Regeling vervallen per 25-07-2008

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het finaniceel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Geertruidenberg

Geldend van 23-02-2006 t/m 24-07-2008

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het finaniceel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Geertruidenberg

Nr. 15a

De Raad van de gemeente Geertruidenberg besluit,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg van 24 januari2006;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

in te trekken;

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieelbeheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeenteGeertruidenberg, vastgesteld in de raadsvergadering van 23 december 2004.

vast te stellen:

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieelbeheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeenteGeeertruidenberg.

Titeldeel 1 Nieuw Titeldeel

Artikel 1 Definities

A. administratie:het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Geertruidenberg en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

B. financiële administratie:het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Geertruidenberg, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

1. de financieel-economische positie;

2. het financiële beheer;

3. de uitvoering van de begroting;

4. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

5. alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

C. administratieve organisatie:het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

D. financieel beheer:het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Geertruidenberg.

E. rechtmatigheid:het in overeenstemming zijn met de van toepassing zijnde wettelijke regelingen volgens de definitie in de kadernota Rechtmatigheid d.d. 10 oktober 2005 van het Platform Rechtmatigheid Provincies en Gemeenten(PRPG).

F. doelmatigheid:het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

G. doeltreffendheid:de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Titeldeel 1 Begroting en verantwoording

Kaderstellen

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1. De raad stelt in ieder geval ten behoeve van een nieuwe raadsperiode een programma

    -indeling vast met ingang van het eerstvolgende begrotingsjaar.

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    a. de beoogde maatschappelijke effecten;

    b. de te leveren goederen en diensten;

    c. de baten en lasten.

  • 3. Het college stelt per programma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde

    maatschappelijke effecten en de te leveren goederen en diensten.

  • 4. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de

    geleverde goederen en diensten en de maatschappelijke effecten, opdat de

    doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad,

    kunnen worden getoetst.

Artikel 3 Producten

  • 1. Bij iedere begroting en jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de toedeling van

    de producten uit de productraming aan de programma's.

  • 2. De onderverdeling van de programma's in de producten staat voor de raadsperiode

    vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen worden bij de

    begroting of tussentijdse rapportages expliciet vermeld.

Artikel 4 Kadernota

  • 1. Het college biedt uiterlijk 1 juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders

    voor het volgende begrotingsjaar en de drie opeenvolgende jaren. In deze nota

    worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering

    bedoeld in artikel 7 en de ontwerp- jaarstukken bedoeld in artikel 8 van deze

    verordening.

  • 2. Daarin worden in ieder geval de volgende aspecten duidelijk en afzonderlijk vermeld:- aansluiting op de meerjarenbegroting;- correcties naar aanleiding van tussentijdse rapportages, informatie en jaarstukken;- vrije ruimte ten aanzien van reserves en voorzieningen;- nieuw beleid, kosten/opbrengsten daarvan en prioritering (wettelijk, noodzakelijk, "nice-to-have");- te wijzigen bestaand beleid, kosten/opbrengsten daarvan.

  • 3. De raad stelt de nota uiterlijk 1 juli vast.

    Uitvoering

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig,

    doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt ten aanzien van de productenraming er zorg voor dat:

    a. de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen

    aan de producten van de productraming;

    b. de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen

    de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting

    van de financiële positie;

    c. de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie

    van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma's zoals geautoriseerd

    in de (gewijzigde) begroting niet worden overschreden, waarbij de normen zoals

    opgenomen in het jaarlijks vast te stellen controleprotocol in acht worden genomen.

    Beheersing en Interne controle

Artikel 6 Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de

    jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de

    informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

    Bij Af wijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van een aantal

    bedrijfsprocessen of -onderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid

    van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van

    beheershandelingen en draagt voorts zorg voor bestrijding van misbruik enoneigenlijk gebruik van subsidieregelingen en andere regelingen waarop

    overdrachtsuitgaven zijn gebaseerd.

  • 3. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid

    indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan

    van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de

    raad aangeboden.

    Rapportage en Verantwoording

Artikel 7 Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van minimaal 2 tussentijdse rapportages

    over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie maanden

    (voorjaarsnota) en de eerste negen maanden (najaarsnota) van het lopende boekjaar

    met een prognose tot het eind van het jaar.

  • 2. De tussenrapportages worden aan de raad aangeboden op de volgende tijdstippen:

    a. de voorjaarsnota vóór 1 juni van het lopende begrotingsjaar;

    b. de najaarsnota vóór 1 december van het lopende begrotingsjaar.

  • 3. De rapportages gaan in op afwijkingen, zowel wat betreft baten als lasten, de

    geleverde goederen en diensten en indien daar aanleiding voor is de

    maatschappelijke effecten. In de rapportages wordt in ieder geval aandacht

    besteed aan afwijkingen van:

    a. inkomsten uit de algemene uitkering;

    b. de rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

    c. resultaten uit grondexploitatie;

    d. realisatie op begrote subsidieverwachtingen.

  • 4. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de

    raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college

    te brengen voor zover het betreft niet bij begroting of bij afzonderlijk raadsbesluiten

    grondprijzen) vastgestelde afzonderlijke verplichtingen inzake:

    a. aankoop van onroerende zaken waarvan de koopsom per transactie groter is

    dan € 10.000

    b. verkoop van onroerende zaken waarvan de verkoopsom per transactie groter is

    dan € 10.000

    c. aankoop en verkoop van goederen en diensten indien de (ver)koopsom

    per transactie groter is dan € 10.000

    d. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties conform

    het Treasurystatuut

    e. bij ruiling van roerende- c.q. onroerende zaken bij een waarde toekenning

    per transactie die groter is dan € 10.000

  • 5. Het college informeert vooraf de raad en neemt pas een besluit nadat de raad in de

    gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college

    te brengen indien het college nieuwe meerjarige verplichtingen aangaat waarvan de

    jaarlijkse lasten groter zijn dan € 7.500.

Artikel 8 Jaarstukken

  • 1. Het college draagt zorg voor een tijdige samenstelling van de jaarstukken

    overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en

    gemeenten (BBV). Hierin is aangegeven dat de jaarstukken tenminste

    bestaan uit het jaarverslag en de jaarrekening(BBV art. 24).

  • 2. Het jaarverslag bestaat tenminste uit de programmaverantwoording (BBV art. 25) en deparagrafen (BBV art. 26).

  • 3. De jaarrekening bevat de programma met toelichting (BBV art. 27 t/m 29) en de balans

    en toelichting daarop (BBV art. 30 t/m 58). De jaarrekening wordt inclusief

    accountantsverklaring en met het verslag van bevindingen uiterlijk vóór 15 juni (na

    afloop van het verslagjaar) aan de raad aangeboden.

  • 4. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma's. In de

    verantwoording, waarin de opzet van de programmabegroting wordt gevolgd,

    geeft het college aan:

    a. wat is bereikt;

    b. welke activiteiten zijn verricht;

    c. wat zijn de kosten;

    d. hoe de resultaten zich verhouden tot in de begroting gestelde doelen.

  • 5. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma's of de

    beleidsdoelen van de programma's voor het lopend jaar bijstelling behoeven.

    Daartoe dient in of bij de jaarstukken de volgende informatie te zijn opgenomen:

    a. referenties naar kaderstellende opdrachten, toezeggingen en moties;

    b. terugkoppeling op afgesproken budgetten, prestatie-indicatoren, kredieten,

    gegevens over de geleverde goederen en diensten, de maatschappelijke effecten

    en lasten uit de reserves en voorzieningen;

    c. oorzaak, consequenties en maatregelen van afwijkingen;

    d. een doorkijk van de structurele zaken naar de toekomst.

Titeldeel 2 Financiële positie

Kaderstellen

Artikel 9 Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de

    uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van

    de financiële positie expliciet vermeld.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie de investeringskredieten.

Artikel 10 Waardering

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen

    lineair in maximaal 5 jaar worden afgeschreven, mits het actief wordt gerealiseerd.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het

    Besluit begroting en verantwoording princies en gemeenten, worden lineair

    afgeschreven waarbij de afschrijvingstermijn wordt gekoppeld aan de economische

    levensduur van de investeringsopjecten en nooit langer kan zijn dan de in tabel 1

    genoemde afschrijvingsperiode. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan

    € 7.500 (betreft totale investering en niet de individuele onderdelen) worden niet

    geactiveerd, uitgezonderd gronden, terreinen en aandelen/effecten. Deze laatst

    genoemden worden altijd geactiveerd.

  • 4. Onder activa met een meerjarig maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van

    het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden verstaan

    investeringen in aanleg van: (inrichting) wegen, waterwegen, civiele kunstwerken,

    groen en kunstwerken.

  • 5. Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden

    onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van

    de exploitatie gebracht. Alleen bij activa met een meerjarig maatschappelijk nut in

    openbare ruimte kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij

    raadsbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de in de tabel

    afschrijvingsperioden aangegeven tijdsduur of een kortere tijdsduur, door de raad aan

    te geven.

  • 6. In afwijking van de afschrijvingstabel blijven de annuïtaire afschrijvingen

    en afschrijvingstermijnen zoals deze in de jaarrekening 2004 bij

    de afzonderlijke investeringen zijn opgenomen gehandhaafd totdat eventuele

    nadere besluitvorming door de gemeenteraad plaatsvindt.

Artikel 11 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens

    oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de overige vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op

    basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan

    drie maanden.

Artikel 12 Reserves en voorzieningen

  • 1. De in artikel 4 van genoemde nota omvat tevens een afzonderlijke paragraaf over

    reserves en voorzieningen. Hierin wordt de actualisatie behandeld.

  • 2. Deze actualisatie bevat:

    a. de vorming en besteding van reserves;

    b. de vorming en besteding van voorzieningen;

    c. de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen,

    in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 16 en de nota

    beleidskader reserves en voor- zieningen. Het college maakt daarin melding

    of het beleid aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen

    van een nieuwe nota.

Artikel 13 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten wordt een

    systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast

    De directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks

    samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de

    noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in

    gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing

    de compensabele BTW.

  • 3. Het omslagpercentage voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks

    bij de begroting vastgesteld. Het omslagpercentage wordt bepaald door het rentetotaal

    van de uitstaande leningen en de bij begroting vastgestelde gecalculeerde rente over

    het eigen vermogen en voorzieningen. De specifieke rentepercentages zoals deze in

    de bijgevoegde bijlage zijn opgenomen blijven gehandhaafd totdat eventuele nadere

    besluitvorming door de gemeenteraad plaatsvindt.

Artikel 14 Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor

    a. het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van

    overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde

    kaders van de begroting uit te kunnen voeren;

    b. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen

    acceptabele condities;

    c. het beschermen van gemeentelijke vermogens-en (rente)resultaten

    tegen ongewenste financiële risico's ,zoals renterisico's, koersrisico's

    en kredietrisico's;

    d. het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de wet Fido

    respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut;

    e. het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten

    bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    a. bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende

    uitgangspunten: uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij: * Financiële instellingen met tenminste een A-rating van een

    van de volgende erkende rating-bureau's: Moody's,

    Standard & Poors of Fitch ICBA;

    b. overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden,

    dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd

    in tact is.

    c. voor het aantrekken van financieringen voor langer dan 1 jaar worden

    tenminste 3 prijsopgaven bij verschillende, financiële instellingen met ten minste

    een A-rating van een van de volgende erkende rating-bureau's: Moody's,

    Standard & Poors of Fitch ICBA gevraagd;

    d. overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen

    of het verlenen van garanties luiden in euro;

    e. voor de kasgeldlimiet en de renterisiconorm gelden de wettelijke waarden.

    Het college informeert de raad indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm

    dreigen te worden overschreden.

  • 3. Verstrekken van leningen en garanties en het aangaan van financiële participaties

    anders dan genoemd in het tweede lid worden uitsluitend gedaan uit hoofde van

    de publieke taak. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en

    het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt

    het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit

    het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen

    van garanties en financiële participaties.

  • 4. De raad stelt regels op ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met

    derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden,

    de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in

    een Treasurystatuut.

Artikel 15 Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. Het college draagt zorg voor een actuele en zo volledig mogelijke registratie van de volgende bezittingen:- bedrijfsmiddelen;- gebouwen/gronden;- overige activa met een boekwaarde;- activa zonder boekwaarde die een actuele waarde vertegenwoordigen.

  • 2. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen

    en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met

    dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen,

    de (debiteuren-) vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en

    de (crediteuren-) schulden jaarlijks worden gecontroleerd en in de in het eerste lid

    genoemde onderdelen tenminste éénmaal in de vier jaar.

Titeldeel 3 Paragrafen

Artikel 16 Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt in een nieuwe raadsperiode de nota lokale heffingen aan.

    Deze nota behandelt in ieder geval:

    a. de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    b. de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen

    en belanghebbenden;

    c. de kostendekkendheid van de heffingen;

    d. de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    e. het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

  • 2. De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende

    vaststellingsdata waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd.

    Het college draagt er zorg voor dat er een actueel overzicht is van tarieven,

    heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

  • 3. Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen

    door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde

    hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen

    en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde

    kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten.

  • 4. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen

    verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en het bedrag aan

    kwijtscheldingen; de kostendekken- heid van de rioolrechten en de afvalstoffen- heffing;

    de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuis- houdingen,

    meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 17 Weerstandsvermogen en risicomanagement

Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico's van materieel belang aan en een inschatting van de kans dat deze risico's zich voordoen. Het college brengt hierbij in elk geval de risico's in beeld en actualiseert de risico's.Hierbij wordt de weerstandscapaciteit aangegeven en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico's van materieel belang metde weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.Voorts geeft het college aan het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en het afdekken van de risico's.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college geeft in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting het

    kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau

    van de openbare ruimte en de gemeentelijke gebouwen. De paragraaf geeft de kaders

    weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor

    het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en bijbehorende

    kosten, alsmede voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan

    de gemeentelijke gebouwen. Daarbij wordt tevens de normkostensystematiek

    en het meerjarig budgettair beslag aangegeven.

  • 2. Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota rioleringsplan aan. De nota

    geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde

    onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit

    van het milieu en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig

    budgettair beslag.

  • 3. Via de rapportages als vermeld in artikel 7 en de jaarstukken doet het college verslag

    over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig

    onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering,

    gebouwen. Het college maakt daarin melding of het beleid aan wijziging toe is, al dan

    niet in de vorm van het opstellen van een nota.

Artikel 19 Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval

verslag van:

a. de kasgeldlimiet;

b. de renterisico norm;

c. de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende drie jaar;

d. de rentevisie en

e. de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens tenaanzien van risicobeheer van de financieringsportefeuille.

Artikel 20 Bedrijfsvoering

  • 1. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting wordt ingegaan op

    de beleids- voornemens. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag

    wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde beleidsvoornemens

    aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.

  • 2. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en

    jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid

    en doeltreffendheid, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de uitputting

    van de bijbehorende budgetten.

Artikel 21 Verbonden partijen

In de begroting en de jaarstukken worden in de paragraaf verbonden partijen de verbonden partijen weergegeven. Daarnaast wordt in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.Tevens bevat de paragraaf verbonden partijen ten minste: de visie op verbonden partijen in relatie tot

de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting en de beleidsvoornemens

omtrent verbonden partijen.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1. Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid

    aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De doelstelling van deze nota is

    het formuleren van beleidsuitgangspunten voor het te voeren grondbeleid binnen

    de gemeente, welke uitgangspunten tezamen een integraal beleidskader vormen

    voor een verbetering van de beheersing en de onderlinge afstemming van

    de verschillende binnen het grondexplotatieproces te onderkennen uitvoerings-activiteiten.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ten minste ingegaan op:

    a. een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen

    van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

    b. een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    c. een actuele prognose van te verwachten resultaten van de totale

    grond- exploitatie;

    d. een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    e. de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie

    tot de risico's van de grondzaken.

  • 3. Middels een apart raadsvoorstel worden de grondprijzen voor het komend dienstjaar

    door de raad vastgesteld.

Artikel 23 Verstrekking subsidies

De begroting en de jaarstukken bevatten een overzicht van te verstrekken en verstrekte subsidies onder vermelding van de grondslag. Het college maakt daarin melding of het beleid of de subsidieverordening aan wijziging toe is, al dan niet in de vorm van het opstellen van een nota of een geactualiseerde subsidieverordening.

Titeldeel 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 24 Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als

    geheel en in de afdelingen;

    b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met

    economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen en

    schulden, enzovoorts;

    c. het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van

    kostencalculaties;

    d. het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid

    van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting

    en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid

    en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde

    beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan

    ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid,

    de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie

    tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 25 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

1. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan

het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten en

andere relevante wet- en regelgeving;

2. de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en

de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke

verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 26 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

1. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig

toewijzing van de gemeentelijke taken;

2. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden,

verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan

en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan

beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

3. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van

verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en

investeringskredieten;

4. de te maken afspraken over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare

middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van

de activiteiten en uitputting van middelen.

Artikel 27 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Titeldeel 5 Slotbepalingen

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 23 februari 2006, met dien verstande dat de begroting, meerjarenbegroting, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2006 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële verordening gemeente Geertruidenberg 2006".

Ondertekening

Aldus goedgekeurd en vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad der gemeente
Geertruidenberg d.d. 23 februari 2006.
De Raad voornoemd,De griffier, De voorzitter,
Drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere, M.J.A. Meijer

Toelichting 1 op de artikelen van de financiële verordening (212 GW)

Artikel 2. Programmabegroting Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren. In het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995 was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma’s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen, Zo kan een gemeente programma’s indelen naar doelgroepen of indelen volgens de pijlers van het grote stedenbeleid. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling ten behoeve van een nieuwe raadsperiodegelden. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen. Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende fun&ie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma’s te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.

Artikel 3. Producten De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. De raad kan van oordeel zijn dat hij bij de programmabegroting en verantwoording een overzicht wil hebben van welke producten er bij de programma’s horen, Dit wordt geregeld in het eerste.

Artikel 4. Kaders begroting De artikelen 2 en .3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Artikel 5. Uitvoering begroting In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming, Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting. In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Artikel 6. Interne controle De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de Interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen. De verordening geeft in het eerste lid aan het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie verschillende maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding. Voor een goede interne controle zijn echter jaarlijkse toetsingen nodig. In het tweede lid van artikel 6 wordt dit nader uitgewerkt Het derde en vierde id regelt dat het college op grond van de uitkomsten van de onderzoeken bij tekortkomingen maatregelen tot herstel treft en dat de raad over de uitkomsten van de onderzoeken en de eventuele maatregelen tot herstel op de hoogte wordt gebracht. De genoemde onderzoeken in dit artikel omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie Artikel 7 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is. Artikel 7 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd. In dit artikel is gekozen voor minimaal_twee tussenrapportages, waarbij de data integraal onderdeel uitmaken van de planning-en controlcyclus, die jaarlijks wordt vastgesteld. In het tweede lid van het artikel geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportages. In het derde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportages wil worden geïnformeerd. Om de gemeentelijke organisatie niet op te zadelen met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid en overzichtelijk zijn, De stand van zaken van en prognose voor het lopende begrotingsjaar kan overigens naast de jaarstukken van het afgelopen jaar mede een belangrijke basis zijn voor het inzicht voor en het opstellen van de komende begroting. Het vierde en vijfde lid gaan in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten. De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in eik geval vooraf aan de raad moet mededelen, Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht. Voor verschillende privaatrechtelijke rechtshandelingen kunnen In de verordening limietbedragen worden ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten, Een andere mogelijkheid voor de vormgeving van dit artikel is het uitdrukken van de limieten in percentages van het begrotingstotaal. Het is natuurlijk wel zaak dat de limietbedragen in de verordening voldoende hoog zijn vastgesteld, zodat het college niet bij elke kleine zaak eerst de raad moet raadplegen Hierdoor zou kostbare tijd van de raad en het college verloren gaan en de handelingsvrijheid van het college worden gefrustreerd. Iets wat de dualiseringsoperatie juist probeert te voorkomen. Voor het vast stellen van de limieten moet vanzelfsprekend rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de gemeente. De raad en het college zullen steeds moeten afwegen de kosten die aan de informatievoorziening is verbonden versus het nut, de toegevoegde waarde ervan, Al snel namelijk wordt er in de praktijk een overvloed aan informatie gevraagd,

Artikel 8. Jaarstukken Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. In het Besluit begroting en verantwoording(BBV) zijn een aantal artikelen opgenomen over de onderwerpen waaraan het jaarverslag en de jaarrekening moeten voldoen. Tevens legt het college verantwoording af over de uitvoering van de programma’s, de raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopend jaar bijstelling behoeven. Het college dient hiervoor bij de jaarrekening de nodige informatie te verstrekken.

Artikel 9. De financiële positie De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen. Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma’s verantwoorde lasten.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”, Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa, De vaste activa worden verplicht Ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio, De materiële vaste activa worden onderverdeeld in materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met alleen maatschappelijk nut. Het eerste lid bepaalt, dat de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair in maximaal 5 jaar kunnen worden afgeschreven. Deze immateriële activa mogen volgens het “Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies” ook ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. Er geldt een maximale afschrijvingstermijn van S jaar voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling en een maximale afschrijvingstermijn voor de kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio gelijk aan de looptijd van de lening. Net tweede lid bepaalt, dat de kosten voor het afsluiten van geldleningen ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. De raad kan de afschrijvingstermijn en wijze op deze plaats in de verordening vastleggen. Het derde lid geeft de afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa met economisch nut. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De afschrijvingstermijnen kunnen worden afgestemd op de specifiek gemeentelijke situatie, De maat voor de afschrijvingstermijnen is natuurlijk de economische levensduur. Het vierde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente, welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met alleen maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Het is de bedoeling dat de verordening een limitatieve opsomming geeft. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geactiveerd mogen worden. Er moet namelijk in de praktijk een (h)erkenbaar criterium zijn voor de onderscheiding van activa met alleen een maatschappelijk nut, In lid 4 is er voor gekozen om aan te geven welke soorten van activa het betreft, Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen. Het vijfde lid bepaalt, dat activa met alleen maatschappelijk nut onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Slechts bij uitzondering mogen dergelijke investeringen met toestemming van de raad worden geactiveerd. Dit kan nodig zijn ingeval een gemeente een (aantal) zeer grote investering in de openbare ruimte wil uitvoeren, Een gemeente kan bij een dergelijk (meerjarige) investering de begroting mogelijk niet sluitend krijgen. Dit is echter wel verplicht, Artikel 189 Gemeentewet bepaalt namelijk, dat de begroting in enig jaar in evenwicht is, dan wel evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand wordt gebracht. In een dergelijk gevat kan activering van deze investeringen bij wijze van uitzondering uitkomst bieden.

Artikel 11. Waardering oninbare vorderingen Artikel 11 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen, Voor de buikfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is, In gemeenten betreft vorderingen op grond van publiekrechtelijke heffingen (lokale heffingen en rechten).

Artikel 12. Reserves en voorzieningen Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad. Artikel 12 bepaalt, dat het college in een afzonderlijke paragraaf in de kadernota het beleid nader actualiseert. In deze paragraaf kan de raad kaders vaststellen voor de omvang van de reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen, Wel Is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.

Artikel 13. Kostprijsberekening In artikel 13 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven. Artikel 13, lid 1 bepaalt, dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product, worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. De salariskosten van de burgemeester hoeven dus niet worden meegenomen voor de kostprijsberekening van de rioolrechten. Het toe te rekenen deel van de overhead van de gemeentelijke dienst waaronder het rioolbeheer valt moet dus wel worden meegenomen in de kostprijsberekening. Artikel 22gb, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen. Veel gemeenten hanteren daarnaast het mechanisme van rentetoerekening over de reserves en de voorzieningen aan in gebruik zijnde kapitaalgoederen. Artikel 13, lid 2 van de modelverordening bepaalt, dat deze beide kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs. Indien is gekozen voor het systeem van het toerekenen van bespaarde rente dan is het verplicht deze rente als lasten mee te nemen in de kostprijs. Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd. Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. Indien men voor de bouw van een school een lening heeft afgesloten, kan men er voor kiezen de rentelasten op de kosten van het schoolgebouw te laten drukken. Dit wordt in de gemeentelijke boekhouding bereikt door de zogenaamde rente-omslagmethode. Het rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode, is van invloed op de kostprijs. Het rentepercentage valt zodoende onder het budgetrecht van de raad. Daarnaast is bij de rente-omslag van de kapitaallasten toerekening van de bespaarde rente over het eigen vermogen toegestaan. Artikel 13, lid 3 legt het te hanteren rentepercentage voor de omslagrente van de kapitaallasten vast.

Artikel 14. financieringsfunctie De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de tekening zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor het college gelden Het vierde lid van het artikel draagt het college op een treasurystatuut op te stellen. De gemeente Geertruidenberg kent een door de gemeenteraad vastgesteld treasurystatuut dat van kracht is, De uitvoeringsprotocollen in deze verordening zijn in overeenstemming gebracht met het treasurystatuut. In het tweede lid onder a wordt gesproken van een vereiste rating die een financiële instelling moet hebben. De regelgeving schrijft voor dat het minimaal om een A-rating moet gaan. Verder is het bepaalde in het treasurystatuut overgenomen. In onderdeel b wordt verder gesproken over een hoofdsomgarantie voor uitzettingen, Dit is de minimumeis die volgens de regeling geldt. De nominale waarde van de uitzetting blijft dan in ieder geval in takt. Gemeenten kunnen een lager risicoprofiel kiezen voor uitzettingen indien op de hoofdsom een inflatiepercentage gezet wordt van bijvoorbeeld De kasgeldlimiet en de renterisiconorm zijn wettelijk geregeld (Wet financiering decentrale overheden, artikel 3 en 4, respectievelijk S en 6). Overschrijding is niet toegestaan. Gedeputeerde staten van de provincie moeten in hun hoedanigheid van toezichthouder ingrijpen, maar kunnen onder bijzondere omstandigheden een tijdelijke overschrijding tolereren Bij overschrijding kan de gemeente worden geconfronteerd met preventief toezicht op het sluiten van kortlopende (kasgeldlimiet) of langlopende (renterisiconorm) leningen, De raad dient daarom wanneer overschrijding dreigt terstond geïnformeerd te worden.

Artikel 15. Registratie bezittingen en activa Voor een goed beeld van de financiële positie is een zo volledig mogelijke registratie van de volgende bezittingen noodzakelijk, t.w. bedrijfsmiddelen, gebouwen/gronden, overige activa met een boekwaarde en activa zonder boekwaarde die een actuele waarde vertegenwoordigen. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikel 16. Lokale heffingen Het nieuwe artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de verordening 212 Gemeentewet minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur In rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In deze verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen. Het eerste lid van artikel 16 regelt, dat het college in een nieuwe raadsperiode_een nota lokale heffingen aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling van de lokale lasten, Op grond van de vastgestelde nota moeten vervolgens de bijbehorende belastingverordeningen worden aangepast en door de raad worden vastgesteld. In het 2e lid is geregeld dat de nota een overzicht bevat van de overige verordeningen, waarin heffingen, tarieven en prijzen zijn vastgelegd, Zo kan de raad op grond van de nota ook de actualisatie van deze verordeningen agenderen. Artikel 229b Gemeentewet en artikel 15,33 Wet milieubeheer stellen echter randvoorwaarden aan de hoogte van de meeste tarieven en heffingen. Behalve tarieven voor het geven van vermakelijkheden en belastingen mogen de tarieven en heffingen niet het bedrag van de geraamde kostprijs te boven gaan. Voor het vaststellen van de hoogte van de verschillende tarieven en heffingen heeft de raad dus de geramde kostprijs per tarief c.q. heffing nodig. In afwijking van de voorgaande alinea is bij meer producten en diensten opgenomen in één verordening het mogelijk dat een bepaald product hoger wordt geprijsd dan de geraamde kostprijs zolang het totaal van de geraamde opbrengst de totale kosten van de in de verordening genoemde producten en diensten niet overschrijdt. Dit is het geval bij de leges, welke in de regel bijeen worden gebracht in één legesverordening. Voor Inzicht in de hoogte van de baten in begrotingstechnische zin heeft de raad ook informatie nodig over de geraamde afzet in hoeveelheid. Het derde lid regelt, dat het college de geraamde kostprijs per verordening en de geraamde hoeveelheden per product/dienst aan de raad verstrekt voor vaststelling van de heffingen, tarieven en prijzen. Het vierde lid regelt over welke feiten aangaande de lokale lasten de raad in elk geval in de verplichte paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de lokale lasten en heffingen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft de minimumeisen voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

a. de geraamde inkomsten;

b. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

c. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen;

d. een aanduiding van de lokale lastendruk;

e. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast kan men bijvoorbeeld opnemen:

f. de kostendekkendheid van de rioolrechten, reinigingsheffing en afvalstoffenheffing;

g. de lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudens, meerpersoonshuishoudens

en bedrijven;

h. het aantal en het bedrag aan kwijtscheldingen;

i. de waardeontwikkeling van onroerende zaken in de gemeente.

Artikel 17. Weerstandsvermogen Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, of er moeten voorzieningen worden gevormd, of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico’s eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico’s te verzekeren. De niet verzekerde risico’s hebben, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties. Het is dus zaak voor een gemeente, dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt, en ze beheerst. Het uitsluiten van risico’s Is echter niet mogelijk. Waar gewerkt wordt vallen spaanders. Niet verzekerde risico’s die zich voordoen, moet de gemeente opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting. Het eerste lid van artikel 17 eist dat het college in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting uiteenzet hoe hij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico’s. Ieder college kan zelf invulling geven hoever hij met deze regels wil gaan. Ten tweede moet het college de risico’s kwantificeren en an de hand ervan het gewenste weerstandscapaciteit bepalen. Het lid regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de verplichte paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd. Het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” verplicht een aantal zaken op te nemen in de paragraaf, namelijk:

a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

b. een inventarisatie van de risico’s;

c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s;

Voor de speciale aandacht in de paragraaf kan men denken aan een opsomming van de risico’s zoals:

a. tegenvallende rent&ontwikkeling op de kapitaalmarkt;

b. tegenvallende resultaten uit grondexploitatie;

c. tegenvallende realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

d. lopende en te verwachten claims van derden;

e. nog niet getaxeerde kosten van (vermoedde) milieuverontreiniging;

f. overschrijding openeinde regelingen en subsidies;

g. dreigend faillissement van verbonden partijen;

h. dreigend faillissement van derden bij wie borgstellingen, garanties, leningen of vorderingen uitstaan.

Artikel 18. Onderhoud kapitaalgoederen In artikel 18 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting wordt ingegaan op de stand van zaken en kan de raad de kaders voor het toekomstig beleid uiteenzetten. Zoals nu al te doen gebruikelijk wordt in lid 2 geregeld dat ten minste eenmaal in de vier jaar een nota rioleringsplan aan de raad wordt aangeboden. Gemeenten kunnen er voor kiezen om voor de diverse soorten kapitaalgoederen te bundelen en daar in één nota of paragraaf informatie over te verstrekken. Artikel 18, derde lid, regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van het onderhoud van kapitaalgoederen de raad in de verplichte paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken in elk geval geïnformeerd wordt. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het onderhoud kapitaalgoederen. Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten schrijft enige feiten voor, die in de paragraaf moeten worden vermeld. Namelijk het beleidskader, de daaruit voortvloeiende financiële consequenties en de vertaling daarvan in de begroting van het onderhoud wegen, het onderhoud riolering, het onderhoud water, het onderhoud groen en het onderhoud gebouwen.

Artikel 19. Financiering De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 14. Artikel i9 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden zoals de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en van de uitzettingen en de liquiditeitspositie.

Artikel 20. Bedrijfsvoering Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. In het eerste lid van artikel 19 van de modelverordening over het financieel middelenbeheer van de bedrijfsvoering wordt dan ook vastgelegd dat in de bedrijfsvoeringparagraaf bij de begroting wordt ingegaan op beleidsvoornemens. Het tweede lid regelt verder dat het college rapporteert over de voortgang van de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid als bedoeld in artikel 213a van de Gemeentewet.

Artikel 21. Verbonden partijen Artikel 21 stelt regels voor de verantwoordingsinformatie over de verbonden partijen. Dit artikel regelt dat er een paragraaf verbonden partijen in de begroting en in de jaarstukken wordt opgenomen, waarin een overzicht van de verbonden partijen wordt weergegeven en dieper wordt ingegaan op wijzigingen terzake, zoals nieuwe verbonden partijen, het Beëindigen van bestaande verbonden partijen, het wijzigen van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen Tevens schrijft het Besluit begroting en verantwoording voor dat in de verplichte paragraaf ten minste de visie op verbonden partijen en relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen. Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermeiding van bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden, We kunnen bijvoorbeeld denken aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s. Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.

Artikel 22. Grondbeleid Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 22, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal per raadsperiode een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid, De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen. Het tweede lid van artikel 22 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid, Dit naast de verplichtingen die het Besluit begroting en verantwoording voorschrijft, Het besluit schrijft voor:

a een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting;

b een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert; c. een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

d een onderbouwing van de geraamde winstneming;

e de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

Daarnaast kan men denken aan:

f huidige vastgoedpositie

g de aan en verkoop van vastgoed

h de deelname in PPS-constructies

l de geraamde kosten en opbrengsten per in ontwikkeling genomen project in erfpacht uitgegeven gronden

k inkomsten erfpacht en bijstelling erfpachtvergoedingen.

Het derde lid regelt dat door autorisatle van de paragraaf grondbeleid, tevens de grondprijzen voor hetvolgende dienstjaar worden vastgesteld.Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op In de begroting, jaarstukken en openbare nota’s,

Artikel 23. Verstrekking subsidies Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht vereist dat een subsidie slechts door een bestuursorgaan kan worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift, Het voorschrift moet regelen voor welke activiteiten subsidies kunnen worden verstrekt, Voor incidentele gevallen met een subsidieduur van ten hoogste vier jaar geldt het bovengenoemde vereiste niet. Gemeenteraden hebben in de regel op grond van deze wettelijke bepaling een subsidieverordening vastgesteld. Artikel 23 regelt, dat in de begroting en de jaarstukken een overzicht van te verstrekken en verstrekte subsidies is opgenomen onder vermelding van de grondslag op basis waarvan een subsidie wordt toegekend.

Artikel 24. Administratie In artikel 24 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen, Deze verordening regelt niet — inherent aan het dualisme — de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 25, 26 en 27.

Artikel 25. Financiële administratie Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 26. Financiële Organisatie In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden. In de onderdelen t en 2 worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen 3 en 4 worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 27. Aanbesteding en inkoop De inkoop van leveringen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben, Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 27 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van leveringen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 28. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening.

Artikel 29. Citeertitel In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen