Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening stedelijke vernieuwing Flevoland 2004

Geldend van 08-11-2004 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening stedelijke vernieuwing Flevoland 2004

Verordening stedelijke vernieuwing Flevoland 2004

HOOFDSTUK 1.ALGEMENE BEPALINGEN.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • • A.

    Stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en de veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins strekken tot structurele verhoging van de kwaliteit van het stedelijk gebied;

  • • B.

    De wet: de Wet stedelijke vernieuwing;

  • • C.

    Investeringsbudget: subsidie aan gemeenten als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet, ter tegemoetkoming in de kosten van uitvoering van een stedelijke vernieuwingsactiviteit als bedoeld in artikel 7, vierde lid van de wet (projectgemeenten);

  • • D.

    Investeringstijdvak: tijdvak waarvoor investeringsbudget wordt verleend;

  • • E.

    Landelijk beleidskader: het beleidskader zoals dat door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing wordt bekendgemaakt voor een met name genoemd investeringstijdvak.

HOOFDSTUK 2. DE MIDDELEN VOOR STEDELIJKE VERNIEUWING

Artikel 2. Provinciaal investeringsbudget

  • 1 Er is een provinciaal investeringsbudget stedelijke vernieuwing dat wordt gevoed met de

  • 2 Met inachtneming van de bij of krachtens de wet gestelde regels verlenen gedeputeerde staten aan gemeenten als bedoeld in artikel 5, derde lid van de wet investeringsbudget ten behoeve van de uitvoering van een stedelijke vernieuwingsactiviteit.

  • 3 Het verlenen van investeringsbudget geschiedt onder de voorwaarde dat door het Rijk de middelen beschikbaar zijn gesteld.

HOOFDSTUK 3. CRITERIA VOOR DE VERDELING VAN HET INVESTERINGSBUDGET

Artikel 3. Provinciaal beleidskader

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen een beleidskader op, waarin zij de landelijke doelstellingen van de stedelijke vernieuwing uitwerken en een nadere concretisering geven van de in het tweede lid genoemde criteria.

  • 2 Bij het beoordelen van de door de gemeenten ingediende aanvragen om toekenning van een investeringsbudget nemen Gedeputeerde Staten in ieder geval de volgende criteria in acht:

    • o a.

      de mate waarin de activiteit waarvoor investeringsbudget wordt gevraagd past in de landelijke doelstellingen, het door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidskader en de daarin aangegeven accenten;

    • o b.

      de verwachting dat de activiteit waarvoor investeringsbudget wordt gevraagd

    • daadwerkelijk wordt uitgevoerd en afgerond voor het einde van investeringstijdvak;

    • o c.

      tussen betrokkenen (gemeente en minstens een maatschappelijke partij) is een schriftelijke verklaring voor de uitvoering van de activiteit ondertekend, waarbij is aangegeven wanneer;

      • o

        de activiteit naar verwachting gerealiseerd zal zijn;

    • o d.

      gerede verwachting dat de benodigde vergunningen voor realisering van de activiteit

    • worden verleend;

    • o e.

      het aandeel van de gemeente, andere subsidienten en private partijen in de realisatie van

    • de activiteit;

    • o f.

      het maatschappelijk rendement en de relatie met andere sectoren van beleid; de relatie met het provinciaal omgevingsbeleid;

    • o g.

      de relatie met andere (provinciale) subsidieregelingen;

    • o h.

      doelmatige inzet van de beschikbare middelen.

Artikel 4. Hoogte van het toe te kennen investeringsbudget.

  • 1 De hoogte van het te verlenen investeringsbudget bedraagt een maximaal percentage van de totale investeringskosten van de stedelijke vernieuwingsactiviteit, met een minimum bedrag. Het percentage en het minimum bedrag worden door Gedeputeerde Staten in de door hen vast te stellen beleidskader aangegeven

  • 2 De hoogte van het te verlenen investeringsbudget is afhankelijk van de volgende financiële aspecten:

    • o a.

      de naar redelijkheid aan de activiteit toe te rekenen kosten.

    • o b.

      de onrendabele kosten.

    • o c.

      de bijdrage die derden leveren in de kosten (multiplier).

HOOFDSTUK 4. DE PROCEDURE.

Artikel 5. De aanvraag om verlening van investeringsbudget.

  • 1 Het college van burgemeester en wethouders dient uiterlijk 1 juli van het eerste jaar van het investeringstijdvak bij Gedeputeerde Staten een schriftelijke aanvraag in voor investeringsbudget ten behoeve van een stedelijke vernieuwingsactiviteit. De aanvraag gaat vergezeld van een onder-bouwing van de voorgenomen stedelijke activiteit, een compacte gemeentelijke visie op stedelijke vernieuwing voor de planperiode, een sterkte-zwakte analyse van de bestaande situatie in de gemeente en bevat in ieder geval een financiële paragraaf en een vermelding van de wijze waarop belanghebbenden bij de voorbereiding en de uitvoering worden betrokken.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen voor het indienen van de in het eerste lid genoemde aanvraag een formulier vast.

Artikel 6. Het besluit tot verlenen van investeringsbudget

Gedeputeerde Staten maken hun beslissing op ingediende aanvragen bekend binnen de in artikel 11, derde lid van de wet genoemde termijnen.

Artikel 7. Weigeringsgronden

Het verlenen van investeringsbudget blijft achterwege in de in artikel 8 van de wet genoemde gevallen.

Artikel 8. Vaststelling van het investeringsbudget

  • 1 De vaststelling van het investeringsbudget vindt plaats overeenkomstig hetgeen daarover in artikel 13, 14, 15 en 16 van de Wet is bepaald.

  • 2 Gedeputeerde Staten verlangen jaarlijks van de gemeenten een tussentijdse rapportage, om de voortgang van de activiteiten te bewaken.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen, indien een project niet kan worden uitgevoerd conform gemaakte afspraken, zonodig nadere maatregelen nemen, waaronder het subsidiebedrag verminderen of op nihil zetten.

Artikel 9. Betaalbaarstelling van het investeringsbudget

  • 1 De betaling vindt plaats binnen zes weken na de vaststelling en onder verrekening van aan de gemeente verstrekte voorschotten.

  • 2 Bevoorschotting kan plaatsvinden indien sprake is van stedelijke vernieuwingsactiviteiten die een looptijd hebben van meer dan een jaar. Het verleende budget wordt daartoe in jaarlijkse bedragen opgedeeld, welke verdeling afhankelijk kan zijn van de behoefte gedurende de uitvoering van de stedelijke vernieuwingsactiviteiten en van het betalingsritme zoals dat door het Rijk wordt gehanteerd.

HOOFDSTUK 5. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 10. Overgangsrecht

De afwikkeling van verleende investeringsbudgetten op grond van de op 8 juni 2000 vastgestelde Verordening stedelijke vernieuwing vindt plaats overeenkomstig de daarin gestelde regels.

Artikel 11. Hardheidsclausule

Voorzover bij wettelijk voorschrift niet uitgesloten kunnen gedeputeerde staten afwijken van het gestelde in deze verordening wanneer toepassing ervan naar het oordeel van gedeputeerde staten zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening stedelijke vernieuwing Flevoland 2004.

Artikel 13 Evaluatie

Deze verordening wordt na vijf jaar geëvalueerd.

Artikel 14. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de dag die in de bekendmaking betreffende de inwerkingtreding bekend wordt gemaakt.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van 8 juli 2004.