Regeling vervallen per 09-04-2016

Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000

Geldend van 09-04-2016 t/m 08-04-2016

Intitulé

Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000

Provinciale Staten van Fryslân, Groningen en Drenthe:

gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten

gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet en de Gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

besluiten:

tot vaststelling van de Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000 die luidt als volgt:

Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000.

Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen en algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    bevoegd orgaan: gedeputeerde staten of het bestuursorgaan waaraan gedeputeerde staten hun bevoegdheid hebben overgedragen;

  • b.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Toepasselijkheid

  • 1 Deze verordening is van toepassing op besluiten omtrent subsidiëring door of vanwege het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

  • 2 In bijzondere subsidieregelingen kunnen van deze verordening afwijkende bepalingen worden opgenomen.

  • 3 Het bevoegd orgaan kan besluiten, dat deze verordening buiten toepassing blijft, indien voor de te subsidiëren activiteiten subsidie wordt verstrekt door bestuursorganen van andere overheden.

  • 4 Het bevoegd orgaan vermeldt in een besluit op grond van het derde lid, welke regels in plaats van deze verordening van toepassing zijn.

Artikel 3 Subsidieplafonds 

  • 1 Het bevoegd orgaan stelt ieder kalenderjaar subsidieplafonds vast voor de verschillende activiteiten waarvoor subsidies kunnen worden verstrekt.

  • 2 Het bevoegd orgaan kan het bedrag in de volgorde van ontvangst van de aanvragen verdelen, dan wel besluiten tot het vaststellen van een rangorde op grond van kwalitatieve criteria.

Artikel 4 Verslag

Het verslag, bedoeld in artikel 4:23, vierde lid, van de wet alsmede het verslag inzake de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de wet worden door het bevoegd orgaan vastgesteld, tenzij op andere wijze in de verslaglegging is voorzien.

Hoofdstuk 2: Bevoegdheid, aanvragen, voorwaarden en besluiten

Artikel 5 Bevoegdheid

Alle bevoegdheden met betrekking tot het beslissen op subsidieaanvragen (zoals verlening, vaststelling, wijziging of intrekking) berusten bij het bevoegd orgaan.

Artikel 6 Indiening aanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag wordt ingediend bij het bevoegd orgaan.

  • 2 Het bevoegd orgaan kan andere bestuursorganen aanwijzen bij wie een subsidieaanvraag wordt ingediend

  • 3 Artikel 4:3 van de wet is niet van toepassing op door het bevoegd orgaan aan te wijzen gegevens en bescheiden.

  • 4 Het bevoegd orgaan stelt een formulier vast voor het indienen van subsidieaanvragen, waarin is aangegeven welke bescheiden worden verstrekt bij de aanvraag.

  • 5 Het bevoegd orgaan kan bepalen dat naast de op grond van het vierde lid bedoelde bescheiden andere gegevens worden overgelegd die het voor de goede beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht.

  • 6 Indien niet alle gegevens, bedoeld in het vierde lid bij de aanvraag zijn overgelegd of niet is voldaan aan het verstrekken van nadere gegevens op grond van het vijfde lid kan het bevoegd orgaan gebruik maken van de in artikel 4:5 van de wet bedoelde bevoegdheid.

Artikel 7 Bericht van ontvangst 

Het bevoegd orgaan zendt na ontvangst van een subsidieaanvraag zo spoedig mogelijk een bericht van ontvangst en geeft daarin de termijn aan waarin daarop een besluit zal worden genomen.

Artikel 8 Advies

  • 1 Het bevoegd orgaan kan omtrent de aanvraag advies inwinnen van derden.

  • 2 In het verzoek wordt vastgelegd binnen welke termijn het advies wordt verwacht.

  • 3 Van de toepassing van deze bevoegdheid wordt mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 9 Duurzaamheid

  • 1 De aanvrager is gehouden bij de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend:

    • a.

      Voorzover redelijkerwijs mogelijk gebruik te maken van milieuvriendelijke duurzame materialen.

    • b.

      Tot het voeren van een duurzaam, mens- en milieuvriendelijk personeelsbeleid onder andere bestaande uit het zorg dragen voor goede arbeidsomstandigheden alsmede het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer, zoals bij woon-werk verkeer.

    • c.

      Ook voor het overige maximaal invulling te geven aan het begrip duurzaamheid.

  • 2 Bij gebreke van voldoening aan het onder lid 1 gestelde kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Artikel 10 Criteria en kosten

  • 1 Subsidie kan slechts worden verstrekt , wanneer de aanvrager voldoet aan criteria gesteld bij of krachtens deze verordening en ingeval er bijzondere subsidieregelingen gelden, wanneer tevens voldaan wordt aan de bepalingen in die regelingen.

  • 2 Het bevoegd orgaan weigert subsidie indien het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet past in het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma Noord-Nederland 2000 t/m 2006, het Kompas voor het Noorden, en de in dit kader vastgestelde jaarprogramma's, en in het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma Koers Noord, onderdeel Pieken in de Delta en het operationeel programma EFRO, en overige in dit kader vastgestelde documenten.

  • 3 Naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde weigeringsgronden kan een subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien de subsidiegerechtigde na daartoe schriftelijk te zijn uitgenodigd de continuïteit van zijn onderneming binnen de bij de uitnodiging te stellen termijn niet of niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt.

  • 4 Het bevoegd orgaan verleent slechts subsidies in de door hem aanvaardbaar geachte subsidiabele kosten en kan daarbij tevens een maximumbedrag dan wel een maximumpercentage bepalen.

Artikel 11 Begrotingsvoorbehoud

Indien subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, geldt het voorbehoud, bedoeld in artikel 4:34 van de wet.

Artikel 12 Verplichtingen 

De verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet kunnen onder meer betrekking hebben op:

  • a.

    het voldoen aan de voorschriften van de wet of van deze verordening of aan de voorschriften die krachtens de wet of deze verordening zijn vastgesteld

  • b.

    het beschikbaar stellen door de subsidieontvanger van gesubsidieerde diensten en voorzieningen aan de gebruikers waarbij tussen gebruikers geen ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt naar godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, sexuele oriëntatie of op welke grond dan ook.

  • c.

    de kennis en ervaring van personeel van de subsidieontvanger voor zover dat personeel betrokken is bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

  • d.

    de wijze waarop gebruikers, vrijwilligers en beroepskrachten worden betrokken bij het ontwikkelen en uitvoeren van het beleid van de subsidieontvanger;

  • e.

    de aard, de deugdelijkheid, de inrichting, het beheer en de toegankelijkheid van voorzieningen;

  • f.

    het gebruik van milieuhygiënisch wenselijke materialen; en

  • g.

    debereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de voorzieningen voor gehandicapten.

Artikel 13 Niet doelgebonden verplichtingen

Niet doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:39 van de wet kunnen slechts worden opgelegd, indien daardoor het algemeen belang wordt gediend.

Artikel 14 Intrekking subsidieverlening 

Onverminderd de artikelen 4:48 en 4:50 van de wet kan een besluit tot subsidieverlening worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

  • a.

    de subsidie-ontvanger handelt in strijd met de in deze regeling gegeven voorschriften of met de bij het verleningsbesluit opgelegde verplichtingen;

  • b.

    de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming niet aanvaardbaar is of indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de onderneming;

  • c.

    conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of op een deel van het vermogen van de subsidie-ontvanger;

  • d.

    aan de subsidie-ontvanger surséance van betaling is verleend, de subsidie-ontvanger failliet is verklaard of ten aanzien van de subsidieontvanger de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 Faillissementswet is uitgesproken.

Artikel 15 Continuïteit 

  • 1 De subsidieontvanger is gehouden er zorg voor te dragen dat de zaken waarvoor de subsidie is verleend niet binnen vijf jaar na subsidie vaststelling buiten gebruik gesteld worden, dan wel verplaatst worden buiten het gebied waar de subsidieregeling op grond waarvan de subsidie is verleend van toepassing is.

  • 2 Bij gebreke van voldoening aan het onder lid 1gestelde kan de subsidievaststelling worden ingetrokken dan wel ten nadele van ontvanger worden gewijzigd.

Artikel 16 Vermogensvoordeel 

  • 1 Een subsidieontvanger is een vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 van de wet aan de provincie verschuldigd, indien de in dat artikel voorziene omstandigheden zich voordoen.

  • 2 Het bevoegd orgaan kan besluiten, dat geen vergoeding is verschuldigd.

  • 3 Het bevoegd orgaan bepaalt de hoogte van de vergoeding mede op basis van de getaxeerde waarde van het vermogen van de subsidie-ontvanger en de verhouding tussen de totale bedrijfslasten van de subsidie-ontvanger en de ontvangen subsidies over één of meer boekjaren.)

Hoofdstuk 3: Voorschotten

Artikel 17 Voorschotten

  • 1 Voor zover het bevoegd orgaan daartoe besluit, dient bij de aanvraag tot verlening van het voorschot een verklaring van getrouwheid die is opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, te worden ingezonden.

  • 2 Na subsidieverlening kan het bevoegd orgaan voorschotten verlenen aan de subsidieontvanger tot 80% van het maximale bedrag van de subsidie. In bijzondere gevallen kan het bevoegd orgaan een ander percentage aanhouden.

  • 3 Indien een subsidieaanvraag betrekking heeft op een tijdvak dat aansluit op een tijdvak waarvoor eerder subsidie is verleend, kan het bevoegd orgaan na ontvangst van de subsidieaanvraag voorschotten verlenen tot maximaal een vierde gedeelte van de subsidie die voor het voorafgaande tijdvak is verleend.

  • 4 Het voorschot wordt niet verleend, indien de financiële middelen daarvoor nog niet voorhanden zijn

Hoofdstuk 4: Vaststelling

Artikel 18 Aanvraag vaststelling

  • 1 De aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend binnen een door het bevoegd orgaan te bepalen termijn na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2 Het bevoegd orgaan kan bepalen, dat een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend na afloop van één of meer gedeelten van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 19 Accountantsverklaring 

Voor zover het bevoegd orgaan daartoe besluit, dient bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een verklaring van getrouwheid die is opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, te worden ingezonden.

Artikel 20 Bericht van ontvangst

Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 21 Vaststelling

  • 1 Het bevoegd orgaan stelt de subsidie vast.

  • 2 In het besluit tot vaststelling worden vermeld:

    • a.

      de berekening van het subsidiebedrag, indien dit bedrag niet reeds bij de subsidieverlening is vastgesteld;

    • b.

      de nog door de provincie of door de subsidieontvanger te verrichten betalingen; en

    • c.

      de feiten of omstandigheden die kunnen leiden tot intrekking van het besluit tot vaststelling.

Artikel 21 A 

De subsidie kan lager worden vastgesteld, indien:

  • a.

    de verhouding tussen eigen en vreemd vermogen in de onderneming gezien de rentabiliteit en de aard van de onderneming niet aanvaardbaar is of indien gerede twijfel bestaat omtrent het voortbestaan van de onderneming, of

  • b.

    aan de subsidieontvanger surseance van betaling is verleend, de subsidieontvanger failliet is verklaard of ten aanzien van de subsidieontvanger de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 284 van de Faillissementswet is uitgesproken

Hoofdstuk 5: Algemene- en slotbepalingen

Artikel 22 Toezichthouders 

  • 1 Het bevoegd orgaan kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de wet aanwijzen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de wet of deze verordening gegeven regels.

Artikel 23 Vaststelling

Deze verordening is gelijkluidend vastgesteld en kan bij gelijkluidend besluit worden gewijzigd door provinciale Staten van Fryslân, Groningen en Drenthe

Artikel 24 Aanhaaltitel 

Deze verordening kan worden aangehaald als Kaderverordening subsidies Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000 .

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening zal worden geplaatst in het provinciaal blad en treedt in werking op 1 januari 2001

Ondertekening

Leeuwarden, 20 december 2000
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
griffier drs. G. van der Veen