Regeling vervallen per 17-11-2022

Openstellingsbesluit van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, onderdeel Samenwerking in het kader van het EIP

Geldend van 21-10-2016 t/m 16-11-2022

Intitulé

Openstellingsbesluit van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, onderdeel Samenwerking in het kader van het EIP

Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 10 oktober 2016 tot vaststelling van het Openstellingsbesluit van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, onderdeel Samenwerking in het kader van het EIP

Gedeputeerde Staten van Fryslân

gelet op artikel 1.3 van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020;

BESLUITEN

het volgende vast te stellen:

Artikel 1. Openstelling en subsidieplafond

  • 1 De maatregel Samenwerking in het kader van het EIP, zoals opgenomen in hoofdstuk 2, paragraaf 8 van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020 wordt opengesteld voor de periode van 1 november 2016 tot en met 20 januari 2017

  • 2 Het subsidieplafond bedraagt € 500.000.

  • 3 Het subsidieplafond bestaat voor 50% uit ELFPO middelen en voor 50% uit provinciale middelen.

Artikel 2. Definities

In aanvulling op de definities zoals genoemd in artikel 1.1. en artikel 2.8.1. van de Regeling wordt in dit besluit verstaan onder:

  • 1.

    Regeling: Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, inclusief de wijzigingen vastgesteld op 4 oktober 2016.

  • 2.

    AgroAgenda Noord Nederland: en de daaronder gedefinieerde agenda’s, uitgezonderd het Innovatieprogramma Landbouw en Veenkoloniën 2012-2020, Update 2014, zijnde:

    • a.

      Versnellingsagenda Melkveehouderij;

    • b.

      Icoonproject structurele bodemverbetering, waarbij met de bodem wordt bedoeld: de bovenste laag van de aardkorst voor zover die door planten beworteld is of kan worden, en- of voor zover die onder invloed van fysische, chemische of biologische processen is veranderd, een en ander overeenkomstig bijlage 2;

    • c.

      Potato Valley;

    • d.

      Noord4bio.

  • 3.

    Foarutbuorkje II Lânbouaginda 2014-2020;

  • 4.

    Feangreidefisy

  • 5.

    Uitvoeringsprogramma Duurzame Energie 2014-2020:

    • a.

      energiebesparing door de landbouw;

    • b.

      energieopwekking door de landbouw;

Artikel 3. Subsidiabele activiteit

  • 1 Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.8.8, tweede lid van de Regeling.

  • 2 Er wordt alleen subsidie verstrekt voor activiteiten passend binnen artikel 2 lid2 tot en met 5 enkel voor zover deze betrekking hebben op de thema’s:

    • a.

      verduurzaming van de grondgebonden melkveehouderij in Noord Nederland of;

    • b.

      het ontwikkelen van een economisch verdienmodel waarmee natuurinclusiviteit blijvend kan worden ingevuld of;

    • c.

      het stimuleren van de biologische landbouw in de provincie Fryslan, of;

    • d.

      het versterken en verduurzamen van de pootaardappelteelt in de provincie Fryslân.

Artikel 4. Aanvrager

In afwijking van artikel 1.5 van de Regeling kan ook subsidie worden verleend aan landbouwondernemingen die niet voldoen aan de definitie van kleine, middelgrote of micro-ondernemingen (mkb) als opgenomen in de bijlage 1 bij de Regeling 651/2014 (AGVV).

Artikel 5 Indienen van een subsidieaanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag kan worden ingediend bij Gedeputeerde Staten via het SNN middels een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.eu/pop3.

  • 2 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een door SNN opgesteld volledig ingevuld format projectplan, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. Hiervoor dienen door het SNN verstrekte vaste formats te worden gebruikt.

Artikel 6 Weigeringsgronden

  • 1 Onverminderd de artikelen 1.8 en 2.7.5 van de Regeling wordt subsidie geweigerd indien het project bij de weging op de selectiecriteria zoals opgenomen in Bijlage 1 minder dan 22 punten scoort;

  • 2 Onverminderd het vermelde in lid 1 worden projecten geweigerd, die onvoldoende of gering scoren op de selectiecriteria 'Kans op succes'' (bijlage 1 onder b) of 'Mate van innovativiteit' (bijlage 1 onder d).

  • 3 Subsidie wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in dit openstellingsbesluit en de Regeling.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.8.6 van de Regeling wordt subsidie alleen verstrekt voor de volgende kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project:

  • a.

    kosten van het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • b.

    coördinatiekosten voor het samenwerkingsverband

  • c.

    de kosten voor het verspreiden van resultaten van het project

  • d.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa

  • e.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs

  • f.

    de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied

  • g.

    haalbaarheidsstudies

  • h.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware

  • i.

    bijdrage(n) in natura, bestaande uit onbetaalde eigen arbeid

  • j.

    personeelskosten

  • k.

    niet verrekenbare of niet-compensabele BTW

  • l.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk.

Artikel 8 Hoogte subsidie

Onverminderd het gestelde onder artikel 2.8.8 van de Regeling geldt dat de maximale hoogte van de subsidie € 100.000 bedraagt voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, waarbij geen subsidie wordt verstrekt indien na beoordeling de berekende subsidie lager is dan € 65.000.

Artikel 9 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1 Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de criteria en wegingsfactoren zoals opgenomen in Bijlage 1 van dit besluit.

  • 2 De rangschikking van projecten wordt bepaald aan de hand van een combinatie tussen het aantal toegekende punten per project en het beleidsdoel waar het project aan bijdraagt, zoals benoemd in artikel 3 lid 2. Per beleidsdoel komt de aanvraag met de meeste punten als eerste in aanmerking voor subsidie. Vervolgens wordt gekeken naar de beste nummers 2 per beleidsdoel, totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 3 In aanvulling op artikel 1.15 van de Regeling worden de projecten gerangschikt op volgorde van de meest behaalde punten naar het laagst aantal behaalde punten.

  • 4 In het geval het subsidieplafond zal worden overschreden door een aanvraag waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond of indien het subsidiebedrag wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen is gelijk, dan kan GS besluiten dat het subsidieplafond wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om het project dat zorgt/de projecten die zorgen voor de overschrijding van het subsidieplafond te subsidiëren.

  • 5 Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van projecten. De Adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels een rangschikking door het toekennen van punten op grond van de criteria zoals opgenomen in Bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 10 Verplichtingen aanvrager

  • 1 In afwijking van artikel 1.17, eerste lid, onder f van de Regeling, mag de projectduur langer dan drie jaren zijn, maar dient het verzoek tot vaststelling van de subsidie uiterlijk op 31 december 2021 te zijn ingediend.

  • 2 De subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de activiteit openbaar te maken via het EIP-netwerk (artikel 57, derde lid, van Verordening (EU) nummer (1305/2013) en de andere geëigende netwerken.

  • 3 Na afronding van de projectactiviteiten dient de subsidieaanvrager een verklaring af te geven dat het project fysiek is afgerond of dat alle projectactiviteiten volledig ten uitvoer zijn gelegd. De verklaring dient te worden afgegeven in een door het SNN verstrekt format. De verklaring dient bij het verzoek tot vaststelling te worden gevoegd of op verzoek van het SNN eerder te worden overgelegd.

  • 4 In aanvulling op artikel 1.23 van de Regeling kan een keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot worden ingediend.

Artikel 11 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit besluit wordt aangehaald als Openstellingsbesluit van de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020, onderdeel Samenwerking in het kader van het EIP en treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.    

Ondertekening

Leeuwarden, 10 oktober 2016
Voorzitter J.M. Leemhuis-Stout
Secretaris A.J. van den Berg

 Bijlage

bijlagen/file/Bijlage 1 Scoretabel samenwerking in het kader van het EIP.pdf

Toelichting op het openstellingsbesluit Samenwerken voor Innovatie in het kader van het EIP

In de periode 2015 – 2020 wordt het derde Nederlandse “Plattelands Ontwikkel Programma” ofwel POP3 uitgevoerd. Hiervoor zijn projecten en initiatiefnemers nodig en er is subsidie beschikbaar, in totaal ca.731 miljoen. Deze middelen zijn bedoeld voor de volgende hoofddoelstellingen: 1. Concurrentiekracht en innovatie. Nederland gaat voor een moderne en renderende agrosector in 2020, die schoon en effectief produceert en die in balans is met mens en omgeving. 2. Duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, daarbij inbegrepen water. POP3 richt zich op het bijdragen aan het herstel van natuur- en milieukwaliteit in het licht van de doelstellingen van Europese Richtlijnen. 3. Goede conditie van het platteland met kwaliteit van natuur en landschap.

Het gehele Nederlandse Plattelands Ontwikkelingsprogramma is te vinden op http://regiebureau-pop.nl/nederlandse-kaders.

Om het platteland te steunen, heeft Europa onderwerpen benoemd waar subsidie voor gegeven kan worden. Nederland heeft hieruit de mogelijkheden gekozen, die het beste passen bij de doelstellingen en behoeften van het Nederlandse platteland. De mogelijkheden zijn vertaald in maatregelfiches, ofwel subsidieregelingen, die door de provincie kan worden opengesteld. Initiatiefnemers kunnen op grond van deze openstellingen projectvoorstellen indienen. De voorstellen worden tijdens de openstelling verzameld en daarna objectief en deskundig beoordeeld, gewogen en wel of niet geselecteerd voor subsidie.

Provincies zijn in de periode 2015 – 2020 uitvoerende instantie voor de subsidiemaatregelen die vallen onder het POP. Provincies kiezen zelf welke maatregelen zij wel of niet openstellen en hoe zij deze willen openstellen. Zij stellen de middelen onder voorwaarden ter beschikking aan partijen die willen investeren in de toekomst van het Nederlandse platteland.

Artikel 1 Openstelling en subsidieplafondMet deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de innovatieontwikkeling van de landbouw in het kader van het EIP in Noord-Nederland en in het bijzonder de provincie Fryslân. Projecten dienen daarom in ieder geval in voldoende mate aan te sluiten bij de uitgangspunten zoals beschreven in de genoemde beleidsdocumenten en met name de Agroagenda Noord Nederland en de daaraan verbonden uitwerkingsagenda’s.

Op de website www.snn.eu/pop3 is de benodigde beleidsinformatie te vinden Daar staan ook de voor deze maatregel van belang zijnde beleidsdocumenten opgenomen.

Deze openstelling richt zich op het ontwikkelen en valideren van praktische kennis en technologie met een groep van koplopers, die met name resulteert in technische innovatie, productinnovatie, procesinnovatie, organisatie-innovatie, innovatie in business-concepten en/of uiteindelijk in systeeminnovatie. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden aan de brede uitrol van de resultaten.

Alleen samenwerkingsvormen van tenminste twee actoren komen in aanmerking voor steun.

De Europese Commissie heeft rond enkele urgente thema’s het nieuwe instrument “Europees Innovatie Partnerschap (EIP)" ontwikkeld. Eén van deze thema's is Productiviteit en Duurzaamheid in de Landbouw (EIP Agri). Door wetenschap en praktijkkennis beter met elkaar te verbinden wil de Europese Commissie maatschappelijke opgaven voor landbouw, voedselvoorziening, klimaat en gezondheid sneller aanpakken. Bij de inzet van het EIP wordt nadrukkelijk de verbinding gelegd met inzet van andere Europese fondsen zoals Horizon2020 en de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI-fondsen) zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Ook internationale samenwerking wordt bevorderd. Dit wil zeggen dat de overheid let op complementariteit en samenspel tussen fondsen en projecten en niet dat steun voor initiatieven onder deze maatregel gestapeld kan worden met de andere EU-fondsen.

In het EIP spelen Operationele Groepen een essentiële rol. De essentie van het EIP is dat operationele groepen een innovatieopgave omarmen en een (innovatie)proces doorlopen. De oplossing van die innovatieopgave kan resulteren in een vermarktbare en/of toepasbare verbetering in de agrarische bedrijfsvoering. Dat kan betrekking hebben op de primaire productie of elders in de keten, bijvoorbeeld rond voedselvoorziening of de biobased economie. De gevonden innovatieve oplossing wordt, voor zover dat haalbaar en zinvol is, ontwikkeld in een Europees samenwerkingsverband. In dat geval zoekt een operationele groep kennis en partners buiten haar eigen grenzen, zodat Europese praktijkkennisclusters kunnen ontstaan. Het ontwikkelproces kan aanleiding vormen voor een aanvraag om nieuw fundamenteel onderzoek of een aanvraag voor het toepasbaar maken van bestaande onderzoeksresultaten in het kader van Horizon 2020 en de voorgangers daarvan.

De Europese Commissie ondersteunt de bevordering van het EIP-Agri (http://ec.europa.eu/eip/agriculture/) met het EIP-Agri servicepoint (http://ec.europa.eu/eip/agriculture/en/content/EIPAGRISP). Zij zijn benaderbaar met vragen van de Operationele Groepen (in wording). Ook kan het Netwerk Platteland (http://netwerkplatteland.nl/) een verbindende rol spelen.

Voor een toekomstbestendige landbouw zijn samenwerkingsvormen nodig die het rendement en het imago van de primaire sector maar ook de leefomgevingskwaliteit verbeteren. Het gaat om innovaties en cross-overs die leiden tot meerwaardecreatie, kostenverlaging en beter risicobeheer en tevens bijdragen aan de realisatie van maatschappelijke opgaven.

Het bekende “OVO-drieluik” van onderzoek, voorlichting en onderwijs, dat heeft bijgedragen aan een sterke agrarische sector, is doorontwikkeld tot de triple helix (“gouden driehoek”) aanpak voor samenwerking tussen overheden, bedrijfsleven en onderwijs- en kennisinstellingen. Dit kan verder vorm krijgen onder andere door proefprojecten te starten en innovaties van nieuwe producten, praktijken, processen en technologieën te ontwikkelen en breed uit te rollen. Deze projecten moeten zich richten op: • een verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen, meerwaardecreatie; • versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen, verminderen van marktfalen; • maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een beter gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid).

Een subsidieplafond is vastgesteld omdat ook in komende jaren nog openstellingen gerealiseerd moeten gaan worden. Het is zaak om de beschikbare middelen op een zo goed mogelijke wijze te verdelen over de beschikbare projectperiode. Voor de huidige tender is het plafond relatief hoog gesteld omdat de eerste openstelling van het POP3 programma is verlaat. De verwachting is dat er relatief veel projecten worden ingediend en daar is het besluit zo goed als mogelijk op ingericht. De beschikbare middelen zijn voor 50% afkomstig uit ELFPO middelen en voor de andere 50% uit provinciale middelen.

Voor het doen van de aanvraag moet gebruik gemaakt worden van een door SNN verstrekt aanvraagformulier. Deze is te vinden op www.snn.eu/pop3. Een aanvraag dient (bij voorkeur digitaal) via SNN ingediend te worden bij de provincie(s) waarop de aanvraag van toepassing is. Daarbij dient de aanvrager, indien van toepassing, in de aanvraag en de begroting duidelijk te maken hoe de activiteiten en kosten worden verdeeld over de betrokken provincies.

Artikel 2. DefinitiesDe kaders van het openstellingsbesluit moeten voor een ieder helder en eenduidig zijn. Het is van belang dat iedereen gebruik maakt van dezelfde kaders en daar ook dezelfde informatie voor krijgt aangereikt. Daarom zijn de belangrijkste documenten waar dit openstellingsbesluit zich op richt in dit artikel nader omschreven. Ook zijn deze documenten op een gezamenlijke plaats beschikbaar ge-maakt en geplaatst voor initiatiefnemers (www.snn.eu/pop3, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/versnellingsagenda/). Dit om te voorkomen dat gebruik gemaakt kan gaan worden van verschillende versies van de in het arti-kel genoemde (beleids)documenten. De definitie wat wij onder Icoonproject structurele bodemverbetering als onderdeel van de AgroAgenda Noord Nederland verstaan, is uitgewerkt in bijlage 2 van deze toelichting.

Artikel 3. Subsidiabele activiteitHet EIP voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie en modernisering van de agrarische sector rond de thema’s zoals genoemd bij de algemene beschrijving van deze maatregel in Regeling.

Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte Operationele Groepen (OG’s) in Nederland die deel uit kunnen gaan maken van het Europese EIP-netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Deze groepen werken vervolgens op projectbasis aan een innovatie-opgave die een antwoord moet geven aan een concrete vraag of kans of probleem uit de praktijk. Daarbij kunnen twee gescheiden onderdelen of fases worden onderscheiden:

a. de oprichting van een OG met de formulering van een gezamenlijk projectplan om aan een innovatieopgave te werken; b. de uitvoering van het gezamenlijke innovatieproject door de OG.

De uitvoering van het innovatieproject door de operationele groep heeft met name betrekking op de activiteiten zoals beschreven in artikel 35, lid 2, a tot en met k van de Verordening (EU) Nr. 1305/2013.

Het betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel dat die uiteindelijk deel uit gaan maken van een groter ontwikkelingsproces dat gericht is op grootschalige toepassing ervan in de praktijk. Dit proces kan bijvoorbeeld gestart worden door kleine actieve (operationele) groepen (living labs) met een schil van koplopers (early adapters). Zolang de activiteiten nog gericht zijn op het praktijkrijp maken van de kennis en innovatie, vallen ze onder deze maatregel, maar wanneer het gaat om het doelgericht communiceren over en demonstreren van reeds prakrijkrijpe (geheel beproefde) innovaties vallen ze onder paragraaf 1 van hoofdstuk 2 van de Regeling.

Bottom-up en prille initiatieven voor innovatie worden met hulp van triple-helix organisaties (samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid ) en andere onafhankelijke intermediairs op het provinciale niveau geïdentificeerd en zo nodig begeleid bij de aanvraag. Dit gebeurt in afstemming met het landelijk Netwerk Platteland en het landelijk EIP Netwerk. Deze organisaties krijgen enerzijds een laagdrempelige loketfunctie en anderzijds een proactieve rol om in ‘het veld’ snel de juiste initiatieven te kunnen identificeren en waar nodig te verbinden. Verbindingen worden gezocht met elkaar, met het EIP Servicepoint in Brussel en met relevante buitenlandse OG’s. Directe aanmelding van initiatieven is ook mogelijk.

De operationele groepen verspreiden de resultaten van hun project, in het bijzonder via het EIP-netwerk (Artikel 57, derde lid van Regeling (EU) Nr. 1305/2013). Stapeling van middelen is niet toegestaan, de begunstigde moet daarom aangeven of voor dit project steun is ontvangen in het kader van maatregel 19 (LEADER) of andere maatregelen. Indien dat het geval is dan moet aangegeven worden hoeveel steun is ontvangen en voor welke onderdelen steun is gegeven. Ook moet worden aangegeven hoe de afstemming met de LEADER-groep heeft plaatsgevonden.

In dit artikel wordt een kader gegeven voor de activiteiten waarop het innovatieproject betrekking moet hebben. Het gaat dan om innovatieprojecten gericht op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten voor zover deze betrekking hebben op een van de thema’s die zijn opgenomen in dit artikel. Gedeputeerde Staten hebben ervoor gekozen om het aantal thema’s waarop de te subsidiëren activiteiten betrekking mogen hebben te beperken. De thema’s voor Fryslân zijn:

a. Verduurzaming van de grondgebonden melkveehouderij in Noord Nederland. Hieronder worden onder andere activiteiten verstaan die bijdragen aan het sluiten van nutrientenkringlopen in de melkveehouderij en het verbeteren en vergroten van de natuurinclusiviteit van de melkveehouderij.

b. Het ontwikkelen van een economisch verdienmodel waarmee natuur-inclusiviteit blijvend kan worden ingevuld. Hieronder wordt verstaan het ontwikkelen en combineren van een breed scala aan maatregelen op het gebied van bodemvruchtbaarheid, vruchtwisseling, natuurlijke plaagbestrijding, inzet vanggewassen, nieuwe aanvullende teelten, grondbewerking, inzet biodiversiteitsmaatregelen, enz. die er al dan niet in samenhang gezamenlijk voor moeten zorgen dat er op een meer duurzame manier kan worden geteeld wat of terugkomt in een lagere kostprijs en /of een toename van opbrengst (bijv. doordat het een groenkeurmerk krijgt of doordat de bodem weerbaarder wordt), terwijl ook de biodiversiteit van deze maatregelen profiteert.

c. Het stimuleren van de biologische landbouw in de provincie Fryslân. Zoals beschreven in de landbouwnota

d. Het versterken en verduurzamen van de pootaardappelteelt in de provincie Fryslân. Hieronder worden activiteiten verstaan die inspelen op de verdere ontwikkeling en verduurzaming van de pootaardappelteelt en de daarmee samenhangende rotatieteelten.

Ten minste twee organisaties zijn betrokken bij de indiening van de aanvraag waarbij in ieder geval sprake moet zijn van 1 of meer agrariërs. De deelnemende partijen mogen bovendien onderling niet met elkaar verbonden zijn. Belangrijk is dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave, zowel voor de ontwikkeling als de verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis. Voor dat laatste spelen adviseurs een belangrijke rol. Zij moeten tijdens en na de projectperiode de verworven kennis te gebruiken in hun dagelijkse werk. Projectaanvragen worden mede beoordeeld op de mate waarin deskundigen zijn of worden toegevoegd aan het samenwerkingsverband. De deskundigen kunnen professionele adviseurs zijn, maar ook publieke adviseurs, ondernemers uit een niet-agrarische bedrijfstak of onderzoekers.

De samenwerkingsverbanden worden opgericht door belanghebbende actoren zoals landbouwers, onderzoekers, onderwijsinstellingen, adviseurs en bedrijven. Het gaat om actoren die betrokken zijn bij de landbouw- en voedingssector, die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstellingen van de projectaanvraag. Deze actoren zijn de begunstigden van deze maatregel. Het samenwerkingsverband wijst een van de deelnemers als penvoerder aan voor het aanvragen van de subsidie.

Achtergronddocumenten, waarvan de AgroAgenda Noord Nederland de belangrijkste is, zijn op een gezamenlijke plaats beschikbaar gesteld voor initiatiefnemers (www.snn.eu/pop3, http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/ http://www.greenlincs.nl/agroagenda-noord-nederland-2/versnellingsagenda/).

Artikel 5 Indienen van een subsidieaanvraagVoor het doen van de aanvraag moet gebruik gemaakt worden van een door SNN verstrekt aanvraagformulier. Deze is te vinden op www.snn.eu/pop3

Een aanvraag dient (bij voorkeur digitaal) via SNN ingediend te worden bij de provincie(s) waarop de aanvraag van toepassing is. Daarbij dient de aanvrager, indien van toepassing, in de aanvraag en de begroting duidelijk te maken hoe de activiteiten en kosten worden verdeeld over de betrokken provincies.

Artikel 6 WeigeringsgrondenOm meer zekerheid te hebben dat goede projecten tot uitvoer komen zijn er eisen gesteld aan de aanvraag, wat betreft te behalen aantal punten. Er is bepaald dat projecten bij de beoordeling minimaal moeten voldoen aan een aantal inhoudelijke eisen. Op verschillende onderdelen kan een project punten scoren bij de beoordeling. De uitwerking van deze scores en de achtergronden daarvan zijn opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit. Om in aanmerking te komen voor een bijdrage (subsidiedrempel) moet minimaal een score van 22 punten zijn gehaald. Alleen projecten die 22 punten of meer scoren komen in aanmerking voor een positief besluit. Met deze eisen wordt getracht de beste en meest kansrijke projecten te kunnen onderscheiden.

Naast de subsidiedrempel is in dit artikel de voorwaarde opgenomen dat een project op de aspecten 'kans op succes' en 'mate van innovativiteit' (onderdelen b en d in de scoretabel) niet onvoldoende, resp. gering mag scoren. Ook hiervoor is gekozen om de beste en meest kansrijke projecten de grootste kans te bieden op het verwerven van subsidie.

Artikel 7 Subsidiabele kosten Voor de subsidiabele kosten worden de daarvoor bedoelde artikelen in de Regeling gevolgd, waarbij met een bijdrage in natura wordt bedoeld ‘onbetaalde eigen arbeid’ zoals verwoord in artikel 1.11, lid 7 van de Regeling. Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9 van de Regeling. In aanvulling op wat in de Regeling is opgenomen zijn ook de niet-verrekenbare of niet-compensabele BTW kosten subsidiabel.

Op grond van de Regeling zijn de voorbereidingskosten uitgesloten van de mogelijkheid om daar subsidie voor te ontvangen. Met voorbereidingskosten wordt bedoeld voorbereidingskosten zoals verwoord in artikel 1.12, lid 3 van de Regeling. Dit betekent dat kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór het indienen van de subsidieaanvraag , in geen geval subsidiabel zijn.

Artikel 8 Hoogte subsidieProjecten moeten een bepaalde (financiële) omvang hebben om de administratieve kosten (per project) beheersbaar te houden. Vandaar dat een drempelbedrag is vastgesteld. Het doel is om zoveel mogelijk subsidiegeld te laten landen daar waar het behoort te landen. Aan de andere kant is het ook van belang dat voldoende initiatiefnemers kunnen worden beloond, waardoor er ook een maximum omvang van de subsidie is vastgesteld.

In artikel 2.8.8. van de Regeling wordt in lid 1 onder b het begrip niet-productieve investeringen genoemd. Een niet-productieve investering heeft betrekking op natuur, landschap, water, milieu, klimaat. Niet productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouwbedrijf tot gevolg hebben. Niet-productieve investeringen dragen bij aan milieu en ondersteunen aanpassing aan klimaatverandering (regenwaterbuffers, stuwen, inrichting landschapselementen). In het geval een investering een onrendabele top heeft zal nog wel gemotiveerd moeten worden waarom het een productieve dan wel niet productieve investering betreft. Een investering die gedaan wordt door een onderneming die daar ofwel meer inkomsten mee behaalt ofwel minder kosten gaat maken, heeft betrekking op een productieve investering. Het verhoogt de rentabiliteit van de onderneming en/of de waarde.

Een beoogde investering binnen deze maatregel Samenwerking voor in het kader van het EIP zal door een aanvrager goed gemotiveerd moeten worden waarom het een productieve dan wel een niet-productieve investering is.

Artikel 9 Selectiecriteria, weging en selectieDe selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee in het POP3-programma accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van aanvragen. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de beschikbare financiële middelen. Bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria is het evenredigheidsbeginsel toegepast en zijn onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om kansen zo goed mogelijk te benutten.

De aanvragen worden geselecteerd op basis van diverse categorieën van criteria. Deze criteria zijn opgenomen in de scoretabel van Bijlage 1 en zijn voorzien van een eigen toelichting. Op basis van de gescoorde punten worden projecten gerangschikt. Projecten die scoren beneden de drempel van 22 punten worden niet gehonoreerd (zie artikel 6). Projecten die meer dan 22 punten gescoord zijn subsidiabel. Of alle projecten die hoger scoren dan 22 punten subsidie ontvangen is afhankelijk van het beschikbare budget. Wanneer het totaal van de aanvragen boven de 22 punten een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking).

Bij het rangschikken wordt in eerste instantie naar het beleidsdoel gekeken, om te zorgen dat zo mogelijk op alle beleidsdoelen activiteiten gaan plaatsvinden en er op één beleidsdoel niet te veel activiteiten plaats vinden. Het kan voorkomen dat een aanvraag wat de beste nummer 2 is op een beleidsdoel meer punten kan hebben dan een nummer 1 op een ander beleidsdoel, maar niet in aanmerking komt voor subsidie omdat het plafond dan al bereikt kan zijn. In onderstaand voorbeeld: rangnummer 4 heeft minder punten dan rangnummer 5 maar is de beste op dat specifieke beleidsdoel, en rangnummer 5 is tweede beste op dat specifieke beleidsdoel)

Beleidsdoel

a

b

c

d

e

#punten

Rangnummer

Aanvraag 1

x

 

 

 

 

24

8

Aanvraag 2

x

 

 

 

 

29

6

Aanvraag 3

x

 

 

 

 

35

2

Aanvraag 4

 

x

 

 

 

25

7

Aanvraag 5

 

 

 

x

 

38

1

Aanvraag 6

 

 

 

 

x

26

4

Aanvraag 7

 

 

 

x

 

34

5

Aanvraag 8

 

x

 

 

 

32

3

Gezien de aard en de uitwerking van de AgroAgenda Noord Nederland ligt het voor de hand om samenwerking over provinciegrenzen heen te stimuleren. In de beoordeling van projecten wordt hier rekening mee gehouden (zie Bijlage 1, selectiecriteria). De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten.