Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening Transitie II en Pieken

Geldend van 27-04-2013 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening Transitie II en Pieken

Verordening van 20 april 2010, houdende regels betreffende de subsidiëring in het kader van Transitie II en Pieken middelen (Verordening Transitie II en Pieken)

Provinciale Staten van Fryslân, Groningen en Drenthe;

gelet op het voorstel van gedeputeerde staten van 22 maart 2011 gelet op artikel 145 van de Provinciewet; gelezen de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

besluiten vast te stellen de Verordening Transitie II en Pieken, als volgt.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    DB

    : het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • b.

    SNN

    : Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • c.

    wet

    : Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    projectperiode

    : de periode tussen de startdatum en de einddatum van het project;

  • e.

    startdatum

    : de datum waarop de aanvraag, die voor het nemen van een besluit voldoende informatie bevat, bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland binnen is gekomen;

  • f.

    algemene groepsvrijstellingsverordening

    : verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard («de algemene groepsvrijstellingsverordening») (PbEU L 214);

  • g.

    onderneming

    : iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • h.

    penvoerder

    : de door het samenwerkingsverband aangewezen persoon of organisatie, die namens en voor de partijen in het samenwerkingsverband zorgt voor de administratieve relatie met het SNN;

  • i.

    samenwerkingsverband

    : een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;

  • j.

    groep

    : een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • a.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • 1.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • 2.

        volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • 3.

        overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • b.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • k.

    fundamenteel onderzoek

    : experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd;

  • l.

    industrieel onderzoek

    : planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als bedoeld in sub m;

  • m.

    experimentele ontwikkeling

    : het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatie doeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden;

  • n.

    kennisinstelling

    : een entiteit, zoals een universiteit of onderzoeksorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek. Mbo- en hbo-instellingen en roc’s vallen ook onder de bedoelde entiteit.

Artikel 2 Subsidieplafond

  • 1 Het DB stelt een subsidieplafond vast voor het verstrekken van subsidie op in een bepaalde periode ontvangen aanvragen voor de subsidiabele activiteiten die bijdragen aan de programma- en actielijnen zoals opgenomen in bijlage 1. 

  • 2 Het DB verdeelt het in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen aan de hand van de rankingscriteria van bijlage 3 te beginnen met de aanvraag met de hoogste score. 

Hoofdstuk II Verstrekken van subsidie

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de programma- en actielijnen zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 4 Wie komt in aanmerking voor subsidie?

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen. Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die louter zijn opgericht ter uitvoering van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1 Indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag in via een penvoerder.

  • 2 Aanvragen moeten uiterlijk binnen een door het DB vast te stellen aanvraagperiode zijn ingediend.

  • 3 Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door het DB vastgesteld formulier, waarin tevens is aangegeven welke bescheiden dienen te worden verstrekt bij de aanvraag.

Artikel 6 Afwijzing

Er wordt in ieder geval afwijzend beslist op een aanvraag om subsidie indien:

  • a.

    naar verwachting de beoogde effecten van het project niet zullen terechtkomen in één of meer van de drie noordelijke provincies;

  • b.

    uit de rangschikking van de aanvraag aan de hand van de rankingscriteria van bijlage 3 volgt dat de score van de aanvraag minder dan 13 punten bedraagt;

  • c.

    de subsidiabele kosten van het project minder bedragen dan € 75.000,-

  • d.

    het subsidiebedrag minder zou gaan bedragen dan € 25.000,-

  • e.

    de financiering, naast de gevraagde subsidie, van het project niet is zekergesteld;

  • f.

    het startmoment en de realisatiedatum niet eenduidig zijn gefixeerd;

  • g.

    aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zullen worden uitgevoerd;

  • h.

    de berekening van de kosten niet doorzichtig en verifieerbaar is;

  • i.

    de kosten waarvoor subsidie is aangevraagd niet doelmatig en rechtstreeks toe te rekenen zijn aan het desbetreffende project;

  • j.

    de aangevraagde vorm van subsidie niet de meest geëigende vorm is;

  • k.

    de activiteiten onvoldoende bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie leveren;

  • l.

    het een subsidieontvanger betreft die een ondernemer is tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, zesde lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • m.

    een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie in strijd is met de Europese regels.

  • n.

    de activiteiten behoren tot de reguliere (bedrijfs)activiteiten en/of verantwoordelijkheden van de aanvrager;

  • o.

    de aanvraag niet voldoet aan de overige bij of krachtens deze verordening gestelde regels.

Artikel 7 Toetsingscriteria

VERVALLEN. 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal 30 procent van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat van die subsidiabele kosten eerst de aan het project toe te rekenen opbrengsten gedurende de projectperiode worden afgetrokken.

  • 2 Het totaal van de subsidie en de betreffende cofinanciering kan niet meer bedragen dan 100% van de subsidiabele kosten van het project. 

Artikel 9 Projectperiode

De maximale projectperiode, zoals bedoeld in artikel 1 sub d, bedraagt vier jaren.

Artikel 10 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor subsidie komen de kosten in aanmerking die aantoonbaar en onlosmakelijk verbonden zijn met de uitvoering van de te financieren activiteiten en die redelijk en billijk zijn.

  • 2 Voor het bepalen van de subsidie worden de kosten in aanmerking genomen met inbegrip van omzetbelasting, indien de subsidieontvanger die de kosten heeft gemaakt, omzetbelasting niet in aftrek kan brengen of niet gecompenseerd wordt uit het BTW-compensatiefonds als genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds

  • 3 Winstopslagen bij transacties binnen een groep worden alleen in aanmerking genomen voor zover het gebruikelijk is die winstopslagen ook bij soortgelijke transacties buiten de groep in rekening te brengen.

Artikel 11 Niet-subsidiabele kosten

In ieder geval geen subsidiabele kosten zijn:

  • a.

    de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

  • b.

    kosten verbonden aan de oprichting van een privaatrechtelijk rechtspersoon;

  • c.

    kosten die verband houden met de uitgifte van aandelen;

  • d.

    kosten van verwerving ter zake van concessies en vergunningen;

  • e.

    kosten van goodwill die van derden is verkregen;

  • f.

    kosten voor debetrente, boetes, financiële sancties en gerechtskosten;

  • g.

    kosten van aankoop of inbreng van grond.

Hoofdstuk III Standaardmethoden van berekenen subsidiabele kosten

Artikel 12 Berekening loonkosten

  • 1 Voor de berekening van de subsidiabele loonkosten kan de aanvrager kiezen uit:

    • a.

      de loonkosten-plus-overhead-systematiek, opgenomen in lid 2, of

    • b.

      de vaste-uurtarief-systematiek, opgenomen in lid 3.

  • 2 Indien de aanvrager kiest voor de loonkosten-plus-overhead-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een voltijds dienstverband van 40 uren, vermeerderd met een vaste opslag voor indirecte kosten van 30%.

  • 3 Indien de aanvrager kiest voor de vaste-uurtarief-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend door het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt te vermenigvuldigen met een vast uurtarief van € 40,--, waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen.

Artikel 13 Berekening overige kosten

  • 1 De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een voor de subsidieontvanger gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfeconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

  • 2 De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen en hulpmiddelen voor het project worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.

  • 3 De kosten van aankoop of inbreng van gebouwen en onroerende zaken, met inbegrip van de kosten voor aankoop, belastingen, leges en taxatiekosten, worden gebaseerd op de objectief aangetoonde actuele marktwaarde, blijkend uit bij de aanvraag om subsidievaststelling gevoegde gegevens en bescheiden, als voor het gebouw of onroerende zaken in de afgelopen 10 jaar geen nationale of communautaire steun is verleend

Hoofdstuk IV Beslissing aanvraag

Artikel 14 Termijn

De termijn voor het nemen van een besluit op een aanvraag is maximaal drie maanden na de laatste dag van de periode waarin aanvragen kunnen worden ingediend.

Artikel 15 Penvoerder

Indien de subsidie wordt verstrekt aan deelnemers in een samenwerkingsverband wordt de beschikking aan de penvoerder gezonden.

Artikel 16 Mededeling

  • 1 De aanvrager doet onverwijld mededeling aan het SNN van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem van toepassing verklaren tot verlening van surséance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

  • 2 De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling zodra aannemelijk is dat:

    • a.

      de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht;

    • b.

      niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

    • c.

      het project ten opzichte van de aanvraag en de verleningsbeschikking is gewijzigd of de aanvrager voornemens is het project ten opzichte van de aanvraag en de verleningsbeschikking te wijzigen.

Artikel 17 Administratie

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:

    • a.

      de aard, inhoud en voortgang van de verrichte werkzaamheden;

    • b.

      het aantal eenheden dat per kostendrager is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • c.

      het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • d.

      de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte en betaalde kosten.

  • 2 De administratie wordt tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling bewaard.

  • 3 De subsidieontvanger stelt de indicatoren, zoals deze in bijlage 7 zijn opgenomen, beschikbaar voor de raming vooraf en meting achteraf van de effecten van het project. Er dient vooraf een onderbouwing aangeleverd te worden van de verwachte uitkomsten op deze indicatoren.

  • 4 De subsidieontvanger dient minimaal één keer per jaar een rapportage in te dienen. Gerapporteerd dient te worden conform het daartoe door het SNN verstrekte format.

  • 5 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun rapportages in via een penvoerder.

Artikel 18 Voorschotten

  • 1 Op aanvraag van de subsidieontvanger kan een eerste voorschot van 30% worden verleend, nadat het SNN van de subsidieontvanger het volgende heeft ontvangen:

    • a.

      een schriftelijke verklaring dat met de uitvoering van het project is begonnen;

    • b.

      een schriftelijke verklaring omtrent de wijze waarop de financiering is zeker gesteld, vergezeld van kopieën van de financieringsovereenkomsten;

    • c.

      bij aanbestedende diensten en daarmee gelijkgestelde diensten, een overzicht van de lopende of reeds afgeronde aanbestedingsprocedures, inclusief de gevolgde aanbestedingswijze;

    • d.

      de wijze waarop in voorkomende gevallen wordt voldaan aan gestelde aanvullende voorwaarden, zoals deze zijn opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking.

  • 2 Op aanvraag van de subsidieontvanger kan met behulp van het daartoe ingevulde declaratieformulier het tweede voorschot van 30% verleend worden, indien aangetoond is dat 30% van de totale subsidiabele kosten is gemaakt en betaald en voldaan is aan alle van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 3 Op aanvraag van de subsidieontvanger van het project kan een derde voorschot van 20 % verleend worden, indien 60% van de totale subsidiabele kosten is gemaakt en betaald en voldaan is aan alle van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 4 Op aanvraag van de subsidieontvanger kan indien de financiële situatie van de projectindiener daartoe noopt in uitzonderingsgevallen, met behulp van het daartoe ingevulde declaratieformulier, een vierde voorschot van 10% verstrekt worden, indien aangetoond is dat 80% van de totale subsidiabele kosten is gemaakt en betaald en voldaan is aan alle van toepassing zijnde voorwaarden.

  • 5 Indien de aanvraag voor een voorschot meer bedraagt dan € 300.000,-- dient de begunstigde een separate accountantsverklaring te overleggen.

  • 6 Elke subsidieontvanger kan door het SNN worden verzocht om bij een voorschotverzoek een separate accountantsverklaring, conform het daartoe vastgestelde model, te overleggen.

  • 7 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, worden de voorschotten verstrekt via de penvoerder aan de subsidieontvanger. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidieontvanger.

Hoofdstuk V Intrekking

Artikel 19 Intrekking/wijziging subsidieverlening

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de wet en artikel 14 van de Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000 kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    het project niet wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van deze verordening;

  • b.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze verordening;

Artikel 20 Terugvordering

  • 1 Betaling van een terugvordering geschiedt door bijschrijving op een rekening van de provincie Groningen.

  • 2 Het DB heeft de mogelijkheid een geldschuld ten aanzien van een terugvordering te verrekenen met nog te uit te keren subsidie.

Hoofdstuk VI Subsidievaststelling

Artikel 21 Aanvraag vaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient zijn aanvraag om subsidievaststelling in uiterlijk dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid.

  • 2 De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door het DB vastgesteld formulier. De aanvraag gaat, overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.

Artikel 22 Penvoerder

  • 1 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag tot subsidievaststelling in via de penvoerder.

  • 2 Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, wordt het subsidiebedrag via de penvoerder aan de subsidieontvanger betaald. Deze betaling geldt als betaling aan de subsidieontvanger.

Artikel 23 Vaststelling

  • 1 Alleen projectkosten die binnen de projectperiode zijn gemaakt en betaald zijn subsidiabel, met uitzondering van kosten ten behoeve van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden ten behoeve van (het verzoek tot) vaststelling.

  • 2 Het subsidiebedrag zal naar evenredigheid worden verlaagd indien de werkelijke subsidiabele kosten lager worden vastgesteld dan in de subsidieverleningsbeschikking of wanneer de werkelijke inkomsten hoger zijn dan geraamd in de projectbegroting en/of de subsidieverleningsbeschikking.

  • 3 Indien met een project inkomsten gedurende de projectperiode worden gegenereerd, worden de inkomsten van de subsidiabele kosten afgetrokken

  • 4 Indien sprake is van een subsidie in een exploitatietekort geldt het volgende:

    • a.

      indien de subsidie is verleend op basis van een aandeel in het exploitatietekort, dan is de verleende subsidie een aandeelfinanciering ten opzichte van de overige partijen die het project financieren. De verhouding tussen de financiers in de subsidieverleningbeschikking zal gehandhaafd worden in de definitieve vaststelling;

    • b.

      ten opzichte van bijdragen of inkomsten van onbekenden, zoals verwachte inkomsten uit de markt, is de verstrekte subsidie een restfinanciering en zal ook bij de definitieve vaststelling op die wijze vastgesteld worden;

    • c.

      bij een gemengde financiering met deels bijdragen van projectparticipanten en deels verwachte inkomsten uit de markt, wordt het tekort van het project bij de vaststelling als geheel bepaald en vervolgens naar rato aan de financieringsparticipanten toegerekend op basis van de in de subsidieverleningsbeschikking vermelde financiering.

  • 5 De subsidie kan in elk geval lager worden vastgesteld, indien:

    • a.

      de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming niet aanvaardbaar is of indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de onderneming;

    • b.

      aan de subsidieontvanger surséance van betaling is verleend of de subsidieontvanger failliet is verklaard;

    • c.

      de activiteiten in strijd met de Europese regelgeving zijn uitgevoerd.

Artikel 24 Termijn

  • 1 De beschikking tot subsidievaststelling wordt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag verstrekt.

  • 2 Indien een beschikking tot subsidievaststelling niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan worden gegeven, kan deze termijn eenmaal met dertien weken worden verlengd.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Artikel 25 Toezichthouders

  • 1 Ten behoeve van de uitvoering van deze verordening worden toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht aangewezen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na plaatsing in het Provinciaal Blad en werkt terug tot 1 april 2011.

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Transitie II en Pieken

Ondertekening

Leeuwarden, 20 april 2011
voorzitter J.A. Jorritsma
griffier A. Oortgiesen

Bijlagen:

(Bijlagen 4, 5 en 6 zijn vervallen.)

bijlagen/file/Bijlage 1 Programma- actielijnen Pieken wijz1.pdfbijlagen/file/Bijlage 2 Situatieschets en knelpuntenanalyse.pdfbijlagen/file/Bijlage 3 Rankingscriteria Tender Pieken 2011 wijz1.pdfbijlagen/file/Bijlage 7 Indicatoren wijz1.pdf  

Toelichting

Algemeen: Begin oktober 2010 is er tussen het SNN en het Ministerie van Economische Zaken - zoals het toen nog heette - een overeenkomst gesloten over de herinzet van middelen uit oude programma's en regelingen, ten behoeve van een vervolg op Koers Noord 2007-2010. Vanuit oude programma's en regelingen is in totaal naar schatting € 21,6 mln beschikbaar. Naast deze zogeheten Package Deal is afgesproken dat er in 2011 een vervolg komt op het Pieken-programma.

Op 30 november 2010 is door het Dagelijks Bestuur SNN besloten deze zogeheten "Transitie II"-middelen, die beschikbaar zijn voor de jaren 2007-2013, te gaan tenderen. Op 8 maart 2011 is door het Dagelijks Bestuur SNN het zogeheten Piekengeld daarbij te voegen en ook te gaan tenderen.

Voor het verstrekken van subsidie is een wettelijk voorschrift vereist. Het verstrekken van de zogenoemde Transitie II middelen zal niet geschieden op basis van een ministeriële regeling, nu deze middelen als "eigen" geld kunnen worden beschouwd. Daartoe is deze verordening opgesteld.

Deze verordening is opgesteld met als belangrijkste input van toepassing zijnde regels en verordening van het Koers Noord programma. De verordening ziet voornamelijk op de Pieken van nationaal belang en de regionale speerpuntsectoren,. In bijlage 2 is de situatieschets en knelpuntanalyse opgenomen en de uitwerking daarvan ten aanzien van Pieken van nationaal belang.

Om enige inhoudelijke sturing aan te brengen tussen de thema's en bovendien te voorkomen dat bij de beoordeling van projecten teveel 'appels met peren' dienen te worden vergeleken, is de speerpuntsector Life Science bij de vier Pieken thema's getrokken. Wanneer er gesproken wordt over 'Pieken', worden hiermee deze vijf thema's bedoeld.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 3In artikel 3 is opgenomen dat subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van activiteiten die bijdragen aan de programma- en actielijnen zoals opgenomen in bijlage 1 (Pieken).

Doel PiekenBijlage 1 (Pieken) ziet op aanvragen met als doel het stimuleren van gebiedsspecifieke economische ontwikkelingen die van belang zijn voor Noord-Nederland, door kansen te benutten en knelpunten weg te nemen. Het gaat om het uitbouwen van en versterken van economische clusters die van groot belang zijn voor de economische draagkracht en de internationale concurrentiepositie van Noord-Nederland.

Artikel 4Speciaal voor de subsidie opgerichte entiteiten komen daarmee niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6 sub lUit artikel 6 aanhef en sub l blijkt dat de aanvraag wordt afgewezen indien een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie in strijd is met de Europese regels. Dat kan het geval zijn indien er een aanmerkelijke kans bestaat dat het verlenen van subsidie zal leiden tot het verlenen van ongeoorloofde staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

StaatssteunUit de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht van de Europese Unie blijkt dat er sprake is van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie indien aan vier voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet een voordeel door de overheid worden verleend. Ten tweede moet het voordeel worden verleend aan ondernemingen. Ten derde moet dit voordeel selectief zijn. Ten slotte moet het voordeel de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een invloed op de handel tussen lidstaten hebben. In het kader van deze regeling wordt altijd aan de eerste en aan de laatste voorwaarde voldaan. Aan de derde voorwaarde wordt gezien deze regeling ook bijna altijd voldaan.

Ook kan de conclusie zijn dat de verlening van subsidie aan het project niet leidt tot staatssteun, omdat de subsidie als de-minimis is te verstrekken conform Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de-minimissteun (PbEG 2006, L 379-5), indien de aanvrager heeft verklaard te kunnen voldoen aan de betreffende voorwaarden.

Indien het dagelijks bestuur van het SNN op basis van het projectplan tot het oordeel komt dat de verstrekking van subsidie aan het project leidt tot staatssteun in de zin van artikel 107, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met betrekking ten aanzien van de in het projectplan opgenomen uit te voeren activiteiten en de betreffende activiteiten ook niet als geoorloofde staatssteun kunnen worden aangemerkt, zal de aanvraag worden afgewezen

Voor het bepalen of een activiteit geoorloofde staatssteun bevat wordt verwezen naar de regelgeving van de Europese commissie en door de Europese commissie goedgekeurde nationale regelgeving en dan het bijzonder naar: • verordening (EG) Nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 (“de algemene Groepsvrijstellingsverordening”). • De Omnibus decentraalregeling Noord-Nederland • Uw project is specifiek bij beschikking van de Europese commissie goed gekeurd.

Artikel 23 Uit artikel 23 lid 5 aanhef en sub c blijkt dat de subsidie lager kan worden vastgesteld, indien de activiteiten in strijd met de Europese regelgeving zijn uitgevoerd. Ook hierbij kan men denken aan staatssteun of aan de Europese regelgeving met betrekking tot aanbesteden.

Wanneer een eindbegunstigde of subsidieontvanger een aanbestedende dienst is en sprake is van verstrekking van opdrachten voor infrastructurele werken, leveringen of diensten of als de eindbegunstigde of subsidieontvangers in het project een opdracht plaatst die voor meer dan 50% rechtstreeks door aanbestedende diensten wordt gesubsidieerd en verder ook sprake is van een opdracht als bedoeld in artikel 8 van de Richtlijn 2004/18 EG dient voldaan te worden aan de regelgeving voor aanbesteden, waarbij de geldende drempels en procedures gevolgd dienen te worden.