Regeling vervallen per 01-01-2016

Kadersubsidieverordening pMJP Fryslan 2009

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Kadersubsidieverordening pMJP Fryslan 2009

Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009

Verordening van 11 februari 2009 houdende bepalingen met betrekking tot het verstrekken van subsidies voor inrichting van het landelijk gebied (Kadersubsidieverordening pMJP 2009) provinciale staten van Fryslân,

overwegende dat in verband met artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied regeling nodig is van de subsidieverstrekking uit het Investeringsbudget landelijk gebied, alsmede subsidieverstrekking uit het Frysk Ynvestearringsbudzjet Lânlik Gebiet, alsmede subsidieverstrekking uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013;

gelet op het provinciaal meerjarenprogramma inrichting landelijk gebied 2007-2013 (pMJP),

gelet op artikel 145 van de Provinciewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht,

besluiten vast te stellen de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009, als volgt:

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: de Wet inrichting landelijk gebied

    • b.

      meerjarenprogramma: provinciaal meerjarenprogramma voor het gebiedsgerichte beleid als bedoeld in artikel 4 van de wet.

    • c.

      verordening (EG) nr. 1698/2005: verordening (EG) nr. 1698/2005 (Pb EU, L 277/1 van 21 oktober 2005) van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling(ELFPO).

    • d.

      Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2): het Nederlandse programma voor plattelandsontwikkeling 2007 tot en met 2013 als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) 1698/2005.

    • e.

      aanbestedende dienst: een publiekrechtelijke rechtspersoon of publiekrechtelijke instelling als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Par-ement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB EU L, 134/114 van 30 april 2004).

    • f.

      steunmodule: een regeling voor de verstrekking van een subsidie die als steunmaatregel als bedoeld in artikel 11 van de wet wordt beschouwd.

    • g.

      uitvoeringsverordening: verordening (EG) nr. 1974/2006 (Pb EU L, 368/15 van 23 de-cember 2006) van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening(EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling(ELFPO).

    • h.

      gebiedsplatform: een overlegorgaan als bedoeld in artikel 9 van bestuurders van de provincie Fryslân, het waterschap en gemeenten en van burgers, dat advies uitbrengt over activiteiten in zijn verzorgingsgebied.

    • i.

      gebiedskader 2007 - 2013: gebiedsvisie en ontwikkelingsstrategie voor een plattelandsgebied in Fryslân overeenkomstig de voorwaarden voor as 4 van de Europese subsidie POP2. Het gebiedskader geeft in hoofdlijnen de intenties weer van alle actoren in het platform, waaronder de provincie, gemeenten en maatschappelijke organisaties.

    • j.

      jaarplan: uitwerking van het gebiedskader. Per jaar worden de doelen en speerpunten uit het gebiedskader geconcretiseerd. Er worden jaarlijks accenten gelegd of verschoven. Voor de doelen waarvoor een advies van het gebiedsplatform nodig is, kunnen daarin nadere criteria worden geformuleerd, die aanvullend zijn op de criteria in de verordening en het Gebiedskader.

    • k.

       Landelijk gebied/platteland: Het gehele grondgebied van de Provincie Fryslân m.u.v. de kernen met meer dan 10.000 inwoners. Voor de inzet van POP 2 middelen geldt een maximum per kern van 30.000 inwoners.

Artikel 2 Plattelandsontwikkelingsprogramma

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van het plattelandsontwikkelingsprogramma subsidie verstrekken op grond van de maatregelen 111, 121, 123, 125, 216, 311, 312, 313, 321, 322, 323, 411, 412, 413, 421 en 431.

  • 2 De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt onder de voorwaarden opgenomen in het POP2 en als aan alle voorwaarden wordt voldaan van het betreffende maatregelfiche.

  • 3 Waar subsidie wordt verstrekt met cofinanciering uit het POP2 en de POP2 voorwaarden verder gaan dan de voorwaarden uit de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009 gelden maximaal de voorwaarden zoals zijn opgenomen in de laatst genoemde verordening.

  • 4 Waar subsidie wordt verstrekt met cofinanciering uit het POP2 en de voorwaarden genoemd in de maatregelen van het POP2 afwijken van de voorwaarden uit de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009, zijn de voorwaarden uit het POP2 van toepassing voor zover deze beperkender zijn dan de voorwaarden genoemd in de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009.

  • 5 Bijlage 1 bij de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009 geeft een overzicht waarin is aangegeven onder welke subsidiehoofdstukken POP2-middelen c.q. top-up middelen ingezet kunnen worden en welke maatregelenfiches van het plattelandsontwikkelingsprogramma daarbij aan de orde zijn.

Artikel 3 Algemene subsidieverordening 2006

  • 1 De Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2006 is niet van toepassing op subsidies die op grond van deze verordening en de Subsidieverordening pMJP 2009 worden verstrekt.

  • 2 De Kadersubsidieverordening pMJP 2009 is van toepassing op subsidies die op grond van de Subsidieverordening pMJP 2009 worden verstrekt, tenzij hiervan bij de Subsidieverordening pMJP 2009 uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 4 Subsidieverstrekking

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen subsidie verstrekken voor activiteiten als bedoeld in het meerjarenprogramma.

  • 2 Voor zover de in het eerste lid genoemde subsidie een steunmaatregel is als bedoeld in artikel 11 van de wet en niet bij of krachtens het EG-Verdrag is vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding als bedoeld in artikel 88, derde lid van het EG-Verdrag, kan alleen subsidie worden verstrekt overeenkomstig de voorwaarden, neergelegd in een steunmodule. Bijlage 1 bij de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009 bevat het overzicht van de hiervoor genoemde steunodules die bij de diverse subsidies aan de orde kunnen zijn.

  • 3 Geen subsidie wordt verleend aan een onderneming ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de subsidie onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 4 Subsidie wordt slechts verstrekt:

    • a.

      voor kosten die rechtstreeks zijn toe te rekenen aan de totstandkoming van een activiteit.

    • b.

      als de begroting sluitend is.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen steunmodules vaststellen.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

  • 7 Gedeputeerde staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

  • 8 Gedeputeerde staten kunnen een subsidieplafond als bedoeld in het zesde lid onderverdelen voor verschillende categorieën van activiteiten.

  • 9 Gedeputeerde staten maken de vastgestelde subsidieplafonds bekend. Bij de bekendmaking wordt de wijze van subsidieverdeling vermeld.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald wordt in elk geval geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      kosten waarvoor al uit anderen hoofde volledig subsidie wordt of is ontvangen.

    • b.

      kosten die zijn gemaakt voorafgaand aan de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting.

    • c.

      verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten.

    • d.

      kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is.

    • e.

      kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties.

    • f.

      kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden.

    • g.

      kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen.

    • h.

      kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden.

    • i.

      exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.

    • j.

      vervangingsinvesteringen voor zover deze los staan van het realiseren van het project of voor zover deze meer dan 25% van de projectkosten bedragen.

    • k.

      aankoop van gronden voor zover het aankoopbedrag hoger is dan 10% van de totale subsidiabele projectkosten.

    • l.

      voorbereidings-, plan- en organisatiekosten voor zover groter dan 15% van de totale projectkosten, en bij bijvoorbeeld risicovolle of experimentele projecten, waarbij naar het oordeel van Gedeputeerde staten goed beargumenteerd is dat meer voorbereidingskosten gemaakt moeten worden voor zover groter dan 25 % van de totale projectkosten.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat andere kosten als niet subsidiabel kunnen worden aangemerkt.

Subsidieverlening

Artikel 6 Aanvraag subsidieverlening

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald, wordt een subsidieaanvraag ingediend bij gedeputeerde staten op een door hen vastgesteld formulier.

  • 2 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald, kan een subsidieaanvraag gedurende een bepaald tijdvak worden ingediend.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen de data van openstelling en sluiting van de tijdvakken vast en maken dit tenminste één maand voor aanvang van het betreffende tijdvak bekend.

  • 4 Een subsidieaanvraag wordt ingediend vóór aanvang van de activiteit.

  • 5 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald, wordt de subsidieverdeling – indien wordt voldaan aan de criteria van artikel 8 - door onderlinge vergelijking van de subsidieaanvragen bepaald op basis van de rangschikking aan de hand van de criteria genoemd in artikel 9.

  • 6 Een subsidieaanvraag die op volgorde van binnenkomst wordt behandeld, wordt getoetst aan de criteria genoemd in artikel 8 en aan de criteria genoemd in het betreffende hoofd-stuk van de Subsidieverordening pMJP 2009. Artikel 9 is voor deze aanvraag niet van toepassing

Artikel 7 Gegevens bij de aanvraag subsidieverlening

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald gaat de aanvraag vergezeld van:

    • a.

      een aanduiding van de te leveren prestaties in een projectplan en eventueel kaartmateriaal.

    • b.

      documenten waaruit blijkt dat de bekostiging door medefinanciers zeker is of is aangevraagd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen met het oog op de staatssteuntoets, als bedoeld in artikel 87 van het EG-Verdrag, nadere gegevens vragen.

  • 3 Als subsidie ten behoeve van een samenwerkingsverband wordt aangevraagd, verstrekt de aanvrager de informatie of nadere gegevens als bedoeld in het tweede lid, voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband en tevens een exemplaar van de samenwer-kingsovereenkomst.

Artikel 8 Algemene subsidiecriteria

  • 1 Gedeputeerde staten toetsen of een subsidieaanvraag voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      De doelstelling van het pMJP

    • b.

      De haalbaarheid van het ingediende projectvoorstel.

    • c.

      De beoogde en verwachte effecten van het projectvoorstel in relatie tot de hoogte van de gevraagde subsidie.

    • d.

      De verwachte effecten op langere termijn.

    • e.

      De uitwerking en onderbouwing van de aanvraag.

  • 2 Aanvragen die niet aan de criteria genoemd onder het eerste lid voldoen, worden afgewezen.

Artikel 9 Gebiedsplatform

  • 1 Subsidieaanvragen op grond van de volgende hoofdstukken van de Subsidieverordening pMJP Fryslan 2009, die voldoen aan de in artikel 8, eerste lid, genoemde criteria, worden door gedeputeerde staten voor advies voorgelegd aan het gebiedsplatform:

    4. Recreatie en toerisme

    4.1. Subsidie recreatief groen

    4.2. Subsidie ontwikkelen en versterken toegankelijkheid en voorzieningenniveau

    5. Landschap en Archeologie

    5.1. Landschap

    5.1.1. Subsidie landschap (generiek)

    5.1.2. Subsidie nationale landschappen: Noardlike Fryske Wâlden en Zuidwest-Fryslân

    5.2. Archeologie

    5.2.1. Veiligstellen archeologische objecten

    5.2.2. Instellen archeologische steunpunten

    6. Sociaal economische vitaliteit platteland

    6.1. Verbeteren leefbaarheid plattelandsgebieden

    6.1.1. Basisvoorzieningen woonzorg

    6.1.2. Kleinschalige leefbaarheidsinitiatieven op lokaal niveau

    6.2. Subsidie verbetering fysieke woonomgeving

    6.3. Subsidie stimuleren en verbreden plattelandseconomie

    6.4. Subsidie erfgoed

    6.4.1. Projecten en activiteiten cultuurhistorisch erfgoed

    6.5. Subsidie cultuur

    6.6. Subsidie plattelandsprojecten (Leader) 

  • 2 Het gebiedsplatform toetst de mate waarin het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd voldoet aan de criteria genoemd in het betreffende hoofdstuk van de Subsidieverordening pMJP 2009, en de mate waarin het project bijdraagt aan de doelen, zoals vastgelegd in het gebiedskader van het betreffende gebied en de door het gebiedsplatform in het jaarplan vastgestelde prioriteiten c.q. speerpunten.

  • 3 Het gebiedsplatform rangschikt de subsidieaanvragen na onderlinge vergelijking op grond van het gestelde in het tweede lid en brengt advies uit aan gedeputeerde staten.

  • 4 Gedeputeerde staten beslissen op de subsidieaanvragen. Zij kunnen bij soortgelijke aanvragen een subsidieaanvraag afwijzen indien naar hun oordeel sprake is van onvoldoende spreiding over het provinciale grondgebied.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen gemotiveerd afwijken van een advies van het gebiedsplatform.

Artikel 10 Beslistermijn verlening

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald, beslissen gedeputeerde staten op een aanvraag die door onderlinge vergelijking wordt behandeld, binnen 13 weken na de sluitingsdatum van het tijdvak.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op een aanvraag die op volgorde van binnenkomst wordt behandeld, binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen de in het eerste en tweede lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

Voorschotten

Artikel 11 Bevoorschotting

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald, kunnen gedeputeerde staten na subsidieverlening op aanvraag voorschotten verstrekken tot maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Tenzij door gedeputeerde staten anders is bepaald wordt een verzoek om een voorschot bij hen ingediend op een door hen daartoe vastgesteld formulier.

  • 3 Het voorschot wordt berekend naar rato van gemaakte en betaalde kosten, voor zover deze nog niet eerder bij een verstrekking van een voorschot in aanmerking zijn genomen.

  • 4 Een verzoek om een voorschot gaat vergezeld van een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 15, eerste lid.

  • 5 Gedeputeerde staten kunnen, in afwijking van het derde lid, voordat kosten zijn gemaakt en betaald, een voorschot verstrekken aan een natuurlijk persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon als deze naar genoegen van gedeputeerde staten de financieringsbehoefte heeft aangetoond.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen besluiten het vierde lid buiten toepassing te laten, tenzij sprake is van subsidieverlening waarbij POP-middelen of nationale middelen via top-up worden ingezet.

Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Uitvoering activiteiten

  • 1 De activiteiten starten uiterlijk binnen twee maanden na subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn is bepaald.

  • 2 De activiteiten worden afgerond binnen twee jaren na de subsidieverlening, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek de termijnen genoemd in het eerste en tweede lid verlengen.

Artikel 13 Opdrachten aan derden

  • 1 Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting:

    • a.

      als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden.

    • b.

      als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze bij besteding van de subsidie onder de aanbestedingdrempel bekend te maken dat een overheidsopdracht wordt verstrekt.

    • c.

      als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door gedeputeerde staten ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat haar eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.

  • 2 Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door gedeputeerde staten ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.

Artikel 14 Boekhouding

  • 1 De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen evenals de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2 De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaar na de subsidievaststelling bewaard.

  • 3 De subsidieontvanger verleent medewerking aan een door of vanwege het provinciaal bestuur in te stellen controle van de administratie. Hij verstrekt daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt inlichtingen.

Artikel 15 Voortgang uitvoering

  • 1 De subsidieontvanger brengt drie maal per jaar, of zo vaak als in de subsidieverleningsbeschikking is bepaald, schriftelijk verslag uit aan gedeputeerde staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten en overlegt daarbij een overzicht van boekingsbescheiden en een overzicht van betaalde facturen van die periode.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat rapportage over de voortgang geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven.

Artikel 16 Publiciteit

De subsidieontvanger vermeldt in iedere externe communicatie, dat de activiteit geheel of gedeeltelijk is gerealiseerd met financiële steun van de provincie en, indien van toepassing, van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

Artikel 17 Informatieverstrekking

De subsidieontvanger doet onmiddellijk mededeling aan gedeputeerde staten over alle feiten en omstandigheden, waaronder verzoeken tot zijn faillissement of tot surséance van betaling, waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zij invloed kunnen hebben op de aanspraak op subsidie.

Subsidievaststelling

Artikel 18 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald dient de subsidieontvanger binnen 3 maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij gedeputeerde staten.

  • 2 Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend bij gedeputeerde staten op een door hen vastgesteld formulier.

  • 3 Tenzij in de verleningsbeschikking anders is bepaald beslissen gedeputeerde staten binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag tot het vaststellen van de subsidie.

  • 4 Gedeputeerde staten kunnen de in het derde lid genoemde termijn verlengen met ten hoogste vier weken.

Artikel 19 Gegevens bij de aanvraag subsidievaststelling

  • 1 Tenzij door provinciale staten anders is bepaald wordt bij de aanvraag voor subsidievaststelling overgelegd:

    • a.

      wanneer het subsidiebedrag € 5000,- of minder bedraagt: een activiteitenverslag betrekking hebbend op de gesubsidieerde activiteit of het project, vergezeld van een door de aanvrager ondertekende verklaring, dat de gesubsidieerde activiteit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en de verleende subsidie daaraan is besteed.

    • b.

      wanneer het subsidiebedrag meer bedraagt dan € 5000,- doch minder dan € 50.000,-: een door de subsidieontvanger vastgestelde rekening, die betrekking heeft op de activiteit of het project en die zodanig is ingericht dat hieruit de met uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken, alsmede een door de aanvrager ondertekende verklaring, dat de bedragen aan rechthebbenden zijn betaald.

    • c.

      wanneer het subsidiebedrag € 50.000,- of meer bedraagt, moet de onder b. bedoelde rekening vergezeld gaan van een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening, in het belang van de controle op een rechtmatige en een doelmatige besteding van de subsidie, nadere eisen stellen en bepalen dat, in aanvulling op het eerste lid, overige bescheiden worden overgelegd.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen bij de subsidieverlening bepalen dat een goedkeurende verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, Boek 2 van het Bur-gerlijk Wetboek wordt overgelegd, indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 50.000,-.

Artikel 20 Wijzigingen bij subsidievaststelling

  • 1 Indien bij de definitieve vaststelling blijkt dat de in werkelijkheid gemaakte subsidiabele kosten lager zijn dan de begrote subsidiabele kosten, dan wordt het definitieve subsidiebedrag naar evenredigheid verlaagd.

  • 2 Indien bij de definitieve vaststelling blijkt dat de werkelijke inkomsten hoger uitvallen dan geraamd, dan wordt het definitieve subsidiebedrag verlaagd met het bedrag van die hogere inkomsten.

  • 3 Alle kostenposten die op het moment van de subsidieaanvraag in de begroting onvermeld zijn gebleven, worden bij de definitieve vaststelling buiten beschouwing gelaten, tenzij deze voor de definitieve vaststelling ter goedkeuring aan gedeputeerde staten zijn voorgelegd.

Verplichtingen subsidieontvanger na subsidievaststelling

Artikel 21 Instandhouding

  • 1 De subsidieontvanger houdt tenminste vijf jaar na de subsidievaststelling, of zolang als in de verleningsbeschikking vermeld, de resultaten van de activiteiten in stand.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen van het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 22 Terugbetaling vergoeding

  • 1 In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd die door gedeputeerde staten wordt vastgesteld.

  • 2 De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3 Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 4 In afwijking van het eerste lid kunnen gedeputeerde staten op verzoek beslissen dat een vergoeding niet verschuldigd is, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de activiteiten worden door een ander overgenomen en

    • b.

      de realisatie van de doelstelling komt niet in gevaar en

    • c.

      de activa en passiva worden tegen boekwaarde overgenomen.

Intrekking, wijziging en terugvordering

Artikel 23 Intrekking, wijziging en terugvordering

  • 1 Onverminderd hetgeen is bepaald in afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen gedeputeerde staten zolang de subsidie niet is vastgesteld, de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de subsidieontvanger handelt of heeft gehandeld in strijd met de wet, de goede zeden of het openbaar belang.

    • b.

      de subsidieontvanger een discriminatoir beleid voert of een dergelijk gedrag vertoont.

    • c.

      conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de

    • d.

      aanvrager.

    • e.

      de subsidieontvanger in staat van faillissement is verklaard of dit is aangevraagd of aan hem surseance van betaling is verleend.

    • f.

      de subsidieontvanger weigert mee te werken aan een controle van de administratie als bedoeld in artikel 14, derde lid.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien de subsidie in strijd is met bepalingen bij of krachtens het EG-Verdrag.

  • 3 De beschikking tot terugvordering van subsidie, voor het geval deze subsidie in strijd is met bepalingen bij of krachtens het EG-Verdrag, omvat tevens de ingevolge het gemeenschapsrecht terug te vorderen rente.

Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 24 Afwijkingsbevoegdheid

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van een doelgerichte of evenwichtige subsidieverstrekking, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op artikel 4, eerste en tweede lid, en artikel 5, onder-delen a, c en g.

  • 3 Gedeputeerde staten kunnen, binnen de EU-staatssteunregels, van de genoemde maximale subsidiebedragen en -percentages afwijken als een project, naar oordeel van gedeputeerde staten, in hoge mate bijdraagt aan de doelstellingen van het pMJP en geen andere financiering mogelijk is.

Artikel 25 Toezicht

Gedeputeerde staten kunnen ambtenaren aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald.

Artikel 26 Inwerkingtreding, overgangsrecht en intrekking

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 februari 2009.

  • 2 De Gewijzigde Kadersubsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied provincie Fryslân 2007 wordt met ingang van 1 februari 2009 ingetrokken.

  • 3 De bepalingen van de in het tweede lid genoemde verordening blijven van kracht voor aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van de in het eerste lid genoemde verordening. 

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009.

Ondertekening

Leeuwarden, 11 februari 2009
voorzitter J.A. Jorritsma
griffier O. Bijlsma
 

Toelichting op de Kadersubsidieverordening pMJP Fryslân 2009

Het gebiedsgericht werken en subsidie De afgelopen jaren hebben rijk en provincies voortdurend verbetering gezocht van het gebiedsgerichte werken aan de ontwikkeling van het platteland. De provincies hebben in dit verband de planningen steeds verbeterd in nauwe samenwerking met alle betrokkenen in het gebied, zoals waterschappen, gemeenten, bedrijven en belangenorganisaties. De aldus ontstane samenwerking tussen de verschillende bestuurslagen heeft vorm gekregen in de Wet inrichting landelijk gebied (hierna: Wilg). Deze wet beoogt enerzijds het wettelijke landinrich-tingsinstrumentarium te vereenvoudigen, anderzijds wordt een decentralisatie van taken van het rijk naar de provincies en een deregulering beoogd. Belangrijke begrippen in de Wilg zijn het rijks meerjarenprogramma, waarin het rijk aangeeft welke doelen voor het gebiedsgerichte beleid het wil realiseren, het provinciaal meerjarenprogramma, waarin elke provincie voor zich aangeeft welke bijdrage die provincie kan leveren aan het bereiken van de doelen van het rijk, en de bestuursovereenkomst, waarin het rijk en provincie op basis van het provinciaal meerjarenprogramma afspraken maken met betrekking tot door het rijk ter beschikking te stellen middelen in de vorm van een investeringsbudget en personele capaciteit van de Dienst Landelijk Gebied (hierna: DLG) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: LNV). Het betreft hier een investeringsbudget voor een periode van zeven jaar Dit budget dient te worden aangewend om een bijdrage te leveren aan het bereiken van de doelen van het gebiedsgerichte beleid van het rijk, hetgeen onder meer kan geschieden door het verstrekken van subsidies. Daarnaast worden uit dit budget bijdragen verstrekt in de kosten voor uitvoering van opdrachten van de provincie voor gebiedsinrichting en grondverwerving. Deze verordening geeft de juridische basis voor het verstrekken van subsidies. Zij regelt in die zin alle subsidies die de provincie verleent voor de inrichting van het landelijk gebied als bedoeld in pMJP en Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013(POP2).

Systeem: verwijzing naar Provinciaal Meerjarenprogramma (pMJP) en Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2) De verordening bevat de juridische grondslag voor subsidieverstrekking en daarnaast in hoofdzaak procedurele aspecten (in ruime zin), evenals subsidiabele kosten, algemene subsidievoorwaarden, rapportageplicht en toezicht. In het programma pMJP, waarin opgenomen het POP2, is vastgelegd voor welke activiteiten en doelen welke subsidies kunnen worden verstrekt en onder welke voorwaarden. Tevens is daarin opgenomen hoe in voorkomende gevallen subsidie kan worden verstrekt met inacht-neming van de Europese vrijstellingsverordeningen, of overeenkomstig door de Europese Commissie goedgekeurde steunmodules. Dit biedt niet alleen flexibiliteit in de uitvoering maar ook transparantie en werkbaarheid van de verordening. De DLG van het Ministerie van LNV zal voor POP optreden als betaalorgaan. Staatssteun en steunmodules Hoewel een groot deel van de subsidies geen staatssteun zal betreffen, bijvoorbeeld die aan overheden, moet het anderzijds van tevoren toch wél voldoende duidelijk zijn hoe aan belangrijke vereisten, zoals die van de EU voor staatssteun, wordt voldaan.

- Op grond van de deminimisverordening (EG) 1998/2006 en de deminimisverordening voor de landbouwsector (EG) 1535/2007 en voor de visserijsector (EG) 875/2007, mag in een periode van drie jaar niet meer dan € 200.000, resp. € 7.500, resp. € 30.000 per on-derneming steun worden verleend. Het gaat hier om steun in welke vorm dan ook, dus bijv. ook belastingvoordelen tellen mee, van welke overheid dan ook. Deze deminimissteun is vrijgesteld van de goedkeuringsprocedure zoals bedoeld in artikel 88 van het EG-Verdrag. - Vervolgens zijn er EG vrijstellingsverordeningen ondermeer voor het Midden- en Kleinbedrijf in de landbouwsector. Als subsidie wordt verstrekt met toepassing van deze ver-ordeningen kan worden volstaan met een kennisgeving aan de Europese Commissie. De provincie zal gebruik gaan maken van de vrijstellingsverordeningen, door de toepassing ervan op te nemen in het pMJP. - Ten derde kan op basis van het POP-programma subsidie worden verstrekt voor de daar geregelde maatregelen, die door de Europese Commissie zijn goedgekeurd. - Ten vierde kan ook subsidie worden verstrekt op basis van top-ups. Daarbij moet worden voldaan aan de voorwaarden van de POP-maatregelen en vrijstellingsverordening dan wel een goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie. - Tenslotte kan subsidie worden verstrekt in overeenstemming met de daarvoor geldende steunmodule, die eveneens door de Europese Commissie is goedgekeurd. Bestuurlijk is het commitment uitgesproken om deze steunmodules niet per provincie te ontwikkelen, maar ze in samenwerking tussen alle provincies, dan wel de provincies die het aangaat, en het rijk te ontwikkelen.

Versterking van de voortgang in de uitvoering Een aantal bepalingen is gericht op een versterking van de voortgang in de uitvoering. De provincie wil hier, met als uitgangspunt dat projecten uitvoeringsgereed zijn en na de subsidieverlening onmiddellijk kunnen starten, bevorderen dat de projecten ook professioneel en snel worden uitgevoerd en afgerekend. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bevoorschotting (artikel 11) de uitvoering (artikel 12) en uit de manier waarop de voortgangsrapportages worden ge-regeld (artikel 15). De frequentie van voortgangsrapportages is eveneens afgestemd op de frequentie waarmee over voortgang van het plattelandsontwikkelingsprogramma door het rijk aan de EU moet worden gerapporteerd.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1 In lid i van dit artikel wordt het gebiedskader omschreven. Dit gebiedskader wordt vastgesteld door gedeputeerde staten. Het jaarplan van het gebiedsplatform, beschreven in lid j, wordt gepubliceerd en staat op de website van Plattelânsprojekten.

Artikel 2 Om gebruik te kunnen maken van het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2(POP2) is dit artikel opgenomen. Dit artikel geeft de rechtsbasis voor het verstrekken van subsidies via cofinanciering uit het POP 2.

Artikel 4 Het POP is een landelijk programma. Omdat niet alle activiteiten of maatregelen van het lan-delijke programma voor elke provincie nuttig zijn, kunnen de provincies ervoor kiezen om slechts enkele activiteiten of maatregelen van het POP2 te cofinancieren. Het POP2 wijkt op een aantal plaatsen in de voorwaarden af van de Subsidieverordening pMJP Fryslân 2009. Waar de subsidie met cofinanciering plaatsvindt uit het POP2 en de eisen strenger zijn dat de voorwaarden in het pMJP gaan de eisen van het POP2 voor, voor alle andere gevallen gelden de eisen uit het pMJP.

Artikel 5 In dit artikel worden beperkingen gesteld aan de subsidiabele kosten. Subsidie kan voor dezelfde activiteit slechts een keer worden verleend. Daarnaast zijn bijvoorbeeld investeringen in milieumaatregelen, waarmee slechts wordt voldaan aan bestaande wettelijke eisen, niet subsidiabel. Voorbereidings-, plan- en organisatiekosten zijn niet subsidiabel wanneer deze meer dan 15% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen. In sommige gevallen (ter beoordeling van gedeputeerde staten) is deze norm opgetrokken tot 25%. Hierbij gaat het bijv. om risicovolle of experimentele projecten waarbij meer voorbereidingskosten gemaakt moeten worden.

Artikel 6 Als uitgangspunt is nu gekozen voor de tendersystematiek. In artikel 9, eerste lid, is vastge-legd voor welke onderdelen van de Subsidieverordening deze systematiek geldt. Hierbij beoordelen Gedeputeerde staten eerst of een subsidieaanvraag voldoet aan criteria die in artikel 8 zijn beschreven. De subsidieaanvragen die hieraan voldoen, wordt vervolgens voorgelegd aan het gebiedsplatform dat de projecten toetst en Gedeputeerde staten adviseert over de rangschikking van de projecten. Dit is vastgelegd in artikel 9.

Artikel 7 De bepalingen in het tweede en derde lid zijn opgenomen in geval er sprake is van staats-steun in de zin van artikel 87, eerste lid, EG-Verdrag. Indien de subsidie dan verstrekt wordt als deminimissteun, dient de aanvrager de zogenaamde deminimisverklaring in te vullen en te overleggen bij de aanvraag. Ook in geval van gebruikmaking van Europese vrijstellingsverordeningen kan het nodig zijn dat de aanvrager gegevens overlegt over reeds ontvangen of aangevraagde subsidies.

Artikel 9 In dit artikel worden de rol en de taak van het gebiedsplatform beschreven. Rangschikking door de zes gebiedsplatforms is van belang bij het bereiken van het subsidieplafond.

Subsidieaanvragen op grond van de hoofdstukken die niet in dit artikel worden genoemd, worden dus niet ter advies voorgelegd aan het gebiedsplatform. Aanvragen op grond van die hoofdstukken worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Gedeputeerde staten toet-sen deze aan artikel 8 en de criteria die in het betreffende hoofdstuk zijn opgenomen.

Artikel 11 Dit artikel is gericht op een voortvarende uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. In de subsidiepraktijk van veel overheden komt het regelmatig voor dat een voorschot wordt verstrekt, voordat de subsidieontvanger een begin heeft gemaakt met de uitvoering van de acti-viteiten. Met deze praktijk wordt in het onderhavige artikel gebroken. Voorschotten worden slechts verstrekt op basis van gemaakte en betaalde kosten, dus op basis van declaraties, die worden ingediend samen met de voortgangsrapportage. De achterliggende gedachte hierbij is enerzijds zoals al vermeld, het bespoedigen van de voortgang van de uitvoering, anderzijds wordt hiermee voorkomen dat het lucratief kan zijn om helemaal niet met de uitvoering van de activiteiten te beginnen, omdat men rente kan trekken van de voorgeschoten bedragen. De subsidieregeling heeft immers betrekking op zeer uiteenlopende activiteiten, ook wat betreft financiële omvang. In het vijfde lid wordt op deze regel een uitzondering gemaakt, voor het geval private subsidieontvangers zonder het voorschot geen begin kunnen maken met de uitvoering van de activiteiten. Het gaat in die gevallen om bijvoorbeeld kleine stichtingen of natuurlijke personen die de projectkosten niet zelf kunnen voorschieten en ook niet in de financiering kunnen voorzien door een lening bij een bank. Als zij naar genoegen van gedeputeerde staten hun financieringsbehoefte hebben aangetoond, komen zij voor een voorschot vooruitlopend op gemaakte kosten in aanmerking. Artikel 13 Boven de Europese drempels moet worden voldaan aan de Europese aanbestedingsrichtlijn 2004/18/EG, geïmplementeerd in het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (Staatsblad 2005, 408). Met artikel 13 wordt verzekerd dat ook onder die drempels zal wor-den voldaan aan de Europese eisen van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie. De onderdelen a en b en c betreffen aanbestedende diensten, overheidsorganen en publiekrechtelijke instellingen, als bedoeld in artikel 1, negende lid, van Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad, d.d. 31 maart 2004, betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (Pb EU L, 134/114 van 30 april 2004). In onderdeel a wordt bepaald dat andere overheden het eigen beleid kunnen toepassen. Het uitgangspunt is dat dit beleid aan de te stellen eisen zal voldoen. Onderdeel b bepaald dat als een Overheid een opdracht verstrekt zij dit bekend moet maken. Voor publiekrechtelijke instellingen is in onderdeel c bepaald dat zij, indien beschikbaar, het eigen beleid mogen toepassen, maar dat ze dan eerst moeten aantonen dat dit aan alle eisen voldoet. Het tweede lid bepaalt dat niet aanbestedende diensten, dat zijn andere subsidieontvangers dan die genoemd in het eerste lid onder a en b, die meer dan 50 % subsidie ontvangen, ook aan de Europese eisen moeten voldoen. Dit is de situatie als bedoeld in artikel 8 van de richtlijn. Dit artikel beperkt zich tot werken en daarmee samenhangende diensten. Deze beperking is niet overgenomen, zodat alle aanbestedingen moeten voldoen aan de gestelde eisen.

Artikel 14 De administratie moet zolang bewaard worden dat zij beschikbaar blijft voor de eindafreke-ning van het ILG-budget tussen minister en de provincie en in verband met de eindafrekening over het POP2.

Artikel 21 Dit artikel is bedoeld om te zorgen dat de beoogde doelen van het project voor tenminste vijf jaren in stand worden gehouden.

Artikel 22 De provincie zal een vergoeding eisen bij overname van de activiteiten door een ander, tenzij aan alle drie de genoemde vereisten wordt voldaan (vierde lid).

Artikel 23 Op grond van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 (Pb EU L, 83 van 27 maart 1999) kan de Europese Commissie beschikken dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen moet nemen om onrechtmatige steun van de begunstigde terug te vorderen, en geeft daarbij aan welk wettelijk rentepercentage passend is. Wettelijke rente is verschuldigd vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun voor de begunstigde beschikbaar was tot aan de daadwerkelijke terugbetaling. Het tweede lid biedt de publiekrechtelijke grondslag die ingevolge jurisprudentie (bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak, 11 januari 2006, zaaknummer 200503463/1) voor de terugvordering van wettelijke rente vereist is. Zo wordt in afwachting van de nieuwe afdeling 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht over bestuursrechtelijke geldschulden voorkomen, dat als gevolg van de genoemde jurisprudentie óók een civielrechtelijke procedure zou moeten worden gevoerd.