Regeling vervallen per 01-07-2014

Subsidieverordening Plattelandsbeleid 2005 – 2008

Geldend van 01-07-2014 t/m 30-06-2014

Intitulé

Subsidieverordening Plattelandsbeleid 2005 – 2008

 PROVINCIALE STATEN van FRYSLAN

Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Fryslân van 31 augustus 2004 no. 569476

Gelet op de Algemene Subsidieverordening Provincie Fryslân 1998

Besluiten:

Als volgt

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

De Algemene subsidieverordening Provincie Fryslân 1998, verder te noemen Algemene subsidieverordening, is van toepassing, tenzij hiervan in de navolgende artikelen wordt afgeweken.

Artikel 2

Het bepaalde bij of krachtens deze verordening over de hoogte van de subsidie of voorschriften die van toepassing zijn kan door Gedeputeerde Staten buiten toepassing worden gelaten indien en voor zover dat noodzakelijk is in verband met het verkrijgen van goedkeuring van de Europese Commissie op grond van artikel 87 van het EG-verdrag.

Artikel 3

In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    Projectbureau van Plattelânsprojekten:

  • Het orgaan, belast met de verwerving en ontwikkeling van projecten in de desbetreffende plattelandsregio; De provincie Fryslân is hiertoe opgedeeld in 6 gebieden

  • b.

    Gebiedsplatform:

  • Het orgaan, belast met de coördinatie van de uitvoering van de gebiedsgerichte aanpak in de desbetreffende plattelandsregio.

  • c.

    Nota Plattelânsbelied:

  • De op 4 februari 2004 door Provinciale Staten vastgestelde “Nota Plattelânsbelied, fan ûnderen op stimulearje, fan boppen ôf ynspirearje 2004-2008’

  • d.

    Platteland:

  • Geheel Fryslân met uitzondering van kernen met meer dan 5000 inwoners

  • e.

    De minimis-steun:

  • Subsidie die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun, Pb. EG L 10 van 13 januari 2001, p. 30, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

  • f.

    Kleine of Middelgrote Onderneming:

  • Een onderneming conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van een kleine of middelgrote onderneming zoals verwoord in de aanbeveling van de Europese Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG).

  • g.

    Kleinere kern:

  • Een kern met minder dan 1500 inwoners.

  • h.

    Middelgrote kern:

  • Een kern met 1500 – 3000 inwoners.

  • i.

    Grote kern:

  • Een kern met 3000 – 5000 inwoners.

Artikel 4

Subsidies worden slechts verleend voor in de tijd afgebakende activiteiten met een afgeronde doelstelling als bedoeld in artikel 4 lid 1, onder c van de Algemene Subsidieverordening

Artikel 5

  • 1 Doel van deze verordening is met subsidies activiteiten/projecten te stimuleren in het kader van het plattelandsbeleid. Subsidiëring is mogelijk voor:

    • •Projecten voor de uitvoering van het plattelandsbeleid (hoofdstuk 2)

    • Leefbaarheidsprojecten (hoofdstuk 3)

    • Bouw en aanpassing van dorpshuizen en Multifunctionele Accommodaties (hoofdstuk 4)

  • 2 Subsidie wordt slechts verleend aan projecten die plaatsvinden op het Friese platteland.

Artikel 6

Subsidie kan alleen worden verleend, indien en voor zover de door Provinciale Staten beschikbaar gestelde middelen dit toelaten, waarbij als leidraad dient te worden gehanteerd de verdeling van de middelen zoals Gedeputeerde Staten deze jaarlijks vaststellen. Gedeputeerde Staten kunnen lopende het jaar wijzigingen aanbrengen in deze verdeling indien de uitputting van de middelen hier aanleiding toe geeft.

Artikel 7

Aanvragen in het kader van deze verordening kunnen gedaan worden door een publiekrechtelijk of privaatrechtelijk rechtspersoon. Het project mag niet primair op winst gericht zijn.

Artikel 8

  • 1 De aanvrager die in aanmerking wenst te komen voor een subsidie, moet zijn aanvraag indienen bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet een aanvraag om subsidie voor een project voor gebiedsgericht plattelandsbeleid en voor een leefbaarheidsproject ingediend worden bij het projectbureau van plattelânsprojekten in het gebied waar het project zal worden uitgevoerd.

  • 3 De aanvraag moet worden ingediend voordat het project van start is gegaan.

  • 4 De aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door de Provincie te verstrekken aanvraagformulier, dat volledig moet worden ingevuld. Hierbij dient ook aangegeven te worden welke bijdrage het project levert aan de leefbaarheid op het platteland.

  • 5   Indien de aanvraag valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag, dient bovendien melding te worden gemaakt van subsidies of andere vormen van staatssteun die de subsidieontvanger, alsmede het eventuele moederconcern en/of dochters van de onderneming hebben ontvangen in de drie jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag. Tevens wordt melding gemaakt van eventuele andere aanvragen die in behandeling zijn op het moment van de aanvraag voor subsidie op grond van deze verordening.

Artikel 9

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvraag binnen 13 weken nadat deze is ontvangen. Voor aanvragen voor plattelânsbelied verkregen via Plattelânsprojekten en voor leefbaarheidsprojecten geldt als indieningsdatum de datum dat het advies van het gebiedsplatform door Gedeputeerde Staten is ontvangen.

  • 2 Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag en voor het verlenen van subsidie goedkeuring is vereist van de Europese Commissie wordt de beslistermijn opgeschort vanaf de dag na verzending van de melding aan de Europese Commissie tot de dag waarop het besluit over goedkeuring van de maatregel door de Commissie is ontvangen.

Artikel 10

  • 1 Subsidies worden slechts verleend in de door Gedeputeerde Staten als redelijk aangemerkte investeringskosten.

  • 2 Niet subsidiabel zijn:

    • a.

      alle indirecte kosten, gemaakt door de aanvrager;

    • b.

      vervangingsinvesteringen;

    • c.

      niet-begrote kosten dan wel ongespecificeerde kosten;

    • d.

      niet werkelijk betaalde kosten, zoals bijvoorbeeld geschatte kosten, reserveringen en balansposten.

Artikel 11

  • 1 Indien de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-Verdrag , zal subsidie worden verleend onder de voorwaarden de Verordening (EG) nr. 69/2001 inzake de minimissteun, Verordening (EG) nr. 1/2004 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, verwerken en afzetten (Pb. 2004, L 1/1), of enige andere vrijstellingsverordening.

  • 2 Indien in voorkomende gevallen de in het vorige lid bedoelde vrijstellingsverordeningen niet van toepassing zijn en de subsidie valt onder de omschrijving van steunmaatregel in artikel 87 lid 1 van het EG-verdrag, zal voorafgaand aan het verlenen van subsidie goedkeuring worden gevraagd aan de Europese Commissie.

Artikel 12

Aan de subsidieverlening kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden.

Artikel 13

  • 1 Indien de activiteit zich ook leent voor subsidiëring op grond van een andere provinciale subsidieverordening, beslissen Gedeputeerde Staten welke verordening zal worden toegepast.

  • 2 Onverminderd het gestelde in de artikelen 2 en 11 kunnen zij eventueel besluiten tot het toepassen van meer dan één subsidieverordening. Ingeval van stapeling van subsidies bedraagt de Provinciale bijdrage maximaal 70 % van de subsidiabele kosten.

  • 3 Stapeling van subsidies binnen deze verordening is niet mogelijk.

Artikel 14

  • 1 Aan een aanvrager, aan wie subsidie is verleend, kunnen Gedeputeerde Staten voorschotten verlenen tot maximaal 80 % van de verleende subsidie.

  • 2 Een voorschot kan worden aangevraagd nadat het project van start is gegaan.

  • 3 Een voorschot moet schriftelijk worden aangevraagd. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van informatie over de voortgang van het project. Tevens dient de aanvrager aan te kunnen tonen dat de financiering van het project sluitend is.

  • 4 In uitzonderingsgevallen, zulks ter beoordeling van Gedeputeerde Staten, kan het voorschot worden verhoogd tot 90 %.

Artikel 15

  • 1.

    Binnen 24 maanden na de subsidieverlening dient de activiteit te zijn uitgevoerd. Voor projecten in de categorie Leefbaarheid geldt een termijn van 18 maanden.

  • 2.

    Verlenging van deze termijn is alleen mogelijk als de aanvrager hiervoor vooraf een schriftelijk verzoek indient bij GS. Het verzoek moet vergezeld gaan van een toelichting over de voortgang van het project en de reden van de vertraging in de uitvoering. De verlenging bedraagt maximaal 1 jaar.

  • 3.

    De aanvrager moet binnen 6 maanden na afronding van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie indienen.

  • Het vaststellingsverzoek moet vergezeld gaan van:

  • een financiële verantwoording van het project, waarin de inkomsten en uitgaven gespecificeerd zijn opgenomen. Voor wat betreft de uitgaven gaat het om de volgende gegevens: naam bedrijf, factuurnummer, factuurdatum, factuurbedrag, datum betaling

  • een verklaring van de aanvrager, dat de subsidie daadwerkelijk aan het project is besteed

  • een staat van de werkelijke wijze van financiering

  • een inhoudelijke verantwoording van het project op basis van de criteria die aanvrager bij de aanvraag heeft opgegeven

Artikel 16

Onverminderd het bepaalde in artikel 4:48 van de Algemene Wet Bestuursrecht kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk intrekken indien de activiteit waarvoor de subsidie is verleend niet binnen de in artikel 15 genoemde termijn is uitgevoerd.

Hoofdstuk 2 Projecten Plattelânsbelied

Artikel 17

Subsidies kunnen slechts worden verleend aan projecten die passen binnen de Nota Plattelânsbelied.

Artikel 18

Projecten worden beoordeeld op grond van de volgende criteria:

  • a)

    de mate waarin bijgedragen wordt aan één of meer van de thema’s zoals nader aangegeven in hoofdstuk 3 en/of hoofdstuk 6 van de nota Plattelânsbelied

  • b)

    de mate waarin het project bijdraagt aan bundeling, versterking of continuïteit van (vernieuwende) initiatieven

  • c)

    de mate waarin het project draagvlak heeft bij en voorziet in samenwerking tussen:

  • particulieren onderling

  • particulieren en organisaties

  • particulieren en overheid

  • particulieren, organisaties en overheden

  • d)

    geografische spreiding

  • e)

    financiële haalbaarheid

  • f)

    continuïteit van het project na afloop van de projectperiode

Artikel 19

Subsidie kan worden verleend voor projecten in de volgende categorieën:•Projecten op provinciale schaal Hiervoor komen in aanmerking projecten die als werkingssfeer de gehele provincie omvatten dan wel naar het oordeel van gedeputeerde staten een voorbeeldfunctie voor de gehele provincie vervullen. Na toekenning van de subsidie wordt het project ter kennisname aangeboden aan de gebiedsplatforms.•Projecten die voortkomen uit de projectverwerving van Plattelânsprojekten Hiervoor komen projecten in aanmerking die zijn verworven in en voor één van de zes gebieden (plattelânsprojekten). Projecten moeten worden ingediend bij Gedeputeerde Staten na advisering door het gebiedsplatform van het betreffende gebied. Het platform houdt hierbij rekening met de in artikel 18 genoemde criteria.

Artikel 20

  • 1 Subsidiëring is mogelijk voor maximaal 50 % van de subsidiabele kosten met een maximaal subsidiebedrag van € 50.000,=.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen bij projecten op provinciale schaal in uitzonderlijke gevallen besluiten een hogere subsidie te verlenen.

HOOFDSTUK 3 Leefbaarheid

Artikel 21

Subsidie kan slechts worden verleend voor kleinschalige leefbaarheidsprojecten op lokaal niveau die passen binnen de nota Plattelânsbelied en die tot doel hebben de plaatselijke leefbaarheid te bevorderen.

Artikel 22 

Het gebiedsplatform kan jaarlijks vaststellen welke thema’s in zijn gebied prioriteit krijgen.

Artikel 23

De aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a)

    de mate waarin ze bijdragen aan de leefbaarheid op lokaal niveau;

  • b)

    de mate waarin de plaatselijke bevolking erbij betrokken is;

  • c)

    de mate waarin het project voldoet aan de criteria, vastgelegd in de gebiedsvisie van het betreffende gebied en de door het gebiedsplatform vastgestelde prioriteiten.

  • d)

    regionale spreiding van de projecten

  • e)

    financiële haalbaarheid van het project

  • f)

    continuïteit van het project na afloop van de projectperiode

Artikel 24

Het gebiedsplatform adviseert gedeputeerde staten over het verlenen van subsidie. Hierbij wordt rekening gehouden met de in artikel 23 genoemde criteria

Artikel 25 

  • 1 Slechts projecten, waarvan de investeringskosten minimaal € 2.250,= bedragen, komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2 Gedeputeerde Staten verlenen slechts subsidie in de door hen als redelijk aangemerkte investeringskosten tot maximaal 25 %.

  • 3 De subsidie bedraagt ten hoogste € 10.000,=

HOOFDSTUK 4 Dorpshuizen en Multifunctionele accommodaties

Artikel 26

  • 1 Subsidie kan worden verleend in de stichtingskosten van nieuwe accommodaties en in de verbouwingskosten van bestaande accommodaties, voorzover de investeringskosten niet worden gedekt door exploitatiesubsidies.

  • 2 In normale onderhoudswerkzaamheden aan bestaande accommodaties worden geen subsidies verleend.

  • 3 De Provinciale subsidie vanuit deze verordening bedraagt nooit meer dan de gemeentelijke bijdrage in de in lid 1 genoemde subsidiabele kosten.

  • 4 De Provincie financiert uitsluitend in dat deel waarvoor geen doeluitkeringen beschikbaar zijn.

Artikel 27

Subsidiëring van een accommodatie kan maximaal ééns in de 10 jaar plaatsvinden.

Artikel 28

Dorpshuizen en multifunctionele accommodaties komen uitsluitend in aanmerking voor subsidiëring, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a)

    per kern kan slechts één accommodatie gesubsidieerd worden

  • b)

    het moet gaan om een accommodatie met een algemene, voor de gehele dorpsgemeenschap openstaande functie voor het dorps- en verenigingsleven. Het kan ook gaan om een accommodatie, die hiernaast ook plaats biedt aan specifieke activiteiten en voorzieningen

  • c)

    het eigendom en het beheer van de voorziening moeten zodanig zijn geregeld dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten de toegankelijkheid van de accommodaties voor de gehele dorpsgemeenschap is gewaarborgd

  • d)

    er is flexibel meervoudig gebruik van ruimtes waarbij sprake is van een gezamenlijke programmering.

  • e)

    het ruimtegebruik is afgestemd met andere ruimtebiedende accommodaties (bijv. sport, café, kerk, zorginstelling, onderwijs) in het dorp en in de omgeving

  • f)

    er bestaat voldoende draagvlak in het dorp voor het project

  • g)

    de aanvraag past in het gemeentelijk beleid. In dit verband dient er sprake te zijn van regionale spreiding van voorzieningen

  • h)

    de financiering moet sluitend zijn

  • i)

    er is perspectief op een gezonde exploitatie en waarborging van de continuïteit.

Artikel 29

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 25 % van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2 wordt bij de bepaling van de hoogte van de subsidie uitgegaan van 3 categorieën:

    • a.

      Dorpshuizen in kleinere kernen met een functie gericht op de eigen kern. De subsidie bedraagt maximaal € 50.000,=

    • b.

      Dorpshuizen en multifunctionele centra in kleinere of middelgrote kernen met een beperkte regionale functie. De subsidie bedraagt maximaal € 75.000,=

    • c.

      Dorpshuizen en multifunctionele accommodaties in middelgrote tot grote kernen met een sterke regionale functie. De subsidie bedraagt maximaal € 150.000,=.

  • 3.

    Voor het bepalen van de maximale subsidie gelden de volgende criteria:

  • de omvang van de kern waarin het dorpshuis of de multifunctionele accommodatie gevestigd is

  • de mate waarin sprake is van een integrale, multifunctionele aanpak

  • de mate waarin sprake is van een regionale functie van het dorpshuis / de multifunctionele accommodatie

  • de mate waarin het project vernieuwend en/of creatief van aard en/of experimenteel is.

Artikel 30 

Bij de beoordeling van de subsidieaanvraag kan de vermogenspositie van de aanvrager betrokken worden. Dit kan leiden tot lagere vaststelling dan wel afwijzing van de subsidie-aanvraag.

Artikel 31

Voor accommodaties in kernen tussen 1500 en 5000 inwoners is een bijdrage van maximaal 25 % mogelijk voor haalbaarheidsonderzoeken met een maximum van € 1.000,=.

Artikel 32

Bij clustering van projecten in een bepaald gebied kan de provincie een bijdrage in de proceskosten toekennen van maximaal 25 % met een maximum van € 5.000,=, bijvoorbeeld voor het opstellen van een gebiedsoverstijgend voorzieningenspreidingsplan.

Artikel 33

Alvorens een beslissing te nemen kunnen Gedeputeerde Staten het advies inwinnen van de stichting Samenwerkende Dorpshuizen Friesland.

Hoofdstuk 5 Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 34 

In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten van het bepaalde in deze verordening afwijken.

Artikel 35

GS rapporteren elke twee jaar aan PS over de uitvoering van deze verordening

Artikel 36

  • 1 Deze verordening kan aangehaald worden als “Subsidieverordening Plattelandsbeleid 2005 – 2008”

  • 2 Deze verordening treedt op 1 januari 2005 in werking en zal gelden voor alle aanvragen die vanaf deze datum in dit kader worden ingediend.

  • 3 Voor alle aanvragen, ingediend vóór het in werking treden van deze verordening, blijft de ‘Verordening met betrekking tot het verlenen van subsidies ten behoeve van het plattelandsbeleid voor de jaren 2001- 2002’ dan wel de ‘Verordening Leefbaarheidsbudget Fryslân 2002-2003’ van kracht.

Ondertekening

Leeuwarden, 1 november 2004
voorzitter drs. E.H.T.M. Nijpels
griffier O. Bijlsma