Verordening Cofinanciering Europees Programma Kansen voor Flevoland 2007-2013

Geldend van 01-01-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening Cofinanciering Europees Programma Kansen voor Flevoland 2007-2013

Gedeputeerde Staten van Flevoland maken gelet op het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet bekend dat Provinciale Staten in hun vergadering van 6 maart 2008 (KBJZ/631430) hebben besloten:

De Verordening Cofinanciering Europees programma kansen voor Flevoland 2007-2013 vast te stellen.

Dit besluit treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2007.

Verordening Cofinanciering Europees programma kansen voor Flevoland 2007-2013

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Begunstigde: de instantie of de onderneming in de overheids- of de particuliere sector aan welke subsidie is toegekend en die voor de werkzaamheden, c.q. uitvoering van het uit te voeren project als opdrachtgever optreedt, respectievelijk in eigen beheer uitvoert.

  • b.

    EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 160 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  • c.

    Operationeel Programma (OP) Kansen voor West: het bij beschikking nr. C(2007) 3949 van 13 augustus 2007 door de Europese Commissie goedgekeurde Operationeel Programma voor West-Nederland;

  • d.

    Kansen voor Flevoland: uitvoeringsdocument provincie Flevoland, in aanvulling op OP Kansen voor West (vastgesteld in Provinciale Staten op 6 juli 2007);

  • e.

    Project: het samenhangend geheel van activiteiten, waarvoor een subsidie uit het EFRO en

  • cofinanciering op grond van deze verordening wordt aangevraagd;

  • f.

    Subsidieaanvraag: de aanvraag voor de provinciale cofinanciering, deel uitmakend van de aanvraag voor EFRO-subsidie;

  • g.

    Subsidieaanvrager: een controleerbaar en geaccepteerd rechtspersoon, natuurlijk persoon of samenwerkingsverband, die een subsidie aanvraagt. De subsidieaanvrager wordt bij toekenning van de subsidie begunstigde. De subsidieaanvrager kan ook een derde partij als begunstigde aanwijzen. In dat geval is de subsidieaanvrager slechts intermediair en wordt de derde partij verantwoordelijk voor de behandeling c.q. uitvoering van het project.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidie door Gedeputeerde Staten in het kader van provinciale cofinanciering, op grond van het OP Kansen voor West, Kansen voor Flevoland en het Toetsingskader Operationeel Programma Kansen voor West 2007-2013;

  • 2.

    De Algemene Subsidieverordening Flevoland is op de aanvragen in het kader van deze verordening

  • niet van toepassing.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast voor de gehele periode van het Europees Programma 2007-2013, voor het verlenen van subsidie op de in de deze periode ontvangen aanvragen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het in het eerste lid genoemde subsidieplafond, wordt uitgegaan van:

    • -

      een budget voor prioriteit 1 van € 4.000.000,-;

    • -

      een budget voor prioriteit 2 van € 2.000.000,-;

    • -

      een budget voor prioriteit 3 van € 4.500.000,-.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. De dag waarop de aanvraag voldoet aan de bepalingen voor het in behandeling nemen van een aanvraag, met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, geldt als datum van ontvangst

Subsidiecriteria

Artikel 4 Voorwaarde

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een subsidie, dient tevens subsidie in het kader van het EFRO te worden aangevraagd voor het project;

  • 2.

    De subsidieverlening op grond van de onderhavige regeling wordt ingetrokken, indien de in het eerste lid bedoelde subsidie in het kader van het EFRO, wordt geweigerd;

  • 3.

    De subsidie in het kader van het EFRO, als bedoeld in het eerste lid, dient binnen drie maanden na subsidieverlening op grond van de onderhavige regeling te worden aangevraagd.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Als projectkosten worden uitsluitend de volgende rechtstreeks aan het project toe te rekenen kosten in aanmerking genomen:

    • a.

      de volgende door de subsidieontvanger gemaakte en betaalde kosten:

      • 1º.

        het aantal door direct bij het project betrokken personeel gemaakte uren, vermenigvuldigd met het in het tweede lid bedoelde integrale uurtarief dat de subsidieontvanger hanteert voor dat personeel, dan wel de loonkosten en de algemene indirecte kosten bedoeld in het derde lid;

      • 2º.

        kosten ten behoeve van promotie en publiciteit;

      • 3º.

        aankoop van grond, gebaseerd op een waardebepaling door een beëdigd taxateur, tot een maximum van 10% van de subsidiabele projectkosten, met uitzondering van de kosten voor de aankoop van grond;

      • 4º.

        aankoop van gebouwen en onroerend goed, met inbegrip van de kosten voor aankoop, belastingen, leges en taxatiekosten, als deze gebouwen en onroerend goederen dezelfde functie voor een periode van tenminste vijf jaar na afloop van het project blijven houden, gebaseerd op een waardebepaling door een beëdigd taxateur;

      • 5°.

        kosten van de voor het project aangeschafte machines en apparatuur en productiemiddelen, gebaseerd op een onafhankelijke waardebepaling;

      • 6°.

        kosten van het gebruik voor het project van machines en apparatuur die in het bezit zijn van een deelnemer aan het kennisproject of van derden, gebaseerd op onafhankelijke waardebepaling;

      • 7°.

        kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen, gebaseerd op historische aanschafprijzen;

      • 8º.

        kosten voor financiële transacties, financieel juridische diensten, patenten en bankkosten, met uitzondering van debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten;

      • 9º.

        reis- en verblijfskosten voor binnenlandse en buitenlandse reizen, voorzover deze niet inbegrepen zijn in het integrale uurtarief;

      • 10º.

        andere aan derden verschuldigde kosten;

    • b.

      kosten voor bijdragen in fondsen of andere methoden op het gebied van financiële instrumentering als bedoeld in artikel 44 van de kaderverordening 1083/2006.

  • 2.

    De subsidieontvanger berekent het integrale uurtarief op basis van een bij de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methodiek, die is gebaseerd op bedrijfseconomisch en maatschappelijk aanvaardbare grondslagen. Het integrale uurtarief is samengesteld uit de directe personeelskosten en de indirecte kosten. Het integrale uurtarief betreft uitsluitend de kosten uit de gewone bedrijfsvoering en bevat geen winstopslag.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger geen integraal uurtarief hanteert worden de volgende kosten in aanmerking genomen:

    • a.

      loonkosten van het bij de uitvoering van het project direct betrokken personeel, berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1650 productieve uren per jaar uitgaande van een voltijds dienstverband.

    • b.

      algemene indirecte kosten (overhead) die gerelateerd zijn aan de loonkosten, of op basis van de werkelijke kosten van de uitgevoerde actie waarbij vooraf een goedgekeurde berekeningswijze bij de subsidieaanvraag wordt overgelegd;

  • 4.

    De in het eerste, tweede en derde lid genoemde kosten zijn slechts toe te rekenen aan het project voor zover zij proportioneel en doelmatig zijn.

  • 5.

    De kosten worden in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet gecompenseerd wordt uit het BTW-compensatiefonds als genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

  • 6.

    Indien ter zake van de projectkosten of een deel daarvan reeds door een ander bestuursorgaan of de Europese commissie subsidie is verstrekt, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt, dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan de totale waarde van projectkosten die voor deze subsidie in aanmerking komen.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen afwijzend op een aanvraag indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de criteria zoals bepaald in het EFRO, het OP Kansen voor West, het Toetsingskader Kansen voor West en in Kansen voor Flevoland;

    • b.

      gegronde vrees bestaat dat aanvrager niet zal voldoen aan verplichtingen als bedoeld in deze verordening, dan wel niet kan worden voldaan aan bepalingen in het EFRO, het OP Kansen voor West, het Toetsingskader Kansen voor West en in Kansen voor Flevoland;

    • c.

      het project is uitgevoerd vóór 1 januari 2007 of na 31 december 2015.

    • d.

      het budget van de provinciale cofinanciering niet toereikend is.

  • 2.

    Indien het budget van de provinciale cofinanciering onvoldoende toereikend is, beslissen Gedeputeerde Staten op basis van prioriteitenstelling. Daarbij kunnen subsidies tot een lagere hoogte worden toegekend dan waartoe zou zijn besloten bij een toereikend budget van de provinciale cofinanciering.

Aanvragen subsidie

Artikel 7

  • 1.

    Een aanvraag moet aan de hand van een aanvraagformulier worden ingediend bij Gedeputeerde Staten. Het aanvraagformulier vermeldt welke gegevens dienen te worden overgelegd.

  • 2.

    Het aanvraagformulier dient te worden ondertekend door de aanvrager.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat de aanvrager naast de gegevens, bedoeld in het eerste lid, andere voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijke bescheiden dient te overleggen.

Artikel 8

  • 1.

    Indien de aanvraag onvolledig is of indien niet gebruik is gemaakt van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier, wordt de aanvrager, binnen een door Gedeputeerde Staten gestelde termijn, in de gelegenheid gesteld voor de nodige aanvulling van de aanvraag te zorgen.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid bedoelde aanvulling niet wordt ontvangen wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Subsidieverlening

Artikel 9 Beslistermijn

Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op de aanvraag. Indien niet binnen deze termijn is beslist, delen zij dit de aanvrager mee. Daarbij wordt de datum vermeld waarop uiterlijk op de aanvraag zal worden beslist.

Artikel 10 Beschikking

Gedeputeerde Staten geven in het kader van deze verordening een beschikking af in het kader van het realiseren van het project en gelieerd aan de verwante aanvraag, op grond van het EFRO.

Artikel 11

De beschikking tot toekenning of afwijzing van een subsidie vermeldt:

  • a.

    de naam van het project en het projectnummer;

  • b.

    de maximale hoogte van de subsidie in relatie tot de subsidiabele kosten;

  • c.

    de motivatie bij toekenning van een lagere bijdrage en bij afwijzing van een bijdrage;

  • d.

    de mogelijkheid om tegen het besluit bezwaar te maken en/of beroep in te stellen overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12

  • 1.

    Aan de toekenning van een subsidie wordt in elk geval de voorwaarde verbonden dat:

    • a.

      het project overeenkomstig het projectplan, dan wel de beschrijving van het plan wordt uitgevoerd;

    • b.

      het project binnen een nader te bepalen termijn aanvangt, alsmede voor een nader te bepalen tijdstip gerealiseerd is en een nader te bepalen tijd in stand moet worden gehouden.

Artikel 13

  • 1.

    Indien een subsidie is toegekend, dient, voor zover dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor een goede uitvoering van deze verordening, door de projectuitvoerder medewerking te worden verleend omtrent:

    • a.

      het verkrijgen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden het project betreffende;

    • b.

      het verkrijgen van de onder a bedoelde bescheiden;

    • c.

      het verlenen van toegang tot met de uitvoering van het project verband houdende plaatsen.

  • 2.

    De projectuitvoerder doet onmiddellijk mededeling aan Gedeputeerde Staten, indien surséance van betaling of faillissement is aangevraagd.

  • 3.

    De projectuitvoerder vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en van het EFRO.

  • 4.

    De projectuitvoerder dient de projectadministratie en de daarbij behorende stukken tot 1 januari 2020 te bewaren.

Artikel 14

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen na de start van het project een eerste voorschot uitbetalen van 10% van de subsidie.

  • 2.

    Het restant van de subsidie zal aan de hand van de door de projectuitvoerder in te dienen voortgangsverslagen in gedeelten worden uitbetaald.

  • 3.

    De bevoorschotting vindt maximaal 2x per jaar plaats.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij te late indiening van het voortgangsverslag de betaling van een voorschot opschorten tot de volgende bevoorschotting.

  • 5.

    Een voorschot wordt niet verstrekt, indien niet is voldaan aan het gestelde in artikel 13, eerste lid dan wel indien sprake is van het gestelde in het tweede lid.

Subsidievaststelling

Artikel 15

  • 1.

    Binnen 13 weken na realisering van het project dient de projectuitvoerder Gedeputeerde Staten ter vaststelling van de definitieve subsidie eindverslag te doen over de resultaten van het project. Het verslag dient vergezeld te gaan van alle door Gedeputeerde Staten te bepalen stukken.

  • 2.

    Indien, ook nadat Gedeputeerde Staten de projectuitvoerder daartoe heeft aangemaand, geen verslag als bedoeld in het eerste lid is ingediend, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ambtshalve definitief vast.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen een eerder toegekende subsidie intrekken, indien aanvrager onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens heeft achtergehouden die, waren zij ten tijde van het doen van de aanvraag bekend geweest, tot een andere beslissing zouden hebben geleid.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij niet nakoming van de bij of krachtens deze regeling op projectuitvoerder rustende verplichtingen de subsidie op een lager bedrag of op nihil stellen.

  • 5.

    Tegen het besluit kan bezwaar worden gemaakt en/of beroep worden ingesteld overeenkomstig het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen drie maanden na ontvangst van het eindverslag.

Artikel 16

In geval sprake is van een situatie als bedoeld  in artikel 13, tweede lid;  artikel 15, derde en vierde lid; of indien de definitief vastgestelde subsidie lager is dan hetgeen als voorschot is uitbetaald, dient de project- uitvoerder de uitbetaalde subsidie dan wel het teveel betaalde terug te storten. De wettelijke rente alsmede  de kosten van invordering zijn verschuldigd aan de provincie. Een zodanige vordering is onmiddellijk opeisbaar.

Overige bepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van één of meer bepalingen in deze verordening, wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 18 Aanhaaltitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Cofinanciering Europees programma kansen voor Flevoland, 2007-2013.

Artikel 19 Datum inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van Provinciale Staten van 6 maart 2008.
Lelystad, 6 maart 2008
 
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
T. van der Wal, secretaris M.J.E.M. Jager, voorzitter
Uitgegeven op 11 maart 2008
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Flevoland