaan, anderzijds beoogt deze wet de sociale positie van sekswerkers te verbeteren door een prostitutiebranche te creëren waar prostituees op een veilige en gezonde manier hun beroep kunnen uitoefenen. Een overkoepelend doel van de Wrp is dat voor alle Nederlandse gemeenten eenduidig beleid opgesteld kan worden waarmee er meer eenheid en lijn in het prostitutiebeleid gebracht kan worden.

De Prostitutiewet moet nog worden vastgesteld door de Eerste Kamer. Naar verwachting treedt de wet in 2018 in werking.

3.2.17 Uitspraak schaarse vergunningen

Van een z.g. schaarse vergunning is sprake als het aantal gegadigden het aantal beschikbare plaatsen overtreft (bijvoorbeeld standplaatsvergunningen).

Door de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is een uitspraak gedaan over het hanteren van schaarse vergunningen, die van invloed kan zijn op ons vergunningenstelsel. Deze uitspraak heeft landelijk een dermate grote impact dat gemeenten hierop beleid moeten ontwikkelen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie: Etten-Leur doet het gewoon (2012)

Etten-Leur heeft haar politiek-bestuurlijke ambitie bepaald in de ‘Toekomstvisie: Etten-Leur doet het gewoon’ (2012). De ambitie gaat uit van een andere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen gemeente en haar partners: inwoners, bedrijven maatschappelijke organisaties en andere overheden. Uitgangspunten zijn volledige zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid en gelijkwaardigheid. De vijf O’s (Onderwijs, Ondernemers, Overheden, maatschappelijke Organisaties en Onze inwoners) vormen netwerken en werken samen. Etten-Leur vertrouwt op de eigen kracht van inwoners en netwerken. Zij biedt hen maximale ruimte om hun eigen behoefte en wensen zelf te realiseren. Het initiatief ligt bij hen. De gemeente faciliteert en stelt randvoorwaarden. De gemeente garandeert een basiskwaliteit. Zij stimuleert samenwerking tussen de

vijf O’s en brengt hen samen. Etten-Leur kiest voor een duurzame ontwikkeling. Dat komt neer op balans tussen het bevorderen van de veerkracht en kwaliteit van de natuur (planeet), het lichamelijke en geestelijke welzijn van inwoners (personen) en een gezonde economische ontwikkeling (profijt). De verbetering van het een mag niet ten koste gaan van het andere.

Elke vier jaar stelt een nieuwe gemeenteraad een integraal beleidskader vast. Een aantal uitgangspunten, afgeleid van de toekomstvisie, geldt voor alle onderdelen van het beleidskader:

  • -

    We investeren in de relatie met onze vijf O’s en zijn zelf een betrouwbare partner.

  • -

    · Wij doen een beroep op inwoners om een bijdrage te leveren aan de samenleving.

  • -

    Eigen verantwoordelijkheid van inwoners betekent ruimte voor initiatieven.

  • -

    We ondersteunen de vijf O’s als er sprake is van een bijdrage maatschappelijke effecten en doelen.

  • -

    Etten-Leur is een krachtige entiteit in de regio en heeft regie op samenwerking.

  • -

    Dienstverlening digitaal waar het kan, persoonlijk waar het moet. Persoonlijk betekent met menselijke maat en gastheerschap.

3.3.2 Uitwerkingsprogramma ‘Wonen’

Decennia lang heeft de gemeente de woningmarkt mede bepaald door het faciliteren met bestemmingsplannen e.d. en het aanbieden van bouwgrond. Woningcorporaties zorgden voor sociale huurwoningen, ouderen gingen naar het bejaardenhuis en marktpartijen zorgden voor voldoende aanbod van woningen in de particuliere sector. Er was sprake van een sterk aanbodgerichte woningmarkt gericht op groei en nieuwbouw. Daar waar een forse economische groei vele problemen kan helpen oplossen zal dat niet het geval zijn voor de gevolgen van krimp en vergrijzing. Het aankomende decennium zal er sprake zijn van een vraaggerichte woningmarkt die meer en meer in het teken zal staan van inbreiding en transformaties binnen de bestaande woningvoorraad. De bestaande voorraad en het huidige leegstaande vastgoed spelen echter meer dan voorheen ook een rol in het bepalen van de programmering.

In alle marktsegmenten wordt tot 2030 nog een vraag naar nieuwbouwwoningen verwacht. De Nieuwbouw zal steeds nadrukkelijker plaatsvinden ter versterking van en in afstemming op de bestaande voorraad met een focus op verduurzaming. Woningbouwprogrammering is in principe flexibel en vraaggericht.

3.3.3 Beleidsnotitie externe veiligheid

De Nota Beleidsvisie Externe Veiligheid “Visies op risico’s in Etten-Leur” is op 15 december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. Met deze beleidsvisie wil de gemeente een veilige werk- en leefomgeving bieden waarbij de veiligheidsambities zijn gekoppeld aan de functie van het gebied. De uitgangspunten uit de nota zijn nog steeds actueel.

3.3.4 Milieuvisie

Op 13 juli 2010 heeft de gemeenteraad de Milieuvisie 2010-2020 vastgesteld. De gemeente wil zich op een duurzame manier verder ontwikkelen en beschrijft de milieuambities. Etten-Leur streeft naar een samenleving waarin ecologie, economie en algemeen welbevinden in balans zijn. De gestelde uitgangspunten maken duidelijk hoe de gemeente wil omgaan met wettelijke milieutaken enerzijds en met (duurzaamheids) kansen anderzijds. Om de milieuambities te bereiken wil Etten-Leur de milieuthema’s integraal, dus in samenhang met elkaar en met medeneming van ruimtelijke en economische ontwikkelingen bezien. Zo biedt de Milieuvisie kaders voor milieuambities in nieuw beleid op het gebied van wonen, economie, groen, landschap, verkeer, ruimtelijke ontwikkelingen en dergelijke. De gemeente wil pro-actief handelen en anderen stimuleren dit ook te doen.

In 2016 is de Milieuvisie geëvalueerd en is een uitvoeringsprogramma opgesteld. Duurzaamheidsbeleid, energiebesparing en opwekking duurzame energie (energieneutraal in 2050) zijn nadrukkelijker op de agenda gekomen.

3.3.5 Kadernota Integrale Veiligheid 2015-2018

De kadernota Integrale veiligheid 2015-2018 geeft op hoofdlijnen de koers aan die we binnen Etten-Leur op het gebied van de veiligheid inzetten. De nota geeft een algemeen beeld van het integraal veiligheidsbeleid dat wordt gevoerd, van landelijk tot en met gemeentelijk niveau. Voor Etten-Leur zijn drugs, jeugd, geweld, WOS ( woninginbraken, overvallen en straatroof), bedrijven, ondermijning en crisismanagement als speerpunten benoemd. De gemeente Etten-Leur maakt afspraken met haar netwerkpartners om samen de veiligheid en leefbaarheid van de gemeente te waarborgen en waar mogelijk bevorderen en versterken. De gemeente hanteert daarbij de volgende uitgangspunten:

  • -

    De gemeente heeft de regierol bij veiligheidsvraagstukken.

  • -

    De eigen verantwoordelijkheid van de partners wordt gestimuleerd.

  • -

    Het gemeentelijk veiligheidsbeleid sluit aan bij het wijkgericht werken.

  • -

    Beleidsadviezen worden onderling afgestemd en maatregelen worden in goede samenhang genomen, ze worden van de hele veiligheidsketen beschouwd en getoetst aan gemeentebreed beleid.

  • -

    Maatregelen zijn zover mogelijk gericht op dader, slachtoffer en omgeving.

  • -

    Communicatie is belangrijk bij planvorming en uitvoering.

3.3.6 Beleid Opiumwet

Door de burgemeester is op 5 december 2013 het “beleid artikel 13 b Opiumwet”en op 2 juni 2015 de “beleidsregel handhaving growshops”vastgesteld. De gemeente Etten-Leur maakt zich samen met haar veiligheidspartners sterk tegen elke vorm van (georganiseerde) criminaliteit, waarbij de veiligheid en het veiligheidsgevoel van haar inwoners wordt aangetast. In deze beleidsregels is vastgelegd hoe de burgemeester gebruik maakt van haar bevoegdheid om op grond van artikel 13 B, eerste lid van de Opiumwet bestuurlijk op te treden bij handel in drugs. Dit beleid heeft onder meer gevolgen voor de inzet van uren van de vakafdelingen bij de daadwerkelijke sluiting van woningen en lokalen waar drugshandel plaatsvindt ( Bouwtoezicht en juridisch).

3.3.7 Welstandsnota 2010

Op 25 mei 2010 heeft de gemeenteraad de welstandsnota Etten-Leur vastgesteld. In deze nota zijn de criteria opgenomen waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoezicht moeten uitoefenen. De welstandscommissie moet haar advisering over bouwplannen baseren op deze welstandscriteria.

Een welstandsnota is op grond van de Woningwet vanaf 1 juli 2004 een voorwaarde voor het uitoefenen van welstandstoezicht. Een belangrijke doelstelling hiervan is het creëren van een grotere transparantie rondom de welstandsadvisering en toezicht. Vooraf dient duidelijk te zijn aan welke welstandscriteria een bouwplan wordt getoetst. Bij de bouwplanontwikkeling kan hiermede dan rekening gehouden worden.

3.3.8 Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 bijlage ll Bor

Op 24 september 2014 is het besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gepubliceerd. Deze wijziging is op 1 november 2014 in werking getreden. De wijziging van het Bor heeft onder andere gevolgen voor de reikwijdte van de zogenaamde kruimelgevallenregeling, zoals opgenomen in artikel 4, bijlage II van het Bor. Daarom bestond er behoefte om aanvullende richtlijnen op te stellen voor het al dan niet verlenen van een afwijking van de bestemmingsplanregels.

Het college heeft ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid ingevolge artikel 2.12, eerste lid, onder a van de Wabo op 19 april 2016 de Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 bijlage II Bor vastgesteld. Deze beleidsregels, opgesteld krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, bevorderen een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen om een omgevingsvergunning, waarbij voor de motivering dan kan worden verwezen naar de in de beleidsregels neergelegde gedragslijn.

Huisvesting personen (arbeidsmigranten, studenten e.d.)

In onderdeel 3.9 van de Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden artikel 4 bijlage II Bor is geregeld onder welke voorwaarden medewerking wordt verleend aan een aanvraag voor het huisvesten van personen. Deze voorwaarden zijn:

  • a.

    de aanvraag richt zich op een woning, niet gelegen in het buitengebied;

  • b.

    voor bedrijfswoningen gelegen op het bedrijventerrein geldt dat de huisvesting uitsluitend personen betreft, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;

  • c.

    de aanvraag richt zich op het huisvesten van maximaal 6 personen in één woning;

  • d.

    per persoon moet er minimaal 12 m² bruto woonoppervlak aanwezig zijn;

  • e.

    medewerking aan de aanvraag leidt er niet toe dat meer dan 10% van de woningen in een straat, met dezelfde postcode, voor deze doeleinden worden gebruikt, met een minimum van 1 woning;

  • f.

    medewerking aan de aanvraag leidt niet tot verkeers- en parkeerproblemen.

 

Hierin is de volgende doelstelling opgenomen: Het op een gedegen en verantwoorde wijze reguleren van de huisvesting van personen in de gemeente, opdat de leefomstandigheden van de te huisvesten personen van een deugdelijk niveau zijn, de veiligheid voldoende is gewaarborgd en de huisvesting niet ten koste gaat van de ruimtelijke kwaliteit en de leefbaarheid van de omgeving. De gemeente biedt hiertoe enerzijds de ruimtelijke en juridische kaders, waarin huisvesting van personen als legaal en passend kan worden aangemerkt.

Anderzijds stelt het de gemeente in staat te handhaven bij huisvesting, die niet correspondeert met de voorgestelde beleidsrichting.

 

3.3.9 Bibob beleid taakveld bouw

Op 1 juni 2003 is de wet BIBOB in werking getreden. Deze wet biedt het openbaar bestuur de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van (bepaalde, limitatief in de wet opgesomde) subsidies, vergunningen of overheidsopdrachten.

De gemeente wil de wet BIBOB gaan toepassen op omgevingsvergunningen voor de activiteit “(ver)bouwen”.

Een beleid hiervoor is op 12 december 2017 vastgesteld en op 1 januari 2018 in werking getreden.

In deze beleidslijn wordt uiteengezet op welke wijze de gemeente Etten-Leur de wet BIBOB toepast in het kader van omgevingsvergunningen voor de activiteit “(ver)bouwen”. Er wordt aangegeven welke vergunningen aan een BIBOB toets worden onderworpen, in welke gevallen dit gebeurt en hoe dit precies verloopt. De beleidslijn geeft voorts inzicht in de wijze waarop de gemeente in eerste instantie zelf informatie vergaart om een BIBOB toets uit te voeren en wanneer vervolgens advies wordt gevraagd aan het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Criminaliteitsbestrijding en –in laatste instantie- aan het landelijke Bureau BIBOB.

3.3.10 Beleidsregels landschappelijke inpassing

Op grond van het bestemmingsplan “Buitengebied” is bij een aantal ontwikkelingen in het buitengebied, waaraan medewerking kan worden verleend door middel van afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden, een landschappelijke inpassing verplicht op grond van de “beleidsregels landschappelijke inpassing”, die op 26 januari 2016 door het college zijn vastgesteld.

In deze beleidsregels wordt per afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid aangegeven welke eisen gelden met betrekking tot landschappelijke inpassing. Daarbij wordt tevens verwezen naar de betreffende artikelen uit het bestemmingsplan “Buitengebied” en het regionale afsprakenkader kwaliteitsverbetering landschap.

Als bijlage bij deze beleidsregels zijn de diverse beplantingspakketten (houtsingel, struweelhaag, knip- en scheerheg) gedetailleerd beschreven, met bijbehorende inrichtings- en onderhoudseisen en het beoogde eindbeeld (Pakketten maatregelen landschappelijke inpassing). Het is de bedoeling dat de landschappelijke inpassingen in de toestemming (bij afwijkingen) of in de planregels en op de planverbeelding worden opgenomen (bij wijzigingsplannen als voorwaardelijke verplichting). Daarmee worden de landschappelijke inpassingen publiekrechtelijk geborgd.

3.3.11 Archeologiebeleid

Op 11 oktober 2010 heeft de gemeenteraad het archeologiebeleid vastgesteld. Hierbij hoort de archeologische beleidskaart. Deze geeft een inzicht in de archeologische verwachtingen voor het grondgebied van Etten-Leur. Daarbij is tevens het beleid aangegeven. Dit betekent concreet dat er per verwachting is aangegeven voor welke mate van bodemverstoring een onderzoeksplicht geldt. Bij de opstelling van een bestemmingsplan wordt het beleid vertaald in de planregels. Voor zover het bestemmingsplan hierin nog niet voorziet, is de Erfgoedverordening Etten-Leur van toepassing. Deze is ook op 11 oktober 2010 door de gemeenteraad vastgesteld.

3.3.12 Bibob beleid taakveld Drank & Horeca

Op 1 juni 2003 is de wet BIBOB in werking getreden. Deze wet biedt het openbaar bestuur de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van (bepaalde, limitatief in de wet opgesomde) subsidies, vergunningen of overheidsopdrachten. Sinds 2004 wordt de wet BIBOB binnen de gemeente toegepast op vergunningen in de horecabranche. Dit gebeurt op basis van het vastgestelde “BIBOB beleid horecabranche gemeente Etten-Leur 2012”. Dit beleid is op 2 oktober 2012 vastgesteld, zowel door de burgemeester als het college van burgemeester en wethouders , ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft. In deze beleidslijn wordt uiteengezet op welke wijze de gemeente Etten-Leur de wet BIBOB toepast in het kader van vergunningen voor de horecabranche. Er wordt aangegeven welke vergunningen aan een BIBOB toets worden onderworpen, in welke gevallen dit gebeurt en hoe dit precies verloopt. De beleidslijn geeft voorts inzicht in de wijze waarop de gemeente in eerste instantie zelf informatie vergaart om een BIBOB toets uit te voeren en wanneer vervolgens advies wordt gevraagd aan het RIEC (Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Criminaliteitsbestrijding en –in laatste instantie- aan het landelijke Bureau BIBOB.

3.3.13 Gemeentelijk beleid uitvoering Drank- en Horecawet

Beleidsregel Ontheffing artikel 35 Drank- en Horecawet

Voor gelegenheden van tijdelijke aard kan een ontheffing verleend worden voor het schenken van zwak alcoholische dranken. De burgemeester heeft hiervoor de beleidsregel Ontheffing artikel 35 Drank- en Horecawet gemeente Etten-Leur vastgesteld op 19 mei 2014.

Deze beleidsregel is bedoeld om tot een betere onderbouwing te komen bij de verlening of weigering van een ontheffing ex artikel 35 van de Drank- en Horecawet (DHW). Met deze beleidsregel wordt bereikt dat artikel 35 DHW op consequente wijze toegepast wordt. Hiermee wordt bereikt dat aan evenementen/festiviteiten voorschriften worden gesteld vanuit oogpunt van onder meer alcoholmatiging en dat het schenken van alcohol plaatsvindt door een persoon die beschikt over de vereiste papieren.

Alcohol- en horecasanctiebeleid

De burgemeester heeft voor de uitvoering van de Drank- en Horecawet een alcohol- en horecasanctiebeleid voor Etten-Leur vastgesteld op 2 oktober 2014. Dit beleid is op hoofdlijnen gelijk aan het Brabants Alcohol- en Horecasanctiebeleid maar er zijn ook eigen accenten gelegd.

Preventie- en handhavingsplan

De Drank- en Horecawet schrijft voor dat de gemeenteraad iedere vier jaar een preventie- en handhavingsplan alcohol moet vaststellen. Hiermee wil de wetgever stimuleren dat gemeenten actief nadenken over en uitvoering geven aan het verbinden van de beleidsterreinen Volksgezondheid (voorlichting en bewustwording) en Openbare Orde en Veiligheid (beleid en handhaving) als het gaat om alcoholpreventie. Onderzoek heeft meerdere malen laten zien dat beide beleidsterreinen van belang zijn voor effectieve alcoholpreventie bij jongeren.

Voor alcoholpreventie staat in de wet dat het plan de volgende elementen bevat:

- de hoofdzaken van het preventiebeleid alcohol, met name richting jongeren;

- de doelstellingen van het preventiebeleid alcohol;

- welke acties worden ondernomen.

Voor handhaving staat in de wet dat het plan de volgende elementen bevat:

- de hoofdzaken van het handhavingsbeleid;

- de doelstellingen van het handhavingsbeleid;

- de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt uitgevoerd;

- welke handhavingsacties er in de door het plan beschreven periode worden ondernomen

3.3.14 Evenementennota Etten-Leur

De evenementennota voor Etten-Leur is vastgesteld op 16 december 2014.

Etten-Leur wil een bruisende gemeente zijn met een gevarieerd aanbod aan evenementen, met een balans tussen de positieve effecten van evenementen en de woon- en leefomgeving. De evenementennota biedt kaders om keuzes te maken ten aanzien van het toestaan van evenementen en de locaties. Eind 2017 begin 2018 vindt een evaluatie plaats en indien nodig een actualisatie van de evenementennota

3.3.15 Wijkgericht werken

Wijkgericht werken vloeit voort uit de toekomstvisie van Etten-Leur. Hierin hebben zich veel ontwikkelingen voorgedaan. We zien dat steeds meer organisatie onderdelen wijkgericht gaan werken en dat ook onze partners zich wijkgericht organiseren om gezamenlijk een netwerk per wijk te kunnen vormen. Wijkgericht werken is echter geen doel op zich.

Het is een middel om aan te sluiten bij de leefwereld van onze inwoners en biedt kansen om optimaal overheidsparticipatie vorm te geven. Uit overheidsparticipatie blijkt de veranderende rol van de overheid. Namelijk van sturen naar faciliteren. En van buiten naar binnen werken.

Buurtpreventie is een voorbeeld waarbij de faciliterende gemeente zich toegang tot een netwerk van inwoners verschaft waardoor verbindingen gelegd kunnen worden en bewoners in hun kracht worden gestimuleerd

3.3.16 Wijkgericht toezicht in de openbare ruimte

Het toezicht op de naleving van de regels die gelden voor de openbare ruimte wordt uitgevoerd door specifiek daarvoor aangewezen toezichthouders/opsporingsambtenaren. Het toezicht op deze zaken wordt gestructureerd vorm gegeven door de aanwezigheid in de wijken, de oren- en ogenfunctie in de preventieve sfeer, met betrekking tot het voorkomen van overlastsituaties, ergernissen en verstoringen.

Verder wordt invulling gegeven aan de prioriteiten die worden gesteld ter uitvoering van het Beleidsplan Veiligheid 2015-2018 “Veiligheid door Verbinding” in nauwe afstemming met de veiligheidsregisseur.

Het toezicht in de openbare ruimte wordt op diverse vlakken uitgeoefend. Het betreft ondermeer:

  • -

    Overlast foutief geparkeerde voertuigen

  • -

    Overlast van honden

  • -

    Overlast van hinderlijk gedrag

  • -

    Controles bij scholen

  • -

    Toezicht op evenementen

  • -

    Toezicht op overige APV/BW-vergunningen

  • -

    Illegaal storten van afval

 

Voor het toezicht in het openbaar gebied wordt gewerkt in zones. Hierbij is Etten-Leur in 6 zones ingedeeld, waarbij periodiek in iedere zone toezicht wordt uitgeoefend. Iedere boa heeft een eigen zone waarvoor hij/zij aanspreekpunt is. Naast algemeen toezicht wordt heel gericht ingegaan op specifieke zaken die zich in een zone voordoen. Hiervoor wordt input geleverd door o.a. wijkmanagers, burgers, ondernemers, wijkverenigingen, wijkagenten en andere (sociale) partners.

 

Daarnaast controleren de toezichthouders het betaald parkeren, parkeren in vergunninghoudersgebieden en in blauwe zones. Ook andere verkeersgerelateerde zaken worden opgepakt.

3.3.17 Klachtenregistratiesysteem

In 2017 is een nieuw geautomatiseerd systeem in gebruik genomen, waarin alle meldingen over de woon- en leefomgeving worden geregistreerd. De drempel om een melding over de woon- en leefomgeving te doen is hiermee zo laag mogelijk gehouden. Ook anonieme meldingen zijn mogelijk.

Het oppakken van een melding over de woon- en leefomgeving is sneller en eenvoudiger geworden. Op welke manier de melding ook wordt gedaan, de verwerking en afhandeling gebeurt digitaal. De melding komt direct terecht bij de persoon die hiermee aan de slag gaat en voor de afhandeling en terugkoppeling zorgt

3.4 Gemeentelijke ontwikkelingen

In deze paragraaf wordt een aantal gemeentelijke (beleids)ontwikkelingen gesignaleerd dat van invloed is op de doelen en uitvoering van de gemeentelijke VTH-taken.

3.4.1 De6 samenwerking

De zes gemeenten Zundert, Halderberge, Etten-Leur, Roosendaal, Rucphen en Moerdijk hebben de intentie om op een aantal gebieden samen te werken. Er hebben zes verkenningen plaatsgevonden op de thema’s Financiën, P&O, Juridische zaken, Ruimtelijke Ordening, VTH-taken en Openbare Ruimte. Uit alle verkenningen bleek dat er veel kansen liggen om dingen samen te doen. Omdat de gemeenten samenwerken als een netwerk wordt er niet gedacht aan juridische constructies of convenanten, maar gaan de gemeenten samen aan de slag en trekken ze samen op waar dat zinvol, effectief en efficiënt is.

Ook bij het opstellen van voorliggend VTH-beleid is samengewerkt binnen het De6-verband. Dit heeft onder meer geresulteerd in een gezamenlijke prioriteringsmethodiek en een modeltekst voor het beleid.

3.4.2 Erfgoedverordening

Zoals beschreven in § 3.2.4 is op 1 juli 2016 de Erfgoedwet in werking getreden. De huidige Erfgoedverordening Etten-Leur voldoet niet aan de bepalingen van deze wet en moet dan ook vervangen worden. De nieuwe Erfgoedverordening zal in 2018 voor vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad.

3.4.3 Huisvesting statushouders

De huisvesting van statushouders binnen onze gemeente heeft tot op heden geen problemen opgeleverd. Uitgaande van de huidige lage instroom is de verwachting dat deze extra inwoners de komende jaren nog gehuisvest kunnen worden in de reguliere woningvoorraad. Er hoeven dan ook geen andere oplossingen gerealiseerd te worden met bijvoorbeeld een semipermanente status. De huidige situatie brengt vooralsnog geen gevolgen met zich mee als het gaat om vergunningverlening, toezicht en/of handhaving.

3.4.4 Projectgroep verruiming gebruik maatschappelijk vastgoed

De samenleving verandert. Aan de ene kant vraagt de maatschappij, na de individualisering in de afgelopen decennia, om meer verbondenheid. Aan de andere kant zijn er lokaal ontwikkelingen: modernisering van subsidies en overdracht van vastgoed aan verenigingen en stichtingen , waardoor zij op zoek gaan naar gebruiksmogelijkheden voor hun gebouwen om de exploitatie rendabel te maken.

Voor verenigingen is het onduidelijk waar de grenzen liggen in de exploitatie van hun gebouwen. Zij hebben behoefte aan een antwoord op de vraag hoever hun exploitatiemogelijkheden reiken.

Om op een verantwoorde manier invulling te kunnen geven aan deze wensen en behoeften, is het wenselijk de mogelijkheden en kaders in beeld te brengen; wat mag wel en wat is niet toegestaan. Hier is een projectgroep voor ingericht die hiermee aan de slag is.

3.4.5 Innovatie Algemene plaatselijke verordening (Apv)

Voor een aantal artikelen uit de Apv worden Uitvoeringsbesluiten opgesteld en vastgesteld. Als voorbeeld kan genoemd worden nadere regels voor bouwobjecten. De verwachting is dat deze regels het toezicht en de handhaving verlichten.

4 Uitgangspunten voor VTH beleid

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten voor de vergunningverlening, het toezicht

en de handhaving beschreven. Deze uitgangspunten vormen de beleidsmatige basis voor de doelstellingen die in hoofdstuk 6 worden vastgelegd.

4.1 Professionele en servicegerichte dienstverlening

Mede als gevolg van een aantal incidenten in het land met ernstige bodemverontreinigingen, branden bij bedrijven, ongelukken bij evenementen en incidenten in de bouw, hebben veel gemeenten in de loop der jaren geïnvesteerd in een meer professionele uitvoering van de vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dat geldt ook voor de gemeente Etten-Leur waar bestuurlijke prioriteiten worden gesteld, er wordt programmatisch gewerkt en er zijn voldoende en kwalitatief goede medewerkers bij de gemeente of bij partners waarmee wordt samengewerkt zoals De6 gemeenten, OMWB en VRMWB. De gemeentelijke inzet voor de VTH-taken kan worden samengevat onder de noemer “servicegerichte vergunningverlening, toezicht en handhaving”. Hieronder wordt verstaan dat deze taken efficiënt en effectief worden uitgevoerd, streng waar nodig en oplossingsgericht waar mogelijk.

Bij de gemeente Etten-Leur is de dienstverlening aan de vijf O’s (Onderwijs, Ondernemers, Overheden, maatschappelijke Organisaties en Onze inwoners) tijds- en plaatsonafhankelijk, uitstekend en transparant. Met de toenemende digitalisering van de dienstverlening willen wij het ook in het persoonlijk contact uitstekend doen. De persoonlijke contacten die blijven zijn meer en meer gericht op complexe vragen. Hierbij maken de menselijke maat, inlevingsvermogen, oplossingsgerichtheid, verantwoordelijkheidsgevoel en het geheel overzien vaak het verschil. Wij blijven ook zorgen voor een vangnet voor inwoners die moeite hebben met digitalisering en voor persoonlijk contact waar de aard van de dienstverlening hierom vraagt. Etten-Leur werkt volgens de principes van Waarderend Vernieuwen om beter aan te sluiten bij initiatieven in de samenleving, schrijft in heldere taal, werkt projectmatig en volgens de verbeterprincipes van Lean. Met deze methoden en technieken bouwt Etten-Leur aan een organisatie die resultaatgericht, omgevingsgericht en ondernemend is, gericht op samenwerking met onze partners.

Artikel 4.2 1.2 Focus op de grootste risico’s en duurzaamheid

Evenals de voorgaande jaren zal ook de komende jaren het accent van het beleid liggen op het beheersbaar houden en terugdringen van de bestaande grotere omgevingsrisico’s en het voorkomen van nieuwe grotere omgevingsrisico’s. De gemeentelijke inzet zal zich concentreren op deze meest risicovolle situaties. In hoofdstuk 5 wordt deze werkwijze toegelicht.

Het spreekt voor zich dat de veiligheid en milieurisico’s van bedrijven bijzondere aandacht verdienen. Maar er zijn meer aandachtspunten. Denk bijvoorbeeld aan ‘hotspots’, in historisch gegroeide situaties waarin wonen, werken en recreëren niet meer goed bij elkaar passen of ontwikkelingen nieuwe risico’s met zich meebrengen, zoals rond vrijkomende agrarische bebouwing. Daarnaast zijn er onderwerpen die in algemene zin om aandacht vragen. Zo blijft het (landelijk) lastig om goed zicht en grip te krijgen op handel in afval- en bouwstoffen. Brandveiligheid zal als onderwerp nog belangrijker worden als mensen langer zelfstandig blijven wonen en er meer vergunningsvrij kan worden gebouwd.

Naast de belangrijkste veiligheidsrisico zal de focus nadrukkelijker op duurzaamheid/milieu komen te liggen. De klimaatverandering vormt mogelijk het grootste risico. Voor de gemeente Etten-Leur ligt een belangrijke opgave om te werken naar een energieneutrale gemeente (energietransitie). Dit betekent zowel vanuit bouw en milieu meer toezicht op energiebesparende maatregelen in de stedelijke omgeving en bij bedrijven.

De Wet Veiligheidsregio’s beoogt een integrale samenwerking van de veiligheidspartners (veiligheidsregio, gemeente en provincie) op regionaal niveau onder andere op gebied van risicobeheersing en ten aanzien van het taakveld brandweerzorg. De bedoelde samenwerking is binnen de regio Midden- en West Brabant nog niet structureel geborgd. Er is nu nog sprake van samenwerking tussen gemeenten en Veiligheidsregio (brandweer) op basis van bestaande lokale afspraken die dateren van voor de regionalisering in 2010. Inmiddels is een proces ingezet om de genoemde integrale samenwerking op gebied van risicobeheersing tot stand te brengen middels een door de veiligheidsregio opgesteld basistakenpakket en een uitvoeringsprogramma Risicobeheersing.

4.3 Eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor eigen initiatief

De uitdagingen liggen in de tweede plaats in een verschuiving bij de inzet van de verschillende instrumenten die we hebben op basis van het omgevingsrecht. Het accent lag tot nu toe – zoals ook vanuit het Rijk zo bepleit – op het programmatisch en vanuit de regelgeving sturen op naleefgedrag. Alhoewel het naleven van de wet niet ter discussie staat, zal de gemeente Etten-Leur de komende jaren de burgers en ondernemers meer op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreken maar hen ook de ruimte laten om met eigen oplossingen te komen. De gemeente Etten-Leur vindt het belangrijk om ruimte te bieden aan economische initiatieven en geen onnodige barrières op te werpen. Dat betekent dat de VTH-taken ook deels vanuit de invalshoek van burgers, ondernemers en recreanten wordt ingevuld.

Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het realiseren van het gewenste effect, zullen burgers en ondernemers gefaciliteerd worden. De gemeente wil daarmee ook vooruitlopen op de Omgevingswet die naar verwachting in 2020/2021 in werking treedt.

Uitgangspunt is de verwachting dat de meeste ondernemers en inwoners deze verantwoordelijkheid aankunnen. Maar daar waar dit niet het geval is en leidt tot onacceptabele risico’s zal zo nodig stevig handhavend worden opgetreden (High trust – high penalty).

4.4 Van handhaving naar preventie

Een andere uitdaging is het vroegtijdiger bijsturen in ontwikkelingen die voorzienbaar problematisch kunnen worden. Er wordt momenteel relatief veel tijd besteed aan handhavingsituaties over overlast waar in essentie sprake is van onderliggende ‘burenruzies’. Door alerter te zijn op mogelijke onderliggende conflicten bij klachten of signalen vanuit de sociale wijkteams kunnen dergelijke escalaties mogelijk worden voorkomen en wordt buitensporige inzet vanuit de handhaving voorkomen. Dit gebeurt door de preventieve en voorlichtende rol van toezichthouders, BOA’s en wijkteams, de inzet van communicatie-instrumenten, mediation, buurtbemiddeling of via maatschappelijke ondersteuning. Hetzelfde geldt voor het voorkomen van onnodige overtredingen of klachten doordat burgers (en bedrijven) onvoldoende op de hoogte zijn van risico’s en regelgeving, bijvoorbeeld ten aanzien van asbestdaken.

Ook hier kan tijdige voorlichting, bijvoorbeeld bij de start van de bouw, aan het loket, via de website en gemeentelijke publicaties herstelkosten en eventuele schade voorkomen.

Ook bij de aanpak om te komen tot een veilige leefomgeving staat preventie voorop waarbij wordt doorgepakt daar waar het nodig is.

4.5 Zorgen voor zicht op zaken

Om dit mogelijk te maken is een goed zicht op ontwikkelingen binnen de gemeente vereist. Bijvoorbeeld als het gaat om de vestiging van bedrijvigheid aan huis, initiatieven van burgers, bedrijven/verenigingen, wijken rond (zorg)voorzieningen , veranderend gebruik van vrijkomende bebouwing of renovatie en verbouwing van bestaande gebouwen (in verband met brandveiligheid). Niet door nog meer toezicht uit te oefenen, maar door slim gebruik te maken van bestaande informatie (bijvoorbeeld binnen de sociale sectoren), signalering, inzet van nieuwe technologie én de bereidheid van burgers en bedrijven om bijvoorbeeld verbouwingen tijdig te melden.

4.6 Leefbaarheid en veiligheid op straat

Toezicht en handhaving in de openbare ruimte is een gedeeltelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en politie.

Gemeenten zorgen met Boa’s voor ogen en oren op straat en kunnen daar ingrijpen waar de leefbaarheid wordt aangetast door overtredingen die overlast veroorzaken en tot kleine ergernissen leiden. De politie is primair aan zet wanneer het gaat om het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Boa’s en politie vullen elkaar dus aan en dragen zo samen zorg voor leefbaarheid en veiligheid op straat.

5 Van een risicoanalyse naar VT&H strategieën

5.1 Inleiding

De risicoanalyse, de prioritering en de vorming en vaststelling van VTH strategieën, zijn tot stand gekomen via drie sporen. Het eerste spoor betrof het via een risicoanalyse bepalen van prioriteiten met behulp van een risicomatrix, die gezamenlijk is ingevuld door de vakspecialisten van de De6 gemeenten in samenwerking met de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Tijdens het tweede spoor hebben de bestuurders van de De6 gemeenten hun eerste reactie kunnen geven op de gevormde prioriteiten tijdens de vaststelling van en het voor inspraak vrijgeven van het concept beleidsstuk. Vervolgens zijn de burgers, bedrijven en verschillende platforms, belangenverenigingen en overige stakeholders, die deze twee groepen vertegenwoordigen, van De6 gemeenten actief benaderd en in de gelegenheid gesteld om hun reactie uit te brengen op het concept beleidsstuk. Tijdens het derde spoor heeft de besluitvorming plaatsgevonden en is het beleidsstuk bestuurlijk definitief vastgesteld.

In dit hoofdstuk wordt bovenvermelde werkwijze kort toegelicht. In hoofdstuk 6 worden de resultaten gepresenteerd. Deze resultaten bieden een basis voor de prioriteiten die gesteld worden voor de taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna: VTH).

5.2 Risicoanalyse

Onderdeel van het beleidsplan betreft het, via een risicoanalyse, in beeld brengen van risico’s en effecten van de taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving. Hieruit volgt dan een prioritering die als vertrekpunt is gebruikt voor het opstellen en uitwerken van de VTH strategieën.

Om een goede afweging te kunnen maken tussen alle gemeentelijke VTH taken is gebruik gemaakt van een risicomatrix. De risicomatrix is een praktisch instrument om prioriteiten te stellen binnen het totale pakket van VTH taken van een gemeente en deze in beeld te brengen.

5.3 Werking risicoanalyse

Om de VTH onderdelen te kunnen prioriteren is een inventarisatie gemaakt waarbij per onderdeel en per onderwerp (bouwen, gebruik, APV/bijzondere wetten, milieu en brandveiligheid) de taken in beeld zijn gebracht. Per taak zijn vervolgens de risico’s en effecten geprioriteerd via de scores hoog, middel en laag (risicoanalyse). Aan de hand van deze scores is vervolgens een prioriteitenverdeling gemaakt. De volgende prioriteiten zijn hierbij gehanteerd:

  • -

    Extra hoog;

  • -

    Hoog;

  • -

    Middel;

  • -

    Laag;

  • -

    Extra laag.

 

Aan de hand van deze prioriteiten kan per VTH onderdeel een strategie worden opgesteld. Deze strategieën vormen de basis voor de jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma. De prioriteitenlijst is in bijlage 2 bijgevoegd.

5.4 Uitvoeringsprogramma

Met het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma wordt een eventueel aangepaste risicoanalyse en daarbij behorende strategie voorgelegd aan de colleges van burgemeester en wethouders van De6 gemeenten met hierbij de mogelijkheid om op grond van bestuurlijke afwegingen de prioriteiten en vervolgens de strategieën aan te passen. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma worden de strategieën gekoppeld aan de beschikbare capaciteit.

Ook wordt jaarlijks een verslag gemaakt. De conclusies en verbeterpunten van het jaarverslag dienen weer als input voor het opstellen van nieuwe beleids- en/of uitvoeringsprogramma’s. Hierdoor is het ook mogelijk jaarlijks de prioriteiten bij te stellen en in te spelen op actuele zaken en de prioriteitenlijst opnieuw bestuurlijk vast te laten stellen. Voor zover mogelijk en noodzakelijk worden aanpassingen in De6 verband voorbereid. De prioriteitenlijst is in bijlage 2 bijgevoegd.

5.5 Analyse vakspecialisten

De basis voor de huidige prioriteiten wordt gevormd door de risicoanalyse die door de vakspecialisten van de De6 gemeenten, de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant is uitgevoerd. Deze vakspecialisten zijn in het VTH-domein werkzaam. Daarom hebben zij een goed beeld van de ontwikkelingen binnen het taakveld. Bovendien kennen zij de lokale situatie en de eventuele knelpunten waar zij in de dagelijkse praktijk mee te maken hebben. Om die reden hebben de vakspecialisten deze belangrijke functie ingevuld en hebben daarom de basis gelegd voor de totstandkoming van dit VTH-beleid.

5.6 Reacties burgers en bedrijven

De colleges van De6 gemeenten vonden het belangrijk dat het VTH-beleid tot stand zou komen met een zo breed mogelijk draagvlak onder de burgers en bedrijven van De6 gemeente. Deze groepen zijn dan ook actief betrokken bij de totstandkoming van het VTH-beleid. Naast de algemene ter inzage legging van het vaststelde concept beleidsstuk zijn verschillende platforms, belangenverenigingen en overige stakeholders die deze twee groepen vertegenwoordigen binnen De6 gemeenten, verzocht hun reactie uit te brengen op het vastgestelde concept beleidsstuk.

6 Prioriteiten en doelen 

6.1 Resultaten afwegingsmodel

Zoals hiervoor in § 5.5 is beschreven is de basis voor de prioriteitenlijst gevormd door de risicoanalyse die is uitgevoerd door vakspecialisten in samenwerking met de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Verzoeken om handhaving en klachten (meldingen) hebben – in beginsel – altijd een hoge prioriteit, vanuit een wettelijke taak en/of uit oogpunt van klantgerichtheid. Calamiteiten en ongewone voorvallen zijn niet opgenomen in de prioriteitenlijst, hiervoor wordt standaard capaciteit gereserveerd.

Extra hoog scoren de volgende onderwerpen:

  • -

    Bouwen

    • -

      Bedrijven categorie 4 (alle zware industrie; extreem grote nieuwbouw; BRZO-bedrijven; nieuwbouw IPPC-bedrijven en megastallen)

    • -

      Publiek categorie 3 (grootschalige bijeenkomstfuncties groter dan 1.000 m²)

  • -

    Brandveiligheid

    • -

      Ziekenhuis, verpleeghuizen, bejaardenoorden e.d.

    • -

      Opslag gevaarlijke stoffen

    • -

      Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen

    • -

      Dagopvang voor verminderd zelfredzame personen

    • -

      Gebouwen met gezondheidszorgfunctie met bedgebied (> 10 personen)

    • -

      Zorgwoningen

  • -

    Milieu

    • -

      C2 (= categorie-indeling van de OMWB en betreft inrichtingen zoals: benzinestations, fokken en houden van dieren, zwembaden, productie van kunststoffen, productie van kleur- en verfstoffen, spoorwegemplacement)

    • -

      IPPC industrieel en agrarisch

  • -

    APV en Bijzondere Wetten

    • -

      Drugsoverlast (inclusief toepassen bevoegdheid artikel 13b van de Opiumwet)

    • -

      Grote evenementen

 

Voor het totaal overzicht van de prioriteiten wordt verwezen naar bijlage 3.

6.2 Prioriteiten coleur locale/gemeentelijke prioriteiten

Invulling wordt gegeven aan de prioriteiten die worden gesteld in nauwe afstemming met de veiligheidsregisseur en de prioriteiten die voortvloeien uit de burgerpeiling. In aanvulling op de prioriteiten zoals opgenomen in bijlage 2 van dit beleid hebben de volgende onderwerpen binnen onze gemeente ook een hoge prioriteit.

 

Apv en Bijzondere Wetten

  • -

    Veiligheid evenementen

  • -

    Hondenoverlast

  • -

    Afval (afval bijplaatsen en zwerfafval)

  • -

    Veiligheid in het openbaar gebied (controles bij scholen, fietsen in voetgangersgebieden)

  • -

    Parkeren

 

6.3 Resultaten werkgroep(en)

Het gaat hier om vergunningverlening, toezicht en handhaving van wet- en regelgeving met betrekking tot de bebouwde en onbebouwde leefomgeving; het omgevingsrecht. De genoemde instrumenten hebben, naast andere instrumenten zoals het verlenen van subsidie en het geven van voorlichting, als doel de kwaliteit van de leefomgeving te beschermen en daar waar mogelijk te verbeteren.

Medewerkers die in het brede domein van het omgevingsrecht werkzaam zijn hebben een goed beeld van de ontwikkelingen binnen het taakveld. Bovendien kennen zij de Etten-Leurse lokale situatie en de eventuele knelpunten waar zij in de dagelijkse praktijk mee te maken hebben. Om deze redenen hebben deze vakspecialisten een actieve rol bij het opstellen van dit VTH-beleid.

Als start is een informatiebijeenkomst gehouden waarbij globaal de doelen en werkwijze van het proces zijn toegelicht. Hierna is een werkgroep samengesteld. De werkgroep heeft de volgende onderwerpen in beeld gebracht:

  • 1.

    Bestaande beleidsdoelen in gemeentelijk beleid;

  • 2.

    Ontwikkelingen en knelpunten binnen het vakgebied die om aandacht vragen;

  • 3.

    Concrete doelstellingen voor het VTH-domein;

  • 4.

    Op hoofdlijnen: activiteiten en instrumenten om deze doelen te bereiken.

 

De resultaten van de werkzaamheden van de werkgroep zijn met name verwerkt in hoofdstuk 3 alsmede in deze paragraaf. De uit de doelen voortkomende actiepunten worden hierna specifiek aangegeven en/of opgenomen in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma (met een meer jaren doorkijk).

 

Algemeen

De volgende ontwikkelingen, knelpunten en doelen hebben betrekking op het brede terrein van het omgevingsrecht c.q. de leefomgeving.

Ontwikkelingen

  • -

    De impact van de Omgevingswet, zie ook § 3.2.1. Dit zal verdere integratie van aspecten met zich meebrengen, zoals milieu en brandveiligheid. Het doel van de Omgevingswet is meer ruimte voor maatwerk, minder regels, minder onderzoekslasten en toetsingskaders. Dit heeft gevolgen voor de werkzaamheden op het gebied van vooral ruimtelijke ordening, bouwen, milieu en brandveiligheid. Welke gevolgen is nu nog niet bekend. Verder zal gestuurd worden op deregulering en doelvoorschriften. Dat geeft meer ruimte aan bijv. bedrijven om eisen in te vullen. Meer vrijheid betekent ook meer maatwerk en overleg en kost daardoor meer tijd. Wel is duidelijk dat een aantal ontwikkelingen vanuit de Omgevingswet van invloed kan zijn op de prioritering van en capaciteit voor deze vergunnings-, toezichts- en handhavingsactiviteiten.

  • -

    Ondermijnende criminaliteit bestaat uit alle vormen van misdaad die een bedreiging vormen voor de integriteit van onze samenleving. Denk aan zaken als cybercrime, drugshandel en -productie, mensenhandel, wapenhandel etc. Maar ook onderwerpen als het (op grote schaal) ontduiken van belasting, crimineel geld witwassen of frauderen met vastgoed, uitkeringen of overheidssubsidies. Bij ondermijnende criminaliteit is vaak sprake van verwevenheid van de onderwereld met de bovenwereld. Ondermijnende criminaliteit is niet altijd zichtbaar maar heeft wel zichtbare gevolgen voor de Nederlandse burger. Verloedering op straat, verwaarlozing van panden, mensenhandel, drugshandel en afpersing leiden tot problemen in de maatschappij. De aanpak van georganiseerde misdaad vraagt om een georganiseerde overheid en een integrale aanpak. De integrale aanpak en samenwerking zijn gericht op de inzet van preventieve, bestuursrechtelijke, privaatrechtelijke, fiscale en/of strafrechtelijke instrumenten. Onderdeel van deze integrale aanpak is de bestuurlijke aanpak. Binnen de bestuurlijke aanpak neemt het openbaar bestuur maatregelen die de georganiseerde criminaliteit in de activiteiten belemmeren of frustreren. Wanneer de strafrechtelijke opsporing en vervolging door politie en justitie gecombineerd wordt met bestuurlijke en fiscale middelen, ontstaat de meest optimale vorm van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit: de geïntegreerde aanpak. Hieraan werken, op basis van gelijkwaardigheid, verschillende partijen zoals gemeente, provincie, politie, OM, belastingdienst en bijzondere opsporingsdiensten. De ene keer zal dat leiden tot bestuurlijk, de andere keer tot fiscaal- of strafrechtelijk optreden.

  • -

    De Wet Bibob is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. Als er bij aanvraag van een vergunning vermoedens zijn van misbruik, kan het bevoegde bestuursorgaan de aanvraag weigeren. Zo wordt getracht te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert en wordt bovendien de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd. De Wet Bibob wordt meer en meer toegepast, ook op het terrein van het omgevingsrecht.

Knelpunten

  • -

    Informatie-uitwisseling tussen de diverse opsporende en toezichthoudende instanties is alleen binnen de wettelijke kaders mogelijk.

  • -

    Uitbreiding van de beleidsterreinen waarop de Wet Bibob van toepassing is vraagt capaciteit, expertise, kennis en kunde, wat gevolgen heeft voor de inzet en capaciteit voor met name het team VTH-Wabo.

 

Doelen

  • -

    Implementatie van de Omgevingswet.

    Actie: Overeenkomstig de notitie “Een dynamisch plan van aanpak voor de De6” de Omgevingswet op een goede en overwogen manier te implementeren.

  • -

    Voorkomen misbruik vergunningen.

    Actie: Toepassen van de bevoegdheden uit de Wet Bibob in relatie tot het gemeentelijk beleid dienaangaande.

  • -

    Vergroten awareness.

Actie: Om het onderwerp ondermijning beter op het netvlies te krijgen is het noodzakelijk om het onderwerp goed weg te zetten in de gemeentelijke organisatie. Daarbij is het belangrijk de bewustwording binnen de organisatie te vergroten. Door middel van themasessies, trainingen en dergelijke wordt de hele organisatie meegenomen in dit onderwerp. Doel daarvan is:

  • -

    om de urgentie van ondermijning te voelen;

  • -

    om awareness te vergroten;

  • -

    om te begrijpen dat dit alle teams raakt;

  • -

    om te beseffen dat we daar organisatiebreed mee aan de slag moeten.

    • 1.

      Vervolgstap is de borging. De lokale aanpak van ondermijning krijgt immers pas effect als het onderwerp stevig verankerd is in de gemeentelijke organisatie. Dat vraagt om structurele aandacht.

  • -

    Adequate informatie-uitwisseling op dossierniveau.

    Actie: Voor zover nog niet van toepassing, daar waar nodig voor goede bestuursrechtelijke opvolging van dossiers, met ketenpartners convenanten te sluiten om te voorzien in een goede informatie-uitwisseling. Uiteraard binnen de wettelijke mogelijkheden, zoals de Wet bescherming persoonsgegevens.

  • -

    Bestrijding van de ondermijnende criminaliteit.

    Actie: Met ketenpartners worden integrale controles voorbereid en uitgevoerd. Het betreft hier gezamenlijk toezicht op zogenaamde vrijplaatsen en daarnaast het uitvoeren van aangekondigde en onaangekondigde (integrale) controles van panden / percelen in het kader van de planmatige aanpak van bedrijventerreinen c.q. complexen met bedrijven en/of thema’s. Daarnaast zijn er nog andere acties met betrekking tot georganiseerde criminaliteit die extra capaciteit zullen vragen, waar de impact nu nog niet van is in te schatten.

 

Bouw (inclusief sloop, asbest en ruimtelijke ordening)

De volgende ontwikkelingen, knelpunten en doelen hebben betrekking op het brede terrein van bouwen.

Ontwikkelingen

Er is een aantal ontwikkelingen waarvan op voorhand nog niet duidelijk is wat de impact op de (capaciteit van de) vergunningverlening, toezicht en handhaving is. De gevolgen van deze ontwikkelingen, zoals de komst van de Omgevingswet zullen de komende jaren duidelijk worden en nauwlettend worden gevolgd. Wel is duidelijk dat een aantal ontwikkelingen van invloed kan zijn op de prioritering en capaciteit van onze vergunnings-, toezichts- en handhavingsactiviteiten. Dit zijn onder andere:

  • -

    De impact van de De6 samenwerking op het gebied van de activiteit bouwen. Samenwerking biedt een meerwaarde. Kwaliteit en uniformiteit worden versterkt en is sprake van een efficiencyvoordeel.

  • -

    De impact van de privatisering van de bouwtoets. Zie hierover ook § 3.2.2. De verwachting is dat hiermee op termijn minder werkzaamheden bij vergunningen worden verricht. Het zou kunnen betekenen dat er meer werkzaamheden in het toezicht van bestaande situaties nodig is. Bij grotere risico’s en kwetsbare functies zijn er redenen om de betrokkenheid van het bevoegd gezag te behouden.

  • -

    Vergunningsvrij bouwen. Zie ook § 3.2.3. Door wijziging van het Bor (Bijlage II) heeft een verruiming en aanpassing van het vergunningsvrije bouwen plaatsgevonden. Daardoor worden minder vergunningsaanvragen voor de activiteit bouwen ingediend. Omdat locaties van vergunningsvrij bouwen op voorhand niet bekend zijn, zal er meer tijd besteed moeten worden aan communicatie en informatieverstrekking.

  • -

    In de Erfgoedwet, zie hierover ook § 3.2.4. is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. In de Erfgoedwet is een instandhoudingsverplichting opgenomen voor Rijksmonumenten. In 2018 zal de nieuwe Erfgoedverordening voor vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad. In deze nieuwe verordening is ook een instandhoudingsverplichting opgenomen voor gemeentelijke monumenten. Indien de gemeenteraad hiermee akkoord gaat, zal in 2018 de instandhoudingsverplichting dus ook gelden voor gemeentelijke monumenten.

  • -

    Het aankomende decennium zal er sprake zijn van een vraaggerichte woningmarkt die meer en meer in het teken zal staan van inbreiding en transformaties binnen de bestaande woningvoorraad. De bestaande voorraad en het huidige leegstaande vastgoed spelen echter meer dan voorheen ook een rol in het bepalen van de programmering. Vanuit eigenaren van leegstaand vastgoed komt ook steeds meer de vraag of zij het vastgoed (tijdelijk) voor andere doeleinden mogen gebruiken dan is geregeld in het bestemmingsplan om zo leegstand te voorkomen.

  • -

    Vanaf 2024 zijn asbestdaken in Nederland verboden. Dit betekent dat eigenaren van gebouwen met asbesthoudende dakbedekking deze voor die tijd moeten verwijderen. Het verbod beschermt mens en milieu tegen de gezondheidsrisico’s die blootstelling aan asbest met zich mee kan brengen.

  • -

    Energietransitie in de bebouwde omgeving, het energieneutraal maken van bestaande gebouwen.

Knelpunten

  • -

    Een aantal onderwerpen in bestemmingsplannen leidt tot discussie, met name speelt hierbij de vraag: waar mag een pand al dan niet voor gebruikt worden. In sommige situaties wordt de mogelijkheid om medewerking te verlenen beperkt (door de wijze van bestemmen). In andere gevallen wordt de mogelijkheid om minder gewenste ontwikkelingen tegen te gaan beperkt (door de wijze van bestemmen c.q. de (achterhaalde) toegekende bestemming).

  • -

    Het op peil houden van het kennisniveau van medewerkers met betrekking tot ontwikkelingen en wetswijzigingen vraagt tijd, aandacht en financiële middelen.

  • -

    Vanwege verdergaande deregulering (steeds meer vergunningsvrij) is er een toename aan informatieverstrekking aan externe en interne klanten, al dan niet via bouwinfo@etten-leur.nl of inloopmomenten.

  • -

    Er is (nog) niet bepaald welke capaciteit nodig is voor adequaat toezicht op bestaande bouw.

  • -

    Gemeenten moeten toezien dat eigenaren van gebouwen met asbesthoudende dakbedekking deze, naar verwachting, voor 2024 verwijderen. Dit zal extra capaciteit vragen zowel aan de vergunningkant als de toezichtskant. Daarnaast is niet bekend waar nog asbestdaken aanwezig zijn.

  • -

    Door deregulering wordt steeds meer vergunningvrij. Dit betekent een verschuiving van vergunningverlening naar toezicht. Dit vraagt weer extra toezichtscapaciteit.

  • -

    De in de Erfgoedwet opgenomen instandhoudingsverplichting voor Rijksmonumenten houdt in dat een eigenaar ervoor moet zorgen dat het monument zodanig wordt onderhouden dat de instandhouding van het object en de monumentale bouwkundige elementen gewaarborgd is. Als de gemeenteraad akkoord gaat met de in de nieuwe Erfgoedverordening opgenomen instandhoudingsverplichting voor gemeentelijke monumenten, gaat deze verplichting medio 2018 ook gelden voor gemeentelijke monumenten. De gemeente dient daarop toe te zien, wat gevolgen heeft voor de inzet en capaciteit van de toezichthouders.

  • -

    Afstemming tussen uitvoering Wet Bag en uitvoering Wabo. Hoge inzet op uitvoering wet Bag betekent extra druk op toezicht bij VTH.

  • -

    Handhaving in het buitengebied heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen. Hierdoor heeft het toezicht en de handhaving binnenstedelijk minder aandacht gekregen.

Doelen

  • -

    Flexibelere bestemmingsplannen

    Actie: Bij het opstellen c.q. actualiseren van bestemmingsplannen rekening houden met de hierboven bij knelpunten beschreven situaties. Bij het opstellen/actualiseren zal de belangenafweging plaatsvinden in hoeverre het al dan niet wenselijk is dat een bepaalde bestemming wordt aangepast.

  • -

    Medewerkers zijn voortdurend op de hoogte van ontwikkelingen en wetswijzigingen.

    Actie: Bij jaarlijks op te stellen opleidingsplan blijvend voor medewerkers capaciteit inplannen voor op peil houden van kennis met betrekking tot ontwikkelingen en wetswijzigingen.

  • -

    Voldoende capaciteit voor informatieverstrekking

    Actie: Vanaf 2018: rekening houden met capaciteit voor informatieverstrekking in urenramingen.

  • -

    Bestaande bebouwing voldoet aan alle van toepassing zijnde wet en regelgeving.

    Actie: Bepalen welke bebouwing hieronder valt en vervolgens inventariseren en de benodigde capaciteit voor toezicht te bepalen.

  • -

    Adequaat toezicht op de naleving van de verplichting voor eigenaren van gebouwen om voor, naar verwachting, 2024 asbesthoudende dakbedekking te verwijderen.

    Actie: Projectmatig benaderen van deze verplichting, aanpak en uitvoering.

  • -

    Eigenaren van monumenten stimuleren om hun monument zodanig te onderhouden dat de instandhouding van het monument en de monumentale bouwkundige elementen gewaarborgd is en hierop toezicht houden.

    Actie: het uitvoeren van een 0-meting met betrekking tot de staat van de monumenten.

    • -

      Actie: In de urenramingen rekening houden met capaciteit toezicht om uitvoering te geven aan de instandhoudingsverplichting.

    • -

      Actie: eigenaren van gemeentelijke monumenten actief informeren over de mogelijkheden van een collectief abonnement op de Monumentenwacht Noord-Brabant en andere subsidiemogelijkheden om onderhoud te stimuleren.

  • -

    De verwachtingen qua uitvoeringsniveau van de Wet Bag en de Wabo beter op elkaar afstemmen.

    Actie: Medewerkers van de Wet Bag en VTH Wabo stemmen verwachtingen in de uitvoering op elkaar af.

  • -

    · Een passende woningvoorraad in de zin van duurzaam (o.a. energiezuinig).

    Actie: in beeld brengen wat het huidige peil is en dit monitoren

  • -

    Binnen De6 samenwerking zorgen voor kwaliteit, doelmatigheid en professionaliteit van de taakuitvoering met behoud van de identiteit van elke gemeente.

    Actie: Uitwerking geven aan het door alle colleges vastgestelde samenwerkingsplan. Per 1 september 2018 vindt een eerste evaluatie van de samenwerking plaats.

  • -

    Het bevorderen van duurzaam bouwen en verbouwen van woningen en bedrijven.

    Actie: uitvoering geven aan de afspraken in het regionaal convenant duurzaam bouwen en burgers en bedrijven stimuleren.

  • -

    Het bevorderen van dementievriendelijk bouwen en verbouwen.

    Actie: Bezien hoe we dementievriendelijk (ver)bouwen vanuit de voorkant kunnen stimuleren.

 

Milieu (inclusief externe veiligheid) en Duurzaamheid

Ontwikkelingen

  • -

    Afgesproken is dat de gemeente in 2050 energieneutraal is, samen met het klimaatbeleid (inclusief klimaatadaptatie) zal dit binnen het VTH domein vragen voor extra capaciteit.

  • -

    De onderwerpen bodem en geluid zullen met een aanvullingswet in de Omgevingswet worden opgenomen.

  • -

    In de conceptversie zijn een aantal zaken opgenomen die mogelijk tot meer werk voor de gemeente Etten-Leur betekenen:

    • -

      Het zonebeheer van het bedrijventerrein Vosdonk blijft bij de gemeente liggen. De provincie kan wel instructieregels opleggen, maar het niet zelf uitvoeren. Dit is momenteel wel overgedragen.

  • -

    Monitoring van de geluidsbelasting van lokale wegen wordt verplicht. De gemeente beschikt over een gemeentelijke geluidskaart (2013), die met enige regelmaat wordt geactualiseerd.

  • -

    Wijzigingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer en activiteitenregeling milieubeheer, zie ook § 3.2.5 . In januari 2016 is de vierde tranche van het Activiteitenbesluit in werking getreden. Onder meer betekent dit dat verschillende vergunningsplichtige groepen bedrijven onder het Activiteitenbesluit zijn komen te vallen. Dit heeft invloed op het aantal te verwachten vergunningsaanvragen en het aantal te verwachten meldingen.

  • -

    Ook gaat een aantal Besluiten en regelingen op in het Activiteitenbesluit. Per bedrijf zal bij aanvang van toezicht bekeken moeten worden welke artikelen voor hen van toepassing zijn.

  • -

    Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED). De EED is in 2012 door de Europese Commissie vastgesteld en in 2015 vertaald naar landelijke regelgeving. De EED betreft een wettelijke verplichting voor grote ondernemingen om een keer per vier jaar een energieaudit uit te voeren en de rapportage voor toetsing aan het bevoegd gezag aan te bieden.

  • -

    In 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden, zie ook § 3.2.6. Dit leidt er toe dat een aantal taken aan gemeenten worden overgedragen. Gemeenten moeten namelijk beoordelen of ook natuuronderdelen moeten worden aangevraagd en onderzoeken of een omgevingsvergunningaanvraag volledig is en als dat niet het geval is vragen om aanvulling van de aanvraag (signaleringsrol). Deze toets zullen gemeenten straks bij iedere omgevingsvergunningaanvraag moeten verrichten. Voor de beoordeling vergt dit toegankelijke informatie over de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten.

  • -

    In de Beleidsvisie Externe veiligheid zijn de beleidslijnen voor de omgang met externe veiligheid binnen vergunningverlening en ruimtelijke ordening weergegeven. De gemeente wil daarbij een veilige werk- en leefomgeving bieden waarbij ambities worden gekoppeld aan de functie van het gebied. De veiligheidsketen wordt als een uitgangspunt gehanteerd.

Knelpunten

  • -

    Op het gebied van klimaatbeleid en het energieneutraal maken van de bebouwde omgeving zullen we nog extra stappen moeten zetten

  • -

    De afstemming van de processen met de OMWB en de integrale benadering blijven aandachtspunten.

  • -

    Bij het behandelen van ingekomen meldingen wordt te weinig relatie gelegd met bestemmingsplannen. Hierdoor krijgen bedrijven een positieve bevestiging van de milieumelding, maar er kan een mogelijke strijdigheid zijn met het bestemmingsplan zonder dat dit gesignaleerd wordt. Bij de OMWB is hiervoor nog onvoldoende aandacht.

  • -

    Er is te weinig aandacht en mogelijkheden voor implementatie nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuw type bedrijven en energiebezuinigingen, benutten restwarmte.

  • -

    · Bedrijfsverzamelgebouwen blijven door het wisselend gebruik aandacht vragen.

  • -

    De Wet natuurbescherming haakt aan bij de Wabo procedure. Op dit moment ontbreekt een goed inzicht in de aanwezigheid van beschermde soorten in het stedelijke gebied. Dit maakt de signaleringsrol lastig. Het is vanuit de signaleringsrol wenselijk dat een inventarisatie wordt uitgevoerd. Daarnaast zullen gemeenten vaker aan de lat staan om handhavend op te treden. De handhavingstaak berust bij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Dat zal in de regel het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

 

Doelen

  • -

    Verbeteren van samenwerking en uitwisseling informatie met toezichtpartners (o.a. douane, marechaussee etc.).

    Actie: Voor milieu en duurzaamheid zal dit vooral via de integrale controles en via het toezicht door de OMWB geschieden.

  • -

    Bedrijven nemen eigen verantwoordelijkheid voor veiligheidscultuur.

    Actie: De meeste bedrijven pakken die eigen verantwoordelijkheid, daar waar het niet gebeurt zal dit via het toezicht door de OMWB op ingezet worden. De OMWB zullen we verzoeken om hiernaar te handelen.

  • -

    De veiligheid van de leefomgeving bevorderen door slimmer om te gaan met informatie.

    Actie: Dit betreft met name het bijhouden van de risicokaart (door de OMWB).

  • -

    De bodemkwaliteit wordt gekoppeld aan de functie (natuur, wonen en industrie/infrastructuur).

  • -

    Actie: Dit is bestaand beleid, hierop hoeven geen nadere actie te worden ondernomen.

  • -

    Bij de VTH-taken geldt het uitgangspunt dat geen verslechtering van de bodemkwaliteit wordt toegestaan (‘Stand-still-beginsel’).

  • -

    Actie: Dit wordt meegenomen bij de vergunningverlening en het toezicht op bedrijven.

  • -

    Het VTH-instrumentarium wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de reductiedoelstellingen voor CO2.

  • -

    Actie: De OMWB zal bij het toezicht nadrukkelijker op het aspect energiebesparing moeten toezien.

  • -

    Het VTH-instrumentarium wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan het energieneutraal maken van de gemeente in 2050.

    Actie: Het toezicht op energiebesparing bij bedrijven zal meer aandacht krijgen. Een goede beoordeling van bouwplannen op de energieprestatienormen.

  • -

    Het VTH-instrumentarium zal daar waar mogelijk worden ingezet om een bijdrage te leveren aan de doelstellingen voor lokaal opgewekte duurzame energie.Actie: We zullen bedrijven en burgers moeten stimuleren om duurzame energie op te wekken. Het VTH instrumentarium wordt daarbij gezien als de stok achter de deur.

  • -

    Het VTH instrumentarium moet ten dienste staan aan en goede leef- en woonomgeving. Hierbij past – vooruitlopend op de Omgevingswet - een integrale benadering.

    Actie: Voorkomen moet worden dat zaken sectoraal worden bekeken vanuit een enkele regel. Vooruitlopend op de Omgevingswet zullen we moeten inzetten op een meer integrale benadering en vanuit het belang van een goede leefomgeving. 

  • -

    In beeld brengen aanwezigheid van beschermde soorten.

    Actie: Er is een voornemen tot het opstellen van een Soortmanagementplan (SMP). Hiervoor is het nodig dat het gehele gebied van Etten-Leur een inventarisatie wordt uitgevoerd zodat inzicht ontstaat in het voorkomen. Daarna kunnen pro-actief op relevante plaatsen mitigerende maatregelen (zoals nestkasten ed) worden geplaatst om daarmee het voortbestaan van beschermde populaties op voorhand veilig te stellen. Verder zullen er werkprotocollen worden opgesteld.

  •  

(Brand)veiligheid

Ontwikkelingen

Op 1 januari 2018 treedt het Besluit Brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen in werking.

Knelpunten

  • -

    De invoering van het basistakenpakket van de Brandweer zorgt ervoor dat bepaalde bouwwerken op een andere manier worden gecontroleerd.

  • -

    Er wordt nog veel geregeld vanuit toezicht en handhaving en te weinig vanuit preventie. Inzet van communicatie is hierbij belangrijk.

  • -

    Het is nog onduidelijk welke impact het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen heeft op de capaciteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

 

Doelen

  • -

    Alle plaatsen als bedoeld in artikel 3, derde lid van de Wet veiligheidsregio’s binnen de gemeente moeten voldoen aan de in het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen gestelde eisen.

  • -

    Actie: In beeld brengen consequenties Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

    Actie: In beeld brengen over welke plaatsen het gaat.

  • -

    Inwoners bewust maken van brandveiligheidsrisico’s (preventie).

    Actie: Brandpreventie d.m.v. bewustwording. Maar ook voorlichting na een brand met impact op de omgeving, waarbij informatie wordt gedeeld over de risico’s van brand, het voorkomen van brand en wat te doen bij brand.

   

Algemene plaatselijke verordening en Bijzondere Wetten

Ontwikkelingen

  • -

    Vanwege verschuiving van taken van politie naar gemeente wordt meer inzet verlangd van de boa’s (oa. verkeer, burenruzie’s, jeugdoverlast, dierenoverlast e.d.).

  • -

    Als gevolg van een aantal incidenten in het land tijdens evenementen is veiligheid bij evenementen hoog op de bestuurlijke agenda gekomen. Ook in de vergunningverleningsfeer is er nadrukkelijk aandacht voor veiligheid. Samen met evenementenorganisaties wordt er aan gewerkt om het niveau van het veiligheid- en calamiteitenplan te verbeteren.

  • -

    Het alcohol gebruik onder jongeren heeft de laatste jaren meer landelijk aandacht gekregen o.a. door meer aandacht voor de gezondheidsaspecten. In het gemeentelijk preventie –en handhavingsplan alcohol wordt hier aandacht aan gegeven.

  • -

    De Prostitutiewet moet nog worden vastgesteld door de Eerste Kamer. Naar verwachting treedt de wet in 2018 in werking.

  • -

    De uitkomsten van de Projectgroep verruiming gebruik van maatschappelijk vastgoed kunnen aanleiding geven tot bijstelling van de gebruiksmogelijkheden.

  • -

    De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2016 een belangrijke uitspraak gedaan over de wijze waarop de overheid dient om te gaan met het verlenen van zogenaamde schaarse vergunningen. De verdelingsprocedure, aanvraagtijdvak en toe te passen criteria voor het beoordelen van vergunningaanvragen dienen – wanneer sprake is van een schaarse vergunning – vooraf transparant en duidelijk te zijn. Ook mogen schaarse vergunningen niet meer voor onbepaalde tijd worden verleend. Om te voldoen aan deze nieuwe in de rechtspraak gestelde eisen dient nog beleid ontwikkeld te worden.

 

Knelpunten

  • -

    Het naleefgedrag bij alcoholtoezicht is ondermaats, alcoholverstrekkers onderschatten en negeren de regels.

  • -

    Het toetsingskader voor de veiligheidsaspecten bij het verlenen van evenementenvergunningen is onvoldoende geborgd.

  • -

    In wijkgebouwen en bij sportverenigingen vinden regelmatig activiteiten plaats die in strijd zijn met regelgeving.

  • -

    Toename klachten over geluidoverlast die veroorzaakt wordt door horecabedrijven en evenementen.

  • -

    Geen eenduidige begripsomschrijvingen horeca en detailhandel in bestemmingsplan en APV.

  • -

    Groot aantal klachten over overlast en kleine ergernissen in het openbaar gebied.

  • -

    Te weinig fte’s voor het uitvoeren van de werkzaamheden.

  • -

    Voor een goede/efficiënte uitvoering van de Apv is het noodzakelijk om uitvoeringsbesluiten vast te stellen. Het ontbreekt aan capaciteit om deze uitvoeringsbesluiten op te stellen.

Doelen

  • -

    Een geborgd toetsingskader evenementenveiligheid

    Actie: Het opnemen van een toetsingskader veiligheid in de evenementennota.

  • -

    Voorkomen drankmisbruik

    Actie: Continueren inzet op controles Horeca en voortzetten preventie-activiteiten ter uitvoering van het Preventie- en Handhavingsplan Alcohol Etten-Leur.

Actie: Conform de Drank- en Horecawet om de vier jaar een preventie- en handhavingsplan vaststellen

  • -

    Nader onderzoeken naar mogelijkheden verruiming gebruik maatschappelijk vastgoed

    Actie: Het eventueel feitelijk doorvoeren van de uitkomsten van het onderzoek.

     

  • -

    Medewerkers zijn voortdurend op de hoogte van ontwikkelingen en wetswijzigingen.

    Actie: Bij het jaarlijks op te stellen opleidingsplan medewerkers inplannen voor het op peil houden van kennis met betrekking tot ontwikkelingen en wetswijzigingen.

  • -

    Bestemmingsplan en Apv op elkaar laten aansluiten met betrekking tot definitie ”Horeca”.

    Actie: aanpassen regels in bestemmingsplannen.

  • -

    Verminderen geluidoverlast bij horeca en evenementen.

    Actie: terugbrengen overlast en naleving geluidvoorschriften verhogen door middel van communicatie, vergunningverlening, controle (uitvoeren metingen) en handhaving.

  • -

    Het verminderen van klachten over overlast en kleine ergernissen in het openbaar gebied.

    Actie: het structureren en organiseren van het preventief en repressief toezicht en handhaving in het openbaar gebied.

  • -

    Het bestuurlijk slagvaardig kunnen optreden bij woonoverlast.

    Actie: het opstellen van beleid conform de Wet aanpak woonoverlast en Apv.

  • -

    Capaciteit op peil brengen.

    Actie: meer inzet op uitbreiden fte’s.

  • -

    Aansluiten met het gemeentelijke prostitutiebeleid bij het landelijke beleid

Actie: Na invoering van de nieuwe wet zal bekeken worden of ons huidig beleid in de Apv bijgesteld moet worden.

  • -

    Nader onderzoeken wat de consequenties zijn van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over schaarse vergunningen

Actie: De gemeente gaat de consequenties en impact voor de vergunningen nader in beeld brengen en waar nodig haar beleid hierop aanpassen.

  • -

    Voldoen aan de landelijke ontwikkelingen evenementenveiligheid

Actie: Zodra de landelijke regels inzake evenementenveiligheid in werking zijn getreden wordt op lokaal niveau getoetst of deze in de Etten-Leurse evenementennota opgenomen moeten worden.

 

 

  •  

   

 

 

 

7 1. Strategie en uitvoering 

7.1 Inleiding

7.1.1 Achtergrond

In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de doelen en prioriteiten uit hoofdstuk 6 worden gerealiseerd. Hiertoe wordt een aantal strategieën ingezet. De uitvoeringsstrategieën zijn gebaseerd op landelijke strategieën en zijn aangevuld met regionale afspraken en gemeentelijke werkwijzen. De gemeente Etten-Leur hanteert de volgende uitvoeringsstrategieën.

  • 1.

    Vergunningenstrategie (Paragraaf 7.2) Hierin wordt de aanpak beschreven om voorwaarden op te leggen aan activiteiten.

  • 2.

    Toezichtstrategie (Paragraaf 7.3). Deze bevat de verschillende toezichtinstrumenten met een beschrijving van de wijze waarop deze worden ingezet. Ook de wijze waarop preventie wordt ingezet om naleefgedrag te bevorderen en overtredingen te voorkomen, de preventiestrategie, is als onderdeel van de toezichtstrategie beschreven in paragraaf 7.3.

  • 3.

    Handhavingsstrategie (Paragraaf 7.4). Voor de aanpak bij constatering van overtredingen wordt de Landelijke Handhavingsstrategie gevolgd (LHS). Ook de wijze waarop de gemeente omgaat met gedogen, de gedoogstrategie, wordt in dit hoofdstuk beschreven.

 

De samenhang tussen de strategieën is schematisch weergegeven in onderstaande figuur.

De samenhang tussen de strategieen

 

7.1.2 Het afwegingsmodel en de uitvoeringsstrategieën

Het afwegingsmodel is bedoeld om VTH-taken te prioriteren. Daarbij is dan nog niet aangegeven hoe met de verschillende prioriteiten wordt omgegaan. Aan de hand van de prioriteiten en de in te zetten strategie kan de benodigde capaciteit worden berekend. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de prioritering volgens het afwegingsmodel bedoeld is om de programmatische taken te prioriteren.

Om de benodigde capaciteit te berekenen wordt gebruik gemaakt van kengetallen. Bij het vaststellen van het kengetal is rekening gehouden met de toezichtstrategie en het aantal en soort stappen volgens het handhavingstappenplan. Voor het opstellen van kengetallen is gebruik gemaakt van de beschikbare gegevens binnen de eigen organisatie, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en van landelijke gegevens.

7.2 Vergunningenstrategie

7.2.1 Algemeen

Uitgangpunt bij vergunningverlening is dat burgers en bedrijven verantwoordelijk zijn voor het indienen van goede en volledige aanvragen. De aanvraag vormt immers de basis voor de te verlenen vergunning en na vergunningverlening voor adequaat toezicht en eventueel handhaving. Gemeenten houden zich bij de taakuitvoering aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel.

Gemeenten hebben de taak om de verschillende belangen vanuit de verschillende disciplines te coördineren. De gemeente Etten-Leur hanteert hierbij het principe “Ja, tenzij…”. De komst van de Wabo heeft er toe geleid dat bij het aanvragen van een Wabo-vergunning wordt gewerkt met casemanagement. Bij elke aanvraag wordt een medewerker (omgevings)vergunningen toegewezen. De klant beschikt hierdoor over één vast aanspreekpunt na indiening. Het ‘van het kastje naar de muur sturen’ wordt hierdoor sterk verminderd, evenals het risico dat bij vergunningverlening tegenstrijdige voorschriften worden gesteld. De medewerker krijgt vanuit de betrokken disciplines en afdelingen adviezen aangereikt en ziet toe op het integrale karakter van de (omgevings)vergunning.

De verschillende vormen van vergunningen met de bijbehorende procedures zijn wettelijk vastgelegd en worden hier verder niet behandeld. Er zal gewerkt gaan worden met verschillende toetsingskaders voor de diverse vergunningen. De toetsingskaders worden in 2018 beschreven c.q. uitgewerkt. Hierbij worden ook (indien nodig) protocollen, checklists e.d. opgesteld. Dit alles gebeurt zo veel als mogelijk in De6-verband.

7.2.2 Toetsingsniveaus

Er zal gewerkt gaan worden met 5 toetsingsniveaus, zie hieronder. Indien de vakspecialist het noodzakelijk acht dat een concrete vergunningsaanvraag op een hoger niveau wordt getoetst, dan is het eerst hogere niveau van toepassing.

Prioriteit

Toetsingsniveau

Extra Hoog

Niveau 4

Hoog

Niveau 3

Middel

Niveau 2

Laag

Niveau 1

Extra laag

Niveau 0

   

Niveau 0

Het niet beoordelen of aan een voorschrift wordt voldaan.

 

Niveau 1

Uitgangspuntentoets: bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten? Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de stukken die zijn aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en in samenhang zijn weergegeven.

 

Niveau 2

Visueel toetsen: kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten aannemelijk? Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken die zijn aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn, waarbij van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten aannemelijk.

 

Niveau 3

Representatief toetsen: controle van de maatgevende onderdelen. Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de aangeleverde stukken om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten aannemelijk zijn. De maatgevende berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend.

 

Niveau 4

Volledig toetsen: alles in samenhang controleren. Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen, in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd/nagerekend.

 

7.2.3 Samenwerking bij de vergunningverlening

Vergunningaanvragen worden beoordeeld vanuit de benodigde disciplines en afhankelijk van de aangevraagde activiteit vindt samenwerking plaats met diverse interne en externe adviseurs.

Het overhevelen van het basistakenpakket naar de OMWB betekent voor de gemeente dat een deel van de VTH (milieu)taken extern wordt uitgevoerd. Voor de kwaliteit van de specialistische bouwplantoetsing (bouwfysica, bouwakoestiek, constructieve veiligheid) werken we samen met de gemeenten in de regio. Toetsing van de brandveiligheidsaspecten vindt plaats door de Veiligheidsregio. Bouwplannen worden voorgelegd aan de welstandscommissie. Aanvragen voor monumenten worden getoetst door de monumentencommissie.

7.3 Toezichtstrategie

7.3.1 Toezichtstrategie

Een toezichtstrategie geeft aan welke activiteiten worden ondernomen om vast te stellen of wet- en regelgeving worden nageleefd en hoe deze worden georganiseerd. Om na te gaan of voorschriften ook gedurende langere tijd en in alle situaties worden nageleefd, is het noodzakelijk om programmatisch of operationeel toezicht te blijven uitvoeren. Daarnaast is het nodig om capaciteit te reserveren voor onaangekondigde en steekproefsgewijze controles en surveillance.

Op welke wijze en met welke frequentie uiteindelijk toezicht wordt gehouden, is het resultaat van de uitkomsten uit het afwegingsmodel en de doelstellingen per taakveld.

Volledigheidshalve moet worden aangegeven dat alle toezicht- en controlebezoeken momentopnames zijn en dat dit bedrijven en/of burgers niet vrijwaart van een eigen verantwoordelijkheid voor een goede naleving van de gestelde voorschriften van alle van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

Bij het opstellen van het uitvoeringsprogramma wordt de onderstaande systematiek toegepast.

Er zijn drie fasen te onderscheiden, te weten de bouw-, gebruik- en buitengebruikstellingsfase. Eerst wordt per fase en doelgroep het aantal locaties bepaald. Om het jaarlijkse aantal te controleren locaties te bepalen wordt per doelgroep de percentages gebruikt die zijn vastgesteld volgens het afwegingsmodel.

Prioriteit

Toezichtspercentage

Prioriteit extra hoog

100% toezicht

Prioriteit hoog

75% toezicht.

Prioriteit middel

50% toezicht

Prioriteit laag

25% toezicht

Prioriteit extra laag

10% toezicht

 

Nadat door middel van het bovenstaande percentage het totaal aantal te controleren locaties per doelgroep is bepaald, wordt binnen een doelgroep een verdeling gemaakt op basis van milieurisico’s en/of brandveiligheidsrisico’s.

De volgorde wordt als volgt bepaald.

  • -

    Prioriteit doelgroep en categorie 4.

  • -

    Prioriteit doelgroep en categorie 3.

  • -

    Prioriteit doelgroep en categorie 2.

  • -

    Prioriteit doelgroep en categorie 1.

 

Bij de verdeling wordt verder de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de onderverdeling. Het definitieve aantal toezichtsbezoeken per doelgroep wordt bepaald door het toezichtspercentage en de frequentie van het risico gestuurd toezicht. Gestart wordt met de hoogste prioriteit en categorie 4: locaties worden in de planning opgenomen volgens de frequenties van het RGT. Dit kan zijn met integraal toezicht of een aspectcontrole. Binnen de prioriteit wordt de planning op dezelfde wijze aangevuld met cat. 3, 2 en 1 tot dat alle bedrijven binnen deze prioriteit zijn gepland met de toezichtsfrequentie van het RGT. Zo wordt in aflopende volgorde van prioriteit de planning gevuld met toezichtstaken. Niet meldings- of vergunningsplichtige locaties, zgn. A-inrichtingen, worden niet programmatisch ingepland. Zij worden alleen bezocht naar aanleiding van klachten/meldingen. Vanwege een bepaald milieuthema, bijvoorbeeld energiebesparing, kunnen die wel worden ingepland.

 

Als vooraf het aantal te controleren locaties niet is te bepalen, wordt op basis van ervaringscijfers een aantal uren/controles per jaar opgenomen. Dit betreft voornamelijk toezichtstaken op illegale zaken, zoals illegale bouwactiviteiten, illegale milieuactiviteiten etc.

7.3.2 Risico gestuurd toezicht (RGT)

Risico gestuurd toezicht wordt ingezet vanuit de visie “meer toezicht waar nodig, minder waar mogelijk”. Het doel is de aandacht van toezicht vooral te leggen op die locaties waar een verhoogd risico aanwezig is, zowel op aspecten als veiligheid als op niet-naleving van de wet- en regelgeving. De doelstelling is ook dat het RGT geen verzwaring van de toezicht last in zijn totaliteit tot gevolg heeft. Op bedrijfsniveau kan RGT wel een vermindering of verzwaring van de toezicht last geven, afhankelijk van het risicoprofiel van het betrokken bedrijf. Het risicoprofiel geeft geen oordeel over de kwaliteit van het toezicht, het zegt slechts iets over de risico’s, omdat de locatie wel of niet voldoet aan wet- en regelgeving. Een steeds belangrijker aspect in het RGT wordt ook het beoordelen van de veiligheidscultuur binnen het bedrijf. Bij risico’s wordt niet alleen gekeken naar veiligheid maar ook naar de belasting voor het milieu en omgeving. Denk daarbij aan gezondheidsrisico’s door intensieve veehouderijen maar ook aan het aspect energieverbruik.

7.3.3 Planning toezicht

De planning vindt plaats op doelgroepen, projectbasis of thema. Een doelgroep kan bestaan uit verschillende typen bedrijven/instellingen/taken. Per doelgroep is de prioriteit en de samenstelling bepaald. Een doelgroep is onderverdeeld in een milieu- en gebruikscategorieën. Deze twee categorieën zijn deels bepalend voor het plannen van de programmatische controles. Een andere bepalende factor voor de planning van programmatisch toezicht is de bezoekfrequentie van het RGT.

Planning op projectbasis houdt bijvoorbeeld in dat vooraf bepaald wordt welke handhavingspartners deelnemen, welk deelgebied wordt gecontroleerd etc. Planning op thema houdt in dat er alleen gecontroleerd wordt op een bepaald onderdeel van de activiteit, zoals bodem, illegale bouw, certificaten etc.

In de planning wordt ook rekening gehouden met het uitvoeren van opleveringscontroles. Na ontvangst van een melding vindt een opleveringscontrole plaats. Bij omgevingsvergunningen wordt een opleveringscontrole uitgevoerd na het onherroepelijk worden van de vergunning.

Na de opleveringscontrole worden omgevingsvergunningen met de activiteit milieu en/of gebruik en milieu- en gebruiksmeldingen opgenomen in het programmatische controleprogramma onder vermelding van doelgroep en categorie.

Omgevingsvergunningen voor alleen de activiteit bouw en een aantal APV-vergunningen zijn eenmalige vergunningen. Deze worden gecontroleerd aan de hand van de prioriteit volgens het afwegingsmodel. Na uitvoeren van het toezicht worden zij niet in het programmatische toezichtsprogramma opgenomen.

7.3.4 Toezicht op algemene regels

Door deregulering en lastenverlichting is een aantal vergunningen en meldingen vervangen door algemene regels. Voor een aantal type inrichtingen in het kader van de Wet milieubeheer is de vergunnings-/meldingsplicht vervallen met het in werking treden van het BARIM. Een zelfde effect is opgetreden in het kader van het Bouwbesluit. Deze inrichtingen of bouwactiviteiten moeten blijven voldoen aan de algemene regels zoals opgenomen in besluiten. Het vergt van de overheid extra inspanning om de locaties die niet (meer) vergunnings-/meldingsplichtig zijn en wel aan algemene regels moeten voldoen in beeld te brengen en te houden om de toezichtstaak naar behoren uit te kunnen voeren. De in het bedrijvenbestand (SBA) opgenomen bekende locaties vallen onder het programmatisch toezicht zoals hiervoor beschreven. Om de niet bekende locaties op te sporen en te controleren op de algemene regels moet hiermee in de capaciteitsplanning rekening worden gehouden

7.3.5 Controle op illegale activiteiten en leegstaande panden

Naast het toezicht houden op de vergunningen/meldingen en de algemene regels is er capaciteit nodig voor het opsporen van illegale activiteiten. In de jaarplanning wordt capaciteit opgenomen voor vrije surveillance om illegale activiteiten op te sporen. Dit kan zijn het illegaal bouwen, illegaal storten van afval, strijdig gebruik van percelen en/of gebouwen, etc.

Het is mogelijk om op projectmatige wijze te controleren en hieraan bepaalde prioriteiten te verbinden. Dit kan van toepassing zijn bij bijvoorbeeld een handhavingsactie buitengebied etc.

De projecten worden in het uitvoeringsprogramma opgenomen.

Een belangrijk aspect is het toezicht houden op leegstaande panden. Dit om te voorkomen dat verpaupering optreedt of dat er illegale activiteiten plaatsvinden (bijv. hennepkwekerijen). Leegstaande gebouwen kunnen voor komen in het buitengebied (voormalige agrarische gebouwen) en op bedrijventerreinen. Een extra aandachtspunt bij voormalige agrarische verbouwing is de aanwezigheid van asbest daken. Dit is eerder al als knelpunt benoemd. Het verwijderen van dit soort daken moet door gespecialiseerde bedrijven gebeuren en is een kostbare zaak.

7.3.6 Aanpak ondermijning

Een van de primaire taken van een gemeente is het scheppen en borgen van een veilige leefomgeving voor de burgers. Hierin speelt het onderwerp ondermijnende criminaliteit een belangrijke rol. Een samenleving waar criminele groepen hun activiteiten zonder al te veel problemen kunnen uitvoeren en hierin misschien onbewust worden gefaciliteerd door de overheid, mondt uit in een vrijstaat en is onacceptabel. Onderzoeken laten zien dat de ondermijnende criminaliteit een florerende industrietak is. Exacte cijfers ontbreken – uiteraard; het fluïde karakter van de criminele samenwerkingsverbanden maakt dat deze regelmatig van samenstelling en zakenpartners veranderen en weer verdwijnen. De aanpak van georganiseerde criminaliteit vraagt om een stevige aanpak van zowel de gemeente als het OM, de belastingdienst en de politie. Het effectief bestrijden vraagt veel meer dan alleen een strafrechtelijke invalshoek. Een integrale aanpak dus, vanuit strafrecht, fiscaalrecht en bestuursrecht met als doel het verstoren van een criminele business, vitale elementen, logistieke processen en gelegenheidsstructuren. De focus bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit ligt op hennepteelt, synthetische drugs, mensenhandel en outlaw motorgangs (OMG). In Etten-Leur worden als onderdeel van deze aanpak integrale multidisciplinaire controles gepland en uitgevoerd. Doelstelling van het toezicht is om inzicht te krijgen in en een overzicht te krijgen van mogelijke illegale bewoning, illegale bebouwing, brandveiligheid, milieuactiviteiten, strijdig gebruik etc. Deze toezichtstaken worden in nauwe samenwerking uitgevoerd met andere handhavingspartners zoals politie, belastingdienst, UWV, Douane, OMWB, Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant e.d.

7.3.6 Klachten en meldingen

Klachten en meldingen zijn niet apart geprioriteerd. Vanuit de dienstverleningsvisie hebben alle klachten een hoge prioriteit. Alle klachten worden daarom zo spoedig mogelijk in behandeling genomen volgens de vastgestelde procedure. De beoogde capaciteit wordt ieder jaar vastgelegd in het handhavingsuitvoeringsprogramma.

Voor het afhandelen van milieuklachten wordt gebruikgemaakt van de 24-uurs klachtendienst van de OMWB.

7.3.7 Communicatie en voorlichting

Communicatie wordt zo georganiseerd, dat het vergunningverlening, toezicht en handhaving versterkt en effect heeft op het naleefgedrag. De communicatie speelt ook in op de waarneming van de burger en bestendigt het vertrouwen van de burger in de aanpak van de overheid. De nieuwe vormen van communicatie vragen een goed samenspel tussen de informatievoorziening, het bestuurlijk optreden en de aanpak van communicatie.

Communicatie heeft een preventieve werking. Het bevordert het naleven van wetten en regels. Dit gebeurt door mensen te confronteren met en beter te laten nadenken over hun (ongewenste) gedrag. Voor toezicht en handhaving is kennis hebben van de regels, de risico’s en de sancties van groot belang. Communicatie speelt daarin een directe rol. Iemand die weet wat hij zelf kan doen aan de leefbaarheid/veiligheid in zijn omgeving, beleeft minder overlast/onveiligheid.

Er moet een balans zijn tussen de berichtgeving over en de interventie zelf. Daadkrachtig reageren in de communicatie heeft geen zin, als het probleem te complex is om direct op te treden. De mensen moeten zien dat de boodschap overeenkomt met het daadwerkelijk optreden. Dat wekt vertrouwen. Boodschap, actie en verwacht effect moeten in balans zijn.

Met ‘pin-point’ communicatie zorgen we ervoor dat de burgers die bijvoorbeeld de overlast zelf direct ervaren goede informatie krijgen. Buiten het gebied waar de overlast direct speelt is die informatie niet zinvol. Voorafgaand aan het naar buiten brengen van een boodschap zal een zorgvuldige analyse en afweging plaatsvinden. Aan de hand van heldere criteria volgt in samenwerking met belanghebbende partners een communicatieplan per geval (bijv. bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit). Daarnaast is het van belang om vergunningverlening, toezicht en handhaving en de communicatie daarover zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen.

De communicatie maakt de inspanningen van betrokkenen zichtbaar. Gericht op het delen van succes. De communicatie maakt zichtbaar hoe geïnvesteerd wordt in de leefbaarheid/veiligheid van de gemeente. De beoogde communicatie zoekt aansluiting op door publieksgroepen al gebruikte vormen van communicatie. De klassieke grootschalige manieren van communiceren schieten hiervoor in toenemende mate tekort.

7.3.8 Verzoek om handhaving

Burgers en bedrijven kunnen een verzoek tot handhaving aan de gemeente richten. De gemeente moet, binnen de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn, op een dergelijk verzoek reageren. Dit impliceert niet dat dan ook altijd tot handhaving moet worden overgegaan. Tegen de beslissing van de gemeente op een handhavingsverzoek staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

7.3.9 Samenwerking toezicht

Structureel vindt overleg plaats met de OMWB (voor de milieu- en bodemtaken) en de veiligheidsregio (voor de brandveiligheidstaken). Toezichtprogramma’s worden zoveel mogelijk afgestemd. Op basis van het integrale handhavingsbeleid kiezen we ervoor de periodieke (milieu)controles tijdens de gebruiksfase zo veel mogelijk integraal uit te voeren. De bevindingen worden, afhankelijk van het dossier, afgestemd met OMWB, Politie, Vreemdelingenpolitie, Belastingdienst, Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Waterschap, de douane, Koninklijke marechaussee, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit of Algemene Inspectiedienst (extern).

7.3.10 Samen sterk in het buitengebied (SSiB)

Het buitengebied is uniek, waardevol en kwetsbaar. Daarom is het belangrijk om het in de huidige staat te behouden. Om het buitengebied goed te kunnen beschermen is een goede samenwerking tussen de verschillende handhavingsdiensten van essentieel belang. Hiervoor is het project “Samen Sterk in het Buitengebied” gestart. Samen Sterk in het Buitengebied (SSiB) is een samenwerking van Omgevingsdienst Brabant Noord, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, de Provincie Noord-Brabant, alle Brabantse gemeenten, waterschappen, Openbaar ministerie, politie en terreinbeheerders.

De focus ligt op de aanpak van stroperij, wild crossen en (drugs)afvaldumpingen. Maar overtredingen als het verwaarlozen van dieren en illegale hennepteelt worden ook opgespoord. Hiertoe is een handhavingsteam 24 uur per dag en zeven dagen per week op pad in het buitengebied.

7.3.11 Mediation en buurtbemiddeling

Bij bezwaar tegen vergunningen zal altijd eerst geprobeerd worden om via overleg (mediation) tot een oplossing te komen. Komen we niet tot een oplossing of wordt hier geen gebruik van gemaakt, dan zal de zaak worden behandeld in de bezwaarschriftencommissie van de gemeente.

Bij handhavingszaken zal tot aan het opleggen van een sanctiemaatregel geprobeerd worden via overleg een overtreding ongedaan te laten maken. Dit kan bij de constatering door de toezichthouder of gedurende het sanctietraject plaatsvinden.

Buurtbemiddeling helpt mensen om burenruzies op te lossen. Het doel van buurtbemiddeling is om de communicatie tussen medebuurtbewoners op gang te brengen en hen te ondersteunen in het maken van afspraken om overlast in de toekomst te voorkomen.

De buurtbemiddelaars zijn opgeleid en hebben veel ervaring met het bemiddelen in conflictsituaties. De bemiddelaars hebben een onpartijdige houding, ze respecteren mensen en hun verschillende leefwijzen/culturen en houden informatie geheim. Betrokkenen moeten wel bereid zijn om samen tot een oplossing te komen. Bij de aanpak van buurtbemiddeling blijven politie en justitie buiten beeld.

Ervaringen op het gebied van vergunningen, handhaving en toezicht leren dat het inzetten van mediation/buurtbemiddeling wel iets oplevert. Er worden minder juridische procedures gevolgd. Diverse zaken worden op minnelijke wijze opgelost.

Goede communicatie met de klant is minstens zo belangrijk als de tijdigheid van een beslissing. Hiermee kunnen geschillen en conflicten juist worden voorkomen. Het bespaart tijd, kosten en administratieve lasten. Het leidt vaak tot een win-win situatie.

7.4 Handhavingsstrategie

7.4.1 Landelijke Handhavingsstrategie

Met de vaststelling van deze beleidsnota stelt het college van burgemeester en wethouders eveneens de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) vast. De LHS is een sanctiestrategie. Dit wil zeggen dat in die strategie is bepaald hoe en wanneer wordt opgetreden bij overtredingen van de wetgeving. De LHS wordt door gemeente Etten-Leur voor alle toezicht en handhavingstaken met betrekking tot de omgevingstaken vastgesteld.

7.4.2 Handhavingsinspanning

Zoals in paragraaf 5.3 is aangegeven zijn er prioriteiten ten aanzien van de VTH onderdelen gemaakt. Aan de hand van deze prioriteiten kan per VTH onderdeel een strategie worden opgesteld, die de basis vormen voor het jaarlijks vast te stellen uitvoeringsprogramma.

Naast het prioriteren van de handhavingstaken kan er een bepaalde handhavingsinspanning toegeschreven worden aan een handhavingsactiviteit. Deze handhavingsinspanning zal vervolgens verder geconcretiseerd worden in het op te stellen uitvoeringsprogramma waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

1. Actief handhaven

Bij actief handhaven wordt systematisch, gestructureerd en volgens een vaste controlefrequentie toezicht gehouden. Er wordt met een scherp oog op toegezien dat geen overtredingen kunnen plaatsvinden. Er wordt dus proactief gehandhaafd om mogelijke overtredingen tegen te gaan.

De VTH onderdelen met de prioriteiten zeer hoog en hoog zullen in principe actief worden gehandhaafd. Daarnaast zal ook de handhaving op het vakgebied “Bestemmingsplan”, die de prioriteit “middel” heeft gekregen actief worden gehandhaafd. Ervaringen op het gebied van handhaving van de regels uit bestemmingsplannen leren ons dat juist de overtredingen op het gebied van bestemmingsplannen complex en omvangrijk kunnen zijn. De kans op meerdere overtredingen is groot wanneer hier niet op gehandhaafd wordt.

2. Thematisch handhaven

Bij thematisch handhaven wordt thematische, projectmatig en steekproefsgewijs gecontroleerd op de naleving van wet- en regelgeving. Een voorbeeld van thematisch handhaven is het proactief handhaven bij evenementen om overtredingen te voorkomen. Een voorbeeld van projectmatig handhaven is het Project Buitengebied.

Bij het thematisch of projectmatig handhaven worden afzonderlijke uitgangspunten/prioriteiten vastgelegd. Deze zullen onderdeel uitmaken van het op te stellen uitvoeringsprogramma.

De VTH onderdelen met de prioriteit middel zullen in principe thematisch worden gehandhaafd.

3. Passief handhaven

Bij passief handhaven wordt alleen gehandhaafd op basis van klachten of meldingen over overtredingen.

De VTH onderdelen met de prioriteiten laag en zeer laag zullen in principe passief worden gehandhaafd.

7.4.3 Gedogen

Wet- en regelgeving zijn bedoeld om chaos te voorkomen en (beleids)doelstellingen te bereiken.

Het college van de gemeente Etten-Leur, en in voorkomende gevallen de burgemeester van Etten-Leur, hebben daarom een wettelijke plicht om handhavend op te treden tegen diverse soorten overtredingen van verschillende soorten wetgeving. Dit handhavend optreden is ook het uitgangspunt. Er zijn echter situaties denkbaar waarbij handhaving tijdelijk niet wenselijk of zelfs onmogelijk is. Dit noemt men ook wel gedogen:

“De bevoegdheid om op basis van een algemene belangenafweging tijdelijk en doelbewust op grond van een schriftelijk verzoek van de overtreder onder voorwaarden via een besluit geheel of gedeeltelijk af te zien van handhavend optreden tegen een overtreding”.

Gedogen is geen vanzelfsprekendheid. Gedogen blijft namelijk altijd een uitzondering op de hoofdregel, te weten handhavend optreden. Dit blijft dan ook het uitgangspunt van de gemeente Etten-Leur. Wanneer een situatie zich voordoet waarin gedogen aanvaardbaar wordt geacht, zal dat in dat specifieke geval beoordeeld en afgewogen worden.

7.4.4 Bezwaar en (hoger) beroep tegen bestuurlijke sanctiemaatregelen

Tegen een opgelegde sanctiemaatregel staat bezwaar en (hoger) beroep open. Op het moment dat bezwaar wordt gemaakt en (hoger) beroep wordt ingesteld verlengen wij (al dan niet op verzoek) in beginsel de begunstigingstermijn tot zes weken na de beslissing op bezwaar en de uitspraak op (hoger) beroep.

Het verlengen van de begunstigingstermijn wordt niet gedaan in spoedeisende situaties.

7.5 Toezicht en handhaving kinderopvang

Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de Wet kinderopvang (Wko) ten aanzien van kindercentra, peuterspeelzalen, gastouderbureau’s en voorzieningen voor gastouderopvang.

Om rechtsongelijkheid te voorkomen en de handhaving efficiënt uit te voeren wordt net zoals bij overige handhavingstaken gebruik gemaakt van een toezichts- en handhavingsstrategie. Het afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van de VNG is als uitgangspunt genomen voor de nalevingsstrategie. Omdat in de Wet Kinderopvang een toezicht- en sanctiestrategie is opgenomen die afwijkt van de strategie die gebruikt wordt voor alle overige toezicht en handhaving binnen de gemeente Etten-Leur, wordt deze strategie hier apart beschreven.

De gemeente hanteert het bovengenoemde afwegingsmodel bij het uitvoeren van de handhavingsacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en Beleidsregels kwaliteit.

Het toezicht- en sanctiebeleid kinderopvang is van toepassing op de volgende onderdelen:

  • 1.

    Dagopvang

  • 2.

    Buitenschoolse opvang (BSO)

  • 3.

    Gastouderbureau

  • 4.

    Gastouders

  • 5.

    Peuterspeelzalen

  • 6.

    Overige overtredingen

7.5.1 Landelijk Register Kinderopvang (LRK)

Er is een verplichte registratie in een landelijk register. Alle vormen van kinderopvang zijn verplicht zich voorafgaand aan de exploitatie te laten registreren. Een locatie kan pas in exploitatie worden genomen zodra een locatie in het register is opgenomen. De houder dient wijzigingen per direct door te melden en de wijzigingen dienen z.s.m. te worden verwerkt.

7.5.2 Start handhavingstraject

Een belangrijk verschil met betrekking tot overige handhavingstaken is dat in de Wet Kinderopvang is vastgelegd dat er jaarlijks inspecties moeten worden uitgevoerd. Deze inspecties moeten worden uitgevoerd door toezichthouders van de GGD. Het college heeft het toezicht gemandateerd naar de directie van de GGD West-Brabant. Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. De GGD geeft in het rapport een handhavingsadvies aan de gemeente.

7.5.3 Jaarverslag

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid houdt toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken. Dit toezicht wordt namens de minister uitgevoerd door de inspectie van het Onderwijs. De minister kan in geval van ernstige tekortkoming een aanwijzing geven aan de gemeente. Het college stelt jaarlijks uiterlijk voor 1 juli een verslag op van de uitgevoerde taken inzake de Wet Kinderopvang en zendt dit verslag naar de gemeenteraad en naar de Minister.

7.6 Kwaliteitsborging

In hoofdstuk 7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn al een aantal zaken geregeld met betrekking tot de borging van kwaliteit, bijvoorbeeld het verplicht opstellen van een handhavingsprogramma, een uitvoeringsprogramma en een jaarverslag. In het Bor worden ook enkele criteria gesteld aan de uitvoeringsorganisatie. Het gaat dan onder andere om functiescheiding/roulatie (zie bijlage 14), afstemming en uitwisseling van handhavingsinformatie (zie bijlage 15), beschrijving werkprocessen etc. Het Bor geeft alleen criteria voor toezicht en handhaving van Wabo taken.

Samen met het kabinet werken gemeenten en provincies aan het verbeteren van de uitvoering van het omgevingsrecht. De visie van het kabinet over de verbetering staat beschreven in het kabinetsstandpunt (november 2008) waarin het kabinet reageert op de analyses en voorstellen van de commissie Mans, Oosting, Lodders, d’Hondt en de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De verbeterpunten zijn terug te brengen tot drie hoofdpunten:

1. De kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken.

2. Het verbeteren van de afstemming strafrecht-bestuursrecht.

3. De bevoegdheidsverdeling overheden, interbestuurlijk toezicht en bestuurlijke drukte.

Het IPO en de VNG hebben afspraken gemaakt met het kabinet over hoe zij gezamenlijk met de departementen werken aan het verbeteren van deze punten. Deze afspraken zijn deels vastgelegd in de Package Deal (29 september 2009). Bij het verankeren van de afspraken in de wet zijn door de VNG en het IPO nieuwe afspraken gemaakt met het kabinet. Het nieuwe wetsvoorstel is geschreven vanuit een stelsel dat gebaseerd is op vertrouwen en decentralisatie. Dit betekent dat een belangrijk deel van de besluitvorming over de kwaliteit van de uitvoering decentraal plaatsvindt door de desbetreffende bevoegde gezagen. Leidend hierin is de afspraak met het kabinet dat er een landelijk kwaliteitsniveau moet worden gerealiseerd en behouden. De VNG heeft in samenwerking met het IPO op basis van de kwaliteitscriteria 2.1. een modelverordening opgesteld, die door alle gemeenteraden en provinciale staten kan worden vastgesteld.

In D6 verband wordt gewerkt aan een kwaliteitsverordening voor de 6 aangesloten gemeenten. Het betreft een uitwerking van de modelverordening.

7.7 Monitoring en verantwoording

In hoofdstuk 6 is vastgelegd welke doelen we willen bereiken. In hoofdstuk 7 zijn de uitvoeringsstrategieën beschreven die binnen het VTH-domein worden ingezet om een bijdrage te leveren aan de realisatie van deze doelen. Door monitoring van de voortgang wordt zicht gehouden op de mate van doelrealisatie (effectiviteit). Hierover wordt verantwoording afgelegd aan het college, de gemeenteraad, onze burgers en de provincie Noord-Brabant als interbestuurlijk toezichthouder.

7.7.1 Verantwoording en verslaglegging

Monitoring van bovenstaande indicatoren vindt jaarlijks plaats in het op te stellen VTH-jaarverslag dat aan het college wordt aangeboden. Het VTH-jaarverslag wordt door ons college vastgesteld en ter kennisname aan de gemeenteraad voorgelegd en aan de provincie Noord-Brabant als interbestuurlijk toezichthouder. Tevens kan op basis hiervan input worden geleverd aan beraps.

Indien uit de monitoring van de indicatoren blijkt dat de doelstelling niet gerealiseerd wordt, wordt (afhankelijk van het moment van constateren) hiervoor een verklaring opgenomen in het jaarverslag. Indien nodig worden verbetermaatregelen voorgesteld die ertoe dienen te leiden dat in het vervolg de doelstelling wel gerealiseerd wordt.

Naast de monitoring voor de verslaglegging vindt door de betrokken afdelingen continue monitoring van de uitvoering plaats. Deze gegevens worden gebruikt voor werkverdeling en termijnbewaking.

8 Organisatie en middelen 

8.1 Inleiding

Voor het uitvoeren van strategieën en het bereiken van doelen, zijn personele capaciteit en financiële middelen nodig. Die capaciteit en middelen zijn geborgd in de begroting. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan.

8.2 Wat is het wettelijk kader?

Zoals eerder in dit plan is aangegeven, is het Besluit omgevingsrecht aangepast. Daarmee heeft het Rijk eisen gesteld aan de borging van personele capaciteit en financiële middelen. Met dit hoofdstuk voldoen we aan deze eisen. Het gaat om dit artikel:

Artikel 7.5. Borging van de middelen

Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat:

a. de voor het bereiken van de krachtens artikel 7.2, eerste lid, gestelde doelen en de voor het uitvoeren van de in dat artikellid bedoelde activiteiten benodigde en beschikbare financiële en personele middelen inzichtelijk worden gemaakt en in de begroting worden gewaarborgd;

b. de wijze van berekening van de benodigde financiële en personele middelen, inzichtelijk wordt gemaakt;

c. voor de uitvoering van het uitvoeringsprogramma, bedoeld in artikel 7.3, eerste lid, voldoende benodigde financiële en personele middelen beschikbaar zijn en dat deze middelen zonodig worden aangevuld of het uitvoeringsprogramma zo nodig wordt aangepast.

8.3 Personele capaciteit

Vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn ondergebracht onder de afdeling Ontwikkeling binnen het team VTH-Wabo.

Organisatiestructuur

Het team VTH-Wabo heeft een formatie van 12,72 fte (inclusief ondersteunende functies, zoals applicatiebeheer en administratie) en 1,2 fte flexibel.

Het team Gebouwen en Handhaving voor het onderdeel vergunning, toezicht en Handhaving Apv en Bijzondere Wetten heeft een formatie van 9,1 fte en 1,5 fte flexibel.

Hierbij dient wel de kanttekening te worden geplaatst dat binnen deze fte’s ook overige taken, zoals projecten, worden uitgevoerd.

8.4 Uitbesteden

Vele gemeentelijke taken worden uitgevoerd door voornoemde team. Echter, specifieke uitvoeringstaken worden door de zogenaamde verbonden partijen (gemeenschappelijke regelingen) uitgevoerd. Die taken worden dus “uitbesteed”. De reden hiervan kan zijn dat dat verplicht gebeurd, maar het kan ook een eigen keuze betreffen. Deze uitbesteding c.q. deelname aan een gemeenschappelijke regeling kost natuurlijk geld. De hieraan verbonden uitgaven zijn opgenomen in de begroting. In de volgende paragrafen beschrijven we aan welke partners taken zijn uitbesteed en hoeveel middelen we daarvoor in de begroting gereserveerd hebben.

8.4.1 Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

Heel veel van de gemeentelijke taken op het gebied van milieu zijn uitbesteed aan de OMWB. Het gaat dan om advisering over en uitvoering van taken zoals vergunningverlening, toezicht en handhaving. De inzet van de OMWB is geregeld in een Dienstverleningsovereenkomst en een werkprogramma.

In de begroting zijn de volgende bedragen opgenomen voor deze uitbesteding:

2018

2019

2020

2021

voor toezicht en (advisering) handhaving

312.420

312.420

312.420

312.420

voor (advisering) vergunningverlening

148.252

148.252

148.252

148.252

Overige advisering

50.150

50.150

50.150

50.150

510.822

510.822

510.822

510.822

 

8.4.2 Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst West-Brabant

De GGD is partner bij toezichtstaken die voortkomen uit de Wet kinderopvang en het gemeentelijke prostitutiebeleid. De inzet van de GGD is geregeld vanuit het Basistakenpakket GGD West-Brabant en aldus ook onderdeel van de gemeentelijke begroting. In de begroting is jaarlijks een bedrag van € 48.000 opgenomen.

8.4.3 Brandweer Midden- en West-Brabant

Vele gemeentelijke taken op het gebied van brandveiligheid zijn uitbesteed aan de Brandweer. Het gaat dan om advisering bij vergunningverlening en handhaving en het uitvoeren van controles. De inzet van de Brandweer is geregeld in het Basistakenpakket. Afspraken worden vastgelegd in het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.

De inzet van de Brandweer is verdisconteerd in de (totale) bijdrage van de gemeente aan de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (VRMWB).

In de begroting zijn de volgende bedragen opgenomen als bijdrage aan de VRMWB:

 

2018

2019

2020

2021

2.199.544

2.182.019

2.218.019

2.218.019

8.5 VTH-plan als input voor de begroting

Op dit moment is het zo in de (meerjaren)begroting geregeld dat jaarlijks een inschatting wordt gemaakt van de capaciteit en middelen die nodig zijn voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze inschatting is niet (altijd) gebaseerd op de werkelijke kosten. In 2018 wordt, met de afdeling Concernondersteuning, team Financiën, onderzocht hoe de begroting op de onderdelen vergunningverlening, toezicht en handhaving kan worden verbeterd c.q. geoptimaliseerd. De bedoeling is dit plan als input te gebruiken voor de (meerjaren)begroting 2019 e.v. Hierdoor wordt de begroting realistischer en zuiverder.

9 Bijlagen

Bijlage 1: Afkortingen/begrippenlijst

Bijlage 2: Prioriteitenoverzicht

Bijlage 3: Basiswerkwijze

Bijlage 4: Vormen van toezicht

Bijlage 1 Afkortingen/begrippenlijst

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur

AOV Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid

Apv Algemene plaatselijke verordening

BARIM Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer

Bibob Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Boa Buitengewoon opsporingsambtenaar

Bor Besluit omgevingsrecht

BRZO Besluit Risico Zware Ongevallen

BRZO+ bedrijven Bedrijven die risicovolle activiteiten hebben maar net niet onder de criteria van het BRZO vallen

BW Bijzondere Wetten

BZV Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

De6 Samenwerking tussen gemeente Moerdijk, Rucphen, Halderberge, Roosendaal, Etten-Leur en Zundert

EED Europese Energie-Efficiency Richtlijn

GGD Gewestelijke Gezondheidsdienst West-Brabant

LHS Landelijke Handhavingsstrategie

OMWB Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant

RGT Risico Gestuurd Toezicht

SSiB Samen Sterk In het Buitengebied

VRMWB Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

VTH Vergunningen, Toezicht en Handhaving

Wabo Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wko Wet kinderopvang

Bijlage 2 Prioriteitenoverzicht

Prioriteitenoverzicht

Bijlage 3 Basiswerkwijze

Het hoofdproces voor het besluiten op een vergunningaanvraag volgt de wettelijke reguliere of uitgebreide procedure zoals vastgelegd in de Awb en de Wabo. Een samenvatting van het Wabo-werkproces is als volgt:

  • 1.

    Inboeken, registreren (digitaal);

  • 2.

    Sturen ontvangstbevestiging;

  • 3.

    Medewerker omgevingsvergunning bepaalt:

  • a.

    Bevoegd gezag;

  • b.

    Uitgebreide of reguliere procedure;

  • c.

    Publiceren aanvragen en (concept)beschikkingen (veelal via frontoffice);

  • d.

    Overzicht bewaken over lopende procedures en de voorgang.

  • 4.

    De medewerker is verantwoordelijk voor het afhandelen van de aanvraag:

  • a.

    Toets volledigheid en ontvankelijkheid;

  • b.

    (Vak)inhoudelijke toets aan relevante beoordelingskaders;

  • c.

    Uitzetten bij interne- en externe adviseurs;

  • d.

    Bewaken van de termijn, om van rechtswege verleende vergunningen te voorkomen;

  • e.

    Aanspreekpunt voor de aanvrager en informeren aanvrager;

  • f.

    Opstellen (concept)beschikking;

  • g.

    Registratie.

  • 5.

    Archiveren beschikkingen (digitaal).

  • 6.

    Mogelijk bezwaar, beroep en hoger beroep, eventueel gecombineerd met een voorlopige voorziening.

 

De basiswerkwijze voor het verlenen van een omgevingsvergunning is vastgelegd in de registratiesystemen, waarbij de processtappen worden doorlopen en wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. Het gaat hier om de processtappen op hoofdlijnen. De gemeente specifieke werkwijzen en keuzes zijn vastgelegd in werkafspraken en -processen.

Correspondentie, beschikkingen, adviezen en vergunningvoorschriften zijn gestandaardiseerd voor de toestemmingen die onder de Wabo vallen. Er wordt een volledige ontvankelijkheidstoets verricht bij alle aanvragen om vergunning.

 

Als richtlijn geldt dat binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk om aanvullende gegevens wordt verzocht. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of niet volledig worden aangeleverd wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Dit wil zeggen dat de aanvrager een besluit krijgt waartegen bezwaar kan worden ingediend.

 Indien met de verlening van een vergunning het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten gepleegd zullen worden of dat uit strafbare feiten verkregen geld benut zal worden, wordt in het voortraject of na ontvangst van de aanvraag een Bibob toets uitgevoerd. Daarbij wordt aangesloten bij het regionaal Bibob beleid. Hiervoor ontvangt de aanvrager een op maat gemaakt Bibob-vragenformulier. Toetsing vindt plaats aan het Bibob-beleid. De aanvrager wordt in kennis gesteld van de resultaten. Indien hiertoe aanleiding is, kunnen we advies inwinnen bij het Landelijk Bureau Bibob te Den Haag (onderdeel van het ministerie van Veiligheid en Justitie).

Bijlage 4 Vormen van toezicht

Toezicht op naleving kwaliteitseisen VTH taken

We onderscheiden de volgende soorten toezicht:

  • 1.

    Oplevering van vergunningen en meldingen: toezichtsbezoek na verlenen vergunning/ontheffing of accepteren melding (activiteiten bouw, milieu, brandveiligheid en APV).

 

  • 1.

    Programmatisch toezicht : periodiek toezichtsbezoek na verlenen vergunning/ontheffing of accepteren melding (activiteiten milieu, bouw, brandveiligheid en APV) of toezichtsbezoek met als doel het controleren op algemene voorschriften van een AmvB waarvoor geen meldingsplicht geldt. Onder programmatisch toezicht vallen o.a. regulier, systeem en operationeel toezicht.

  •  

    • 1.

      Regulier toezicht: Integraal toezicht op voorzieningenniveau.

In de loop der jaren is het integraal toezicht een steeds grotere plaats in gaan nemen binnen het toezicht. Integraal wil zeggen dat tijdens het bezoek aandacht wordt besteed aan alle relevante wetgeving.

Vanuit de integrale benadering is het beter en eenvoudiger om het VTH-beleid te richten op doelgroepen. Programmatische toezichtsbezoeken worden zoveel als mogelijk integraal uitgevoerd. Dit zal daar waar mogelijk door één toezichthouder worden uitgevoerd. In complexere gevallen zal een team van toezichthouders/specialisten worden samengesteld. Vanwege de complexiteit kan besloten worden af te zien van integraal toezicht en andere vormen van toezicht toe te passen, zoals systeemtoezicht, operationeel toezicht etc. Wanneer een inspectieteam wordt ingesteld is het streven om het aantal toezichthouders in een team tot een minimum te beperken. Op termijn moet een behoorlijke efficiëntiewinst te bereiken zijn doordat bij een aantal taken één toezichthouder op meerdere aspecten kan controleren.

 

  • 1.

    Systeemtoezicht: is een vorm van toezicht gericht op de processen en beheersingsmaatregelen binnen een bedrijf.

 

  • 1.

    Onaangekondigde toezichtbezoeken (Toezicht operationeel niveau): Dit is een vorm van toezicht om vast te stellen of tijdens werksituaties de voorschriften worden nageleefd.

 

  • 1.

    Controle: bezoek t.b.v. het constateren van overtredingen. Dit bezoek is niet naar aanleiding van een vergunning/ontheffing of melding. Tijdens het bezoek worden eventueel verleende vergunningen of van toepassing zijnde meldingen wel gecontroleerd (illegaal bouwen, dumpen afval, strijdig gebruik etc. bij milieu, bouw, brandveiligheid en APV).

 

  • 1.

    Deeltoezicht: idem als regulier/operationeel toezicht, alleen wordt maar een bepaald deel gecontroleerd, bijv. brandveiligheid tijdens carnaval en kerst.

 

  • 1.

    Toezicht activiteit bouwen: bezoeken tijdens bouwperiode volgens de checklisten van de gemeente Etten-Leur. Deze bezoeken worden voorafgaand aan een oplevering van de omgevingsvergunning uitgevoerd.

  •  

    • 1.

      Administratief toezicht: toezicht op het naleven van voorschriften zonder fysiek controle ter plaatse, bijvoorbeeld door het indienen van verplichte keuringen, jaarverslagen certificaten etc.

 

  • 1.

    Klachtenbezoek: Locatiebezoek n.a.v. klachten/meldingen van derden.

 

  • 1.

    Bezoek n.a.v. verzoek handhaving: Locatiebezoek n.a.v. een verzoek van derden om handhavend op te treden.

 

  • 1.

    Hercontroles: alle bezoeken n.a.v. eerdere toezichtsbezoeken/controles waarbij opmerkingen zijn gemaakt met betrekking tot het naleven van voorschriften om vast te stellen of de overtredingen zijn opgeheven.

 

  • 1.

    Controle n.a.v. vooraankondiging: alle bezoeken n.a.v. een vooraankondiging bestuursdwang of dwangsom om vast te stellen of de overtredingen zijn opgeheven.

 

  • 1.

    Dwangsomcontroles: alle bezoeken n.a.v. opgelegde dwangsom om vast te stellen of de overtredingen zijn opgeheven.

 

  • 1.

    Bestuursdwangcontroles: alle bezoeken die nodig zijn om uitvoering te geven aan een bestuursdwangbeschikking.

 

  • 1.

    Zelfcontrole: Bij dit soort toezicht wordt van het bedrijf gevraagd om inspectielijsten in te vullen. Deze inspectielijsten moeten periodiek worden ingeleverd bij het bevoegde gezag. Afhankelijk van de resultaten wordt wel of geen extra toezicht uitgevoerd.

 

  • 1.

    Toezicht op bedrijfsbeëindiging: toezichtsbezoek na het ambtshalve intrekken van de vergunning of wanneer een bedrijf zijn activiteiten op die locatie staakt om vast te stellen of aan alle voorschriften wordt voldaan die samenhangen met een bedrijfsbeëindiging.

 

Toezicht op naleving kwaliteitseisen Wet kinderopvang

Er zijn verschillende typen onderzoeken

  • 1.

    onderzoek na aanvraag registeropname (bedrijf nog niet in exploitatie).

  • 2.

    onderzoek na aanvangsdatum exploitatie (binnen drie maanden na aanvang).

  • 3.

    regulier inspectiebezoek: jaarlijkse standaardinspectie.

  • 4.

    naderonderzoek: herinspectie naar aanleiding van eerdere inspectie.

  • 5.

    incidenteel onderzoek: inspectie naar aanleiding van een signaal/klacht

  • 6.

    onderzoek bij niet-gemelde kinderopvang (illegale kinderopvang)

  • 7.

    bevindingenonderzoek in het kader van handhaving.

 

Van elk bezoek wordt door de GGD een inspectierapport gemaakt, dat openbaar gemaakt wordt zoals in de Wko is beschreven. Er kunnen redenen zijn om een inspectierapport niet openbaar te maken. Uitzonderingen kunnen alleen gemaakt worden op basis van de Wet openbaarheid van bestuur. Rapporten van een bevindingenonderzoek worden door de GGD niet openbaar gemaakt, omdat zij onderdeel uitmaken van een handhavingstraject.

Het regulier toezicht Wko wordt uitgevoerd volgens het principe van risico gestuurd toezicht, dat bestaat uit 4 type toezicht dat afhankelijk van het naleefgedrag van eerdere inspecties de vorm van de volgende inspecties bepaald (mini-inspectie, verkort toezicht, regulier toezicht en volledig (uitgebreid) toezicht).