Subsidieregeling Kennis en Innovatie

Geldend van 01-05-2016 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Kennis en Innovatie

Verordening van 20 april 2016 van provinciale staten van Fryslân, houdende regels ter subsidiëring van kennisontwikkeling.

Provinciale staten van Fryslân;

gelet op artikel 145 van de Provinciewet;

gelet op artikel 28 van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

gelet op Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);

gezien de beleidsregel OP EFRO Kennisontwikkeling 2016;

besluiten

vast te stellen de Subsidieregeling Kennis en Innovatie als volgt:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    MKB-onderneming: kleine onderneming, middelgrote of micro onderneming in de zin van bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    grote onderneming: onderneming die niet voldoet aan de vastgestelde criteria in bijlage I van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    kennisinstelling: een entiteit, zoals een universiteit of onderzoeksorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek. Mbo- en hbo-instellingen en roc’s vallen ook onder de bedoelde entiteit;

  • d.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, publicatieblad EU L187/1, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • e.

    SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • f.

    hooggekwalificeerd personeel: een medewerker met een afgeronde opleiding op HBO of WO niveau en ten minste 5 jaar relevante beroepservaring, waarbij de jaren die gemaakt zijn voor het behalen van een doctoraat meetellen als jaren van de relevante beroepservaring;

  • g.

    topsector: Agri & Food, Chemie, Creatieve Industrie, Energie, Hightech Systemen en Materialen, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, Life Science & Health, Logistiek en Water zoals beschreven in het document Topsectoren te vinden op www.snn.eu;

  • h.

    brutoloonkosten: de kosten berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 32% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

  • i.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);

  • g.

    technologische innovatie: een nieuwe technologie voor producten, diensten of processen van de onderneming;

  • h.

    organisatie-innovatie: het vernieuwen van de werkwijze van een onderneming met de bedoeling om de organisatie te verbeteren;

  • i.

    marktinnovatie: het aanboren van nieuwe markten, het introduceren van nieuwe producten op bestaande markten en het vernieuwen van de marktbenadering.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel kennisontwikkeling, op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen, te stimuleren.

Artikel 3 Aanvraagperiode

Een aanvraag wordt ingediend binnen een door het dagelijks bestuur van het SNN vastgestelde periode.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitoefent.

Artikel 5 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de kennisontwikkeling niet ten goede komt aan de aanvrager;

  • b.

    ter zake van de subsidiabele kosten vóór ontvangst van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan of de activiteiten zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • c.

    de activiteiten niet voldoen aan het bepaalde in deze regeling;

  • d.

    de aanvrager een onderneming is tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    tegen de activiteiten, dan wel de uitvoering hiervan, overwegende bezwaren bestaan;

  • g.

    de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 6 Beslistermijn aanvraag

De termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag wordt gesteld op 8 weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de kosten van de uitvoering van het project worden op een eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weergegeven;

  • b.

    op de website van de aanvrager wordt een korte beschrijving van het project geplaatst, met het embleem van de Europese Unie, en vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

  • c.

    ten minste één affiche met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) met vermelding van de steun door de Europese Unie wordt op een voor het publiek goed zichtbare plaats geplaatst. Het format hiervoor wordt beschikbaar gesteld door het SNN;

  • d.

    op alle door de aanvrager gedane voorlichtings- en communicatiemaatregelen wordt duidelijk gemaakt dat de concrete steun is verleend uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling: door weergave van het embleem van de Unie en door vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

  • e.

    wijzigingen in het project worden zo spoedig mogelijk gemeld aan het SNN.

Artikel 8 Maximum subsidie per onderneming

Het maximum aan totaal te ontvangen subsidie op basis van deze verordening bedraagt voor één onderneming € 200.000,= Waarbij voor de toepassing van dit artikel één onderneming alle rechtspersonen omvat die de volgende band met elkaar onderhouden:

  • i.

    de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders; of

  • ii.

    de meerderheid van vennoten van een andere onderneming.

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1 Het dagelijks bestuur SNN stelt een subsidieplafond vast voor het verstrekken van subsidie voor in een bepaalde periode ontvangen aanvragen.

  • 2 Het dagelijks bestuur SNN verdeelt de in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, als datum van ontvangst geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen.

  • 3 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het vorige lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 10 Aanvraagformulier

Subsidie wordt aangevraagd middels een door het dagelijks bestuur SNN vastgesteld aanvraagformulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag worden overgelegd.

Artikel 11 Voorschotten

 Er kan eenmaal een voorschot worden verstrekt naar evenredigheid van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten.

Artikel 12 Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    de activiteiten niet worden uitgevoerd in overeenstemming met het doel of de voorschriften van deze regeling;

  • b.

    tegen de uitvoering van de activiteiten overwegende bezwaren bestaan;

  • c.

    de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1 De subsidieontvanger dient uiterlijk 4 weken na de realisatie van de activiteiten een verzoek om definitieve vaststelling van de subsidie in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 2 De subsidieontvanger dient ten minste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van de activiteiten te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 14 Beslistermijn vaststellingsverzoek

Op een aanvraag tot subsidievaststelling wordt binnen 13 weken een besluit genomen.

Artikel 15 Bedrag vaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van de subsidiabele activiteiten.

Paragraaf 2 Gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel

Artikel 16 Reikwijdte paragraaf

De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor het gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel.

Artikel 17 Subsidiabele activiteiten

Voor subsidie komt in aanmerking het bij de aanvrager gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel van een grote onderneming of een kennisinstelling voor een nieuw gecreëerde functie ten behoeve van kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie.

Artikel 18 Subsidiabele kosten

Subsidiabel zijn de loonkosten van het hooggekwalificeerd personeel. De kosten worden berekend door de gewerkte uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van het hooggekwalificeerd personeel.

Artikel 19 Toetsingscriteria

  • 1 De gedetacheerde wordt geplaatst bij een vestiging van de aanvrager in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen.

  • 2 De gedetacheerde wordt minimaal 12 uren per week ingezet.

  • 3 Het gedetacheerd hebben van een medewerker geldt voor een duur van minimaal 6 maanden en maximaal 18 maanden.

  • 4 De gedetacheerde dient voorafgaand aan de inzet minimaal 6 maanden in loondienst te zijn bij de uitlenende organisatie.

Artikel 20 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    een personeelslid van de aanvrager door de gedetacheerde vervangen wordt;

  • b.

    de grote onderneming of kennisinstelling waar het hooggekwalificeerd vanuit gedetacheerd wordt, niet onafhankelijk is ten opzichte van de aanvrager.

Artikel 21 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening wordt, in aanvulling op artikel 7 van deze regeling, in elk geval de verplichting opgelegd dat de gemaakte kosten van het gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel wordt aangetoond middels facturen en betalingsbewijzen. In de facturen zijn de werkzaamheden gespecificeerd naar uren.

Artikel 22 Subsidiepercentage

Het subsidiepercentage bedraagt 40 van de subsidiabele kosten.

Artikel 23 Minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie

Het dagelijks bestuur SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie vast.

Artikel 24 Intrekkingsgrond

De subsidie wordt, in aanvulling op artikel 12 van deze regeling, ook ingetrokken indien de subsidieontvanger niet de minimale subsidiabele kosten, die op grond van artikel 23 zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur SNN, heeft gemaakt en betaald.

Paragraaf 3 Plaatsen van personeel

Artikel 25 Reikwijdte paragraaf

De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor het plaatsen van personeel.

Artikel 26 Subsidiabele activiteiten

Voor subsidie komt in aanmerking kennisontwikkeling middels het tijdelijk plaatsen van een medewerker van de aanvrager, met een relevante HBO of WO diploma of aantoonbare relevante werkervaring op vergelijkbaar niveau, bij een andere organisatie in de Europese Unie inclusief het begeleiden van deze medewerker door de andere organisatie. De kennisontwikkeling is gericht op technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie en komt ten goede aan de aanvrager.

 Artikel 27 Subsidiabele kosten

  • 1 De brutoloonkosten van de medewerker zijn subsidiabel, voor zover de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

  • 2 Subsidiabel zijn de loonkosten van de begeleider, voor zover de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 28 lid 4 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De kosten worden berekend door de begeleidingsuren te vermenigvuldigen met het uurtarief van de begeleider van de organisatie waar de medewerker wordt geplaatst.

Artikel 28 Toetsingscriteria

  • 1 De tijdelijk te plaatsen medewerker is werkzaam bij een vestiging van de aanvrager in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen.

  • 2 De medewerker dient minimaal 12 uren per week geplaatst te worden.

  • 3 Het plaatsen van een medewerker geldt voor een duur van minimaal 6 maanden en maximaal 18 maanden.

  • 4 De medewerker dient voorafgaand aan de plaatsing minimaal 6 maanden in loondienst te zijn bij de aanvrager.

Artikel 29 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien de organisatie waar een medewerker geplaatst wordt, niet onafhankelijk is ten opzichte van de aanvrager.

Artikel 30 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden, in aanvulling op artikel 6 van deze regeling, in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de brutoloonkosten van de tijdelijk te plaatsen medewerker worden aangetoond middels loonstroken, betalingsbewijzen en een urenregistratie;

  • b.

    kosten van het begeleiden van de tijdelijk te plaatsen medewerker door de organisatie waar de medewerker geplaatst wordt, worden aangetoond middels facturen en betalingsbewijzen. In de facturen zijn de werkzaamheden gespecificeerd naar uren.

Artikel 31 Subsidiepercentage

  • 1 Het subsidiepercentage bedraagt 40 van de brutoloonkosten van de tijdelijk te plaatsen medewerker.

  • 2 Het subsidiepercentage bedraagt 50 van de brutoloonkosten van de tijdelijk te plaatsen medewerker indien de aanvrager actief is in een topsector en de medewerker geplaatst wordt bij een organisatie die actief is in een andere topsector.

  • 3 Het subsidiepercentage bedraagt 50 van de kosten voor begeleiding van de medewerker.

Artikel 32 Minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie

Het dagelijks bestuur SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie vast.

Artikel 33 Intrekkingsgrond

De subsidie wordt, in aanvulling op artikel 12 van deze regeling, ook ingetrokken indien de subsidieontvanger niet de minimale subsidiabele kosten, die op grond van artikel 32 zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur SNN, heeft gemaakt en betaald.

Paragraaf 4 Promovendus

Artikel 34 Reikwijdte paragraaf

De bepalingen in deze paragraaf gelden alleen voor het tijdelijk in dienst hebben of het gedetacheerd hebben van een promovendus.

Artikel 35 Subsidiabele activiteiten

Voor subsidie komt in aanmerking het bij de aanvrager gedetacheerd hebben of het tijdelijk in dienst hebben van een promovendus ten behoeve van kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie.

Artikel 36 Subsidiabele kosten

  • 1 De brutoloonkosten van de promovendus zijn subsidiabel indien deze tijdelijk in dienst is.

  • 2 Subsidiabel zijn de loonkosten van de promovendus indien deze gedetacheerd is. Deze kosten worden berekend door de gewerkte uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van de promovendus.

Artikel 37 Toetsingscriteria

  • 1 De promovendus is werkzaam bij een vestiging van de aanvrager in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen.

  • 2 De promovendus dient minimaal 12 uren per week ingezet te worden.

  • 3 Het gedetacheerd hebben of het in dienst hebben van een promovendus geldt voor een duur van minimaal 6 maanden en maximaal 18 maanden.

Artikel 38 Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de de-minimisverordening;

  • b.

    de promovendus gedetacheerd wordt vanuit een organisatie die niet onafhankelijk is ten opzichte van de aanvrager.

Artikel 39 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden in aanvulling op artikel 7 van deze regeling in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de kosten van het gedetacheerd hebben van een promovendus worden aangetoond middels facturen en betalingsbewijzen. In de facturen zijn de werkzaamheden gespecificeerd naar uren;

  • b.

    de brutoloonkosten van de promovendus worden aangetoond middels loonstroken, betalingsbewijzen en een urenregistratie.

Artikel 40 Subsidiepercentage

Het subsidiepercentage bedraagt 50 van de subsidiabele kosten.

Artikel 41 Minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie

Het dagelijks bestuur SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie vast.

Artikel 42 Intrekkingsgrond

De subsidie wordt, in aanvulling op artikel 12 van deze regeling, ook ingetrokken indien de subsidieontvanger niet de minimale subsidiabele kosten, die op grond van artikel 41 zijn vastgesteld door het dagelijks bestuur SNN, heeft gemaakt en betaald.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 43 Toezicht

  • 1 Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht worden aangewezen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voorschriften.

Artikel 44 Afkondiging en inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening wordt bekendgemaakt in het provinciaal blad en treedt in werking op 1 mei 2016.

  • 2 Deze verordening werkt terug tot 1 mei 2016 voor zover de bekendmaking, bedoeld in artikel 136 van de Provinciewet, plaatsvindt na 1 mei 2016.

Artikel 45 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als KEI.

Ondertekening

Leeuwarden, 23 maart 2016
Voorzitter J.A. Jorritsma
Griffier A. Oortgiesen
 

Toelichting

Deze subsidieregeling wordt medegefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.Artikel 1 sub a Hierin wordt aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van de regeling. Conform bijlage 1 van de verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 fte werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken dient te worden naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.

Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

Artikel 1 sub h De berekening van de brutoloonkosten gaat uit een van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast. Hieronder staan een aantal voorbeelden van berekeningen met een ander aantal contracturen: • 24-urige werkweek: 1.032 uur per jaar; • 32-urige werkweek: 1.376 uur per jaar; • 36-urige werkweek: 1.548 uur per jaar.

Artikel 5 sub b Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van of een het voor akkoord ondertekenen van een (arbeids)overeenkomst. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

Artikel 7 sub b, c en d Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in bijlage XII van verordening 1303/2013. Daarin zijn voorschriften gegeven over voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. Op basis hiervan zijn er verplichte logo’s, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, te plaatsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. Het SNN zal faciliteren in het voldoen aan deze voorwaarden. Bij publicaties op de website van de onderneming dient het Europese logo direct zichtbaar (zonder te hoeven scrollen) te zijn op dat deel van de website dat betrekking heeft op het gesubsidieerde project.

Het affiche dient voor het publiek zichtbaar te zijn op de bedrijfslocatie van de aanvragende onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.

Artikel 20 sub b, artikel 29 en artikel 38 sub b De organisatie wordt onder andere in de volgende situaties niet aangemerkt als onafhankelijk: • als de organisatie onderdeel is van het verband van ondernemingen waartoe de aanvrager behoort. Dit houdt in zowel verbonden als niet verbonden ondernemingen; • als de directeur/bestuurder van de aanvragende onderneming ook de directeur/bestuurder van de in te schakelen organisatie is.

Artikel 27 lid 2 Deze regeling bevat geoorloofde staatssteun op grond van artikel 28 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (agvv). De begeleidingskosten die gesubsidieerd worden vallen onder artikel 28 lid 4 van de agvv.

In het geval van begeleidingskosten is de steunintensiteit 100 % van de in aanmerking komende kosten mits het totale bedrag van de steun voor innovatieadviesdiensten en diensten inzake innovatieondersteuning ten hoogste 200 000 EUR bedraagt per onderneming over een periode van drie jaar.