Regeling vervallen per 06-03-2014

Regeling Technologische Milieu Innovatie 2008

Geldend van 05-03-2015 t/m 05-03-2014

Intitulé

Regeling Technologische Milieu Innovatie 2008

Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland

overwegende dat

het Operationeel Programma Landsdeel West, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013, Kansen voor West, bij beschikking van 13 augustus 2007, nummer C(2007) 3949 is goedgekeurd door de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

het Uitvoeringsdocument provincie Flevoland, Kansen voor Flevoland, vastgesteld op 6 september 2007, kenmerk 524250, een aanvulling vormt op het Operationeel Programma Landsdeel West, waarin de in dit operationeel Programma opgenomen doelstellingen verder worden uitgewerkt;

in dit uitvoeringsdocument bij prioriteit 1 'Kennis, innovatie en ondernemerschap' opgenomen doelstelling 1.3 'Stimuleren van technologische milieu-innovaties' tot oogmerk heeft het versterken van de concurrentiepositie van het MKB op het gebied van duurzame technologie, door het initiëren van projecten die zich richten op milieu-innovatie en milieutechnologie binnen het MKB;

het gewenst is ten behoeve van de beoordeling van in het kader van deze doelstelling 1.3 door het bedrijfsleven ingediende aanvragen om een subsidie specifiek voor projecten op het gebied van technologische innovatie en milieu-innovatie, een regeling vast te stellen - die valt binnen de Vrijstellingsverordening nr. 70/2001 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen - waarin onder meer criteria zijn opgenomen waaraan de ingediende aanvragen worden getoetst;

gelet op artikel 105, eerste lid juncto artikel 143 en artikel 145 van de Provinciewet,

BESLUITEN:

Vast te stellen de navolgende:

REGELING TECHNOLOGISCHE INNOVATIE - EN MILIEUINNOVATIE 2008-2013 (TMI-REGELING 2008-2013)

HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Technologische innovatie en milieu-innovatie:Speur- en ontwikkelingsactiviteiten die tot doel hebben milieu-innovatie te leiden tot voor Flevoland technisch nieuwe producten, technisch nieuwe werkwijzen, nieuwe systemen, nieuwe diensten, dan wel wezenlijke onderdelen daarvan, gericht op energiebesparing, milieuverbetering en duurzaamheids- bevordering, dan wel een neutraal milieu effect hebben.

  • b.

    Project : Het samenhangend geheel van activiteiten waarvoor een subsidie wordt gevraagd.

  • c.

    Ontvanger subsidie/aanvrager: De aanvrager is een ondernemer die voldoet aan de EU-definitie voor kleine en middelgrote ondernemingen (MKB) en is

    • 1.

      een in de provincie Flevoland gevestigde natuurlijke persoon voor wiens rekening de onderneming wordt gedreven in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 1990, 103) of

    • 2.

      een in de provincie Flevoland gevestigde belastingplichtige in de zin van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Stb. 469). Daaronder niet begrepen natuurlijke personen als onder 1.

  • d.

    Groep: Een economische eenheid waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • 1.

      een natuurlijke persoon of niet-publiekrechtelijke rechtspersoon die direct of indirect:

      • -

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan;

      • -

        volledig aansprakelijk vennoot is van, of;

      • -

        overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen en

    • 2.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen. Indien een ondernemer behoort tot een groep, worden de werknemers van de bij die groep behorende natuurlijke of rechtspersonen mede in aanmerking genomen. Deeltijdwerkers worden naar evenredigheid van de met hun overeengekomen arbeidsduur in aanmerking genomen.

  • e.

    OP West: Operationeel Programma Landsdeel West, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2007-2013.

  • f.

    Uitvoeringsdocument: Aanvulling op het Operationeel Programma Landsdeel West. In dit uitvoeringsdocument zijn de in dit Operationeel Programma opgenomen maatregelen verder uitgewerkt.

  • g.

    EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.

  • h.

    Betaling : Betaling door middel van een overschrijving via bank of giro, kasbetalingen en verrekeningen binnen bijvoorbeeld een rekening-courant.

  • i.

    MKB-onderneming: Een zelfstandige onderneming waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet maximaal 50 miljoen euro, of het jaarlijkse balanstotaal maximaal 43 miljoen euro is.

    Als 'zelfstandig' wordt beschouwd de onderneming die niet voor 25% of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één onderneming, of van verscheidene ondernemingen gezamenlijk, die niet aan de definitie van de MKB of van de kleine onderneming beantwoorden, met uitzondering van publieke investeringsmaatschappijen, participatiemaatschappijen of, mits geen controle wordt uitgeoefend, institutionele beleggers.

    Als bedoeld in de Aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, C(2003) 1422, 2003/361/EG //ec.europa.eu/enterprise/enterprise_policy/sme_definition/

  • j.

    Kleine onderneming: Een kleine onderneming is een MKB-onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal maximaal 10 miljoen euro is.

  • k.

    Aanvang van de activiteiten: hetzij de aanvang van de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste, juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies worden niet als aanvang van de werkzaamheden beschouwd. Bij overnames is de aanvang van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen vestiging verband houden.

     

Artikel 2. Beschikbare budget

  • 1 Gedeputeerde Staten maken na goedkeuring van de onderhavige regeling het beschikbare budget bekend in het Provinciaal Blad.

  • 2 Wanneer na uitputting van het in het eerste lid bedoelde beschikbare budget weer middelen beschikbaar komen maken Gedeputeerde Staten dat zo spoedig mogelijk in het Provinciaal Blad bekend.

Artikel 3. Delegatiebepaling

  • 1 Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in het kader van deze regeling benodigde besluiten te nemen.

  • 2 Het College van Gedeputeerde Staten is bevoegd de in het kader van deze regeling benodigde overeenkomsten aan te gaan.

  • 3 De TMI-regeling 2008-2013 vormt een uitzondering op de Bijdrageverordening Operationeel Programma Landsdeel West Flevoland.

Artikel 4. Activiteiten waarvoor een subsidie kan worden verstrekt

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen aan een aanvrager die overeenkomstig deze regeling een aanvraag heeft ingediend een subsidie verstrekken, indien de aanvrager voor eigen rekening en risico een project wil uitvoeren, waaraan voor hem technische en daaruit voortvloeiende financiële risico's verbonden zijn en zonder welke subsidie het project niet of met aanmerkelijke vertraging zou worden uitgevoerd. Het project dient gericht te zijn op de uitvoering van doelstelling 1.3 'Stimuleren van technologische milieu-innovaties'  van het uitvoeringsdocument, en tenminste te voldoen aan de in het tweede lid genoemde criteria.

  • 2 Een project komt voor subsidie in aanmerking indien:

    • a.

      het technologisch innovatief en/of milieu-innovatief is;

    • b.

      het niet leidt tot een vergroting van de milieudruk (veiligheid, bodem, lucht, water, energie en grondstoffengebruik of een combinatie van deze zaken). Significante vermindering van de milieudruk wordt een bijzonder gewicht toegekend en kan leiden tot een hogere subsidie;

    • c.

      het in economisch opzicht voor Flevoland van belang is, waarbij een verhoging van het aantal arbeidsplaatsen tot aanbeveling strekt;

    • d.

      het niet in aanmerking komt voor een andere subsidie van de provincie Flevoland;

    • e.

      het financieel haalbaar is;

    • f.

      de aanvrager van de subsidie zorgt voor voldoende medefinanciering van het project;

    • g.

      het in artikel 2 beschikbare budget toereikend is.

Artikel 5. Hoogte subsidie

  • 1 De per project toe te kennen subsidie (te weten inzet EFRO-middelen en provinciale cofinanciering) bedraagt maximaal 20% van de eligibele kosten.

  • 2 Wanneer het een project van een kleine onderneming betreft, bedraagt de per project toe te kennen maximale subsidie - in afwijking van het bepaalde in het eerste lid - 25% van de eligibele kosten.

  • 3 Indien het project leidt tot aantoonbare vermindering van de milieudruk, kan de subsidie worden verhoogd met vijf procentpunt.

  • 4 De minimale subsidie per project is 20.000 euro en de maximale subsidie per project is 200.000 euro.

  • 5 Per aanvrager of per groep kunnen maximaal twee projecten per jaar voor een subsidie in aanmerking komen.

  • 6 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan al door of vanwege het Rijk, een provincie of een gemeente een subsidie of een krediet is toegezegd of verleend, wordt slechts een zodanige subsidie verleend, dat de totale subsidie niet meer bedraagt dan binnen de AGVV is toegestaan.

  • 7 Cumulatie van Europese subsidies op dezelfde – elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende – in aanmerking komende kosten - is niet toegestaan indien een dergelijke cumulatie ertoe zou leiden dat daarmee de hoogste steunintensiteit of het hoogste bedrag dat krachtens de AGVV voor die steun geldt, wordt overschreden.

Artikel 6. Besluitvorming achter gesloten deuren/geheimhoudingsplicht

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen met gesloten deuren over ingediende aanvragen om een subsidie.

  • 2 Gedeputeerde Staten hebben op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur, over het achter de gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die met betrekking tot de aanvraag zijn overlegd, een geheimhoudingsplicht.

  • 3 De in het tweede lid genoemde geheimhoudingsplicht strekt zich uit tot allen die van het achter gesloten deuren behandelde of de stukken kennis dragen.

  • 4 De in de vorige leden genoemde geheimhoudingsplicht vervalt wanneer de aanvrager schriftelijk aan Gedeputeerde Staten te kennen heeft gegeven dat geheimhouding met betrekking tot de door hem ingediende aanvraag, de behandeling daarvan en de besluitvorming daarover kan worden opgeheven.

HOOFDSTUK II. Aanvraag om een subsidie

Artikel 7. Aanvraag om een subsidie

  • 1 Een aanvraag om een subsidie dient door de aanvrager uiterlijk op 31 december 2013 en schriftelijk te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van een aanvraagformulier dat voor deze regeling is vastgesteld. Het aanvraagformulier dient juist en volledig ingevuld te zijn en voorzien te zijn van een originele handtekening. Het aanvraagformulier moet worden ingediend voordat met het project wordt begonnen.

  • 2 De aanvraag dient vergezeld te gaan van:

    • 1.

      [Vervallen]

    • 2.

      Projectgegevens, bestaande uit:

      • a.

        een technische omschrijving van het project, duidelijk gemaakt met tekeningen of schetsen, zo mogelijk aangevuld met de eerste onderzoeksresultaten en een motivering van de nieuwheid voor de onderneming en Flevoland;

      • b.

        een milieutechnische omschrijving waaruit blijkt dat het project leidt tot vermindering van de milieudruk, of niet leidt tot een vergroting van de milieudruk;

      • c.

        risico's en knelpunten die zich tijdens het project kunnen voordoen;

      • d

        . een omschrijving van het traject met een tijdsplanning en een projectbegroting, gespecificeerd per projectfase en herkomst van de kosten;

      • e.

        een financieringsplan waaruit blijkt op welke wijze het eigen aandeel van de ondernemer in de ontwikkeling wordt gefinancierd en welke andere subsidies, kredieten of deelnemingen met betrekking tot het project zullen worden gevraagd of al zijn verkregen.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat de aanvrager naast de in lid 1 genoemde stukken andere, voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk geachte, bescheiden overlegt zoals:

    • a.

      een origineel, actueel en recent uittreksel uit het Handelsregister van de inschrijving van de onderneming van de ondernemer;

    • b.

      jaarrekening en accountantsrapporten met betrekking tot het laatste boekjaar of, indien nog niet beschikbaar, van het laatste daaraan voorafgaande boekjaar;

    • c.

      Indien de ondernemer deel uitmaakt van een groep geldt het voorgaande tevens ten aanzien van de groep.

Artikel 8. Integriteitonderzoek

  • 1 Naar aanleiding van de door de aanvrager bij de aanvraag overgelegde bescheiden kunnen Gedeputeerde Staten besluiten een integriteitonderzoek in te stellen.

  • 2 Indien de uitkomst van het in lid 1 bedoelde integriteitonderzoek daartoe aanleiding geeft, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de aanvraag om een subsidie te weigeren.

  • 3 Een besluit als bedoeld in het tweede lid wordt niet eerder genomen dan nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze hierover naar voren te brengen.

Artikel 9. Ontvangstbevestiging aanvraag om een subsidie

Gedeputeerde Staten bevestigen binnen vier weken na binnenkomst de ontvangst van de aanvraag om een subsidie.

Artikel 10. Niet in behandeling nemen van de aanvraag om een subsidie

  • 1 Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig bij of krachtens deze verordening gesteld voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 2 Alvorens over te gaan tot een besluit als genoemd in het eerste lid stellen Gedeputeerde Staten de aanvrager gedurende vier weken in de gelegenheid om alsnog te voldoen aan de voorschriften die bij of krachtens deze verordening zijn gesteld, of om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 11. Besluit op aanvraag

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om een subsidie binnen dertien weken na ontvangst van alle voor de beoordeling van de aanvraag benodigde stukken.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen het besluit als genoemd in het eerste lid onder opgave van redenen verdagen. Zij delen dit de aanvrager mede. Daarbij wordt de datum vermeld waarop uiterlijk op de aanvraag zal worden beslist.

HOOFDSTUK III. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12. Verlening van de subsidie

  • 1 Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoet aan de eisen van deze regeling en de hoogte van het gevraagde bedrag past binnen het in artikel 2 genoemde beschikbare budget, wordt een subsidie verleend.

  • 2 De beschikking tot verlening van de subsidie vermeldt tenminste:

    de doelstelling

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen in de beschikking tot verlening van de subsidie nadere verplichtingen opnemen als bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

Artikel 13. Eligibele kosten

  • 1 Als eligibele kosten worden uitsluitend aangemerkt kosten die door of op verzoek van de aanvrager daadwerkelijk zijn gemaakt en betaald, die ten laste van de aanvrager of haar groepsleden zijn gebleven en die voor de uitvoering van het project noodzakelijk zijn. Het kan dus zijn dat kosten ten behoeve van het project op naam van dochterondernemingen gemaakt worden. Als deze onderneming tot de groep behoort, komen deze kosten voor subsidie in aanmerking. Voor deze kosten gelden dezelfde voorwaarden, als waren de kosten op naam van de aanvrager zelf gesteld. In de kosten bestaat daarom geen ruimte voor opslagen of winst. De onderliggende stukken vormen een integraal onderdeel van het projectdossier.

  • 2 Tot de eligibele kosten worden niet gerekend de kosten die gemaakt zijn vóór de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 3 Als eligibele kosten worden uitsluitend aangemerkt de kosten die tijdens de looptijd van het project zijn gemaakt.

  • 4 Voor de volgende soorten kosten gelden de navolgende specifieke eisen om als eligibele kosten binnen het bepaalde in het eerste lid, aangemerkt te worden. Hierbij is de Regeling van de Minister van Economische Zaken houdende de Rijkscofinanciering voor EFRO-programma's 2007-2013 voor doelstelling 2, artikel 10, van toepassing.

    • a.

      het aantal door direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren, vermenigvuldigd met het in het vijfde lid bedoelde integrale uurtarief dat de subsidieontvanger hanteert voor dat personeel, dan wel de loonkosten en de algemene indirecte kosten bedoeld in het zesde lid;

    • b.

      kosten ten behoeve van promotie en publiciteit;

    • c.

      kosten van het gebruik voor het project van machines en apparatuur die in het bezit zijn van een deelnemer aan het kennisproject of van derden, gebaseerd op onafhankelijke waardebepaling;

    • d.

      kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

    • e.

      kosten voor financiële transacties, financieel juridische diensten, patenten en bankkosten, met uitzondering van debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten;

    • f.

      reis- en verblijfskosten voor binnenlandse en buitenlandse reizen, voorzover deze niet inbegrepen zijn in het integrale uurtarief;

    • g.

      andere aan derden verschuldigde kosten.

  • 5 De subsidieontvanger berekent het integrale uurtarief op basis van een bij de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methodiek, die is gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe personeelskosten en de indirecte kosten. Het integrale uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen winstopslag.

  • 5 algemene indirecte kosten (overhead) die gerelateerd zijn aan de loonkosten, of op basis van de werkelijke kosten van de uitgevoerde actie waarbij vooraf een goedgekeurde berekeningswijze bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd

  • 6 Indien de subsidieontvanger geen integraal uurtarief hanteert worden de volgende kosten in aanmerking genomen:

    • a.

      loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar uitgaande van een voltijds dienstverband;

    • b.

      algemene indirecte kosten (overhead) die gerelateerd zijn aan de loonkosten, of op basis van de werkelijke kosten van de uitgevoerde actie waarbij vooraf een goedgekeurde berekeningswijze bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd.

  • 7 De in het vierde, vijfde en zesde lid genoemde kosten zijn slechts toe te rekenen aan het project voor zover zij proportioneel en doelmatig zijn.

  • 8 Voor de beoordeling of de gemaakte kosten eligibel zijn worden de bij de aanvraag overgelegde gegevens en de dienaangaande genomen beslissingen als uitgangspunt genomen.

  • 9 Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of de Europese commissie subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan de totale waarde van projectkosten die voor deze subsidie in aanmerking komen.

Artikel 14. Weigeringgronden

  • 1 Gedeputeerde Staten verlenen geen subsidie aan ondernemingen die behoren tot:

    • a.

      De vervoersector;

    • b.

      Sectoren van de productie en de eerste verwerking van landbouwproducten in bijlage 1 van het EG-verdrag;

    • c.

      Sectoren van de productie, de verwerking en de afzet van visserij- of aquacultuurproducten in bijlage 1 van het EG-verdrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie weigeren indien.

    • a.

      De activiteiten in het kader van het project reeds zijn aangevangen voordat een subsidieaanvraag, als gesteld in artikel 7 lid 1, is ingediend.

    • b.

      De werkzaamheden in het kader van het project verband houden met export.

    • c.

      Onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het project.

    • d.

      Onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de aanvrager naast de subsidie tenminste de overige noodzakelijke financiële middelen van de projectkosten van het project kan financieren.

    • e.

      Onvoldoende vertrouwen bestaat dat de aanvrager de capaciteiten heeft en zal kunnen beschikken over voldoende financiële middelen om bij welslagen van het project de commercialisatie van de resultaten met succes ten uitvoer te brengen.

    • f.

      De kosten van het project niet in verhouding staan tot de daarvan te verwachten effecten.

    • g.

      Onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de uitvoering van het project te maken kosten.

    • h.

      Het in artikel 2 bedoelde budget is uitgeput, dan wel dreigt te worden overschreden.

    • i.

      De gevraagde subsidie lager is dan de minimum subsidie per project van 20.000 euro, als gesteld in artikel 5, lid 4.

Artikel 15. Verplichtingen van de aanvrager

  • 1 Bij iedere subsidieverlening legt GS de verplichting op, dat het project moet zijn uitgevoerd op uiterlijk 1 juli 2015.

  • 2 De aanvrager dient het project uit te voeren in overeenstemming met het projectplan waarop de verlening van de subsidie betrekking heeft.

  • 3 De aanvrager dient het project uit te voeren in Flevoland.

  • 4 De aanvrager dient bij het welslagen van het project de commercialisatie van de resultaten direct ter hand te nemen.

  • 5 De aanvrager dient Gedeputeerde Staten op de data als genoemd in de beschikking tot verlening van de subsidie drie keer per jaar te rapporteren over de voortgang van het project. De aanvrager dient tussentijds schriftelijk mededeling te doen aan Gedeputeerde Staten ingeval bijzondere omstandigheden optreden die de voortgang van het project wijzigen, of anderszins het voortbestaan van het recht op subsidie beïnvloeden, onder overlegging van de daarop betrekking hebbende gegevens.

  • 6 De aanvrager zal de uit het project voortvloeiende rechten op intellectuele eigendom op zijn naam stellen en dergelijke rechten niet vervreemden of aan derden ter beschikking stellen.

  • 7 De aanvrager zal de onderneming waarin het project wordt uitgevoerd en de activa, welke mede met de subsidie zijn gefinancierd, niet geheel of gedeeltelijk vervreemden.

  • 8 De aanvrager zal, indien hij een rechtspersoon is, niet overgaan tot ontbinding van de rechtspersoon, of indien hij deelneemt in een vennootschap onder firma of een maatschap, niet meewerken aan de ontbinding daarvan of het uittreden van een of meer deelnemers.

  • 9 De aanvrager dient een administratie te voeren waaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te lezen welke projectkosten er zijn gemaakt en betaald, welke inkomsten er zijn geweest uit het verkopen van activa, waarvan de aanschafkosten deel uitmaakten van de projectkosten en welke opbrengst is gerealiseerd met de uit het project voortvloeiende of ervan afgeleide productie of dienstverlening.

  • 10 De aanvrager draagt er zorg voor dat alle administratieve bescheiden die betrekking hebben op het project waarvoor subsidie is verleend bewaard worden tot en met 31 december 2020.

Artikel 16. Betalingen; voorschotten

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen aan de aanvrager voorschotten verlenen, voor zover dit bij de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde voorschotverlening vindt als volgt plaats:

    • a.

      Een eerste voorschot van ten hoogste 5% van de verleende subsidie na afgifte van de beschikking tot verlening van de subsidie voor een project en nadat de activiteiten daadwerkelijk zijn begonnen;

    • b.

      Een verder voorschot tot ten hoogste 90% van de verleende subsidie indien en voor zover blijkens de voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 15 verdere bevoorschotting noodzakelijk is en overigens naar het oordeel van Gedeputeerde Staten de realisatie niet onevenredig achterblijft bij de begroting.

  • 3 Voorschotten worden niet verleend indien er, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, twijfel is aan een correcte uitvoering van het project.

  • 4 Bij de voorschotverlening leggen Gedeputeerde Staten de verplichting op, dat de als voorschot uitbetaalde bedragen onmiddellijk door de aanvrager moeten worden terugbetaald indien:

    • a.

      de subsidie lager wordt vastgesteld dan het totaal aan uitbetaalde voorschotten, of;

    • b.

      de subsidie lager wordt vastgesteld dan 20.000 euro, of;

    • c.

      na betaling van het voorschot de beschikking inzake verlening van de subsidie wordt ingetrokken, of ten nadele van de aanvrager wordt gewijzigd.

HOOFDSTUK IV. DEFINITIEVE VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 17. Aanvraag definitieve vaststelling

  • 1 Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet door de aanvrager zo spoedig mogelijk na afloop van het project en uiterlijk binnen 12 weken na de realisatiedatum van het project bij Gedeputeerde Staten worden ingediend.

  • 2 Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie is door Gedeputeerde Staten een formulier vastgesteld. Het formulier dient in ieder geval vergezeld te gaan van:

    • a.

      een eindverslag met betrekking tot het project;

    • b.

      een eindafrekening van het project, vergezeld van een accountantsverklaring.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat de aanvrager naast de in het tweede lid bedoelde gegevens andere gegevens overlegt, die nodig zijn voor een juiste vaststelling van de subsidie.

Artikel 18. Termijn definitieve vaststelling

  • 1 Gedeputeerde Staten beschikken binnen 3 maanden na ontvangst van het formulier en alle benodigde bescheiden, op een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen het besluit als genoemd in het eerste lid onder opgave van redenen verdagen.

Artikel 19. Beschikking tot vaststelling van de subsidie

  • 1 Indien de aanvraag tot vaststelling van de subsidie voldoet aan de eisen van deze regeling, geven Gedeputeerde Staten een beschikking tot vaststelling van de subsidie af. Daarbij wordt het bedrag, dat in de beschikking tot verlening van de subsidie is opgenomen, als maximum gehanteerd.

  • 2 De beschikking tot vaststelling van de subsidie vermeldt de volgende gegevens:

    • a.

      de projecttitel;

    • b.

      het projectnummer;

    • c.

      het vastgestelde subsidiebedrag;

    • d.

      de totale projectkosten welke hebben gediend voor de bepaling van de hoogte van de vaststelling van de subsidie;

    • e.

      het, na verrekening van betaalde voorschotten, door Gedeputeerde Staten te betalen of terug te vorderen bedrag.

Artikel 20. Betaling

De subsidie wordt overeenkomstig de beschikking tot vaststelling van de subsidie betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

HOOFSTUK V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in op * 2008. De regeling wordt na besluitvorming door Provinciale Staten bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als TMI-regeling 2008-2013.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten d.d. 10 januari 2008. , griffier , voorzitter

ALGEMEEN

Met de TMI-regeling 2008-2013 wordt beoogd een rechtmatige besteding te waarborgen van de middelen die door de Europese Commissie aan Landsdeel West ten laste van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) beschikbaar worden gesteld in de provincie Flevoland voor de periode 2007 tot 2014.

De regelgeving inzake het EFRO is getrapt van aard. Op Europees niveau is het EFRO verankerd in het EG-verdrag alsmede in de Verordening (EG) nr. 1260/99 welke de basisregels geeft voor de werking van de twee grote structuurfondsen, het EFRO en het ESF. Deze verordening richt zich tot de lidstaten en geven de voorwaarden waaronder de lidstaten uitgaven kunnen doen ten laste van het EFRO. Deze verordening heeft derhalve geen directe werking voor aanvragers. Vanzelfsprekend dient de lidstaat zorg te dragen voor de doorregeling van de verplichtingen welke krachtens Europese regelgeving opgelegd zijn.

De Europese regelgeving wordt via het zogeheten Operationeel Programma Landsdeel West (OP West) concreet doorvertaald naar de activiteiten die in de provincie Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland en in de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag met EFRO steun plaatsvinden. Dit OP West is opgesteld door de Colleges van Gedeputeerde Staten van de vier provincies en de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de vier grote steden. Door de beschikking van de Europese Commissie tot goedkeuring van dit OP West krijgt het een dwingend karakter voor de verdere invulling van de uitvoering.

In de voorliggende TMI-regeling 2008-2013 voor de provincie Flevoland zijn concreet de voorwaarden voor subsidieverstrekking aan derden bepaald. Bij de uitleg van de bepalingen in deze TMI-regeling 2008-2013 is het evident dat deze uitleg altijd dient te worden gedaan tegen de achtergronden van de relevante Europese regelgeving.

Subsidietoekenning zal tot 1 juli 2008 plaatsvinden binnen Vrijstellingsverordening nr. 70/2001 van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen. Hierin zijn onder meer criteria opgenomen waaraan de ingediende aanvragen worden getoetst. Naar verwachting wordt vanaf 1 juli 2008 Vrijstellingsverordening nr. 70/2001 opgevolgd door de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Alle formele documenten dienen op schrift te worden uitgewisseld. Een elektronische aangifte, rapportage of declaratie heeft geen formele status.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht op het terrein van aanvragen, beschikkingen, subsidies en procedures onverminderd van toepassing zijn op zaken die in de TMI-regeling 2008-2013 zelf niet uitputtend zijn opgenomen.

Zowel het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) als het ministerie van Economische Zaken (EZ) voeren regelingen uit die hetzelfde onderwerp beslaan: technologische innovatie en milieu-innovatie. Echter, deze regelingen hanteren het criterium 'nieuw voor Nederland', terwijl de TMI-regeling 2008-2013 als criterium 'nieuw voor Flevoland' hanteert. De provincie zal in overleg met SenterNovem beoordelen of het project in aanmerking kan komen voor een EU-, rijks- of kaderregeling en zal de aanvrager daar op wijzen.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen omschreven.

Artikel 2. Beschikbare budget

In dit artikel wordt geregeld dat Gedeputeerde Staten het voor de regeling beschikbare budget bekend maken. In artikel 12, eerste lid van de TMI-regeling 2008-2013 is bepaald dat een ingediende aanvraag om subsidie niet gehonoreerd kan worden wanneer het beschikbare budget niet toereikend is.

Artikel 3. Delegatiebepaling

In dit artikel is aangegeven dat Gedeputeerde Staten de in het kader van deze regeling benodigde besluiten en uitvoeringsbeslissingen nemen en de benodigde overeenkomsten aan gaan. Tevens is aangegeven dat de TMI-regeling 2008-2013 een uitzondering vormt op de Subsidieverordening Operationeel Programma Landsdeel West Flevoland 2007-2013. Op de TMI-regeling 2008-2013 is de Wet Openbaarheid van Bestuur van toepassing.

Artikel 4. Activiteiten waarvoor een subsidie kan worden verstrekt

In dit artikel is omschreven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verstrekt. Ook is in dit artikel omschreven aan welke criteria een project tenminste dient te voldoen om voor een subsidie in aanmerking te komen. Onder innovatie wordt verstaan een proces waarbij kennis en technologie, niet zonder enig risico, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen, ten opzichte van hetgeen al op de gemeenschappelijke markt, binnen de betreffende branche, beschikbaar is. Onder milieu-innovatie kan worden verstaan: vermindering van gebruikte materialen, of vermindering van energieverbruik, of vermindering van emissies van toxische stoffen, of vermindering van toepassing van niet hernieuwbare grond- en hulpstoffen, of vermindering van transport, of het optimaliseren van de levensduur, of het vergroten van hergebruik.

Een ontwikkelingsproject heeft betrekking op de fase van preconcurrentiële ontwikkeling, zoals gedefinieerd in de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling (PbEG 1996, C 45). Daarbij gaat het om het omzetten van resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema's of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten. Het omvat nog de fabricage van een eerste prototype, dat niet voor commerciële doeleinden kan worden aangewend. Onder preconcurrentiële ontwikkeling wordt niet verstaan routinematige of periodieke wijzigingen van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen of diensten en andere courante werkzaamheden, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen zijn.

Artikel 5. Hoogte subsidie

In dit artikel wordt aangegeven hoe hoog de minimaal en de maximaal toe te kennen subsidie is.

Artikel 6. Besluitvorming achter gesloten deuren

Omdat het om technologisch innovatieve en milieu-innovatieve projecten gaat is het gewenst dat de besluitvorming achter de gesloten deuren plaatsvindt.

Artikel 7. Aanvraag om subsidie

In dit artikel is geregeld dat Gedeputeerde Staten voor het indienen van een aanvraag om subsidie een aanvraagformulier vaststellen. Dit helpt de aanvrager om de juiste gegevens te overleggen.

Artikel 8. Integriteitonderzoek

In dit artikel is de mogelijkheid van het instellen van een integriteitonderzoek opgenomen.

Artikel 9 Ontvangstbevestiging

Behoeft geen toelichting.

Artikel 10. Niet in behandeling nemen aanvraag om een subsidie

Om misverstanden te voorkomen is in dit artikel geregeld dat een aanvraag om een subsidie niet in behandeling kan worden genomen wanneer de aanvrager niet heeft voldaan aan enig bij of krachtens deze regeling gesteld voorschrift.

Artikel 11. Besluit op aanvraag

Behoeft geen toelichting.

Artikel 12. Verlening van de subsidie

Behoeft geen toelichting.

Artikel 13. Eligibele kosten

Behoeft geen toelichting.

Artikelen 14 t/m 22

Behoeven geen toelichting.