Regeling vervallen per 17-11-2022

Subsidieregeling ruimte Fryslân

Geldend van 05-07-2014 t/m 16-11-2022

Intitulé

Subsidieregeling ruimte Fryslân

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

overwegende dat het wenselijk is om het verstrekken van subsidies ten behoeve van activiteiten op het terrein van de ruimte een wettelijke grondslag te geven,

gelet op de artikelen 145 en 152 van de Provinciewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013,

besluiten:

vast te stellen de Regeling van 1 juli 2014, houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het gebied van ruimte provincie Fryslân (Subsidieregeling ruimte Fryslân) 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    A-lijst: lijst met woningen die voldoen aan de criteria van artikel 126, tweede lid van de Wet geluidhinder;

  • b.

    bodemsanering: het aanpakken van een bodemverontreiniging op zodanige wijze dat bij het huidige of toekomstige gebruik van de locatie geen risico's meer aanwezig zijn voor zowel mens als milieu;

  • c.

    bouwtechnische voorziening: maatregel voor het opheffen van bouwtechnische gebreken, waaronder in ieder geval de volgende onderdelen worden verstaan:

    • 1°.

      het herstel of vernieuwen van een fundering op houten palen, waaronder het ontgraven van de fundering, het slaan of pulsen van nieuwe palen, het maken van inkassingen, het aanbrengen van betonnen of stalen balken, het aanbrengen van een begane grondvloer van beton en het aanhelen van funderingsmetselwerk;

    • 2°.

      het herstel van gevels en dragende muren, waaronder wordt verstaan het noodzakelijk vervangen van steens of halfsteens metselwerk of spouwmuur of vergelijkbare dragende constructies;

    • 3°.

      het herstel van vloerconstructies, waaronder wordt verstaan het slopen van plinten en verrotte vloerdelen, het slopen van verrotte balken of het waterpas stellen van bestaande balken, het aanbrengen van (nieuwe) balken, vloeren of vloerdelen en het aanbrengen van nieuwe plinten;

    • 4°.

      het herstel van schade aan onderdelen van de woning, die direct samenhangt met, of noodzakelijkerwijs voortvloeit uit, het uitvoeren van de bouwtechnische voorzieningen als bedoeld onder 1. tot en met 3. van dit artikelonderdeel;

  • d.

    collectief particulier opdrachtgeverschap: situatie waarin particulieren in groepsverband zonder winstoogmerk een bouwkavel of één of meerdere panden aankopen en als CPO-groep optreden als opdrachtgever naar architect en aannemer;

  • e.

    CPO-groep: groep natuurlijke personen, georganiseerd in een vereniging of stichting als bedoel in artikel 2:27 respectievelijk 2:285 van het Burgerlijk Wetboek, die door middel van collectief particulier opdrachtgeverschap een woningbouwproject realiseert.

  • f.

    ernstige bodemverontreiniging: verontreiniging waarbij een interventiewaarde voor één of meer stoffen wordt overschreden in ten minste 25 m² grond of 100m³ grondwater;

  • g.

    financieringsruimte: de financiële ruimte die de aanvrager heeft voor het betalen van rente en aflossing van de lening;

  • h.

    funderingsherstel: geheel van bouwtechnische voorzieningen dat leidt tot het opheffen van bouwtechnische gebreken aan de houten fundering van een woning;

  • i.

    jaarannuïteit: vaste jaarlijkse betaling bestaande uit een rente- en een aflossingsdeel;

  • j.

    kredietbeoordeling: vaststelling door SVn van de financieringsruimte en kredietwaardigheid van de aanvrager;

  • k.

    KWALIBO: is een wettelijke regeling voor kwaliteitsborging bij bodem-intermediairs(thans onderdeel van het Besluit bodemkwaliteit);

  • l.

    saneringsonderzoek: onderzoek naar de meest geschikte en meest kosteneffectieve saneringsmethode voor een geval van bodemverontreiniging;

  • m.

    SVn: Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken.

  • n.

    voorbereiding: fase van planuitwerking en ontwerp in het kader van collectief particulier opdrachtgeverschap.

HOOFDSTUK 2 STEDELIJKE VERNIEUWING

Paragraaf 2.1 Verbetering van woningen of verbetering woonomgeving in samenhang met verbetering van woningen

Artikel 2.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van projecten die strekken tot verbetering van de kwaliteit van de woningen al dan niet in samenhang met verbetering van de woonomgeving.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de verbetering van woningen, of

  • b.

    de verbetering van de woonomgeving in samenhang met verbetering van woningen.

Artikel 2.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, met uitzondering van de gemeente Leeuwarden, tenzij de aanvraag betrekking heeft op het grondgebied dat tot 1 januari 2014 behoorde tot de voormalige gemeente Boarnsterhim.

Artikel 2.1.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdvak.

Artikel 2.1.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier, dat vergezeld gaat van de volgende bijlagen:

  • a.

    een adressenlijst of kaart, waaruit de locatie dan wel plangebied is af te leiden;

  • b.

    kopie van het collegebesluit inhoudende vastgesteld projectplan;

  • c.

    kopie van het college- of raadsbesluit inhoudende akkoord op cofinanciering van het project;

  • d.

    indien van toepassing, een kopie van het vaststellingsbesluit ruimtelijke procedure.

Artikel 2.1.6 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      het project is opgenomen op de a-lijst van de regionale projectenlijst die door de gezamenlijke gemeenten in een regio is opgesteld en aan Gedeputeerde Staten is toegestuurd;

    • b.

      het project valt binnen één van de volgende regio’s in de provincie Fryslân:

      • 1°.

        Noordoost, bestaande uit de gemeenten: Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel;

      • 2°.

        Noordwest, bestaande uit de gemeenten: het Bildt, Franekeradeel, Harlingen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel en Menameradiel;

      • 3°.

        Waddeneilanden, bestaande uit de gemeenten: Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Vlieland;

      • 4°.

        Zuidoost, bestaande uit de gemeenten: Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf, of

      • 5°.

        Zuidwest, bestaande uit de gemeenten: De Friese Meren en Súdwest-Fryslân;

    • c.

      de woningen bestemd voor verbetering zijn eigendom van natuurlijke personen of in Fryslân werkzame woningbouwcorporaties;

    • d.

      het project wordt gerealiseerd binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014;

    • e.

      van de woningen bestemd voor woningverbetering is de meest recente WOZ-waarde in de regio Waddeneilanden niet hoger dan € 400.000 en in de overige regio’s niet hoger dan € 250.000;

    • f.

      de verbetering van woningen bestaat uit:

      • 1°.

        het verbeteren van de bouwtechnische staat van de woning, waaronder het toekomstbestendig maken van de woning;

      • 2°.

        het verbeteren van het wooncomfort, zodat de woning voldoet aan de hedendaagse basiskwaliteitseisen;

      • 3°.

        maatregelen waardoor het woningtype beter aansluit op de woningvraag;

      • 4°.

        de verbetering van het energielabel van een woning met twee stappen;

    • g.

      indien sprake is van verbetering van de woonomgeving bestaan de activiteiten uit:

      • 1°.

        het aanleggen, opknappen of aanpassen van verkeerskundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en andere vergelijkbare openbare voorzieningen;

      • 2°.

        het aanleggen, opknappen of aanpassen van de waterhuishouding en riolering, waaronder begrepen de aanleg van nieuwe waterhuishoudkundige voorzieningen zoals waterpartijen en infiltratievoorzieningen;

      • 3°.

        de realisatie van een duurzame ruimtelijke inrichting van het openbare gebied, waaronder begrepen de aanleg van collectieve energievoorzieningen, voorzieningen voor collectieve afvalinzameling en voorzieningen voor duurzaam bodemgebruik.

  • 2 Het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan bedraagt niet meer dan het subsidieplafond voor de desbetreffende regio.

  • 3 Indien het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan minder bedraagt dan het subsidieplafond en voor alle projecten op deze a-lijst reeds subsidie is verstrekt, bepalen Gedeputeerde Staten welke overige projecten voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor verbetering van woningen;

  • b.

    kosten voor verbetering van de woonomgeving;

  • c.

    kosten voor de voorbereiding en ontwikkeling van het project, met uitzondering van reguliere personeelskosten van de aanvrager, tot een maximum van 20% van de totale projectkosten.

Artikel 2.1.8 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie voor de verbetering van woningen bedraagt € 12.000 per te verbeteren woning tot maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000.

  • 2 De hoogte van de subsidie voor de verbetering van woonomgeving is maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000.

Artikel 2.1.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd:

    • a.

      een bedrag te co-financieren dat ten minste even hoog is als het bedrag van de verleende subsidie;

    • b.

      aan de eindbegunstigde subsidie te weigeren indien voor dezelfde activiteit reeds subsidie is verstrekt.

  • 2 Aan de subsidieontvanger kan de verplichting worden opgelegd dat de subsidiabele activiteit wordt verricht binnen drie jaar nadat de subsidie is verleend.

 Artikel 2.1.10 Verantwoording

De subsidie wordt met toepassing van artikel 3.8 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 vastgesteld op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

Artikel 2.1.11 Bevoorschotting

 Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Paragraaf 2.2 Hergebruik of herbestemming van leegstaande of vrijkomende panden of loca-ties

Artikel 2.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van projecten die strekken tot hergebruik of herbestemming van leegstaande of vrijkomende panden of locaties.

Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten

 Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het hergebruiken van leegstaande of vrijkomende panden of locaties, of

  • b.

    het herbestemmen van leegstaande of vrijkomende panden of locaties.

Artikel 2.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, met uitzondering van de gemeente Leeuwarden, tenzij de aanvraag betrekking heeft op het grondgebied dat tot 1 januari 2014 behoorde tot de voormalige gemeente Boarnsterhim.

Artikel 2.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdvak.

Artikel 2.2.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier, dat vergezeld gaat van de volgende bijlagen:

  • a.

    een adressenlijst of kaart, waaruit de locatie dan wel plangebied is af te leiden;

  • b.

    kopie van het collegebesluit inhoudende vastgesteld projectplan;

  • c.

    kopie van het college- of raadsbesluit inhoudende akkoord op cofinanciering van het project;

  • d.

    indien van toepassing, een kopie van het vaststellingsbesluit ruimtelijk plan.

Artikel 2.2.6 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen voldoet een aanvraag aan de volgende criteria:

    • a.

      het project is opgenomen op de a-lijst van de regionale projectenlijst die door de gezamenlijke gemeenten in een regio is opgesteld en aan Gedeputeerde Staten is toegestuurd;

    • b.

      het project valt binnen één van de volgende regio’s in de provincie Fryslân:

      • 1°.

        Noordoost, bestaande uit de gemeenten: Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel;

      • 2°.

        Noordwest, bestaande uit de gemeenten: het Bildt, Franekeradeel, Harlingen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel en Menameradiel;

      • 3°.

        Waddeneilanden, bestaande uit de gemeenten: Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Vlieland;

      • 4°.

        Zuidoost, bestaande uit de gemeenten: Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf, of

      • 5°.

        Zuidwest, bestaande uit de gemeenten: De Friese Meren en Súdwest-Fryslân;

    • c.

      het project wordt gerealiseerd binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014;

    • d.

      de panden of locaties bestemd voor sloop zijn redelijkerwijs niet meer geschikt te maken voor een toekomstige functie.

  • 2 Het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan bedraagt niet meer dan het subsidieplafond voor de desbetreffende regio.

  • 3 Indien het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan minder bedraagt dan het subsidieplafond en voor alle projecten op deze a-lijst reeds subsidie is verstrekt, bepalen Gedeputeerde Staten welke overige projecten voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    aankoopkosten van een pand of een locatie;

  • b.

    kosten voor het beëindigen of verplaatsen van een bedrijf, dat milieuoverlast in de omgeving veroorzaakt;

  • c.

    sloopkosten van een pand of een locatie;

  • d.

    verbouwkosten om een pand geschikt te maken voor een nieuwe functie;

  • e.

    kosten voor een nieuw te bouwen pand;

  • f.

    kosten voor de inrichting van de openbare ruimte rond een pand of een locatie van een projectgebied;

  • g.

    kosten voor de voorbereiding en ontwikkeling van het project, met uitzondering van reguliere personeelskosten van de aanvrager, tot een maximum van 20% van de totale projectkosten.

Artikel 2.2.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie voor hergebruik of herbestemming bedraagt maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000.

Artikel 2.2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd:

    • a.

      een bedrag te co-financieren dat ten minste even hoog is als het bedrag van de verleende subsidie;

    • b.

      aan de eindbegunstigde subsidie te weigeren indien voor dezelfde activiteit reeds subsidie is verstrekt.

  • 2 Aan de subsidieontvanger kan de verplichting worden opgelegd dat de subsidiabele activiteit wordt verricht binnen drie jaar nadat de subsidie is verleend.

Artikel 2.2.10 Verantwoording

De subsidie wordt met toepassing van artikel 3.8 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 vastgesteld op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

Artikel 2.2.11 Bevoorschotting

Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Paragraaf 2.3 Sloop en herbouw corporatiewoningen

Artikel 2.3.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van projecten die strekken tot verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad of de woonomgeving.

Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de sloop van woningen;

  • b.

    herbouw van woningen, of

  • c.

    de verbetering van de openbare ruimte rond de woningen in samenhang met de sloop en herbouw van woningen.

Artikel 2.3.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, met uitzondering van de gemeente Leeuwarden, tenzij de aanvraag betrekking heeft op het grondgebied dat tot 1 januari 2014 behoorde tot de voormalige gemeente Boarnsterhim.

Artikel 2.3.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend binnen een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdvak.

Artikel 2.3.5 Aanvraag 

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier, dat vergezeld gaat van de volgende bijlagen:

  • a.

    een adressenlijst of kaart, waaruit delocatie dan wel plangebied is af te leiden;

  • b.

    kopie van het collegebesluit inhoudende vastgesteld projectplan;

  • c.

    kopie van het college- of raadsbesluit inhoudende akkoord op cofinanciering van het project;

  • d.

    indien van toepassing, een kopie van het vaststellingsbesluit ruimtelijke plan.

Artikel 2.3.6 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen voldoet een aanvraag aan de volgende criteria:

    • a.

      het project is opgenomen op de a-lijst van de regionale projectenlijst die door de gezamenlijke gemeenten in een regio is opgesteld en aan Gedeputeerde Staten is toegestuurd;

    • b.

      het project valt binnen één van de volgende regio’s in de provincie Fryslân:

      • 1°.

        Noordoost, bestaande uit de gemeenten: Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel;

      • 2°.

        Noordwest, bestaande uit de gemeenten: het Bildt, Franekeradeel, Harlingen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel en Menameradiel;

      • 3°.

        Waddeneilanden, bestaande uit de gemeenten: Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling en Vlieland;

      • 4°.

        Zuidoost, bestaande uit de gemeenten: Heerenveen, Ooststellingwerf, Opsterland, Smallingerland en Weststellingwerf, of

      • 5°.

        Zuidwest, bestaande uit de gemeenten: De Friese Meren en Súdwest-Fryslân;

    • c.

      de woningen bestemd voor sloop zijn naar het oordeel van de aanvrager redelijkerwijs niet meer geschikt te maken voor een toekomstige functie;

    • d.

      de woningen bestemd voor sloop en herbouw zijn eigendom van in Fryslân werkzame woningbouwcorporaties;

    • e.

      van de woningen bestemd voor sloop is de meest recente WOZ-waarde in de regio Waddeneilanden niet hoger dan € 400.000 en in de overige regio’s niet hoger dan € 250.000;

    • f.

      de sloop van de woningen leidt tot herbouw van woningen;

    • g.

      de woningen die zullen worden herbouwd zijn bestemd voor de sociale huursector, als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

    • h.

      het project wordt gerealiseerd binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014.

  • 2 Het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan bedraagt niet meer dan het subsidieplafond voor de desbetreffende regio.

  • 3 Indien het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan minder bedraagt dan het subsidieplafond en voor alle projecten op deze a-lijst reeds subsidie is verstrekt, bepalen Gedeputeerde Staten welke overige projecten voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 2.3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    sloopkosten van een woning;

  • b.

    kosten voor de bouw van de nieuwe woningen;

  • c.

    kosten voor de inrichting van de openbare ruimte rond de locatie van de te slopen dan wel te herbouwen woningen;

  • d.

    kosten voor de voorbereiding en ontwikkeling van het project, met uitzondering van reguliere personeelskosten van de aanvrager,tot een maximum van 20% van de totale projectkosten.

Artikel 2.3.8 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie voor de sloop en herbouw van woningen bedraagt maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000.

  • 2 De hoogte van de subsidie voor de verbetering van de openbare ruimte bedraagt maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000.

Artikel 2.3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd:

    • a.

      een bedrag te co-financieren dat ten minste even hoog is als het bedrag van de verleende subsidie;

    • b.

      aan de eindbegunstigde subsidie te weigeren indien voor dezelfde activiteit reeds subsidie is verstrekt.

  • 2 Aan de subsidieontvanger kan de verplichting worden opgelegd dat de subsidiabele activiteit wordt verricht binnen drie jaar nadat de subsidie is verleend.

Artikel 2.3.10 Verantwoording

De subsidie wordt met toepassing van artikel 3.8 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 vastgesteld op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

Artikel 2.3.11 Bevoorschotting

Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Paragraaf 2.4 Bodemsanering gemeenten

Artikel 2.4.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van bodemsanering van gronden die in ontwikkeling zijn.

Artikel 2.4.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ter dekking van de kosten van projecten gericht op bodemsanering.

Artikel 2.4.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten.

Artikel 2.4.4 Aanvraagperiode

Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld.

Artikel 2.4.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 2.4.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de bodemsaneringslocatie is gelegen binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014;

  • b.

    er is geen sprake van waterbodems of van de aanpak van een locatie die valt onder een ander vastgesteld bodemsaneringsprogramma;

  • c.

    er is sprake van ernstige verontreiniging veroorzaakt vóór 1987;

  • d.

    er zijn inspanningen verricht om middelen uit de markt te behalen door onderhandelingen, of door inzet van het juridische instrumentarium uit de Wet bodembescherming, en

  • e.

    de aanvrager is in het bezit van een onderzoeksrapport, waaruit de ernst, omvang en spoedeisendheid kan worden vastgesteld, dat is opgesteld door een KWALIBO-gecertificeerd onderzoeksbureau.

Artikel 2.4.7 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van een nader onderzoek;

  • b.

    de kosten van het opstellen van een saneringsonderzoek, saneringsplan, plan van aanpak of bestek;

  • c.

    de kosten van uitvoering van de sanering;

  • d.

    de kosten voor begeleiding en evaluatie van de sanering.

Artikel 2.4.8 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die marktconforme tarieven te boven gaan;

  • b.

    ambtelijke personeelskosten;

  • c.

    beheer- en gebruikskosten na oplevering van het project;

  • d.

    kosten voor bodemsanering die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van een andere regeling;

  • e.

    kosten van werkzaamheden in de bodem die als gevolg van de bovengrondse ontwikkeling reeds worden gemaakt.

Artikel 2.4.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 25% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000 per project.

Artikel 2.4.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.4.11 Verplichting

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat het project binnen drie jaar nadat de subsidie is verleend is afgerond.

Artikel 2.4.12 Prestatieverantwoording

De subsidie wordt met toepassing van artikel 3.8 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 vastgesteld op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

Artikel 2.4.13 Bevoorschotting

 Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Paragraaf 2.5 Bodemsanering particulieren

Artikel 2.5.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van bodemsanering van percelen met een woonbestemming.

Artikel 2.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt ter dekking van de kosten van projecten gericht op bodemsanering.

Artikel 2.5.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan particulieren.

Artikel 2.5.4 Aanvraagperiode

Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld.

Artikel 2.5.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 2.5.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de verontreiniging een gevolg is van een huisbrandolietank;

  • b.

    de eigenaar de verontreiniging zelf heeft veroorzaakt.

Artikel 2.5.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het betreffende bebouwde perceel heeft een woonbestemming en wordt bewoond door de eigenaar;

  • b.

    de eigenaar heeft een marktconforme prijs betaald voor de woning;

  • c.

    de rechtsvoorganger van de eigenaar is zelf ook bewoner van het perceel geweest;

  • d.

    de bodemverontreiniging wordt op grond van de Wet bodembescherming aangemerkt als een geval van ernstige bodemverontreiniging;

  • e.

    er is sprake van verontreiniging van de landbodem;

  • f.

    de eigenaar is in het bezit van een onderzoeksrapport, waaruit de ernst, omvang en spoedeisendheid kan worden vastgesteld, dat is opgesteld door een KWALIBO-gecertificeerd onderzoeksbureau.

Artikel 2.5.8 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van een nader onderzoek;

  • b.

    de kosten van het opstellen van een saneringsonderzoek, saneringsplan, plan van aanpak of bestek;

  • c.

    de kosten van uitvoering van de sanering;

  • d.

    de kosten voor begeleiding en evaluatie van de sanering.

Artikel 2.5.9 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die marktconforme tarieven te boven gaan;

  • b.

    beheer- en gebruikskosten na oplevering van het project;

  • c.

    kosten voor bodemsanering die voor vergoeding in aanmerking komen op grond van een andere regeling.

Artikel 2.5.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      maximaal 25% van de kosten van een nader bodemonderzoek, tot een maximum van € 5.000;

    • b.

      maximaal 25% van de kosten van het opstellen van een saneringsonderzoek, saneringsplan, plan van aanpak of bestek, tot een maximum van € 5.000;

    • c.

      maximaal 50% van de kosten van uitvoering van de sanering;

    • d.

      maximaal 25% van de kosten voor milieukundige begeleiding en evaluatie, tot een maximum van € 5.000.

  • 2 De totale hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 75.000 per project.

Artikel 2.5.11 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.5.12 Verplichting

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat het project binnen drie jaar nadat de subsidie is verleend is afgerond.

Artikel 2.5.13 Verantwoording

De subsidie wordt met toepassing van artikel 3.8 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 vastgesteld op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

Artikel 2.5.14 Bevoorschotting

Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

Paragraaf 2.6 Geluidsanering verkeerslawaai

Artikel 2.6.1 Doel

De subsidie heeft tot doel sanering van verkeerslawaai bij woningen te stimuleren.

 Artikel 2.6.2 Subsidiabele activiteiten

 Subsidie kan worden verstrekt voor projecten van sanering van verkeerslawaai bij woningen die voorkomen op de A-lijst.

Artikel 2.6.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten.

Artikel 2.6.4 Aanvraagperiode

Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld.

Artikel 2.6.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

Artikel 2.6.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het project is vermeld op de A-lijst op grond van de Wet geluidhinder;

  • b.

    het betreft een nog niet uitgevoerde sanering aan een woning, waarvan de eigenaar eerder niet aan sanering heeft meegewerkt.

Artikel 2.6.7 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten voor de voorbereiding en de begeleiding van de uitvoering van saneringsmaatregelen; tot een maximum van 15% van de uitvoeringskosten als bedoeld  onder b;

  • b.

    de kosten voor de uitvoering van de sanering, op basis van een gespecificeerde kostenraming.

Artikel 2.6.8 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die marktconforme tarieven te boven gaan;

  • b.

    ambtelijke personeelskosten;

  • c.

    beheer- en gebruikskosten na oplevering van het project;

  • d.

    kosten die reeds worden gedekt uit hoofde van een andere provinciale subsidie.

Artikel 2.6.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 2.6.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.6.11 Verplichting

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat het project binnen drie jaar nadat de subsidie is verleend is zijn afgerond.

Artikel 2.6.12 Verantwoording

De subsidie wordt met toepassing van artikel 3.8 van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 vastgesteld op basis van werkelijke kosten en opbrengsten.

Artikel 2.6.13 Bevoorschotting en betaling

Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

HOOFDSTUK 3 WONEN

Paragraaf 3.1 Collectief particulier opdrachtgeverschap

Artikel 3.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van woningbouwprojecten die worden ontwikkeld in het kader van collectief particulier opdrachtgeverschap.

Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op de voorbereiding van een CPO-project.

Artikel 3.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een vereniging of stichting zonder winstoogmerk.

Artikel 3.1.4 Aanvraagperiode

Subsidieaanvragen worden geweigerd indien zij zijn ingediend buiten een tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld.

Artikel 3.1.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 3.1.6 Weigeringsgronden

Een aanvraag voor subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de voorbereiding van een CPO-project reeds is afgerond;

  • b.

    voor de activiteiten reeds eerder op grond van deze regeling of de Uitvoeringsregeling projectsubsidies Ruimte, Titel 2, subsidie is verstrekt.

Artikel 3.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, voldoet het CPO-project aan de volgende criteria:

  • a.

    het CPO-project wordt begeleid door een professionele partij die geen direct belang heeft bij de realisering van het CPO-project;

  • b.

    het CPO-project wordt uitgevoerd door een groep particulieren die zich heeft georganiseerd in een vereniging of stichting;

  • c.

    het CPO-project bestaat uit ten minste drie koopwoningen;

  • d.

    het CPO-project heeft de instemming en medewerking van de gemeente waarin het wordt gerealiseerd;

  • e.

    het CPO-project wordt zodanig uitgevoerd dat de te realiseren woningen een eenheid vormen met betrekking tot de beeldkwaliteit.

Artikel 3.1.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt € 4.000 per te realiseren koopwoning in het CPO-project tot een maximum van € 40.000 per project.

Artikel 3.1.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van de aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.1.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de voorbereiding wordt uiterlijk binnen 24 maanden na de datum waarop de subsidie is verstrekt gerealiseerd;

  • b.

    voor subsidies van € 25.000 en hoger wordt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag overgelegd, indien de periode vanaf de verlening van de subsidie tot de afronding van de voorbereiding meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 3.1.11 Prestatieverantwoording

  • 1 De ontvanger van een subsidie tot € 25.000 toont desgevraagd met behulp van een activiteitenverslag, en facturen van de werkzaamheden aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat aan de opgelegde verplichtingen is voldaan.

  • 2 De ontvanger van een subsidie van € 25.000 tot € 40.000 toont bij het verzoek om vaststelling met behulp van een activiteitenverslag en facturen van de werkzaamheden aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat aan de opgelegde verplichtingen is voldaan.

Artikel 3.1.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Het voorschot voor subsidies van vanaf € 25.000 bedraagt maximaal 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Paragraaf 3.2 Stimulering funderingsherstel

Artikel 3.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van herstel van woningen met gebreken aan houten funderingen, middels het beschikbaar stellen van een laagrentende lening.

Artikel 3.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor herstel aan de houten fundering van een woningin de vorm van een stimuleringslening.

Artikel 3.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een natuurlijk persoon die;

  • a.

    eigenaar is van een woning;

  • b.

    het recht van opstal heeft op een woning;

  • c.

    houder is van een recht van opstal van een woning.

 Artikel 3.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan het gehele jaar worden ingediend tot uiterlijk 31 december 2016.

Artikel 3.2.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de volgende bescheiden:

  • a.

    een onderzoeksrapport waaruit blijkt dat funderingsherstel noodzakelijk is waarbij het onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de “Richtlijn Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van 18 januari 2011, zoals vastgesteld door de Organisatie Onafhankelijk Onderzoek Funderingen;

  • b.

    een uitvoeringsplan funderingsherstel inclusief een schets en een kostenraming;

  • c.

    een afschrift van de WOZ-beschikking 2010;

  • d.

    een kopie van de eigendomsoverschrijving in het kadastrale register.

Artikel 3.2.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidiabele kosten minder dan € 2.500 bedragen;

  • b.

    niet voldoende aannemelijk is dat de woning waaraan de bouwtechnische voorzieningen worden getroffen na het treffen van de bouwtechnische voorzieningen nog minimaal 25 jaar in stand zal blijven.

Artikel 3.2.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de woning is op of na 1 januari 1992 in eigendom verkregen;

  • b.

    de woning heeft een WOZ-waarde lager dan € 236.607;

  • c.

    de woning is bestemd voor zelfstandige permanente bewoning;

  • d.

    de bouwtechnische voorzieningen zijn sober en doelmatig;

  • e.

    de kosten van de bouwtechnische voorzieningen zijn lager dan de WOZ-waarde van de woning.

Artikel 3.2.8 Opschortende voorwaarde

Subsidie wordt slechts verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat:

  • a.

    een positieve kredietbeoordeling van SVn wordt verkregen, en

  • b.

    een noodzakelijke omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van het funderingsherstel van het bevoegde gezag wordt verkregen.

Artikel 3.2.9 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    aanneemsom voor de bouwtechnische voorzieningen ten behoeve van het funderingsherstel;

  • b.

    notariskosten;

  • c.

    leges voor de vereiste vergunningen;

  • d.

    kosten voor het afsluiten van de stimuleringslening;

  • e.

    onderzoekskosten voor het vaststellen van funderingsproblemen met houten funderingen zoals die zijn bepaald door een terzake kundig bureau of instantie, met dien verstande dat deze kosten slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien de aanvraag leidt tot verstrekking van de stimuleringslening;

  • f.

    kosten verbonden aan de begeleiding van de aanvrager bij de aanpak van funderingsherstel door een ter zake kundige, inclusief kosten van directievoering;

  • g.

    kosten van de kredietbeoordeling;

  • h.

    kosten voor het beheer van het bouwdepot.

Artikel 3.2.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger 

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    het funderingsherstel wordt binnen veertien maanden na het verlenen van de stimuleringslening voltooid;

  • b.

    bij verkoop van de woning het schuldrestant van de stimuleringslening ineens en op dat moment af te lossen.

Artikel 3.2.12 Stimuleringslening en betaalbaarstelling

  • 1 De stimuleringslening komt tot uitbetaling door middel van een bij SVn gevestigd bouwdepot.

  • 2 Uitbetaling vindt plaats op basis van door Gedeputeerde Staten goedgekeurde facturen van uitgevoerde werkzaamheden.

  • 3 In het bouwdepot overblijvende middelen worden afgeboekt op de lening.

  • 4 Tot zekerheid voor de toe te wijzen stimuleringslening wordt door de aanvrager financiële zekerheid gesteld in de vorm van het recht van hypotheek, dan wel een andere vorm van zekerheid.

  • 5 De stimuleringslening kan een aanvullende financiering zijn bovenop eerder verstrekte hypothecaire geldleningen.

  • 6 De lening wordt op basis van jaarannuïteiten afgelost in maandelijkse termijnen, steeds te voldoen per einde van de maand via automatische incasso.

  • 7 De looptijd van de stimuleringslening bedraagt 25 jaar.

  • 8 De rente bedraagt 2 procent en is vast gedurende de gehele looptijd.

  • 9 Vervroegde aflossing van de stimuleringslening is te allen tijde boetevrij toegestaan.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Inwerkingtreding 

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ruimte Fryslân. 

Ondertekening

Leeuwarden, 1 juli 2014
Voorzitter J.A. Jorritsma
Secretaris A.J. van den Berg
 

TOELICHTING

Paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 Stedelijke vernieuwing

1. InleidingStedelijke vernieuwing is gericht op het leefbaar, toonbaar en vitaal houden van het bestaande bebouwde gebied van steden en dorpen. Het rijk onderkent het grote belang van deze taak en stelt daarvoor al meerdere jaren geld ter beschikking op grond van de Wet stedelijke vernieuwing (recentelijk ingetrokken). Voor het stimuleren van de stedelijke vernieuwing in Fryslân, beschikt de provincie Fryslân tot en met 2015 over financieringsmiddelen in het kader van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing III (ISV-III). Dit zijn gedecentraliseerde rijksmiddelen die de provincie inzet voor het opknappen van de fysieke woon- en leefomgeving in steden en dorpen. Na 2014 vervalt de rijksuitkering ISV en komt deze taak geheel bij provincies, gemeenten, corporaties en marktpartijen te liggen. De provincie is budgethouder van de ISV-middelen voor de zogenaamde niet-rechtstreekse gemeenten. Leeuwarden ontvangt als enige rechtstreekse gemeente in Fryslân direct een ISV-III uitkering van het rijk. Deze subsidieregeling regelt de inzet van ISV-middelen die op dit moment beschikbaar zijn voor de periode 2012 tot en met 2015. Hierbij zijn de regels afgestemd op de nieuwe financieringssystematiek, welke inhoudt meer bestedingsvrijheid voor provincie en gemeenten en minder verantwoording richting rijk, en op het nieuwe beleid. In de volgende paragrafen wordt dit nader toegelicht.

2. Doelen en aandachtspunten stedelijke vernieuwingHet Provinciaal beleidskader Stedelijke vernieuwing 2012-2015 - waarmee Provinciale Staten op 25 april 2012 hebben ingestemd - geeft richting aan de inzet van ISV-middelen en brengt daarbij accenten aan. Dit betekent dat de provincie de ISV-middelen tot en met 2015 zo gericht en effectief mogelijk inzet voor de verbetering van het bestaand bebouwd gebied en leefbare wijken en buurten. Hiermee wil de provincie bereiken dat gebiedsprojecten de volgende doelen realiseren: • naast corporatiewoningen, zoveel mogelijk particuliere woningen herstructureren; • de energie-index van bestaande woningen met minimaal twee stappen verbeteren; • tegelijk de woon- en leefomgeving opknappen en herinrichten; • kansen voor hergebruik/ herbestemming van leegstaande panden en vrijkomende locaties door transformatie benutten; • milieuhinderlijke bedrijven, bodemverontreiniging en verkeerslawaai saneren.

In relatie tot de bovengenoemde doelen, vraagt de provincie bij de invulling van gebiedsprojecten specifiek aandacht voor de volgende punten: • het op peil houden van de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit in gebieden of kernen die te maken hebben of krijgen met de gevolgen van demografische veranderingen, met name bevolkingskrimp en vergrijzing. Het is gewenst dat in wijken en buurten waar dit speelt, met maatregelen wordt geanticipeerd op deze bevolkingsveranderingen; • het rekening houden met de cultuurhistorische waarden van waardevolle bebouwde gebieden. Dit zijn de beschermde stads- en dorpsgezichten die op grond van de Monumentenwet zijn aangewezen, overige gebieden of gezichten met bijzondere waarden, en enkele specifieke karakteristieke buurten: Wederopbouwwijken en Delfts Rood. Deze gebieden zijn met hun cultuurhistorische waarden aangegeven op de betreffende deelkaarten van de provinciale Cultuurhistorische Kaart (www.fryslan.nl/chk). Voor de Wederopbouwwijken zijn de waarden nog niet per gebied uitgewerkt. Voor deze gebieden stimuleren wij het maken van een cultuurhistorische verkenning door de gemeente. Waardevolle gebieden kunnen ook door de gemeente zelf zijn bepaald door het aanwijzen van een gemeentelijk beschermd gezicht in een bestemmingsplan of door een erfgoedverordening.

3. Beschikbare ISV middelen Gedeputeerde staten hebben in 2011, vooruitlopend op het vastgestelde Provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2012-2015, 40% van het ISV-III budget stedelijke vernieuwing en herstructurering gereserveerd voor de gemeenten Smallingerland, Heerenveen, Sûdwest Fryslân voor wat betreft het grondgebied van de voormalige gemeente Sneek, Harlingen en Dongeradeel. De gekozen programmalijn van ISV-I en ISV-II is voor deze gemeenten voortgezet. Voor hen is vanwege de complexe en structurele stedelijke vernieuwingsopgave in hun gemeenten een afzonderlijk programmabudget gereserveerd. De bedoeling van deze reservering is dat deze gemeenten geen vertraging oplopen in de uitvoering van voorgenomen programma’s. Deze gemeenten hebben een Meerjaren Ontwikkelingsprogramma opgesteld (MOP). Per 1 januari 2011 is de decentralisatie-uitkering van het ISV naar het Provinciefonds gegaan. Sindsdien bestaat er geen wettelijk onderscheid meer tussen programma- en projectgemeenten. Met het oog op een eenduidige systematiek en de gewenste vereenvoudiging, maakt de regeling voor de verdeling van de resterende ISV budgetten geen onderscheid meer tussen programmagemeenten en projectgemeenten Dit betekent dat ook de programmagemeenten, naast hun programmafinanciering, projecten kunnen indienen voor subsidiëring op projectbasis op grond van deze regeling. Gedeputeerde Staten verdelen de beschikbare middelen over de Friese gemeenten op basis van ingediende projecten voor stedelijke vernieuwing. ISV kent een onderverdeling in 3 deelbudgetten: wonen/herstructurering, bodemsanering en geluidsanering. De gemeente Leeuwarden, ontvangt als rechtstreekse gemeente tot en met 2014 rechtstreeks een ISV uitkering van het Rijk.

4. VerdelingssystematiekHet project dient te zijn opgenomen op de a-lijst van de regionale projectenlijst die door de gezamenlijke gemeenten in een regio is opgesteld en aan Gedeputeerde Staten is toegestuurd.

Het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan bedraagt niet meer dan het subsidieplafond voor de desbetreffende regio. Indien het totaalbedrag van de projecten die op de a-lijst van een regionale projectenlijst staan minder bedraagt dan het subsidieplafond en voor alle projecten op deze a-lijst reeds subsidie is verstrekt, bepalen Gedeputeerde Staten welke overige aanvragen voor subsidie in aanmerking komen.

5. Toelichting per paragraaf en artikelsgewijze toelichtingDe regio houdt bij het opstellen van de regionale projectenlijst rekening met de onderstaande subsidiabele onderdelen, verdeeld over de volgende drie paragrafen: • Paragraaf 2.1 Verbetering van woningen of verbetering woonomgeving in samenhang met verbetering van woningen; • Paragraaf 2.3 Hergebruik of herbestemming van leegstaande of vrijkomende panden of locaties; • Paragraaf 2.4 Sloop en herbouw corporatiewoningen.

Paragraaf 2.1 Verbetering van woningen of verbetering woonomgeving in samenhang met verbetering van woningen

Subsidiebijdragen vanuit ISV-I en ISV-II zijn tot nu toe hoofdzakelijk ingezet voor het opknappen en herinrichten van de woonomgeving, dus het publieke deel van een herstructureringsproject. Het Provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2012-2015 geeft verder aan dat vooral in de goedkope en middeldure particuliere woningvoorraad achterstanden en tekorten aanwezig zijn die nog onvoldoende worden aangepakt. Daarom stimuleert de provincie vanuit ISV-III, naast het verbeteren van de woonomgeving, ook het opknappen van particuliere woningen in het goedkope en middeldure segment. Dan gaat het om woningen met een WOZ waarde niet hoger dan € 400.000 voor regio de Waddeneilanden en in de overige regio’s niet hoger dan € 250.000 (de meeste recente WOZ-waarde). Na het vaststellen van het Provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing in april 2012 is in het najaar 2012 een nieuw kabinet aangetreden, dat plannen heeft gepresenteerd waarmee de investeringsmogelijkheden van (noordelijke) corporaties behoorlijk lijken te worden ingeperkt. Hoewel de nadruk voor de inzet van ISV3-subsidie ligt op de particuliere woningen, conform het Provinciaal beleidskader, willen we gemeenten de mogelijkheid bieden de ISV-III middelen waar nodig in te kunnen zetten voor projecten gericht op corporatiewoningen die door deze kabinetsmaatregelen in de knel dreigen te komen. Dit passend binnen de geldende regels voor staatssteun. Gemeenten kunnen in dat geval gemotiveerd verbeterprojecten voor corporatiewoningen ondersteunen die urgent en gewenst zijn en die anders geschrapt of ernstig vertraagd dreigen te worden. De nadruk bij particuliere woningen ligt op renovatie; sloop van particuliere woningen, al dan niet in combinatie met vervangende nieuwbouw, vindt nu nog weinig plaats. Daarom zijn op dit moment met de relatief beperkte middelen, de meeste resultaten te behalen met het renoveren van bestaande woningen in combinatie met het verbeteren van de woonomgeving.

Integrale verbetering van het projectgebied staat in het provinciaal beleid centraal. Daarom is het van belang dat naast de woningen ook de woonomgeving - het openbare deel van het projectgebied - wordt opgeknapt en heringericht. De provincie stimuleert een structurele versterking van de openbare ruimte, waarbij kansen voor zorgvuldig, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik worden benut. Een voorbeeld hiervan is ondergronds parkeren in combinatie met het toevoegen van hoogwaardig groen en hoogwaardig blauw (water). Belangrijk doel is dat de bewoners zich weer betrokken voelen bij hun buurt en plezier beleven aan de open-bare voorzieningen. Het toevoegen van groen- en waterelementen vergroot ook de mogelijkheden om de gevolgen van klimaatverandering op te vangen, zoals het beperken van hitte-stress en berging en afvoer van water. Daarnaast kan gedacht worden aan de ontwikkeling van ecologische kwaliteiten en de aanleg van buurtvoorzieningen zoals speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, en collectieve energievoorzieningen. Op deze manier streeft de provincie naar duurzame herinrichting van publieke ruimten met veel ruimtelijke kwaliteit. De subsidie voor het opknappen van de openbare ruimte in het projectgebied bedraagt maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000. Dit kunnen zowel corporatiewoningen als particuliere woningen zijn, of een combinatie van corporatie- en particuliere woningen. De gemeentelijke cofinanciering is minimaal gelijk aan het provinciaal subsidiebedrag voor de openbare ruimte. De subsidie kan tevens ingezet worden voor de voorbereiding en ontwikkeling van een project (inclusief communicatie), bijvoorbeeld ter stimulering van innovatieve werkwijzen om daarmee een integrale verbetering van het projectgebied te realiseren.

Artikel 2.1.6 Toetsingscriteria Als algemene voorwaarde geldt dat de gemeentelijke cofinanciering minimaal 100% van de totale provinciale subsidiebijdrage per project bedraagt. De gemeente draagt zorg voor de uitkering van subsidiebijdragen aan particuliere woningeigenaren. Dit impliceert dat de gemeente over een regeling voor particuliere woningverbetering beschikt die regelt welke concrete maatregelen subsidiabel zijn. Gemeenten kunnen de bovenstaande algemene criteria nader uitwerken door aanvullende voorwaarden in hun regeling voor particuliere woningverbetering op te nemen.

Artikel 2.1.7 Subsidiabele kosten De volgende onderdelen van woningverbetering zijn subsidiabel: • het verbeteren van de bouwtechnische staat waardoor de woning weer langere tijd mee kan, inclusief toekomstbestendig bouwen. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid is renovatie in voorkomend geval beter dan sloop en vervangende nieuwbouw; • het verbeteren van het wooncomfort om te voldoen aan de basiskwaliteitseisen van deze tijd (bijv. aanleg nieuwe badkamer of keuken, toilet op verdieping). De gemeente bepaalt wat deze basiskwaliteitseisen zijn; • het afstemmen van het woningtype op woningvraag en woonwensen, zodat de woning beter in de markt komt te liggen (bijv. levensloopbestendig maken, aanpassing woningindeling). Veroudering kan er bijvoorbeeld toe leiden dat woningen niet meer voldoen aan de veranderende woonwensen van bewoners. Dit kan één van de redenen zijn waarom huishoudens bepaalde wijken verlaten. Ook de veranderende bevolkingssamenstelling kan leiden tot andere woonwensen, waardoor meer woningen geschikt moeten zijn voor bijvoorbeeld senioren of eenpersoonshuishoudens. De gemeente motiveert welke maatregelen en aanpassingen nodig zijn; • in alle gevallen geldt dat de energieprestatie van een woning die wordt opgeknapt, met minimaal twee labels verbetert, tenzij de woning al een energielabel C of hoger heeft; hiervoor staan onder andere middelen in het kader van het 100.000 woningenplan ter beschikking inclusief EFRO, als onderdeel van het Noordelijk Energieakkoord; • omdat deze projecten zich kenmerken door veel overleg en communicatie met de particuliere woningbezitter, kan de provinciale subsidiebijdrage per project voor maximaal 20% worden ingezet voor de kosten voor voorbereiding en ontwikkeling van een project.

Artikel 2.1.8 Subsidiehoogte De maximale bijdrage is €12.000 per woning, tot een maximum van in totaal €300.000. De woningen in een project hoeven niet in één wijk of dorp te liggen, maar kunnen ook verspreid door de gemeente liggen. Dit biedt ruimte voor een themagerichte aanpak (bijv. het opknappen van één of meerdere woningtypen, of van woningen uit een bepaalde bouwperiode). Wel geldt de voorwaarde dat in een herstructureringsproject minimaal 10 woningen worden verbeterd.  Paragraaf 2.3 Hergebruik of herbestemming van leegstaande of vrijkomende panden of locaties

Als een woning dreigt te verpauperen of ernstige onderhoudsgebreken heeft, kan de gemeente op grond van artikel 13 van de Woningwet de eigenaar van het pand aanschrijven om verbeteringsmaatregelen te treffen. De gemeente dient eerst van deze bevoegdheid gebruik te maken, voordat een beroep kan worden gedaan op provinciale middelen voor het stimuleren van hergebruik. Een provinciale bijdrage aan hergebruik van leegstaande of vrijkomende woningen is daarom alleen mogelijk indien de gemeente kan aantonen dat ze een aanschrijving tot woningverbetering op grond van artikel 13 van de Woningwet heeft gedaan en deze niet tot woningverbetering heeft geleid.

De hoogte van de subsidie voor hergebruik of herbestemming bedraagt maximaal het bedrag dat vermeld staat op de a-lijst van een regionale projectenlijst en niet meer dan € 300.000.

Artikel 2.2.6 Toetsingscriteria Als algemene voorwaarde geldt dat de gemeentelijke co-financiering minimaal 100% van de totale provinciale subsidiebijdrage per project bedraagt. Daarnaast geldt de volgende algemene voorwaarde: er moet sprake zijn van hergebruik of transformatie van panden of locaties in het bestaand stedelijk gebied van kernen, zoals deze in de Verordening Romte Fryslân is begrensd;

Artikel 2.2.7 Subsidiabele kosten Subsidiabele kosten per project zijn: • aankoopkosten van het pand of de locatie die voor hergebruik/ herbestemming in aanmerking komt; • kosten voor het beëindigen of verplaatsen van een bedrijf dat milieuoverlast in de omgeving veroorzaakt; • sloopkosten van een pand dat naar het oordeel van de gemeente redelijkerwijs niet meer geschikt te maken is voor een toekomstige functie; er is vanuit gegaan dat de gemeente rekening houdt met de eventuele beeldbepalende waarde van een pand; • verbouwkosten om een pand meer geschikt te maken voor een nieuwe functie; • inrichting van de openbare ruimte rond het pand of de locatie; • kosten voor voorbereiding en ontwikkeling van het project, tot een maximum van 20% per project.

Paragraaf 2.4 Sloop en herbouw corporatiewoningen

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van projecten die strekken tot verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad of de woonomgeving. Differentiatie in functie van de herbouwde woningen heeft de voorkeur, indien dit uiteraard mogelijk en wenselijk is.7. Staatssteun en aanbestedingsnormenGemeenten ontvangen de ISV-middelen voor de uitvoering van hun ISV-projecten. In veel gevallen voeren marktpartijen als projectontwikkelaars de projecten feitelijk uit. De ISV-middelen worden dan door hen daadwerkelijk besteed. De Europese regelgeving stelt grenzen aan de omvang van staatssteun aan particuliere ondernemingen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor naleving van deze regelgeving. Daarnaast moeten de gemeenten erop toezien dat bij de besteding van ISV-middelen (door henzelf of door derden) rekening wordt gehouden met nationale en Europese aanbestedingsnormen.

8. Voortgang van projecten Teneinde het verloop van de geselecteerde projecten te kunnen monitoren en om projecten zo nodig bij te kunnen sturen, wil de provincie bij de grotere en complexe projecten gebruik maken van maximaal drie ‘ijkmomenten’; het aantal ijkmomenten zal in verhouding staan tot de omvang en complexiteit van een project en de bijbehorende subsidie. Op deze ijkmomenten kijkt de provincie samen met de gemeente naar de voortgang en de bereikte resultaten van een project. Deze ijkmomenten worden voor de aanvang van een project in overleg met de gemeente vastgelegd, en kunnen gedeputeerde staten als een verplichtende voorwaarde aan de subsidie verbinden. Wanneer op een ijkmoment blijkt dat het project verloopt zoals gepland, keren gedeputeerde staten het bijbehorende deel van de subsidie uit. Indien blijkt dat (deel)resultaten niet of pas veel later gehaald worden dan in eerste instantie voorzien, treden de partijen met elkaar in overleg. In overleg kan worden besloten andere ijkmomenten te hanteren of om termijnen te verschuiven. In een uiterste consequentie kan de provincie een deel van de subsidie intrekken omdat niet aan de verplichtingen wordt voldaan. De uitvoering van de projecten en de voortgang daarin, worden hiermee onderdeel van overleg tussen provincie en gemeenten. De budgettaire verantwoordelijkheid en verantwoording komen veel meer op gemeentelijk niveau te liggen: burgemeester en wethouders leggen verantwoording af aan de gemeenteraad over hun doelen en de inzet van de beschikbaar gestelde middelen. De gemeentelijke verantwoording over de inzet van ISV-middelen vindt plaats op basis van reële aannames. In een project kan voor meerdere onderdelen subsidie worden verstrekt zolang niet meerdere subsidies op dezelfde subsidiabele kosten betrekking hebben.  

9. Overig Subsidieverlening vindt plaats in twee fasen. Gedeputeerde staten verlenen subsidie op basis van een projectaanvraag. Uitbetaling van de subsidie vindt vervolgens gefaseerd plaats tijdens de uitvoering van het project, naar gelang de realisatie van de verschillende projectonderdelen; het betalingsritme wordt vooraf bepaald, aan de hand van de tijdsplanning van het project. Indien het project is gerealiseerd en opgeleverd, stellen gedeputeerde staten het definitieve subsidiebedrag vast. Dit bedrag kan nooit hoger zijn dan de verleende subsidie. Vaststelling geschiedt op aanvraag van de gemeente. Zolang de subsidie niet is vastgesteld, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie wijzigen of intrekken. In de Algemene Subsidieverordening Fryslan 2013 is aangegeven in welke situaties dit kan. Vooruitlopend op de realisering van projectonderdelen, kunnen gedeputeerde staten voorschotten verstrekken. Voorwaarde is dat de gemeente binnen een bepaalde periode subsidiabele kosten zal maken, en deze kosten op basis van realistische aannames heeft verantwoord.

Paragrafen 2.4 en 2.5 Bodemsanering

De ISV-III middelen voor bodemsanering zijn gelabelde gelden en worden door Gedeputeerde Staten specifiek ingezet voor de sanering van urgente bodemverontreinigingen. Gemeenten kunnen hiervoor projecten bij Gedeputeerde Staten indienen. Op basis daarvan kennen Gedeputeerde Staten middelen aan gemeenten toe.

Deze regeling bevat ook een bepaling voor de sanering van particuliere terreinen. Deze regeling volgt uit het provinciaal beleidskader op grond van een gezonde en duurzame leefomgeving en sluit aan bij de provinciale doelen en ambities vanuit het provinciale fysieke omgevingsbeleid. Het opnemen van een particuliere subsidieregeling onder het ISV ondersteunt daarnaast het landelijke beleid om in 2030 de gevallen van ernstig bodemsanering te hebben beheerst. In relatie tot de rijksdoelstelling met betrekking tot een gezonde en duurzame leefomgeving, sluiten wij voor het ISV deelbudget bodem aan bij de afspraken die zijn gemaakt in het “Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties”, zoals vertaald in het Provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2012-2015. Dit bodemconvenant is op 10 juli 2009 gesloten tussen IPO, VNG, Unie van Waterschappen en de Minister van VROM. Dit convenant kent prioriteit toe aan de aanpak van humane spoedlocaties; dit zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging met risico’s voor de mens. Deze zogenaamde humane spoedlocaties moeten in 2015 zijn gesaneerd of beheerst. De overige spoedlocaties – dit zijn gevallen van ernstige bodemverontreiniging met ecologische of verspreidingsrisico’s – dienen aansluitend te worden gesaneerd of beheerst.

De regeling maakt met de paragrafen 2.4 en 2.5 onderscheid tussen subsidieaanvragen door gemeenten en aanvragen door particulieren. Hierbij moet voldaan worden aan de in de regeling genoemde criteria. Voor het deelbudget ISV bodemsanering gelden specifieke uitgangspunten. Voor bodemmiddelen van het ISV zijn de provincies het bevoegd gezag en verantwoordelijk voor de verdeling van middelen.

Het ISV-budget bodemsanering kan worden ingezet voor de dekking van de kosten voor bodemonderzoek, het opstellen van een saneringsplan, het uitvoeren van een sanering, het verrichten van nazorg, andere projectgebonden kosten zoals schadevergoedingsregelingen en personele capaciteit. Voor een beroep op een ISV bijdrage bodemsanering moet worden voldaan aan de voorwaarden van het rijksbeleidskader bodemsanering zoals hiervoor omschreven. Daarnaast zal bodemsanering functiegericht en kosteneffectief moeten zijn.

Particuliere projecten hoeven niet noodzakelijkerwijs binnen het bestaand stedelijk gebied gelegen te zijn; ze mogen ook in het landelijk gebied gelegen zijn. Toekenning van de subsidie geschiedt op volgorde van binnenkomst van de aanvragen (dus “wie het eerst komt, die het eerst maalt”).

Paragraaf 2.6 geluidsanering verkeerslawaai

Op grond van deze paragraaf, kunnen net als onder de ISV-II regeling, geluidssaneringsprojecten voor subsidiëring in aanmerking komen. Voor de geluidssanering gaat het om het isoleren van woningen met een geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer van 65 dB of hoger. Deze woningen zijn in 1986 door de gemeenten opgegeven aan het toenmalige Ministerie van VROM en worden aangeduid als A-lijst woningen. Sinds 1986 wordt een saneringsprogramma uitgevoerd voor het isoleren van deze A-lijst woningen. De gemeenten vragen individueel een subsidieverzoek aan voor saneringsprojecten in de regio waar hun gemeente deel van uitmaakt. Er zijn drie regio’s, te weten Noord, Zuidwest en de Friese Wouden. Verreweg het grootste gedeelte van deze A-lijst woningen in de provincie Fryslân is reeds gesaneerd. Bij de geluidssanering gaat het nu nog om een beperkt aantal resterende saneringsprojecten (gevelisolatie van woningen die nog niet zijn gesaneerd, maar die wel voorkomen op de A-lijst). Deze resterende woningen worden aangeduid als ‘oud-weigeraars’, omdat aan hen eerder een saneringsvoorstel is gedaan waarmee ze niet hebben ingestemd. In totaal gaat het nu nog om een beperkt aantal projecten in de gemeenten Achtkarspelen, Weststellingwerf, Heerenveen, Tytsjerksteradiel, Sudwest-Fryslân, Dantumadeel en Boarnsterhim. In 2010 hebben deze gemeenten – op verzoek – aangegeven, dat er nog A-lijst woningen zijn die nog gesaneerd moeten worden. De woningen waar het nu nog om gaat zijn dus in principe bekend. Het totaal geraamde bedrag dat nodig is om alle (nu nog resterende) woningen te saneren wordt geschat op maximaal € 900.000,-. De verwachting is dat dit bedrag voldoende is voor de uitvoering van de sanering, omdat in de praktijk blijkt dat er altijd woningeigenaren zijn die niet mee willen doen aan de sanering. De uitvoeringsperiode voor het saneren van de resterende woningen loopt van 2012 tot 2016. Daarna is de geluidsanering op grond van deze regeling afgerond. Verdere aanpak van geluidsknelpunten gaat enerzijds via het “Actieplan provinciale wegen” en anderzijds via de bewaking van de (nog vast te stellen) Geluidsproductieplafonds (conform wetsvoorstel SWUNG2). De invulling van dit onderdeel geluidssanering wijkt af van het Provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2012-2015. In dit beleidskader is er van uitgegaan dat de sanering van woningen op de A-lijst een aflopende zaak is en niet meer onder de komende ISV periode valt; in dit beleidskader is daarom gekozen voor sanering van nieuwe situaties verkeerslawaai als integraal onderdeel van ISV projecten. Voorlopig heeft het afronden van de A-lijst prioriteit, zodat in ieder geval de woningen met het meeste verkeerslawaai gesaneerd kunnen worden. In een volgende tranche van deze regeling zal de provincie criteria opnemen voor sanering van nieuwe situaties als integraal onderdeel van stedelijke vernieuwing; deze criteria zullen zijn afgestemd op het Provinciaal beleidskader stedelijke vernieuwing 2012-2015.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.6.3 Doelgroep Dit artikel regelt wie een aanvraag voor een geluidsaneringsproject kan indienen. Dit zijn in beginsel alle Friese gemeenten; echter in de praktijk zal het waarschijnlijk alleen de gemeenten Achtkarspelen, Weststellingwerf, Heerenveen, Tytsjerksteradiel, Sud-West Fryslân, Dantumadeel en Boarnsterhim betreffen, omdat het om een afronding van geluidssaneringsprojecten op de A-lijst gaat (de zogenaamde lijst van “oud-weigeraars”).

Artikel 2.6.6 Toetsingscriteria Dit artikel bevat de criteria waaraan een saneringsproject moet voldoen. Alleen voor woningen die in 1986 op de zogeheten A-lijst van het voormalige ministerie van VROM zijn vermeld en die nog niet eerder zijn gesaneerd kan subsidie worden aangevraagd.

Artikel 2.6.7 Subsidiabele kosten Twee soorten kosten zijn subsidiabel: de uitvoeringskosten van het project en de kosten voor de voorbereiding en de begeleiding. De voorbereiding en begeleiding worden meestal verzorgd door de Milieudienst waarin de betreffende gemeente ligt. De uitvoeringskosten zijn de kosten die de aannemer moet maken om de gevel(s) te isoleren. Voorwaarde is dat aan tenminste twee aannemers een offerte voor uitvoering van het project wordt gevraagd. Voor de voorbereiding en de begeleiding van het project is uitgegaan van een maximaal percentage van 15% van de uitvoeringskosten. Alvorens aan aannemers een offerte wordt gevraagd, dient middels een akoestisch onderzoek duidelijk te zijn welke maatregelen moeten worden getroffen.Artikel 2.6.10 Verdeelsystematiek In dit artikel is geregeld hoe het budget wordt verdeeld over de aanvragers. Hierbij is de volgorde van binnenkomst van de aanvraag bepalend. Indien het subsidieplafond wordt overschreden en aanvragen van verschillende gemeenten op dezelfde dag worden ontvangen, wordt door middel van loting de rangschikking van de aanvragen vastgesteld. Dit zou er toe kunnen leiden dat een (deel van de uitvoering van een) project een jaar later voor subsidie in aanmerking komt.

Paragraaf 3.1 Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO)

1. InleidingCollectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) houdt in dat particulieren in groepsverband een kavel of pand(en) aankopen om gezamenlijk woningen te realiseren voor eigen bewoning. De groep treedt in de vorm van een vereniging of stichting op als één opdrachtgever/ontwikkelaar naar architect en aannemer. CPO kan worden beschouwd als een variant op de traditionele kavelbouw, waarbij in één keer meerdere woningen worden gerealiseerd die samen een eenheid vormen (beeldkwaliteit) en waarbij de zeggenschap van de consument voorop staat.

2. Doel van de CPO-subsidieDe provincie geeft subsidie aan een groep burgers, die in groepsverband is georganiseerd in een stichting of vereniging en die - zonder winstoogmerk - opdracht geeft voor een woningbouwproject. Hiermee worden groepen burgers gestimuleerd om zelf aan de slag te gaan. Het kan gaan om nieuwbouw of verbouw van bestaande panden. Het kan dan gaan om functiewijziging of om collectieve ingrijpende renovatie van één of meerdere aan elkaar grenzen-de panden. Als het om ingrijpende renovatie gaat moet het gaan om zeer sterk verpauperde panden, ook wel aangeduid met rotte kiezen. Het geld is bedoeld voor de proceskosten die een CPO-groep maakt om tot realisatie van het project te komen. Het kan voor particulieren lastig zijn deze financiering voor elkaar te krijgen. De kosten worden gemaakt in het voortraject: de fase vanaf het moment dat de CPO-groep een vereniging of stichting opricht tot het moment dat de gemeente één of meerdere bouwvergunningen verleent. Op het moment dat het voortraject is afgerond, is het blijkbaar al gelukt de financiering rond te krijgen voor het voortraject en is deze niet meer nodig. Als het voortraject is afgerond kan er daarom geen subsidie meer worden aangevraagd op basis van deze regeling. Huurwoningen in een CPO-project komen niet in aanmerking voor subsidie. De reden hiervoor is dat de provincie ervan uitgaat dat de eigenaar/verhuurder van de woningen de kosten in het voortraject van het CPO-project kan financieren. Er mag wel subsidie worden aangevraagd voor CPO-projecten waarin zowel huur- als koopwoningen worden gerealiseerd. Subsidie wordt alleen verleend voor de realisatie van de koopwoningen. Subsidievereiste is voorts dat een project uit minimaal drie koopwoningen bestaat. Oprichting van een vereniging of stichting is als subsidievoorwaarde gesteld om te waarborgen dat de CPO-groep gemotiveerd is. 3. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten Alleen activiteiten die de CPO-groep ontplooit in het voortraject komen in aanmerking voor subsidie. Het gaat dan om activiteiten in de fase van planuitwerking en ontwerp. Voorbeelden van subsidiabele activiteiten zijn: • het inhuren van een professioneel bureau om advies uit te brengen, bijvoorbeeld in de vorm van een plan van aanpak, een programma van eisen, een verkavelingsplan, exploitatieberekeningen en dergelijke; • vergader- en reproactiviteiten door de CPO-groep; • onderzoeksactiviteiten (bv. archeologisch, milieukundig onderzoek e.d. op de bouwlocatie); • het ontwerpen en maken van bouwtekeningen van de woningen.

Artikel 3.1.8 Subsidiehoogte De hoogte van de subsidie is afhankelijk van het aantal te realiseren koopwoningen en bedraagt een vast bedrag van € 4.000 per woning. De subsidie wordt niet vastgesteld op basis van gerealiseerde kosten, maar op basis van de verrichtte activiteiten die verantwoord moeten worden in een activiteitenverslag.

Paragraaf 3.2 Stimulering funderingsherstel

1. InleidingDeze paragraaf biedt een stimuleringsregeling voor eigenaren van woningen voor het opheffen van bouwtechnische gebreken aan houten funderingen (funderingsherstel) en eventuele daarmee direct samenhangende bouwtechnische gebreken aan het casco van de woning. Funderingsproblemen komen met name voor in het Friese veenweidegebied. De regeling is echter niet tot dit gebied beperkt, maar geldt voor het gehele Friese grondgebied.

2. Aard en omvang van de funderingsproblematiekIn het Friese veenweidegebied is sprake van een voortgaand proces van daling van bodem, slootpeilen en grondwater. Zonder de peilen steeds aan de opgetreden bodemdaling aan te passen, zou het gebied op den duur onder water komen te staan. Niet alleen landbouwgrond daalt, ook erven en tuinen doen dat, maar die worden in de regel steeds weer opgehoogd, waardoor peilaanpassing niet nodig is. Toch daalt ook daar het grondwater vanwege de invloed van peilaanpassingen die voor de landbouw nodig zijn. Als gevolg hier van komen de (houten) funderingen op een gegeven moment droog te staan. Met name voor de houten funderingen vormt dit een probleem. Die worden dan aangetast door houtrot en verliezen op den duur hun draagkracht. Scheuren, scheefstand en andere vormen van schade aan de woning zijn het gevolg. Indien men de fundering niet snel vervangt kan de schade aan de woning nog verder toenemen.

Houten funderingen werden tot halverwege vorige eeuw in het veenweidegebied veel toegepast. Bij een klein deel van de woningen is inmiddels schade aan fundering en gebouw geconstateerd. Bij de overige panden is dat binnen nu en de komende decennia te verwachten.  3. Achtergrond en karakter stimuleringsregelingDe provincie sluit aansprakelijkheid voor enige vorm van funderingsschade uitdrukkelijk uit. Niettemin willen Provinciale Staten vanuit een morele verantwoordelijkheid een handreiking doen in de richting van de eigenaar-bewoners die funderingsschade hebben bij woningen gefundeerd op houten palen. Het behoud van het karakter en de leefbaarheid van onder andere het veenweidegebied vormt daarbij een belangrijke bijkomende overweging.

Karakter van de regeling is dat de provincie de aanvrager stimuleert funderingsherstel bij zijn woning uit te voeren, door middel van het beschikbaar stellen van een laagrentende lening (vast rentepercentage van 2%) tot een maximum van het bedrag dat noodzakelijk is voor funderingsherstel. Deze lening wordt verstrekt via de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (hierna SVn), waarbij de provincie via een zogenaamde revolverend fonds de benodigde financiële middelen beschikbaar stelt. Revolverend wil zeggen dat de betaalde rente en aflossingen weer terugvloeien in het fonds, waardoor onafgebroken geld beschikbaar blijft voor nieuwe stimuleringsleningen. De zeggenschap over het door SVn beheerde fonds voor de Regeling stimulering funderingsherstel berust volledig bij de provincie. De provincie bepaalt waaraan het geld wordt besteed, aan wie en onder welke voorwaarden. SVn voert de Regeling stimulering funderingsherstel voor een belangrijk deel uit. Daartoe hebben de provincie Fryslân en SVn een deelnemingsovereenkomst ondertekend. SVn voert ook voor een aantal grote gemeenten in het westen van het land soortgelijke regelingen voor funderingsherstel uit, al dan niet in combinatie met regelingen voor woningverbetering. SVn heeft als doel een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsverbetering van de volkshuisvesting in de meest brede zin.

4. Criteria Wil een aanvrager voor een laagrentende lening op grond van deze regeling in aanmerking komen dan dient onder andere aan de volgende voorwaarden te worden voldaan.

Ten eerste mag de WOZ waarde (peildatum 2010) van de woning niet uitgaan boven een bedrag van € 236.607. Dit is normaliter de grens van de Nationale Hypotheekgarantie zoals die wordt gehanteerd door de Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen. Ten tweede dient de woning door de aanvrager te zijn aangekocht voor 1 januari 1992. Met ingang van deze datum is het Burgerlijk Wetboek (BW) gewijzigd. Op grond van artikel 7:17, lid 2 van het BW geldt een mededelingsplicht voor de verkoper van en woning en een onderzoeksplicht voor de koper ten aanzien van verborgen gebreken. Daarmee is de verantwoordelijkheid voor de koper geformaliseerd om zich terdege te informeren over de technische toestand van een woning alvorens tot aankoop over te gaan. Kortom, kopers hadden vanaf die datum op de hoogte kunnen zijn van het risico van funderingsschade. In een aantal gevallen zal bij het bepalen van de koopprijs rekening gehouden zijn met het noodzakelijke funderingsherstel. In een dergelijk geval zou een bijdrage van de provincie de nieuwe eigenaar een dubbel voordeel opleveren. Derhalve zijn eigenaren die hun woning na 1 januari 1992 hun woning hebben gekocht van de regeling uitgesloten. Ten derde zal uit een onderzoeksrapport moeten blijken dat sprake is van funderingsgebreken aan een houten fundering en dient een herstelplan te worden overlegd.

Indien aan deze drie belangrijke voorwaarden is voldaan zal vervolgens door het SVn een kredietbeoordeling worden uitgevoerd. Tevens dient voor het uitvoeren van het funderingsherstel een omgevingsvergunning voor bouwen van het bevoegde gezag (meestal de gemeente) te worden gekregen.

5. Fonds Het fonds voor de Regeling stimulering funderingsherstel heeft een looptijd van 5 jaar. Voor elk jaar wordt een subsidieplafond vastgesteld en gepubliceerd. Uit het fonds worden stimuleringsleningen verstrekt tegen een rente van 2 procent en met een looptijd van 25 jaar.6. ProcedureDe procedure voor het verkrijgen van een stimuleringslening kan kort samengevat als volgt worden beschreven: De aanvrager vraagt een formulier voor het verkrijgen van een stimuleringslening funderingsherstel op bij provincie of gemeente. Vervolgens laat de aanvrager een onderzoek uitvoeren naar de aanwezigheid van paalrot onder zijn/haar woning. Indien uit het onderzoek (uitgevoerd conform de “Richtlijn Onderzoek en beoordeling van houten paalfun-deringen onder gebouwen”) blijkt dat er paalrot aanwezig is, kan bij Gedeputeerde Staten een aanvraag voor een stimuleringslening worden ingediend. Bij die aanvraag dient een herstelplan voor de fundering en eventuele bijkomende gebreken aan de woning (tengevolge van funderingsgebreken) te worden overlegd. Gedeputeerde staten beoordelen vervolgens of het herstelplan voldoet en toetsen tevens of de WOZ-waarde van de woning de grens van € 236.607 niet te boven gaat. Tevens gaan zij na of de aanvrager de woning voor 1 januari 1992 in eigendom heeft verkregen. Voldoet de aanvrager aan de voornoemde vereisten dan volgt een verleningsbeschikking voor de stimuleringslening onder ontbindende voorwaarden. Dit betekent dat pas aanspraak op subsidie ontstaat wanneer de aanvrager een positieve kredietbeoordeling van SVn heeft verkregen: met andere woorden, de aanvrager moet de extra stimuleringslening financieel kunnen dragen. Ten tweede dient voor het aanbrengen van de nieuwe fundering een omgevingsvergunning voor bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bij het bevoegd gezag (meestal de gemeente) te worden aangevraagd en verkregen. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Indien aan de hiervoor genoemde vereisten is voldaan, kan de stimuleringslening worden verstrekt. Na het stellen van financiële zekerheid, meestal in de vorm van het recht van (tweede) hypotheek op het huis, zal de lening worden gestort in een door SVn beheerd bouwdepot. Na uitvoering van het funderingsherstel en uitbetaling van alle facturen van de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot het funderingsherstel, kan de aanvrager bij Gedeputeerde Staten een aanvraag indienen tot vaststelling van de stimuleringslening. Hiermee wordt de exacte omvang, op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten, uiteindelijk bepaald. Tenslotte: zolang de stimuleringslening niet is vastgesteld kan deze door Gedeputeerde Staten worden ingetrokken op grond van artikel 4:48 van de Algemene wet bestuursrecht. Eén van de intrekkingsgronden is bijvoorbeeld het niet voldoen aan de aan de subsidieverlening (lees: stimuleringslening) verbonden verplichtingen. Indien de stimuleringslening wordt ingetrokken is de lening direct opeisbaar.

Een belangrijke verplichting uit de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân is de actieve meldplicht van de aanvrager met betrekking tot afwijkingen ten opzichte van het ingediende herstelplan. Achterliggende reden voor deze verplichting is dat Gedeputeerde Staten ten allen tijde moeten kunnen beoordelen of de afwijkingen wel stroken met het achterliggende doel van het verstrekken van de stimuleringslening, namelijk het herstellen van de fundering en de daarmee samenhangende gebreken aan de woning.7. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begripsbepalingen In de definitie van het begrip funderingsherstel is tot uitdrukking gebracht dat de regeling beperkt is tot bouwtechnische gebreken aan houten funderingen.

Artikel 3.2.1 Doel De regeling heeft tot doel het stimuleren van funderingsherstel van woningen met funderingsproblemen aan houten funderingen, door middel van het beschikbaar stellen van laagrentende leningen. De regeling is beperkt tot houten funderingen, omdat funderingsproblematiek zich verreweg het vaakst voordoet bij woningen gefundeerd op houten palen. Houten funderingen zijn het meest kwetsbaar ingeval van verlaging van de grondwaterstand.

Artikel 3.2.2 Subsidiabele activiteiten In het kader van deze regeling is de laagrentende lening een hypothecaire lening op annuiteitenbasis tegen een rente van 2% en een looptijd van 25 jaar, die aan de aanvrager na een besluit van Gedeputeerde Staten kan worden toegekend.

Artikel 3.2.3 Doelgroep Alleen natuurlijke personen die eigenaar van een woning zijn, gelegen in de provincie Fryslân, kunnen een aanvraag indienen voor een stimuleringslening op grond van deze regeling.

Artikel 3.2.5 Aanvraag Het funderingsonderzoek dient te worden uitgevoerd conform de “Richtlijn Onderzoek en beoordeling van houten paalfunderingen onder gebouwen” van 18 januari 2011, zoals vastgesteld door de Organisatie Onafhankelijk Onderzoek Funderingen (= brancheorganisatie F3O). Op initiatief van brancheorganisatie F3O is een richtlijn ontworpen voor het uitvoeren van funderingsonderzoek, omdat de noodzaak hiertoe al vele jaren in de branche gevoeld werd.

Funderingsherstel heeft een grote impact op de financiële situatie van de eigenaren. Goed inzicht in de kwaliteit van een houten paalfundering is daarom erg belangrijk. Die kwaliteit kan bepaald worden door een funderingsonderzoek. Een uniforme richtlijn voor het uitvoeren van funderingsonderzoek kan het vertrouwen in de kwaliteit van het onderzoek vergroten en kan een rol spelen in het vergemakkelijken van een overdracht van het pand en kan onterechte sloop of niet noodzakelijk funderingsherstel voorkomen. Eén richtlijn omdat het funderingsonderzoek vaak over een oude en momenteel niet meer ontworpen constructie gaat die in vele opzichten buiten de bestaande regelgeving valt en waarvan de beoordeling een specifieke en complexe zaak is.

In 2003 is in opdracht van het ministerie van VROM door een aantal branchepartijen een protocol voor de uitvoering van een funderingsinspectie opgesteld. De uitvoering van een funderingsinspectie is vaak een onderdeel van een funderingsonderzoek. De inhoud van het VROM-protocol 2003 is in de F3O richtlijn geïntegreerd en geactualiseerd naar de laatste stand van de kennisopbouw. Verder is voor de F3O-richtlijn zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande documenten handelend over houten paalfunderingen (Amsterdam 2009, SBR 2007 en 2010, Gemeentewerken Rotterdam 2008, Wattjes 1922).

De voorgeschreven F3O richtlijn is momenteel de “state-of-the-art” op het terrein van funderingsonderzoek en wordt door alle gerenommeerde onderzoeksbureaus toegepast. De richtlijn is opgesteld door een interdisciplinair team van wetenschappers en praktijkmensen. Een kopie van de eigendomsoverschrijving van de woning uit het kadastrale register is van belang om te kunnen vaststellen of de woning eventueel op of na 1 januari 1992 in eigendom is verkregen. Als dat het geval is dan kan geen stimuleringslening verstrekt worden (zie ook de toelichting bij artikel 32).

Artikel 3.2.6 Weigeringsgronden Woningen dienen na het uitvoeren van het funderingsherstel nog minimaal 25 jaren mee te kunnen. Indien bekend is dat een woning op de nominatie staat op een gegeven gesloopt te gaan worden, dan zal de stimuleringslening geweigerd worden. Indien het totaalbedrag van de subsidiabele kosten lager is dan € 2.500 zal de stimuleringslening geweigerd worden.

Artikel 3.2.7 ToetsingscriteriaDe regeling is niet van toepassing op aanvragen voor een stimuleringslening voor een woning, die op of na 1 januari 1992 in eigendom is verkregen. Tijdens de behandeling van de uitgangspunten voor de onderhavige Regeling Stimulering funderingsherstel in Provinciale Staten is verschillende keren naar voren gebracht dat de funderingsproblematiek in het Friese Veenweidegebied niet uniek is en ook verre van onbekend. Uitgangspunt is daarom dat kopers op de hoogte hadden kunnen zijn van het risico van funderingsschade. In een aantal gevallen is er bij het bepalen van de koopprijs rekening gehouden met het noodzakelijke funderingsherstel. In een dergelijk geval zou een bijdrage van de provincie de nieuwe eigenaar een dubbel voordeel opleveren. Het is praktisch gezien onmogelijk per geval te beoordelen of sprake is geweest van “voorkennis”. Dat is ook niet noodzakelijk omdat het Burgerlijk Wetboek hiervoor een houvast biedt. Met de komst van het nieuwe Burgerlijk Wetboek per 1 januari 1992, is daarin artikel 7:17 tweede lid opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat sinds die datum sprake is van een mededelingsplicht voor de verkoper van een woning en een onderzoeksplicht voor de koper ten aanzien van verborgen gebreken aan de woning. Daarmee is de verantwoordelijkheid van de koper geformaliseerd om zich terdege te informeren over de technische toestand van een woning, alvorens tot aankoop over te gaan. Daarom zijn woningen die na 1 januari 1992 zijn aangekocht van de Regeling Stimulering funderingsherstel uitgesloten.

De regeling is niet van toepassing op een woning met een WOZ-waarde hoger dan € 236.607. Het bedrag van € 236.607 was de netto grenswaarde van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). De ratio achter het aansluiten bij de NHG-grens in deze regeling is dat mensen die in staat zijn om een woning boven de NHG-grens te bekostigen, voldoende zelfredzaam zijn om de kosten van funderingsherstel zelf te dragen.

Indien Gedeputeerde Staten tot het oordeel komen dat de bouwtechnische voorzieningen in het kader van het uit te voeren funderingsherstel niet als sober en doelmatig kunnen worden gezien, dan wordt de aanvraag geweigerd.

De regeling heeft betrekking op kosten die gemaakt moeten worden voor het opheffen van bouwtechnische gebreken aan de houten fundering en de bouwtechnische gebreken aan de woning die daarmee direct samenhangen. Een voorbeeld van het laatste is scheurvorming in muren van het huis tengevolge van het (gedeeltelijk) verzakken van de fundering van het huis.

Artikel 3.2.8 Verlening onder opschortende voorwaarden Het begrip voorwaarde moet hier worden gelezen in de betekenis van artikel 6:21 van het Burgerlijk Wetboek: de werking van een rechtshandeling wordt afhankelijk gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis. Opschortende voorwaarde wil zeggen dat de aanspraak op subsidieverlening pas ontstaat indien een onzekere toekomstige gebeurtenis intreedt. De opschortende voorwaarden worden tevens door Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, omdat alleen in dat geval Gedeputeerde Staten zich daadwerkelijk op de opschortende voorwaarden kunnen beroepen.Artikel 3.2.9 Subsidiabele kosten SVn voert de Regeling stimulering funderingsherstel voor de provincie Fryslân uit. Voor het afsluiten van een stimuleringslening worden door SVn kosten in rekening gebracht. Dit geldt eveneens voor de kosten van het uitvoeren van de kredietbeoordeling en voor het beheer van het bouwdepot door SVn. Al deze kosten kunnen worden ondergebracht in de stimuleringslening. Legeskosten die door de gemeenten worden gevraagd voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van het funderingsherstel, kunnen tevens onder de stimuleringslening worden gebracht.

Onderzoekskosten voor het vaststellen van funderingsproblemen kunnen slechts onder de stimuleringslening worden gebracht, indien daadwerkelijk een stimuleringslening wordt verstrekt. Mocht de aanvraag voor een stimuleringslening worden afgewezen (bijvoorbeeld vanwege onvoldoende financiële draagkracht), dan komen deze kosten dus voor rekening van de aanvrager. Indien het funderingsonderzoek leidt tot de vaststelling dat er geen sprake is van paalrot, dan komen de kosten van het onderzoek eveneens voor rekening van de aanvrager.

Begeleidingskosten van bijvoorbeeld een bureau voor het indien van een aanvraag, kunnen tevens onder de stimuleringslening worden gebracht.

Artikel 3.2.10 Verdeelsystematiek Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld, dus volgens het beginsel “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Mocht op een bepaalde dag het subsidieplafond worden overschreden, en er op die dag meerdere aanvragen binnengekomen zijn, dan wordt door loting beslist welke aanvragen afgehandeld kunnen worden. De aanvraag telt overigens pas mee wanneer deze compleet is.

Artikel 3.2.12 Stimuleringslening en betaalbaarstelling Indien een positieve kredietbeoordeling van het SVn is verkregen en de gemeente een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van het funderingsherstel heeft verleend, kan de stimuleringslening betaalbaar worden gesteld. Na het passeren van de hypotheekakte bij de notaris wordt het bedrag van de stimuleringslening in een bouwdepot gestort. Uitbetaling vindt plaats op basis van door gedeputeerde staten goedgekeurde facturen van uitgevoerde werkzaamheden.

Mocht er na uitvoering van alle werkzaamheden blijken dat er nog middelen in het bouwdepot zitten, dan worden deze in mindering gebracht op de stimuleringslening (nadat uiteindelijk de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden). De aanvrager van een stimuleringslening is verplicht financiële zekerheid te stellen voor de toe te wijzen stimuleringslening. Meestal zal dit gebeuren in de vorm van het recht van hypotheek. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin het wenselijk is een andere vorm van zekerheid te vragen. Voorbeeld is het pandrecht op een bankrekening. De looptijd van de stimuleringslening bedraagt 25 jaar.