Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening groenblauwe zone

Geldend van 18-12-2008 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening groenblauwe zone

Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland

Hoofdstuk 1 - Begripsbepalingen

Artikel 1.1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    groenblauwe zone: Het natuur- en recreatiegebied met als hoofddoelstelling het realiseren van een robuuste ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe met als doelsoort het edelhert, met in achtneming van de randvoorwaarden dat binnen de groenblauwe zone het watersysteem duurzaam wordt ingericht en dat 85% van het gebied beleefbaar is voor recreanten;

  • 2.

    Groenblauwe zone OostvaardersWold: De zone die door Provinciale Staten als zodanig is aangewezen in het Omgevingsplan Flevoland 2006. Deze bestaat uit een reserveringsgebied en een zoekgebied;

  • 3.

    plangebied groenblauwe zone: Het gebied waarvoor - conform deze verordening - bestemmingsplannen moeten worden opgesteld ten behoeve van de groenblauwe zone en dat is aangegeven op de kaart 'plangebied groenblauwe zone' die onderdeel uitmaakt van deze verordening;

  • 4.

    beschermingsgebied groenblauwe zone: Het gebied waarbinnen de bepalingen van artikel 4.1, derde lid, van de wet, zoals uitgewerkt in hoofdstuk 4 van deze verordening, van toepassing zijn en dat is aangegeven op de kaart 'beschermingsgebied groenblauwe zone' die onderdeel uitmaakt van deze verordening;

  • 5.

    wet: Wet ruimtelijke ordening;

  • 6.

    structuurvisie OostvaardersWold: De structuurvisie die door de provincie Flevoland wordt opgesteld waarin het provinciale beleid voor de groenblauwe zone wordt vastgelegd;

  • 7.

    bestemmingsplan: een gemeentelijk bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de wet, een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de wet en een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van de wet daaronder mede begrepen;

  • 8.

    bestaand: feitelijk legaal aanwezig ten tijde van het in werking treden van de verordening;

  • 9.

    omputten: het naar boven halen van grond/zand uit de ondergrond om de bodemsamenstelling aan het maaiveld te verbeteren voor het telen van gewas;

  • 10.

    archeologische waarde: de aan een gebied toegerekende waarde in verband met het behoud, de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

  • 11.

    ecopassages: een voorziening waarmee dieren infrastructuur ongelijkvloers kunnen passeren;

  • 12.

    recreantenpassage: een voorziening waarmee personen infrastructuur ongelijkvloers kunnen passeren;

  • 13.

    recreatie: het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfsrecreatie, dagrecreatie en/of waterrecreatie;

  • 14.

    extensieve recreatie: die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving zoals wandelen en fietsen en die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

  • 15.

    bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • 16.

    bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  • 17.

    objecten of voorzieningen voor natuurontwikkeling: gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, werkzaamheden, voorzieningen en/of maatregelen die het mogelijk maken dat de natuur (flora en fauna) zich verder kan ontwikkelen en vrijelijk kan verplaatsen. Hieronder zijn onder meer begrepen: vistrappen, uittreeplekken, ecopassages, vleermuiskasten, roofvogelpalen;

  • 18.

    bebouwing voor extensief recreatief (mede)gebruik: gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde die het extensief recreatief (mede)gebruik ondersteunen, zoals visplaatsen, aanlegsteigers, bankjes, observatiehutten, uitkijktorens;

  • 19.

    bebouwing voor onderhoud en beheer van het gebied:

    gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde voor het onderhoud en het beheer van de groenblauwe zone, zoals inlaten, sluisjes, werktuigschuur, EHBO-post.

Hoofdstuk 2 - Algemene bepalingen

Artikel 2.1 - Toetsingskader

Deze algemene bepalingen vormen, tezamen met de overige regels van deze verordening, de kaarten 'plangebied groenblauwe zone' en 'beschermingsgebied groenblauwe zone' die onderdeel uitmaken van deze verordening en - nadat deze is vastgesteld en vertaald in nadere regels zoals bedoeld in deze verordening - de structuurvisie OostvaardersWold, het toetsingskader:

  • 1.

    voor de toekomstige inrichting en gebruik van het plangebied groenblauwe zone;

  • 2.

    voor de inrichting en gebruik van het beschermingsgebied groenblauwe zone zolang er nog geen bestemmingsplannen zijn vastgesteld met in achtneming van deze verordening;

  • 3.

    voor het verlenen door Gedeputeerde Staten van ontheffingen en vergunningen op grond van deze verordening.

Artikel 2.2 - Doelstellingen groenblauwe zone

De hoofddoelstelling voor de groenblauwe zone is het realiseren van een robuuste ecologische verbinding met als doelsoort het edelhert, met in achtneming van de randvoorwaarden dat binnen de groenblauwe zone het watersysteem duurzaam wordt ingericht en dat 85% van het gebied beleefbaar is voor recreanten.

Daarnaast dient de groenblauwe zone de volgende doelstellingen:

  • 1.

    Bijdrage aan waterberging Zuidelijk en Oostelijk Flevoland;

  • 2.

    Gebruik van de zone door grote grazers;

  • 3.

    Het creëren van topnatuur, door ruimte te bieden aan natuurlijke processen door een zo natuurlijk mogelijk beheer, waarbij het streven is om ook kansen te creëren voor andere soorten dan het edelhert en de andere grote grazers;

  • 4.

    Ervaren van een Unique Selling Point op het gebied van natuurgerichte recreatie: unieke recreatiemogelijkheden waarbij het ervaren van de edelherten en andere grote grazers kenmerkend is en de wildernis kan worden beleefd;

  • 5.

    Foerageergebied voor bruine en blauwe kiekendieven;

  • 6.

    Boscompensatie;

  • 7.

    Creëren recreatief uitloopgebied voor Almere.

Daarbij geldt de voorwaarde dat de ligging van het aanvullende gebied binnen het zoekgebied de ontwikkeling van Lelystad Airport binnen de PKB niet mag belemmeren.

Artikel 2.3 - Bestemmingsplannen groenblauwe zone

  • 1.

    Om de groenblauwe zone en het goed functioneren daarvan planologisch mogelijk te maken, stellen de gemeenten waarbinnen het plangebied groenblauwe zone ligt bestemmingsplannen vast voor het plangebied groenblauwe zone, met in achtneming van de regels in hoofdstuk 3 van deze verordening. Dit zijn regels als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de wet.

  • 2.

    De gemeenten houden bij het vaststellen van de bestemmingsplannen rekening met het toetsingskader van de provincie voor de groenblauwe zone zoals bedoeld in artikel 2.1.

  • 3.

    In afwijking van de termijn genoemd in artikel 4.1, tweede lid, van de wet stellen de gemeenten waarbinnen het plangebied groenblauwe zone ligt de bestemmingsplannen als bedoeld in het eerste lid niet eerder vast dan nadat door de provincie Flevoland de structuurvisie OostvaardersWold is vastgesteld, met dien verstande dat de bestemmingsplannen uiterlijk 1 januari 2011 worden vastgesteld.

Artikel 2.4 - Bescherming groenblauwe zone

Om te voorkomen dat er in het beschermingsgebied groenblauwe zone (nieuwe) ontwikkelingen plaatsvinden waardoor het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de groenblauwe zone moeten zolang er nog geen bestemmingsplannen zijn vastgesteld met in achtneming van deze verordening voor initiatieven en ontwikkelingen op gronden in het beschermingsgebied groenblauwe zone de regels van hoofdstuk 4 van deze verordening in acht worden genomen. Dit zijn regels als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de wet.

Artikel 2.5 ' Aanpassing begrenzing vanwege uitsluitsel in zoekgebied

Op verzoek van betrokkene, zal het college van Gedeputeerde Staten de grenzen van het plangebied groenblauwe zone en het beschermingsgebied groenblauwe zone zodanig wijzigen dat een perceel met de aanduiding '* mogelijkheid aanpassing begrenzing' buiten de grenzen komt te vallen, waardoor de verordening dan niet meer op dit perceel van toepassing is.

Uiterlijk 1 juli 2009 dient de betrokkene aan te geven of van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt of niet.

Hoofdstuk 3 - Bestemmingsplannen groenblauwe zone

Titel 3.1 - Bestemmingsspecifieke bepalingen

Artikel 3.1 - Inpassing van bestaande functies

  • 1.

    De bestemmingsplannen voor het plangebied groenblauwe zone bevatten apart toegesneden bestemmingen voor de volgende - reeds bestaande - functies:

    • a.

      de spoorlijn Almere - Lelystad;

    • b.

      de ringweg N702;

    • c.

      de Lage Vaart, die onder meer functioneert als vaarwater;

    • d.

      de A6;

    • e.

      de Vogelweg;

    • f.

      de Hoge Vaart, die onder meer functioneert als vaarwater;

    • g.

      de Gooise weg;

    • h.

      de Spiekweg;

    • i.

      de Nijkerkerweg;

    • j.

      de overige wegen in het plangebied;.

    • k.

      kampeerterrein De Bosruiter (aan de Bosruiterweg);

    • l.

      kampeerterrein De Parel (aan de Groenewoudseweg);

    • m.

      vaarroute De Blauwe Diamant;

    • n.

      de drinkwaterwinning (aan de Flediteweg).

  • 2.

    Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone geeft aan de gronden waaraan een bestemming als bedoeld in het eerste lid wordt toegekend de volgende bestemmingen:

    • a.

      als hoofdbestemming de op grond van het eerste lid toegekende bestemming;

    • b.

      indien van toepassing de dubbelbestemmingen en/of aanduidingen genoemd in artikel 3.3.

  • 3.

    De bestemmingen voor de spoorlijn, de Lage Vaart, de A6, de Vogelweg, de Hoge Vaart en de Gooise weg maken ecopassages, recreantenpassages en voorzieningen voor aan- en afvoer van water mogelijk.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot:

    • a.

      de locatie en vormgeving van de ecopassages, recreantenpassages en voorzieningen voor aan- en afvoer van water vanwege het goed functioneren van de groenblauwe zone;

    • b.

      de locatie, functie en vormgeving van de in lid 1 bedoelde overige wegen in het plangebied vanwege het goed functioneren van de groenblauwe zone.

Artikel 3.2 - Groenblauwe zone

  • 1.

    Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone geeft de hoofdbestemming Natuur en Water aan de gronden van het plangebied die niet conform artikel 3.1 een aparte bestemming krijgen.

  • 2.

    De gronden met de bestemming Natuur en Water zijn bestemd voor natuur en water, waarbij extensief recreatief (mede)gebruik is toegestaan.

  • 3.

    De gronden met de bestemming Natuur en Water kunnen de dubbelbestemmingen en aanduidingen krijgen als bedoeld in artikel 3.3.

  • 4.

    De bestemming Natuur en Water laat naast bebouwing ten behoeve van de dubbelbestemmingen en aanduidingen, alleen bebouwing toe voor:

    • a.

      extensief recreatief (mede)gebruik;

    • b.

      objecten of voorzieningen voor natuurontwikkeling;

    • c.

      onderhoud en beheer van het gebied.

  • 5.

    De bestemming Natuur en Water bevat een aanlegvergunningstelsel als bedoeld in artikel 3.3, onder a, van de wet ten aanzien van:

    • a.

      het planten dan wel kappen van hoogopgaande houtige opstanden;

    • b.

      het wijzigen van de bodemopbouw;

    • c.

      het vergraven dan wel ophogen van gronden, tenzij een ontgrondingenvergunning vereist is;

    • d.

      het scheuren van grasland;

    • e.

      het aanbrengen dan wel verwijderen van verhardingen en/of paden;

    • f.

      het leggen dan wel verwijderen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen:

    • a.

      om zodoende verschillende delen van het plangebied groenblauwe zone geschikt te laten zijn voor een bepaald natuurdoel;

    • b.

      om zodoende verschillende delen van het plangebied groenblauwe zone geschikt te laten zijn voor waterberging, al dan niet gecombineerd met een andere (dubbel)bestemming en/of aanduiding;

    • c.

      om extensief recreatief medegebruik in te passen;

    • d. om voorzieningen voor het onderhoud en het beheer van de groenblauwe zone te realiseren.

De nadere regels kunnen betrekking hebben op soort, aard, omvang en exacte lokatie van de te realiseren functies dan wel de te beschermen waarden.

Artikel 3.3 Dubbelstemmingen en aanduidingen

3.3.1 - Nutsvoorzieningen

  • 1.

    Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone voorziet in een dubbelbestemming voor de bestaande hoogspanningsleiding en andere reeds bestaande kabels en leidingen. Hierbij wordt bepaald dat deze dubbelbestemming nevengeschikt is aan de andere bestemming die ook op deze gronden is gelegd.

  • 2.

    Ten aanzien van de gronden waaraan een dubbelbestemming als bedoeld in het eerste lid wordt toegekend, stelt een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone regels:

    • a.

      die de soort kabel en/of leiding per aanduiding bepalen met de daarbij behorende zone;

    • b.

      die voor de bij de desbetreffende kabel en/of leiding behorende zone bepalen dat bouwwerken binnen die zone slechts zijn toegestaan na advisering van de desbetreffende kabel en/of leidingbeheerder.

3.3.2 - Windmolens

  • 1.

    Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone voorziet in een regeling voor bestaande windmolens die past binnen het beleid voor opschalen en saneren van de windmolens als bedoeld in het Omgevingsplan Flevoland 2006 en de beleidsregels Windmolens 2008” voor geheel Flevoland.

  • 2.

    Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone sluit plaatsing van nieuwe windmolens in het plangebied groenblauwe zone uit.

3.3.3 - Archeologische waarden

Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone voorziet in een regeling ter bescherming van de archeologische waarden overeenkomstig de provinciale beleidsregel 'Archeologie en ruimtelijke ordening 2008”.

3.3.4 - Vrijwaringszone voor infrastructuur

  • 1.

    Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone voorziet in een regeling die invulling geeft aan een 'vrijwaringszone voor infrastructuur' voor de gronden gelegen binnen een zone van:

    • a.

      100 meter aan weerszijden van de bestemmingen voor het spoor, de Gooise weg en de Nijkerkerweg;

    • b.

      aan de noordwestzijde van de bestemming voor de A6: 100 meter;

    • c.

      aan de zuidoostzijde van bestemming voor de A6:

    • d.

      100 meter ten oosten van de aansluiting Almere Buiten Oost en

    • e.

      250 meter aan de westzijde van de aansluiting Almere Buiten Oost.

  • 2.

    Binnen de gronden gelegen binnen een zone als bedoeld in het eerste lid mag de aanleg dan wel verbreding van infrastructuur en bijbehorende voorzieningen niet onmogelijk worden gemaakt door geen nieuwe bebouwing toe te laten, behoudens bebouwing die ook binnen de bestemmingen voor het spoor, de Gooise weg, Nijkerkerweg en de A6 is toegestaan.

Artikel 3.4 - Ontheffingen voor andere bestemmingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van burgemeester en wethouders ontheffing aan de raad verlenen om voor de gronden die op grond van artikel 3.2 als Natuur en Water bestemd dienen te worden een andere bestemming toe te laten.

  • 2.

    Aan deze ontheffing kunnen Gedeputeerde Staten voorschriften verbinden om de bestemming als bedoeld in het eerste lid in te passen in en af te stemmen op de doeleinden voor de groenblauwe zone. De voorschriften kunnen betrekking hebben op soort, aard, omvang en exacte locatie van de te realiseren functies dan wel de te beschermen waarden.

  • 3.

    Aan deze ontheffing kunnen Gedeputeerde Staten voorschriften verbinden ten aanzien de termijn waarbinnen de ontheffing moet zijn vertaald in het betreffende bestemmingsplan.

  • 4.

    Op een verzoek om ontheffing is de procedure van afdeling 4.1. Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten binnen 12 weken beslissen op het verzoek.

Titel 3.2 ' overige bepalingen in bestemmingsplannen

Artikel 3.5 - Aansluiting bestemmingsplannen

De bestemmingen in de bestemmingsplannen voor het plangebied groenblauwe zone sluiten zowel qua inhoud als voor wat betreft de lokalisering onderling op elkaar aan.

Artikel 3.6 - Toegestane bestemmingen

Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone bevat alleen de bestemmingen en aanduidingen als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2 en 3.3 van deze verordening, onverminderd het bepaalde in artikel 3.7 van deze verordening.

Artikel 3.7 - Voorlopige bestemmingen en (tijdelijke) ontheffingen

Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone beperkt de toepasselijkheid van de artikelen 3.2 en 3.22 van de wet tot de gevallen waarin de voorlopige bestemming respectievelijk de (tijdelijke) ontheffing zich verdraagt met de hoofddoelstelling van de groenblauwe zone als bedoeld in artikel 2.2.

Artikel 3.8 - Verwezenlijking in de naaste toekomst

Een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone bevat een bepaling als bedoeld in artikel 3.4 van de wet voor de gronden waarvan de bestemmingen en bestemmingsdoeleinden nog niet gerealiseerd zijn.

Artikel 3.9 ' Wijzigingsbevoegdheid, en uitwerkingsverplichting, binnenplanse ontheffing

In een bestemmingsplan voor het plangebied groenblauwe zone worden aan de wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsverplichting en aan de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van bij het plan aan te geven regels, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a tot en met c, van de wet, regels verbonden die erop zien dat de hoofddoelstelling van de groenblauwe zone als bedoeld in artikel 2.2 wordt gewaarborgd.

Hoofdstuk 4 - Bescherming groenblauwe zone

Titel 4.1 - Wijziging bestaand gebruik

Artikel 4.1 - Verbodsbepaling

Het is verboden in het beschermingsgebied groenblauwe zone het bestaand gebruik te wijzigen in een ander gebruik, waaronder ook wordt verstaan wijziging in omvang en/of intensiteit, indien daardoor het plangebied groenblauwe zone minder geschikt wordt voor het verwezenlijken van de groenblauwe zone. Onder een ander gebruik wordt verstaan een vorm van gebruik die op grond van het geldende bestemmingsplan bij recht, dan wel na ontheffing of wijziging van het bestemmingsplan, is toegestaan. Gebruik dat de gronden minder geschikt maken voor het verwezenlijken van de groenblauwe zone omvat in ieder geval het gebruik voor permanente bollenteelt, intensieve gewasteelt (zoals het telen van champignons), het toepassen van gentechnologie, sierteelt, pot- en containerteelt, viskwekerij en de omschakeling naar (andere vormen van) veeteelt en/of veehouderij.

Artikel 4.2 - Ontheffing

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de initiatiefnemer ontheffing verlenen van het in artikel 4.1 genoemde verbod.

  • 2.

    Bij de beoordeling van de aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid betrekken Gedeputeerde Staten:

    • a.

      de soort activiteit en hoe deze in relatie staat met hetgeen aan bestaande activiteiten reeds legaal aanwezig is;

    • b.

      of door het voorgestane gebruik, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, het plangebied groenblauwe zone mogelijk minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud van één of meer onderdelen, waarden of functies van de groenblauwe zone en voorts of aan de mogelijke gevolgen door het stellen van voorschriften voldoende tegemoet kan worden gekomen;

    • c.

      de beoogde periode dat het voorgestane gebruik zal worden uitgeoefend;

    • d.

      het advies van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente dat Gedeputeerde Staten inwinnen over het verzoek.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen een ontheffing als bedoeld in het eerste lid onder beperkingen verlenen en/of kunnen aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid voorschriften verbinden, waaronder het verlenen van de ontheffing voor een bepaalde periode, waardoor voorkomen wordt dat het plangebied groenblauwe zone minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de groenblauwe zone.

Artikel 4.3 - Uitzonderingen verbodsbepaling

  • 1.

    Het in artikel 4.1 genoemde verbod geldt niet voor een wijziging waarmee op het moment van inwerkingtreding van deze verordening is of mag worden begonnen krachtens een bouwvergunning, krachtens een ontheffing van het geldende bestemmingsplan of krachtens een vastgesteld (en - indien van toepassing - voor zover door de provincie uiteindelijk goedgekeurd) wijzigingsplan of uitwerkingsplan.

  • 2.

    Het in artikel 4.1 genoemde verbod geldt niet voor gebruik dat nodig is vanwege het normale onderhoud en beheer ten behoeve van bestaand gebruik of ten behoeve van gebruik dat is toegestaan op grond van het eerste lid.

Titel 4.2 - Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 4.4 - Aanlegvergunningplicht

Het is verboden in het beschermingsgebied groenblauwe zone zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van Gedeputeerde Staten de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a.

    het bebossen of anderszins beplanten met hoogopgaande houtige gewassen, waaronder het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;

  • b.

    het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en/of parkeergelegenheden, en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  • c.

    het aanbrengen van bovengrondse en/of ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  • d.

    het ophogen en egaliseren van gronden en het aanleggen van geluidswallen;

  • e.

    het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;

  • f.

    het bewerken en ploegen van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 0,5 meter. Hieronder wordt onder meer het omputten begrepen;

  • g.

    het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en parkeerplaatsen;

  • h.

    het vellen en rooien van houtgewas;

  • i.

    het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen.

Artikel 4.5 - Vergunningverlening

  • 1.

    Bij de beoordeling van een aanvraag door een initiatiefnemer om een vergunning als bedoeld in artikel 4.4 betrekken Gedeputeerde Staten:

    • a.

      de soort activiteit en hoe deze in relatie staat met hetgeen aan bestaande activiteiten reeds legaal aanwezig is;

    • b.

      of door de voorgestelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, het plangebied groenblauwe zone mogelijk minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud van één of meer onderdelen, waarden of functies van de groenblauwe zone en voorts of aan de mogelijke gevolgen door het stellen van voorschriften voldoende tegemoet kan worden gekomen;

    • c.

      de beoogde periode dat de voorgestane werken of werkzaamheden zullen worden uitgeoefend;

    • d.

      het advies van Burgemeester en Wethouders van de betreffende gemeente dat Gedeputeerde Staten inwinnen over de aanvraag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 4.4 onder beperkingen verlenen en/of kunnen aan een vergunning als bedoeld in artikel 4.4 voorschriften verbinden, waaronder het verlenen van de ontheffing voor een bepaalde periode, waardoor voorkomen wordt dat het plangebied groenblauwe zone minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de groenblauwe zone.

Artikel 4.6 - Uitzonderingen vergunningsplicht

Het in artikel 4.4 genoemde verbod geldt niet voor:

  • a.

    werken en werkzaamheden in het kader van het normale onderhoud, gebruik en beheer;

  • b.

    werken en werkzaamheden waarmee op het moment van inwerkingtreding van deze verordening is of mag worden begonnen krachtens een aanlegvergunning op grond van het geldende bestemmingsplan.

Titel 4.3 - Bouwen

Artikel 4.7 - Verbodsbepaling

Het is verboden in het beschermingsgebied groenblauwe zone bebouwing op te richten anders dan passend binnen de bestemmingen en aanduidingen als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2 en 3.3.

Artikel 4.8 - Ontheffing

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van Burgemeester en Wethouders ontheffing verlenen van het in artikel 4.7 genoemde verbod.

  • 2.

    Bij de beoordeling van een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in het eerste lid betrekken Gedeputeerde Staten:

    • a.

      de soort activiteit en hoe deze in relatie staat met hetgeen aan bestaande activiteiten reeds legaal aanwezig is;

    • b.

      of door de voorgestane bebouwing, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, het plangebied groenblauwe zone mogelijk minder geschikt wordt voor de verwezenlijking en het behoud van één of meer onderdelen, waarden of functies van de groenblauwe zone en voorts of aan de mogelijke gevolgen door het stellen van voorschriften voldoende tegemoet kan worden gekomen;

    • c.

      de beoogde periode dat de voorgestane bebouwing zal bestaan.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen een ontheffing als bedoeld in het eerste lid onder beperkingen verlenen en/of kunnen aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid voorschriften verbinden, waaronder het verlenen van de ontheffing voor een bepaalde periode, waardoor voorkomen wordt dat het plangebied groenblauwe zone minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de groenblauwe zone.

Artikel 4.9 - Uitzonderingen verbodsbepaling

Het in artikel 4.7 genoemde verbod geldt niet voor bouwen dat op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in uitvoering was of kan worden uitgevoerd krachtens een bouwvergunning.

Artikel 4.10 - Overgangsbepalingen

  • 1.

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van hoofdstuk 4 van deze verordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • a.

      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    • b.

      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Titel 4.4 - Wijzigen en uitwerken bestemmingsplannen

Artikel 4.11 - Wijziging of uitwerking bestemmingsplannen

De wijziging of uitwerking, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a en b, van de wet of als bedoeld in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, van een bestemmingsplan dat van kracht is op het moment dat deze verordening in werking treedt en dat geldt voor het plangebied groenblauwe zone vindt plaats met in achtneming van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels.

Titel 4.5 - Algemeen

Artikel 4.12 - Procedureregels ontheffingen en vergunningen

  • 1.

    Een verzoek om ontheffing respectievelijk een vergunning wordt schriftelijk ingediend bij Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten doen het verzoek af conform de procedure van afdeling 4.1. Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten binnen 6 weken beslissen op een verzoek om aanlegvergunning en binnen 12 weken beslissen op de overige verzoeken.

Artikel 4.13 - Overtreding

Overtreding van de verbodsbepalingen van dit hoofdstuk en van de aan de vergunning dan wel ontheffing verbonden beperkingen en voorschriften wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.

Hoofdstuk 5 - Slotbepalingen

Artikel 5.1 - Hardheidsclausule

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen - gehoord hebbende de Statencommissie - ambtshalve of op verzoek van Burgemeester en Wethouders van een gemeente een of meer bepalingen van deze verordening buiten toepassing verklaren of daarvan afwijkingen toestaan voor zover toepassing gelet op het doel en het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een belanghebbende en voorzover de verordening niet in een ontheffingsmogelijkheid voorziet.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten doen een verzoek als bedoeld in het eerste lid af conform de procedure van afdeling 4.1. Algemene wet bestuursrecht, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten binnen 12 weken beslissen op het verzoek.

Artikel 5.2 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie.

Artikel 5.3 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening groenblauwe zone.

Ondertekening

Voorzitter en secretaris.