Regeling vervallen per 24-12-2019

Verordening op de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting 2019

Geldend van 29-06-2019 t/m 23-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting 2019

Nr.

De raad van de gemeente GEERTRUIDENBERG;

Mede gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2019;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting 2019.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

b. vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een vaartuig en die ter beschikking wordt gesteld voor eenzelfde vaartuig gedurende een maand;

c. etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

d. maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

e. schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'watertoeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • a.

      de schipper,

    • b.

      de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig, of

    • c.

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig. 

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

  • a.

    een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt voor verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

  • b.

    een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 , die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet , en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;

  • 3.

    als scout door leden van scoutingverenigingen aangesloten bij de Vereniging Scouting Nederland in niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, die door Geertruidenbergse scoutingverenigingen ter beschikking worden gesteld voor het houden van verblijf met overnachten dan wel in mobiele kampeeronderkomens van scoutingverenigingen;

  • 4.

    op vaartuigen voor welk verblijf havengeld of binnenhavengeld (met uitzondering van liggeld voor de passantenhaven) is verschuldigd. 

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen, dat verblijf is gehouden.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend. 

Artikel 6 Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon, per etmaal € 1,00. 

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak loopt van 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019. 

Artikel 8 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. 

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingtijdvak kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat tijdvak vermoedelijk zal worden vastgesteld. 

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de (voorlopige) aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen. 

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.   

Artikel 12 Aanmeldingsplicht

  • 1.

    De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingtijdvak in de heffing van de watertoeristenbelasting betrokken is. 

Artikel 13 Registratieplicht

1. De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt verblijfregister.

2. Het college van burgemeesters en wethouders stelt genoemd verblijfregister kosteloos beschikbaar.

3. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het verblijfregister. 

Artikel 14 Aangifte

  • 1.

    Het aangiftebiljet wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. 

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting. 

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    Datum van ingang van de heffing is 1 juli 2019.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening watertoeristenbelasting 2019".

 

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 27 juni 2019,

 

Geertruidenberg,

de raad voornoemd,

 

de griffier, de voorzitter,

drs. K.M.C. Millenaar-Rammelaere  J.J. Luteijn

 

Toelichting op de verordening watertoeristenbelasting 2019

Artikel 224 Gemeentewet maakt het mogelijk om een watertoeristenbelasting te heffen voor het houden van verblijf door niet-ingezetenen.  

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In artikel 1 is waar mogelijk aansluiting gezocht bij reeds bestaande, in de wetgeving gehanteerde, begrippen. Het begrip 'schipper' (onderdeel e) is afkomstig uit de (inmiddels vervallen) Binnenschepenwet (Stb. 1981, 678).

De omschrijving van het begrip 'vaartuig' (onderdeel a) is zodanig, dat daarin het karakter van de watertoeristenbelasting tot uitdrukking komt. Niet ieder verblijf aan boord van een varend voorwerp wordt in de heffing betrokken, maar in beginsel alleen het toeristische of recreatieve verblijf. Een vaartuig aan boord waarvan dergelijk verblijf plaatsvindt, zal doorgaans een pleziervaartuig zijn. De omschrijving is wel zodanig dat ook toeristisch verblijf aan boord van andere, niet voor pleziervaart bestemde vaartuigen, in de heffing wordt betrokken. 

In de omschrijving van het begrip 'etmaal' (onderdeel c) is de aanvangstijd 21.00 uur zodanig gekozen, dat verblijf gedurende de weekeinden zo nauwkeurig mogelijk kan worden gemeten. Veel waterrecreanten hebben de gewoonte, wanneer zij een weekend aan boord van hun vaartuig doorbrengen, op vrijdagavond te arriveren en op zondagavond weer te vertrekken. Als de aanvangstijd van het etmaal gelijk zou vallen met de aanvang van een kalenderdag (0.00 uur), heeft dat tot gevolg dat bij een verblijf van minder dan 48 uren over 3 etmalen belasting verschuldigd is. Met het in artikel 1 gekozen tijdstip vermijdt men dit ongewenste resultaat. Aangenomen mag worden dat de overgrote meerderheid van de waterrecreanten, die de nacht van zondag op maandag niet aan boord van hun vaartuig doorbrengen, om 21.00 uur vertrokken zal zijn.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ingevolge artikel 224 van de Gemeentewet kan alleen watertoeristenbelasting worden geheven als voldaan is aan de volgende eisen:

a. er moet binnen de gemeente verblijf worden gehouden;

b. door personen die niet als ingezetenen met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Met de keuze voor houden van verblijf tegen een vergoeding in welke vorm ook, sluit de verordening aan bij een in de praktijk bestaand afrekenmoment. Degene die gelegenheid biedt tot verblijf zal immers ervoor zorgdragen dat hij de afgesproken vergoeding ontvangt. Daarnaast zal de ontvangen vergoeding in de (financiële) administratie worden verantwoord. De heffing van de watertoeristenbelasting sluit daarmee aan bij een al bestaande wettelijke plicht tot het voeren van een administratie. Dit maakt de controle en handhaving uitvoerbaar.

Artikel 3 Belastingplicht

Als belastingplichtige is in eerste instantie aangewezen degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen. De verwijzing naar artikel 2 brengt met zich dat er sprake moet zijn van een vergoeding in welke zin ook. In dat geval mag de belastingplichtige de belasting doorberekenen aan de verblijfhoudende recreant. Slechts wanneer een dergelijke belastingplichtige niet kan worden aangewezen wordt de verblijfhouder zelf als belastingplichtige aangewezen. 

Deze regeling, die is gebaseerd op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet, komt qua opzet overeen met de desbetreffende regeling in de modelverordening inzake de algemene toeristenbelasting. Inschakeling van de verblijfbieder in het heffingsproces is voor de gemeente een praktische oplossing. Bij de aanwijzing van de verblijfbieder als belastingplichtige kan vooral gedacht worden aan eigenaren, pachters, huurders of gebruikers van jachthavens die tegen vergoeding ligplaatsen ter beschikking stellen. Ook kan gedacht worden aan een verhuurder van boten, voor zover althans die boten binnen het watergebied van de gemeente blijven.  

Artikel 4 Vrijstellingen

De Gemeentewet schrijft geen verplichte vrijstellingen voor. Desondanks is ervoor gekozen enkele bijzondere verblijfsvormen vrij te stellen.

Het eerste lid bevat vrijstellingen voor verblijf aan boord van een aantal categorieën vaartuigen. Het betreft vaartuigen die zijn ingericht voor verpleging of verzorging van zieken, gebrekkigen, hulpbehoevenden of bejaarden (onderdeel a).

Voorts is een vrijstelling voorzien ingeval het verblijf aan boord van een vaartuig plaatsvindt dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt (onderdeel b).

De vrijstelling in het tweede lid heeft tot doel verblijf van asielzoekers onbelast te laten als zij niet als ingezetenen met een adres in de gemeente zijn ingeschreven in de basisregistratie personen.

Ook verblijf waarvoor havengeld of binnenhavengeld is verschuldigd met uitzondering van de passantenhaven, omdat daarbij voornamelijk sprake is van toeristisch verblijf is vrijgesteld.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden,

Artikel 6 Belastingtarief

De gemeente hanteert een vast tarief. Het tarief is vastgesteld op € 1,00 per persoon per etmaal.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Voor 2019 bedraagt het belastingtijdvak de periode 1 juli 2019 tot en met 31 december 2019.

Artikel 8 Wijze van belastingheffing

De watertoeristenbelasting wordt bij wege van aanslag geheven. Doordat de belastingschuld pas aan het einde van het jaar kan worden vastgesteld, vindt de aanslagregeling in het volgende kalenderjaar plaats.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Vooruitlopend op de aanslagoplegging kan de gemeente in de loop van het belastingtijdvak voorlopige aanslagen watertoeristenbelasting opleggen.

Artikel 10 Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, en de tweede termijn twee maanden later.

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor watertoeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Aanmeldingsplicht

Belastingplichtigen zijn verplicht zich bij de heffingsambtenaar aan te melden vóórdat zij voor de eerste maal na inwerkingtreding van de verordening gelegenheid bieden tot verblijf.

Artikel 13 Registratieplicht

De verblijfbieder moet een verblijfregister bijhouden. Het register dient ertoe het verblijf vast te leggen. Het geregistreerde verblijf vormt de heffingsmaatstaf voor de heffing van de watertoeristenbelasting.

Artikel 14 Aangifte

De belastingplichtige doet aangifte van het aantal malen dat sprake is geweest van verblijf.

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van watertoeristenbelasting.

Artikel 16 Inwerkingtreding

De watertoeristenbelasting 2019 treedt in werking op 1 juli 2019.

 

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening watertoeristenbelasting 2019".