Regeling vervallen per 17-11-2022

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties POP3 Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, 2018

Geldend van 28-07-2018 t/m 16-11-2022

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties POP3 Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, 2018

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE FRYSLÂN

Openstellingsbesluit

GEDEPUTEERDE STATEN VAN FRYSLÂN

Gelet op de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014 - 2020 (Regeling POP3 subsidies, provincie Fryslân), hierna te noemen de Regeling;

Gelet op artikel 1.3 van de Regeling;

BESLUITEN

Het volgende openstellingsbesluit vast te stellen:

Artikel 1 Openstellingsperiode

  • 1. De maatregel ‘Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, 2018’ als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in de Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020 van provincie Fryslân, voor de periode van 16 april 2018 9.00 uur tot en met 31 juli 2018 17.00 uur, open te stellen;

Artikel 2: Subsidieplafond:

Het subsidieplafond is vastgesteld op € 1.922.172,= (samengesteld uit € 961.086 Europese middelen (ELFPO) en € 961.086 provincie Fryslân).

Artikel 3 Begripsbepalingen

in dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie POP3: adviescommissie POP3 die is ingesteld door Gedeputeerde Staten en die belast is met de beoordeling van de subsidieaanvragen.

  • b.

    Regeling: De Subsidieregeling Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) Fryslân 2014-2020.

  • c.

    Groep van landbouw ondernemers: een groep die bestaat uit ten minste 5 landbouwers

  • d.

    Landbouwers: zoals bedoeld in de regeling in artikel 1.1 onder lid g.

Artikel 4 Doelgroep/aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties en/of het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers en enkel voor zover deze betrekking hebben op een of meerdere van de doelstellingen als benoemd in bijlage 3 behorende bij dit besluit.

Artikel 6 Weigeringsgrond

Onverminderd artikel 1.8 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien niet wordt voldaan aan de subsidievereisten bedoeld in artikel 7.

Artikel 7 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient door de aanvrager aan de volgende vereisten te worden voldaan/ dient de aanvraag aan het volgende te voldoen :

    • a.

      het project wordt geheel of grotendeels uitgevoerd in de provincie Fryslân;

    • b.

      subsidie wordt alleen verstrekt voor kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project;

    • c.

      de kennisoverdracht of voorlichting wordt uitgevoerd door een organisatie die beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren; Bij een aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren.

    • d.

      indien voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening wordt gebracht dan dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag;

    • e.

      het project waarvoor de aanvraag wordt ingediend heeft aantoonbaar als doel bestaande (innovatieve) kennis over te brengen op een groep landbouwers met betrekking tot minimaal één van onderstaande thema’s:

      • i.

        verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

      • ii.

        beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

      • iii.

        maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht, grondwater en oppervlaktewater en vermindering van uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

      • iv.

        klimaatmitigatie;

      • v.

        klimaatadaptatie;

      • vi.

        verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

      • vii.

        behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

    • f.

      Het project scoort bij de puntentoekenning op de selectiecriteria bedoeld in artikel 10, ten minste 27 punten of meer van de maximale 45 punten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, omvat de aanvraag :

    • a.

      Een projectplan conform format SNN;

    • b.

      Een begroting van de kosten en inkomsten van het project conform format SNN;

    • c.

      Een toelichting op de begroting;

    • d.

      Een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, met inbegrip van een opgave van subsidie of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 3. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, via het subsidieloket van de SNN op www.snn.nl/pop3.

Artikel 8 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      kosten voor de inzet van procesbegeleiders en adviseurs;

    • b.

      materiaalkosten;

    • c.

      kosten voor ruimten en bijbehorende faciliteiten;

    • d.

      kosten voor drukwerk, mailings en de inrichting van website(s);

    • e.

      kosten van koop of huurkoop van fysieke investeringen die noodzakelijk zijn bij demonstratieactiviteiten;

    • f.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 2. In afwijking van artikel 1.12 van de Regeling kunnen de subsidiabele kosten genoemd in lid 1 slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

    • a.

      personeelskosten

    • b.

      kosten derden

    • c.

      bijdrage in natura, zijnde eigen uren.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de regeling zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

    • a.

      Kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

    • b.

      Kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma’s of leergangen van het reguliere onderwijs;

    • c.

      Kosten van eigen uren door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 9 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal € 200.000,00.

  • 3. Subsidie wordt niet verstrekt indien het subsidiebedrag na beoordeling lager is dan € 25.000,00.

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en rangschikking

  • 1. Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de selectiecriteria en wegingsfactoren zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 2. In aanvulling op artikel 1.15 van de regeling worden de projecten gerangschikt op volgorde van het aantal behaalde punten, van hoog naar laag.

  • 3. In het geval het subsidieplafond zal worden overschreden door een aanvraag waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond of indien het subsidiebedrag wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, dan kan Gedeputeerde Staten besluiten dat het subsidieplafond wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om de projecten die zorgen voor de overschrijding van het subsidieplafond te subsidiëren.

  • 4. De Adviescommissie POP3 stelt een prioriteitenlijst op middels een rangschikking door het toekennen van punten op grond van de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit.

Artikel 11 Bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse betaling)

In aanvulling op artikel 1.23 van de regeling kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot (deelbetaling) worden ingediend.

Artikel 12 Realisatie van het project

Het verzoek tot vaststelling van de subsidie dient uiterlijk op 31 december 2021 te zijn ingediend.

Artikel 13 Slotbepalingen

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking op 16 april 2018.

De bijlagen 1, 2 en 3 behoren bij en maken onderdeel uit van dit Openstellingsbesluit.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: POP3 Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 3 april 2018.

Voorzitter drs. A.A.M. Brok,

Secretaris R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM

Bijlage 1 Toelichting bij het openstellingsbesluit

Artikel 1 Openstellingsperiode

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de brede uitrol van innovaties in de landbouw. Projecten dienen zich om die reden te richten op de onderwerpen en thema’s, zoals benoemd in de Subsidieregeling.

De maatregel richt zich vooral op overdracht van kennis aan groepen (het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel om gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk toe te passen.

Daarmee positioneert deze openstelling zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus waar innovatiesop grote schaal in de praktijk worden toegepast. Dit geldt in het bijzonder wanneer de toepassing van een innovatie niet vanzelfsprekend zelfstandig door het bedrijfsleven en de markt wordt opgepakt. Daarnaast dient de maatregel bij te dragen aan kennisuitwisseling tussen onderzoek en praktijk. Enerzijds voor toepassing van nieuwe wetenschappelijke kennis in de praktijk en anderzijds voor onderzoek dat gestuurd wordt door vragen vanuit de praktijk.

Artikel 3 Begripsbepalingen

De kaders van het openstellingsbesluit moeten voor een ieder helder en eenduidig zijn. Het is van belang dat iedereen gebruik maakt van dezelfde kaders en daar ook dezelfde informatie voor krijgt aangereikt.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Via deze openstelling kan steun worden verleend voor verwerving van deskundigheid, studie groepen, demonstratieactiviteiten, voorlichtingsacties, workshops en gezamenlijke coaching van ondernemers in de landbouw. Verspreiding van informatie en bedrijfsbezoeken kunnen onderdeel vormen van trainingen en demonstratieactiviteiten die vaak in samenhang worden uitgevoerd. Dit omvat de volgende activiteiten:

Demonstratieactiviteiten

Het betreft steun voor demonstratieactiviteiten waarbij landbouwers kennisnemen van innovaties en de toepassing ervan. Het gaat om management, samenwerking en nieuwe producten. De demonstratie activiteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elke willekeurige andere locatie waar nieuwe kennis kan worden gedemonstreerd, onder het motto 'eerst zien dan geloven'. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden en nieuwe apparatuur.

Kennisoverdracht aan grote groepen van agrarische ondernemers is de motor voor de toepassing van innovaties in de agrarische sector. Innovaties worden sneller op grote schaal in de agrarische sector toegepast wanneer de kennis hierover, met name samen met kennisinstellingen, adviesdiensten en andere actoren in de landbouw en voedingsmiddelensector en het platteland, wordt uitgewisseld.

 

Trainingen, workshops en coaching van ondernemers

Steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een collectief karakter. Het gaat met name om activiteiten zoals trainingen, workshops en coaching van landbouwers. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. In aanmerking komen ook activiteiten die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.

   

Artikel 7 Subsidievereisten

Bij een aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren. Daarnaast kan een beoordelende instantie, in geval van twijfel, ook referenties opvragen en navraag doen of de kennisaanbieder de competenties bezit om de kennisoverdracht-acties van de aanvraag succesvol te laten verlopen (bijvoorbeeld navraag over ervaringen van landbouwers met vergelijkbare kennisoverdrachtsacties door de desbetreffende kennisaanbieder in het verleden).

 

Artikel 8 Subsidiabele kosten

De kosten die gemaakt moeten worden om kennis over te dragen aan een groep van landbouwers, zoals benoemd in artikel 8 zijn subsidiabel.

 

Artikel 9 Hoogte subsidie

De ondergrens voor subsidie is in deze openstelling €25.0000 euro. Kleine initiatieven krijgen in deze openstelling daarmee ook een kans omdat bij de vorige openstelling in 2017 de focus lag op grote initiatieven.

 

Artikel 10 Selectiecriteria, weging en rangschikking

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument voor de provincie waarmee zij met het POP3-programma de nodige accenten kan geven om goed in te kunnen spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. Bij de vaststelling en toepassing van de selectie criteria is het evenredigheidsbeginsel toegepast voor de omvang van de concrete actie en zijn onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel kansen zo goed mogelijk te benutten.

De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten.

Bijlage 2 Scoretabel selectiecriteria

In onderstaande tabel staan de drie criteria voor beoordeling uitgewerkt. Voor elk criterium geldt dat er maximaal 5 punten worden toegekend:

0 punten: zeer geringe bijdrage

1 punt: geringe bijdrage

2 punten: matige bijdrage

3 punten: voldoende bijdrage

4 punten: goede bijdrage

5 punten: zeer goede bijdrage

  • a.

    Effectiviteit

De effectiviteit is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:

  • a.

    de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan het doel van de Openstelling.

  • b.

    bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      aantal bijeenkomsten,

    • -

      aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,

    • -

      aantal deelnemers,

    • -

      breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,

    • -

      aantal contacturen per deelnemer

  • c.

    wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd

 

De hoogte van de gevraagde subsidie wordt bij de beoordeling van de effectiviteit in ogenschouw genomen.

Maximale punten: 5

Wegingsfactor: 3

Totaal maximaal 15 punten

   

  • b.

    Kans op succes/haalbaarheid

De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:

  • a.

    de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:

    • -

      de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk:

    • -

      de mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen.

  • b.

    de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:

    • -

      hoe realistisch is het plan,

    • -

      zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,

    • -

      kent het project een realistische planning, opzet en begroting,

    • -

      zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.

  • c.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.

Maximale punten: 5

Wegingsfactor: 3

Totaal maximaal 15 punten

   

  • c.

    Efficiëntie

De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).

Maximale punten: 5

Wegingsfactor: 3

Totaal maximaal 15 punten

   

In totaal maximaal 45 punten te behalen. Ondergrens (minimale score) is 27 punten (60%)

Bijlage 3 Doelstellingen van de openstelling.

Nr.

Doelstellingen

1

Het ontwikkelen van een economisch verdienmodel waarmee natuurinclusieve landbouw blijvend kan worden ingevuld

2

Het verduurzamen van de grondgebonden melkveehouderij in Noord Nederland

3

het stimuleren van de transitie naar een meer duurzaam gebruik van de bodem

4

het stimuleren van de biologische landbouw in de provincie Fryslân

5

het versterken en verduurzamen van de pootaardappelteelt in de provincie Fryslân

6

het stimuleren van maatregelen voor de vertraging van de veenoxidatie, rendabel boeren op nat(ter) veen en nieuwe verdienmodellen voor nat veen.

7

het vergroten biodiversiteit in soorten en landschappen/landschapselementen

8

Het vanuit de landbouw aanjagen van de transitie naar een circulaire economie

9

Het vanuit de landbouw aanjagen van de biobased economy en groene chemie

11

Het ondersteunen van de voedseltransitie

10

Het stimuleren van precisielandbouw dat aansluit bij de overige doelstellingen

 

Toelichting op de doelstellingen uit de tabel  

Onderwerp nummer 1: Het ontwikkelen van een economisch verdienmodel waarmee natuurinclusieve landbouw blijvend kan worden ingevuld

Het invullen van natuurinclusieve landbouw zoals beschreven in de Kamerbrief Natuurinclusieve landbouw van 10 juli 2017. Natuurinclusieve landbouw is een vorm van landbouw die gebruik maakt van het natuurlijk kapitaal; wat de natuur op, om en onder het bedrijf te bieden heeft, de biodiversiteit op en rond het boerenland versterkt en de natuur zo min mogelijk belast. De uitdaging is om natuur en biodiversiteit op een rendabele wijze te integreren in de bedrijfsvoering en voor natuurinclusieve landbouw de wisselwerking tussen ecologische en economische randvoorwaarden te zoeken en te benutten.

 

De kamerbrief is beschikbaar op: link naar kamerbrief NIL 

 

 

Onderwerp nummer 2: de verduurzaming van de grondgebonden melkveehouderij in Noord Nederland

Verduurzaming zoals verwoord in de versnellingsagenda melkveehouderij. De Versnellingsagenda Melkveehouderij wil innovatie gericht op duurzame melkveehouderij bevorderen. Innovatie is en blijft nodig omdat vragen niet altijd op te lossen zijn met bestaande kennis en er al werkend nieuwe vragen opkomen. Uitgangspunt daarbij is dat innovatie kan bloeien als diversiteit geborgd is; diversiteit in bedrijfsstrategieën, in samenwerkingspartners en in gebieden. Denk daarbij aan natuurinclusieve melkveehouderij, Smart Farming, maatschappelijke participatie. De doelen zoals genoemd in de versnellingsagenda Melkveehouderij zijn onder andere gericht op:

  • -

    Bodem, lucht en waterkwaliteit

  • -

    Biodiversiteit

  • -

    Weidegang

  • -

    Klimaat en energie

  • -

    Diergezondheid en dierenwelzijn

     

De versnellingsagenda is beschikbaar op: link naar versnellingsagenda 

 

 

Onderwerp nummer 3: het stimuleren van een de transitie naar een meer duurzaam gebruik van de bodem.

De bodem is de duurzame basis onder de grondgebonden agrarische sector en dus ook onder de individuele bedrijven. Op veel bedrijven vormt grond ook een belangrijke financiële basis onder het bedrijf. Een goed bodemgebruik is van groot belang voor een duurzame agrarische productie én een duurzame agrarische bedrijfsvoering. Een duurzaam gebruik van de bodem is ook van belang voor de maatschappij; de bodem kan in hoge mate bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld:

 

  • -

    Productie van voedsel en biomassa;

  • -

    Het opvangen van de klimaatverandering door het vergroten van de sponswerking van de bodem, het vastleggen van CO2 in de bodem en het vertragen van het verlies van CO2 uit de bodem door bijvoorbeeld het vertragen van veenoxidatie;

  • -

    Het behouden van biodiversiteit; naar schatting 30 % van de biodiversiteit op aarde bevindt zich in de bodem;

  • -

    Efficiënte kringlopen van mineralen.

 

Verschillende percepties rond bodem

De bodem kent meerdere percepties. De verschillende percepties werken sterk door in het gebruik en beheer van de bodem en hebben daarmee effect op de bodem als groeiplaats voor landbouwproducten en als biotoop voor (bodem)leven. De percepties veranderen in de loop van de tijd afhankelijk van inzichten in de wetenschap en maatschappelijke wensen en eisen. Kort toegelicht kunnen de volgende percepties worden onderscheiden:

 

  • 1.

    De “scheikundige bril”: Door deze bril kijkt men met name naar cijfers en (chemische) processen zoals mineralen, NPK en micro elementen etc. In de afgelopen eeuw is hier veel kennis op ontwikkeld, en op gestuurd door ondernemers, mede door de sterk toegenomen mogelijkheden rond bemesting, analysemethoden etc.

 

  • 2.

    De “natuurkundige bril”: De bodem als “huis / medium” voor de wortels en ander leven. Hierbij wordt gekeken naar textuur, storende lagen, capillaire mogelijkheden, vochtindringend en -vasthoudend vermogen, pF-curves etc. Ook op dit punt is veel kennis ontwikkeld, mede door de toegenomen mogelijkheden van mechanisatie (woelen, draineren, mengen etc).

  • 3.

    De “biologie / biodiverse bril”. Door deze bril is het mogelijk te kijken naar de relaties tussen organismen (inclusief planten) en het milieu in de bodem. De levende bodem dus. In een handje grond zitten duizenden organismen, bacteriën, schimmels etc. Hoe werken ze samen, welke indicatoren zijn er en hoe zijn ze te beïnvloeden? En hoe interfereren ze met bril 1 en 2? Bril 1 en 2 zijn makkelijker bij te sturen. Bril 3 vraagt een andere benadering, houding en wellicht nieuwe kennis en/of kunde voor agrariërs.

 

Ontwikkelingen en transitie

Rond het gebruik van de bodem zijn op dit moment vele ontwikkelingen. Door bijvoorbeeld wijzigingen in de regelgeving rond het gebruik van mineralen en hulpstoffen, door nieuwe maatschappelijke inzichten en door zaken als klimaatverandering zal de transitie gemaakt moeten worden naar een meer duurzaam (zowel ecologisch als economisch) bodemgebruik. Op de huidige route zal de bodemvruchtbaarheid verder afnemen en in het kielzog zullen gewasopbrengsten terug lopen alsmede de kwaliteit van de producten. Bovendien wordt de bodem en de omgeving met het huidige gebruik (te) zwaar belast, met alle gevolgen voor bijvoorbeeld het watersysteem en de (strategische) drinkwatervoorraden.

Structuurbederf leidt tot minder draagkrachtige gronden, waardoor de bewerkbaarheid en de sponswerking van gronden slechter wordt en de wateroverlast zal toenemen. Daarnaast speelt verdichting van de ondergrond door te zware belasting door te zware machines.

De bodem staat ook centraal als het gaat om het verder sluiten van de mineralenkringlopen en vraagt om een integrale benadering van de bodem. Die transitie moet door boeren zelf ingezet worden. De ondernemer heeft relaties met toeleveranciers, bedrijfsadviseurs, afnemers van de producten, financiële instellingen en met de omgeving van zijn bedrijf. De boer zal binnen dat netwerk zijn eigen verantwoordelijkheid moeten tonen door bewuster met de bodem om te gaan.

Focus

Gevraagd wordt om projecten die bijdragen aan de maatschappelijke doelstellingen én de boer ondersteunen in de transitie naar een meer duurzaam gebruik van de bodem. Voorbeelden van thema’s binnen projecten die ondersteund kunnen worden zijn (niet limitatief):

  • -

    Een slimmer gebruik van het levende deel van de bodem

  • -

    Een betere vochthuishouding in de bodem

  • -

    Een beter gebruik van mineralen

  • -

    Een lagere fysieke belasting van de bodem (bijvoorbeeld door berijding)

  • -

    Een lagere afhankelijkheid en emissie van hulpstoffen

  • -

    Een betere benutting van reststromen

  • -

    Een groter humus gehalte in de bodem

 

 

Onderwerp nummer 4: het stimuleren van de biologische landbouw in de provincie Fryslân

 

Het gaat er hier om boeren te inspireren om van gangbare op biologische landbouw om te schakelen. Daarnaast moet de biologische landbouw op het gebied van duurzaamheid een voorloper blijven en kennis ontwikkelen die ook in de gangbare landbouw van toepassing

kan zijn. Met de landbouwagenda willen wij bevorderen:

  • dat de biologische landbouw zijn koploperpositie in schoon en zuinig produceren behoudt;

  • dat het aantal biologische bedrijven en het areaal grond dat bij de biologische landbouw in gebruik is, blijft groeien.

 

Zoals verwoord in: link naar foarútbuorkje 2 

 

 

Onderwerp nummer 5: het versterken en verduurzamen van de pootaardappelteelt in de provincie Fryslân.

 

Het versterken en verduurzamen van de pootaardappelteelt zoals verwoord in het programma 'The Potato Valley'. The Potato valley richt zich op de uitdagingen in de pootaardappelteelt, die deze teelt onder druk zetten, samen met de toenemende behoefte aan duurzaamheid. Dit leidt tot conflicten in het huidige teeltsysteem, zodat continuïteit op de huidige schaal niet vanzelfsprekend is. De grootste uitdagingen van de PotatoValley zijn het integraal oplossen van:

  • -

    Verbeteren bodem en water als productiefactor

  • -

    Verhogen en meten van de vitaliteit van de aardappel (zoals betere beworteling, kiemkracht)

  • -

    Optimalisering van het teeltsysteem (o.a. via precisielandbouw)

  • -

    Optimalisatie van aansluiting onderwijs in de keten

  • -

    Telers betrekken bij onderzoek en onderwijs

 

Het programma ‘The Potato Valley’ is beschikbaar op: link naar programma potato valley 

 

 

Onderwerp nummer 6: het stimuleren van maatregelen voor de vertraging van de veenoxidatie, rendabel boeren op nat(ter) veen en nieuwe verdienmodellen voor nat veen. 

Zoals verwoord in de Feangreidefisy en het uitvoeringsprogramma Feangreidefisy 2018-2019.

Beschikbaar op: link naar Feangreidefisy 2018-2019 

 

 

Onderwerp nummer 7: het vergroten biodiversiteit in soorten en landschappen/landschapselementen

 

Biodiversiteit bestaat in verschillende vormen: diversiteit in genetisch materiaal (variatie binnen een soort, denk aan verschillende rassen), diversiteit in soorten organismen en diversiteit in landschappen en landschappelijke elementen. In het algemeen geldt hoe meer diversiteit, hoe groter de weerbaarheid van een (landbouw)systeem.

Wat betreft het verbeteren van de biodiversiteit in deze regeling wordt bedoeld: het vergroten van de biodiversiteit in soorten boven de grond (vergroten van biodiversiteit in de grond wordt gerekend onder structurele bodemverbetering) maar ook in landschappen of landschapselementen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld het aanplanten van struweel, akkerranden, vogelakkers, strokenteelt, verschillende vormen van agroforestry en ecologisch berm- en slootbeheer. Een van de achterliggende gedachtes voor het vergroten van biodiversiteit is dat als resultante minder chemische bestrijdingsmiddelen nodig zullen zijn omdat er weer natuurlijke plaagbestrijding kan plaatsvinden.

 

Meer specifiek voor natuurinclusieve landbouw speelt biodiversiteit een rol op drie dimensies (naar het rapport Maatregelen Natuurinclusieve Landbouw, WUR & LBI, juni 2017):

  • -

    Aan de basis van een veerkrachtig landbouw- en voedselsysteem staat de biodiversiteit die essentiële bijdragen levert aan de agrarische bedrijfsvoering, zoals natuurlijke ziekte- en plaagwering, bestuiving, watervoorziening en -zuivering, natuurlijke bodemvruchtbaarheid en een goede bodemstructuur. Dit heet functionele agrobiodiversiteit. Natuurinclusieve landbouw begint met het in stand houden, versterken en gebruikmaken van deze biodiversiteit en de ecosysteemdiensten die deze het bedrijf biedt.

  • -

    Door gebruik te maken van functionele agrobiodiversiteit en ecosysteemdiensten en het sluiten van kringlopen richting nul-emissie kan er steeds efficiënter gebruik worden gemaakt van grondstoffen en wordt de invloed van de bedrijfsvoering op water, bodem en lucht steeds kleiner. Hierdoor worden de negatieve effecten van de bedrijfsvoering op de (natuurlijke) omgeving geminimaliseerd (zowel lokale, regionale als globale afwentelingseffecten). Hierdoor ontstaat een positieve terugkoppeling naar kansen voor specifieke soorten op het bedrijf en in het omringende landschap.

  • -

    Ten slotte is er de zorg voor het landschap en specifieke soorten op het bedrijf. Door aanleg en onderhoud van landschapselementen wordt een groene infrastructuur op landbouwbedrijven in stand gehouden (belangrijk voor flora en fauna). Landschapselementen hebben ook een functie in het versterken van de functionele agrobiodiversiteit op het bedrijf.

 

 

Onderwerp nummer 8: Het vanuit de landbouw aanjagen van de transitie naar een circulaire economie.

 

Voor de provincie Fryslân is de landbouw een onmisbare sector waar het gaat om het aanjagen van de transitie van een lineaire naar een circulaire economie. Er liggen veel kansen om grote stappen te maken. We zien aan de ene kant grote grondstofstromen, zoals de aanvoer van veevoer, en aan de andere kant grote afvalstromen. Er is afval van weinig waarde en afval dat niet wordt benut of zelfs schadelijk is voor het milieu (mest). In Fryslân is de agrarische sector verantwoordelijk voor bijna de helft van de CO2-uitstoot.

 

Met onze regionale transitieagenda Landbouw zoeken we aansluiting bij de landelijke transitieagenda. Dat betekent dat we inzetten op de volgende programma’s :

 

  • -

    Optimale waardebenutting van biomassa. Belangrijke thema’s zijn bioraffinage en cascadering, dwz: biomassa zo goed mogelijk benutten en als eerste de componenten gebruiken met de hoogste toegevoegde waarde.

  • -

    Nutriëntenkringloop en bodemkwaliteit. hierbij wil men voedingsstoffen en organische stof zo veel mogelijk in kringloop houden en het gebruik van kunstmest beperken. Behoud en verbetering van de bodemvruchtbaarheid is een belangrijke randvoorwaarde. Verhoging van het organisch stofgehalte in de grond speelt een sleutelrol. Die draagt ook bij aan het vasthouden van CO2.

  • -

    Vergroting aanbod duurzaam geproduceerde biomassa. Naast productieverhoging gaat het ook om het nuttig gebruik van biomassa. Zo is uit bermgras en organisch afval van natuurbeheer veel meer te halen.

  • -

    Eiwittransitie. Een belangrijke import van grondstoffen in Nederland, en ook in Fryslân, komt voort uit de eiwitbehoefte voor voedsel en veevoer. In Fryslân zouden meer eiwithoudende gewassen geteeld kunnen worden. Denk daarnaast aan het winnen van eiwit uit afval, uit laagwaardige biomassa en uit nieuwe bronnen zoals algen en zeewier.

  • -

    ‘Low-Zero Impact Tuinbouw’ als kweekvijver voor circulaire economieconcepten. Nieuwe teeltsystemen en pilotprojecten onder de naam ‘feeding the city’ zijn landelijk in ontwikkeling.

 

Met name de eerste vier programma’s zijn relevant in onze provincie. Het 5e programma is meer gericht op de glastuinbouw in stedelijk gebied.

 

 

Onderwerp nummer 9: Het vanuit de landbouw aanjagen van de biobased economy en groene chemie

 

Noord4Bio is niet opgenomen als een van de doelstellingen in deze openstelling. Dit wordt vervangen door doelstellingen op het gebied van biobased economy en groene chemie, die specifiek gericht zijn op de aansluiting van de landbouw hierop.

In het rapport Noord4Bio zijn twee aanbevelingen opgenomen die zich hierop richten:

  • -

    Organiseer met bestaande marktpartijen in Nederland en/of daar buiten de vraag naar eiwitten verkregen uit nieuwe raffinageprocessen als componenten voor veevoer, zodat de ketens van de grond kunnen komen. Marktpartijen die hiervoor benaderd moeten worden zitten vanzelfsprekend bij de veevoerindustrie maar ook bij de zuivelindustrie en de boeren, omdat deze veel baat kunnen hebben bij eiwitgrondstoffen met weinig stikstof- en fosfaat-last.

  • -

    Realiseer (een financiële ondersteuning voor) het produceren van niet-energetische producten (chemicaliën, materialen) uit biomassa, zodat een ‘level playing field’ wordt gecreëerd voor zowel chemie, bouw als energie.

 

 

Onderwerp nummer 10: Het ondersteunen van de voedseltransitie

Bij het ondersteunen van de voedseltransitie zetten we in op 3 sporen:

  • -

    het stimuleren van korte ketens met daarin aanbod en consumptie van regionaal en verantwoord geproduceerd voedsel met een gezond economisch perspectief voor Friese ondernemers in de voedselketen. Hierbij hanteren we als aandachtspunt dat de productie zo veel mogelijk milieuvriendelijk wordt uitgevoerd en deze – waar mogelijk – een meerwaarde heeft voor natuur en landschap.

  • -

    Het stimuleren van de eiwittransitie. Dit richt zich op het verminderen van de consumptie van dierlijk eiwit ten gunste van plantaardig eiwit. De productie en consumptie van plantaardig eiwit heeft namelijk een kleinere footprint (onder andere meer uitstoot CO2 en waterverbruik).

  • -

    het tegengaan van voedselverspilling

 

 

Onderwerp nummer 11: Precisielandbouw

Precisielandbouw is in de afgelopen jaren in Noord Nederland als belangrijk onderwerp in opkomst. Projecten op het gebied van precisielandbouw kunnen in deze openstelling ruimte krijgen mits voldoende overtuigend onderbouwd kan worden dat er een directe aansluiting is bij de andere bij één of meerdere van de hiervoor benoemde onderwerpen.