VVE-beleid gemeente Geertruidenberg per 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

VVE-beleid gemeente Geertruidenberg per 2020

Inhoudsopgave

1 Inleiding 3

2 Huidige stand van zaken en kaders 4

3 Visie op VVE-beleid 6

4 Beleid start VVE: Doelgroepdefinitie en toeleiding 7

5 Gemeentelijk beleid voorschoolse educatie vanaf 2020 10

6 Overdracht en doorgaande lijn 16

7 Opbrengsten VVE in beeld: Resultaatafspraken VVE 18

8 Financiën voorschoolse educatie vanaf 2020 19

9 Samenwerking en structuur VVE 23

1 Inleiding

VVE staat voor voor- en vroegschoolse educatie. De gemeente heeft in 2012 in goed overleg met alle VVE-betrokkenen een beleidsnotitie opgesteld. Sinds 2015 is een VVE-werkgroep actief waarbij op onderdelen de beleidsnotitie van 2012 is aangescherpt. Vanuit de werkgroepleden is de wens ontstaan om vanaf 2020 te werken met een nieuwe beleidsnotitie VVE. Directe aanleiding voor de herijking van het VVE-beleid betreft de nieuwe landelijke eis van 960 uur Voorschools aanbod vanaf 1 augustus 2020. Verder is eind 2017 het beleid rond harmonisatie voorschoolse voorzieningen in de gemeente Geertruidenberg vastgesteld en vanaf 1 januari 2018 ingegaan. Na ruim 1,5 jaar bestaat er bij alle partijen dit beleid aan te scherpen, zodat er vanaf 2020 een kwalitatief sterk VVE aanbod gerealiseerd kan worden. Hierbij speelt mee dat vanaf 2019 de gemeente een aanzienlijk ruimer onderwijsachterstandenbudget van het Rijk heeft gekregen, zodat er meer ruimte ontstaan is voor een VVE-aanbod.

De gemeente Geertruidenberg heeft adviesbureau Oberon gevraagd om de totstandkoming van het nieuwe VVE-beleid te begeleiden en hierbij advies te geven over de verschillende aspecten. Betrokken partijen (kinderopvang, onderwijs en gemeente) hebben in gesprekken hun ambities en wensen kenbaar gemaakt voor dit nieuwe VVE-beleid. Het concept document wordt 29 oktober besproken met alle betrokkenen.

2 Huidige stand van zaken en kaders

2.1 Wat is VVE

Voorschoolse Educatie is stimulering van de brede ontwikkeling met focus op taalontwikkeling van peuters (2,5- 4 jaar) en valt onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. VVE-peuters gaan meer dagdelen naar de peuterspeelzaal dan niet VVE-peuters. Als er VVE-peuters op een groep aanwezig zijn, moet er gewerkt worden met een VVE-programma en worden er hogere eisen gesteld aan de pedagogisch medewerksters die voor de groep staan.

Vroegschoolse Educatie is stimulering van de brede ontwikkeling met focus op taalontwikkeling bij kleuters (4-6 jaar) en valt onder de verantwoordelijkheid van het onderwijs. Het onderwijs mag Vroegschoolse Educatie naar eigen inzicht inrichten, de Onderwijsinspectie controleert of VVE-kleuters een rijk taalaanbod krijgen.

Het consultatiebureau indiceert jonge kinderen vlak voor hun tweede verjaardag op (risico op) met name taalachterstand. Jaarlijks ontvangen nu circa 20 kinderen in gemeente Geertruidenberg deze indicatie, zodat over een periode van 1,5 jaar het aantal 2,5-4-jarigen met een indicatie op (mogelijke) taalachterstand circa 30 peuters bedraagt.

2.2 Peutervoorzieningen in Geertruidenberg

In de gemeente Geertruidenberg zijn anno 2019 ongeveer 300 peuters in de leeftijdsperiode 2,5 tot 4 jaar. Het betreft ongeveer 270 peuters zonder een VVE-indicatie en circa 30 peuters met een VVE-indicatie (10% van totaal aantal peuters). De gemeente Geertruidenberg werkt voor het verzorgen van peuteropvang en voorschoolse educatie samen met 8 verschillende organisaties.

Hieronder worden alle VVE-locaties weergegeven in de gemeente Geertruidenberg die vanaf 1 januari 2020 een aanbod hebben.

Tabel 1 Overzicht van de VVE-locaties

Naam locatie

Houder

Kern

De Paddestoel

Stichting Peuterspeelzaal De Paddestoel

Geertruidenberg

De Schoof

Stichting Buitenschoolse Kindvoorzieningen PCPO Midden-Brabant

Raamsdonksveer

De Toverfee

De Toverdroom B.V.

Raamsdonk

Groei

KDV Groei B.V.

Raamsdonksveer

‘t Parapluutje

Kindercentrum 't Parapluutje B.V.

Raamsdonksveer

De Kikkers

Kindercentrum De Kikkers B.V.[1]

[1] Kindercentrum de Kikkers B.V. valt onder dezelfde holding als ’t Parapluutje.

Raamsdonksveer

De Speelwaai

Stichting Kinderopvang De Hoge Waai

Raamsdonk

KDV Rembrandtlaan

Stichting Trema Kinderopvang

Raamsdonksveer

Krijgsmangeerder

Stichting Trema Kinderopvang

Raamsdonksveer

Er is een 9e kinderopvangaanbieder actief die momenteel niet VVE geregistreerd is. Dit is Het Bergje in de kern Geertruidenberg. Deze organisatie heeft aan de gemeente te kennen gegeven zich hierop te oriënteren. Het aantal aanbieders in de gemeente is derhalve zeer divers en ruim. Dit is in het verleden bewust zo gedaan, zodat de VVE-kinderen overal terecht kunnen en er dus geen beperkt VVE-aanbod is bij enkele aanbieders in de gemeente. De gemeente en de aanbieders zijn tevreden over deze diversiteit en willen dit in de toekomst continueren.

2.3 Huidige en nieuwe landelijke kaders VVE

Er is een aantal landelijke ontwikkelingen waar de gemeente Geertruidenberg rekening mee moet houden in de vormgeving van VVE-beleid vanaf 2020:

1. OAB kader 2019-2022

In het kader van het OAB (onderwijsachterstandsbeleid) ontvangt de gemeente middelen van het Rijk om achterstanden te voorkomen door vroegtijdig Voorschoolse Educatie te organiseren en mogelijk (op basis van lokaal beleid) andere interventies in te zetten. Het Rijk heeft per 1 januari 2019 de verdeelsleutel van de OAB-middelen herzien en in een periode van 4 jaar zal iedere gemeente toegroeien naar een nieuw OAB-budget. Voor het jaar 2019 ontvangt de gemeente Geertruidenberg circa € 292.000 aan OAB-middelen, in 2020 stijgt dit naar circa € 333.000. Naar verwachting stijgt dit naar circa € 350.000 in 2022.

2. 960 uur aanbod Voorschools vanaf 2020

Het Rijk stelt dat er twee factoren van belang zijn voor effectieve Voorschoolse Educatie bij doelgroeppeuters. Ten eerste de kwaliteit van de Voorschoolse Educatie en ten tweede de intensiteit van het aanbod. De kwaliteit van Voorschoolse Educatie wordt vanuit het Rijk via aanvullende landelijke eisen met enige regelmaat aangescherpt en zal vanaf 2022 een verdere impuls krijgen door de verplichte aanstelling van een hbo’er op een VVE-groep. Ten aanzien van de intensiteit van het aanbod geldt tot en met 2019 dat een Voorschools aanbod minimaal 10 uur per week is. Dit wordt vanaf 1 augustus 2020 opgehoogd naar gemiddeld 16 uur per week. Op verzoek van het werkveld is dit versoepeld naar minstens 960 uur tijdens de VVE periode (van ca 1,5 jaar). Versoepeling is mogelijk door:

• Jonge peuters minder uren dan 16 te laten komen en oudere peuters meer dan 16 uur;

• Meer dan 40 weken open te gaan, zodat per week ook volstaan kan worden met bijvoorbeeld 14 uur per week.

Bij een aanbod van 40 weken is het minimum aantal nog steeds gemiddeld 16 uur per week.

De keuze van inrichting van het verruimde VVE-aanbod is aan de VVE-aanbieders in overleg met de ouders.

3 Visie op VVE-beleid

We starten met het benoemen vanuit welk vertrekpunt wij VVE-beleid opstellen en met elkaar gaan uitvoeren. Onderstaande visie geldt als een meerjarenuitgangspunt van waaruit de partners samenwerken. De partners zetten zich gezamenlijk hiervoor in en delen de verantwoordelijkheid om deze visie te verwezenlijken.

De gezamenlijke gedeelde visie luidt:

In de gemeente Geertruidenberg vinden wij het belangrijk dat alle kinderen hun talenten kunnen ontplooien. Het vergroten van de kansen voor kinderen met (taal)achterstanden maakt hier een belangrijk onderdeel van uit. Kinderen in de voor- en vroegschoolse periode krijgen onder andere aan de hand van VVE-programma’s de ondersteuning die kinderen helpt bij het inlopen van hun (taal)achterstand. Bij het bieden van optimale kansen voor alle 0- tot 6-jarigen is VVE een belangrijk middel, maar ook andere (beleids)initiatieven en inzet dragen hieraan bij. Te denken valt aan armoedebeleid, huisvestingsbeleid en aanpak laaggeletterdheid.

De gemeente Geertruidenberg zet met het VVE-beleid dus in op het voorkomen en bestrijden van taalachterstanden. Uit onderzoek blijkt dat investeren op jonge leeftijd loont (Cattan, Crawford & Dearden, 2014) . VVE-beleid maakt onderdeel uit van een integraal beleid voor het jonge kind. Immers door peuteropvang en VVE komen professionals in aanraking met jonge kinderen en hun ouders. Hierdoor zijn er tal van mogelijkheden om andere beleidsmatige speerpunten te koppelen, zoals jeugdzorg, ontwikkeling van integrale kindcentra (IKC’s), armoedebestrijding of aanpak laaggeletterdheid. Voor VVE betekent dit dat voor ieder doelgroepkind gekeken dient te worden of er enkel een taalprobleem is of dat er ook andere problematieken spelen bij het kind/in het gezin. Professionals die deze kinderen en hun ouders regelmatig zien, hebben een belangrijke signalerende taak hierin.

Daarnaast is goede overdracht en communicatie tussen voorschoolse en vroegschoolse partners essentieel om vanaf 4 jaar het best passende onderwijsaanbod voor kinderen te bieden. Samenwerking en afstemming tussen peuter- en kinderopvang en onderwijs is hierdoor enorm belangrijk. Verder vinden de partners het van groot belang om ouders te ondersteunen bij de (taal)ontwikkeling van hun kind. Voor het VVE-beleid vraagt dit om aandacht voor ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap met ouders.

4 Beleid start VVE: Doelgroepdefinitie en toeleiding

Dit hoofdstuk beschrijft wat we gezamenlijk doen om ervoor te zorgen dat de juiste peuters bij een VVE-voorschoolse locatie komen. Dit bestaat uit drie onderdelen:

  • 1.

    Bepalen welke jonge kinderen in aanmerking komen voor VVE: de doelgroepdefinitie VVE;

  • 2.

    Bepalen wie de indicatiestelling verzorgt;

  • 3.

    De toeleiding naar VVE: welke inzet wordt door wie gedaan om ouders te overtuigen om hun VVE-kind naar een VVE-locatie toe te laten gaan.

4.1 Doelgroepdefinitie VVE

In 2012 is voor het eerst een duidelijke omschrijving gemaakt voor de doelgroepdefinitie VVE in de gemeente Geertruidenberg. In de werkgroep VVE is in 2018/2019 verzocht deze te verbreden. Hiervoor zijn de volgende argumenten naar voren gebracht:

  • De focus bij indiceren voor VVE ligt nu sterk op enkel het domein taal, terwijl VVE ook ter ondersteuning is voor achterstanden op andere domeinen, zoals sociaal-emotioneel.

  • Het aantal kleuters met gedragsproblemen in het onderwijs neemt toe, richting 10%. VVE kan een bijdrage leveren dit aantal te laten dalen als gedragsproblemen binnen het VVE-kader opgepakt worden. Hiervoor moeten kinderen die mogelijk een gedragsprobleem hebben een aanbod krijgen voor VVE.

De verruiming is met instemming van alle partners ingegaan. In dit beleidsstuk bestendigen we de aangepaste doelgroepdefinitie VVE in Geertruidenberg vanaf 1 juli 2019.

Doelgroepkinderen zijn kinderen :

  • -

    met een taalachterstand, die wordt veroorzaakt door onvoldoende blootstelling aan de Nederlandse taal (blootstellingsachterstand) of;

  • -

    met een taalontwikkelingsstoornis, waarbij verwacht mag worden dat de taalontwikkeling positief zal worden beïnvloed door deelname aan een VVE-traject of;

  • -

    met een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand waarbij verwacht mag worden dat deze ontwikkeling positief zal worden beïnvloed door deelname aan een VVE-traject of;

  • -

    met een motorische achterstand waarbij verwacht mag worden dat deze ontwikkeling positief zal worden beïnvloed door deelname aan een VVE-traject of;

  • -

    waarvan de ouders in de schuldhulpsanering zitten.

Vanaf 2012 gelden de eerste twee criteria als doelgroepcriteria VVE. Vanaf 2019 zijn de laatste drie criteria aan toegevoegd. Het aantal VVE-kinderen zal door deze verruiming stijgen. Hoeveel extra kinderen geïndiceerd worden, is op voorhand lastig te voorspellen. We gaan in het vervolg uit van maximaal 50 VVE kinderen in onze gemeente als gevolg van deze verruiming, zodat we kunnen bezien of dit financieel ook te dragen is.

4.2 Indicatiestelling

In de gemeente Geertruidenberg is en blijft de GGD de enige instantie die de indicatie voor VVE kan afgeven. De GGD ziet nagenoeg alle kinderen tussen 0-2 jaar en tijdens de consultatie van 18 maanden wordt goed onderzocht wat de ontwikkeling is van het kind qua taal, sociaal-emotioneel en motorisch. Dit wordt bij 24 maanden nogmaals gedaan en op basis van deze twee consultatiebezoeken wordt bepaald of een kind een VVE-indicatie krijgt op basis van één van eerste vier criteria. Voor de indicatie schuldhulpsanering geven wijkteams signalen en contactgegevens, na toestemming van de ouders, door aan de GGD, zodat de GGD kan zien of het kind al een indicatie heeft. Indien dit niet het geval is, krijgt het kind alsnog van de GGD een indicatie en dus ook een oproep om een gesprek te voren over de VVE.

Indien een voorschoolse organisatie na entree van een kind twijfelt of de juiste keuze is gemaakt door de GGD, kunnen ze een extra consult aanvragen bij de GGD om na te gaan of het kind alsnog

een VVE-indicatie kan krijgen dan wel om de bestaande VVE-indicatie teniet te doen. Dit noemen we een second opinion-mogelijkheid die sinds 2012 van kracht is.

Alle VVE-kinderen behouden hun VVE-indicatie bij entree naar het basisonderwijs, tenzij de voorschool van mening is dat dit niet meer nodig is. Dan volgt er een herindicatie door de GGD op de groep om te bezien of het advies van de voorschool wordt overgenomen. Het VVE-kind kan derhalve na deze procedure de VVE-indicatie kwijt raken.

4.3 Toeleiding en bereik

De GGD is de organisatie die de toeleiding naar de VVE verzorgd. Ze hebben immers in beeld welke kinderen een VVE-indicatie hebben en kunnen in gesprek gaan met hun ouders om hen te wijzen op de voordelen van opvang bij een VVE-locatie en waar zij dan terecht kunnen in hun buurt. Na toestemming van de ouders wordt de indicatie door de GGD naar de beoogde VVE-locatie gestuurd. Op die manier hebben de VVE-locaties zicht op welke kinderen er op korte termijn met een VVE-indicatie instromen. Tevens kunnen zij de GGD signaleren indien de inschrijving van het kind niet plaats vindt.

Na plaatsing neemt de VVE locatie contact op met de jeugdverpleegkundige om te melden dat er is gestart met VVE. Dit geeft tevens de mogelijkheid inhoudelijke vragen en bijzonderheden m.b.t de ontwikkeling van het kind te delen. Dit kan alleen na toestemming van de ouders. De GGD is hiermee ook de organisatie die zicht heeft op het bereik van VVE en zij rapporteren hierover per kwartaal aan de gemeente.

In samenspraak met de gemeente en voorschoolse partners is in het recente verleden een brochure

opgesteld om ouders toelichting te geven over Peuteropvang, VVE en de ouderbijdrage. Dit is ter ondersteuning aan de toeleiding.

Vanaf 1 augustus 2020 wordt de Peutermonitor van Innovatie 0-13 geïntroduceerd in de gemeente Geertruidenberg. Met deze monitor is digitaal snel zicht te krijgen op waar de VVE-kinderen geplaatst zijn en daarmee krijgen we dus goed zicht op het bereik. Dit systeem maakt het verantwoorden van de subsidies voor de gemeente en organisaties ook toegankelijker.

afbeelding binnen de regeling

5 Gemeentelijk beleid voorschoolse educatie vanaf 2020

Dit hoofdstuk beschrijft het gemeentelijk beleid rond voorschoolse educatie. Het bevat de volgende onderdelen:

  • Keuze VVE-programma

  • Keuze kindvolgsysteem

  • Kwaliteitseisen VVE

  • Invulling 960 uur vanaf 1 augustus 2020

  • Voorbereiding introductie hbo’er op de VVE-groep

  • Ouderbetrokkenheid

  • Zorg aan VVE-kinderen

5.1 Keuze VVE-programma

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van de VVE-programma’s in Geertruidenberg is dat organisaties zelf mogen kiezen welk VVE-programma zij gebruiken. De gemeente gaat hierbij wel vanuit dat men een programma kiest dat opgenomen staat in de databank van het NJi met effectieve interventies erkend als zijnde een integraal VVE-programma .

Vanaf 2019 is gekozen voor een verruimde doelgroepdefinitie. De verwachting is dat er meer kinderen een VVE-indicatie krijgen en dat dit niet alleen kinderen betreft met een risico op taalachterstand, maar ook kinderen met andere achterstanden op sociaal-emotioneel of motorisch gebied. Ieder VVE-programma dient op minimaal 4 domeinen van de ontwikkeling van een jong kind te bevatten: taal, ontluikend rekenen, motorisch en sociaal emotioneel. In de VVE-programma’s zijn dus elementen ingebouwd om de extra kinderen die als gevolg van de verruimede doelgroepdefinitie instromen een passend aanbod te doen. Deze verantwoordelijkheid ligt primair bij de VVE-aanbieders. Indien de VVE-aanbieders merken dat het lastig is een passend aanbod voor deze kinderen aan te bieden, signaleren zij dit in de VVE-werkgroep.

5.2 Keuze kindvolgsysteem

In het verleden heeft de gemeente Geertruidenberg geïnvesteerd om bij alle voorscholen het kindvolgsysteem KIJK! te implementeren. Alle VVE-locaties moeten in de periode 2020-2022 derhalve met KIJK! blijven werken om in aanmerking te komen voor VVE-subsidie. Nieuwe aanbieders kunnen door de gemeente ook gefaciliteerd worden om te werken met KIJK!.

5.3 Kwaliteitseisen

Het gemeentelijk beleid is dat de landelijke kwaliteitseisen gevolgd dienen te worden. De landelijke kwaliteitseisen voor VVE staan overzichtelijk weergegeven in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie . De afgelopen twee jaren is een aantal nieuwe kwaliteitseisen opgenomen. Voor de volledigheid worden de belangrijkste eisen hieronder weergegeven, zodat de bestaande en nieuwe VVE-aanbieders weten waaraan zij moeten voldoen als ze VVE-Peuteropvang of VVE in kinderopvangsetting willen aanbieden.

Opleidingsplan

In dit Besluit staat in artikel 4 lid 4:

‘De houder van een kindercentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan vast dat in elk geval tot uitdrukking brengt op welke wijze de kennis en vaardigheden van de beroepskracht voorschoolse educatie met betrekking tot de kennis en vaardigheden, genoemd in het tweede lid, onder a tot en met e, worden onderhouden. De houder geeft op concrete en toetsbare wijze uitvoering aan het opleidingsplan, evalueert het plan jaarlijks en stelt het plan aan de hand van de evaluatie zo nodig bij.’

Pedagogisch beleidsplan

In het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie staat in artikel 4a het volgende:

‘De houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan, bedoeld in artikel 3 van het Besluit kwaliteit kinderopvang, op zo concreet en toetsbaar mogelijke wijze:

a. de voor het kindercentrum kenmerkende visie op de voorschoolse educatie en de wijze waarop deze visie is te herkennen in het aanbod van activiteiten,

b. de wijze waarop de ontwikkeling van het jonge kind wordt gestimuleerd, in het bijzonder op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling,

c. de wijze waarop de ontwikkeling van peuters wordt gevolgd en de wijze waarop het aanbod van voorschoolse educatie hierop wordt afgestemd,

d. de wijze waarop de ouders worden betrokken bij het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen,

e. het inrichten van een passende ruimte waarin voorschoolse educatie wordt verzorgd en het beschikbaar stellen van passend materiaal voor voorschoolse educatie, en

f. de wijze waarop wordt vormgegeven aan de inhoudelijke aansluiting tussen voor- en vroegschoolse educatie en aan een zorgvuldige overgang van het kind van voor- naar vroegschoolse educatie.

2 De houder geeft uitvoering aan het pedagogisch beleidsplan wat de onderwerpen van het eerste lid betreft, evalueert de uitvoering jaarlijks, en stelt het plan zo nodig aan de hand hiervan bij.’

Opleidingseisen pm’ers in een VVE-groep

In het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie staat op hoofdlijnen in artikel 4 het volgende:

  • Lid 1: minimaal MBO-3 niveau

  • Lid 2: certificaat afgerond VVE-keuzedeel

  • Lid 3a: 3F taalniveau

NB: er zijn geen harde eisen ten aanzien van nascholing in de wet. Echter aanbieders van VVE-programma’s moeten om als erkende VVE-interventie opgenomen te zijn/blijven waarborgen dat eens in de drie jaar de pm’er een bijscholing volgt in het gekozen VVE-programma. Daarmee wordt dit onderdeel door aanbieders van VVE-programma als verplicht onderdeel aangeboden. De gemeente Geertruidenberg vindt bijscholing van medewerkers belangrijk en wenst ook dat pm’ers minstens eens in de vijf jaar bijgeschoold worden. Dit is echter beleid van organisaties zelf of men dit in de praktijk ook toepast.

Overige landelijke kwaliteitseisen

We noemen hieronder kort een aantal andere landelijke kwaliteitseisen die al langer gelden, zodat helder is dat hieraan ook voldoen moet worden:

  • De verhouding tussen het aantal beroepskrachten voorschoolse educatie en het feitelijk aantal aanwezige kinderen in een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bedraagt ten minste één beroepskracht voorschoolse educatie per acht kinderen (artikel 3).

  • Een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen (artikel 3).

  • Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling (artikel 5).

  • Voorschoolse educatie vindt plaats in een kindercentrum (artikel 6).

Aanvullende lokale eisen voor VVE

De gemeente Geertruidenberg gaat vanaf 1 augustus 2020 de volgende drie eisen opnemen voor bestaande en nieuwe aanbieders VVE:

  • Kindvolgsysteem KIJK! gebruiken

  • Deelname aan de Peutermonitor

  • Actieve deelname aan de VVE-werkgroep

Toezicht op kwaliteit

In dit beleidsstuk en later in de subsidieverordening worden de eisen aan VVE-organisaties kenbaar gemaakt. Het is van belang ook te monitoren of alle VVE-organisaties de gevraagde kwaliteit ook leveren. De GGD houdt hier toezicht op en signaleert aan de gemeente op welke onderdelen organisaties achter blijven ten aanzien van de landelijke en lokale eisen. Op deze wijze achten wij dat er voldoende toezicht is op de kwaliteit. In de VVE-werkgroep heeft de gemeente bewustwording van de VVE-kwaliteit gestimuleerd door zelfevaluaties te laten uitvoeren op de kwaliteitseisen van de GGD en Onderwijsinspectie.

In grotere gemeenten wordt dit toezicht soms uitgebreid door bijvoorbeeld onderlinge visitaties of externe audits. Voor de gemeente Geertruidenberg achten wij dit niet nodig. Indien VVE-organisaties belangstelling hebben om het toezicht uit te breiden, kunnen zij dit via de VVE-werkgroep kenbaar maken.

5.4 Invulling 960 uur vanaf 1 augustus

In paragraaf 2.3 is gemeld dat er vanaf 1 augustus 2020 nieuwe eisen komen over het aantal uur dat VVE-peuters voorschoolse educatie volgen. Dit wordt verhoogd van minimaal 600 uur in 1,5 jaar (in Geertruidenberg momenteel veelal 720 uur) naar minimaal 960 uur in 1,5 jaar tijd. In de gemeente Geertruidenberg zijn in 2019 op hoofdlijnen afspraken gemaakt hoe dit in de gemeente wordt ingevuld. Gezamenlijk zijn de volgende beleidsuitgangspunten opgesteld:

1. VVE-aanbod start vanaf 2 jaar

Organisaties binnen de gemeente Geertruidenberg kennen verschillende instroommomenten. Deze diversiteit houdt de gemeente in stand, zodat organisaties hun eigen beleid kunnen voeren wanneer een kind instroomt. Voor de volledigheid: voor het verplichte aanbod van 960 uur tellen alle gemaakte uren in de leeftijd 2-2,5 jaar niet mee. Voorschoolse educatie aan 2-2,5 jarigen wordt vergoed uit de GOAB-middelen.

2. VVE-aanbod vanaf 2,5 jaar vrij in te delen

Vanaf 2,5 tot 4 jaar dient er een aanbod te zijn van 960 uur vanaf 1 augustus 2020. Dit komt gemiddeld neer op een aanbod van 16 uur per week wanneer er 40 weken per jaar wordt aangeboden. De gemeente wil de aanbieders vrij laten om daarin de gewenste vorm te kiezen, met de kanttekening dat het in de basis gaat om peuteropvang met dagdelen van maximaal 4 uur (langere dagdelen zijn mogelijk onder subsidieregeling VVE in kinderopvangsetting). De gemeente stelt middelen beschikbaar om het VVE-aanbod te subsidiëren met een minimum van 960 uur en een maximum van 975 uur op basis van 1,5 jaar. Het maximum van 975 uur is gekozen zodat ook de variant 5 dagdelen van 3 uur een 15 minuten mogelijk is. Het VVE-aanbod vanaf 1 augustus in peuteropvangsetting bestaat dus uit vier of vijf dagdelen. Voor het VVE-aanbod in kinderdagopvangsetting geldt dat kinderen minstens drie keer per week komen, omdat hierbij door het Rijk is bepaald dat maximaal 6 uren per dag mogen meetellen.

3. Verhouding VVE-uren met en zonder ouderbijdrage 50%-50%

De verhouding van het aanbod voor VVE-uren met ouderbijdrage en VVE-uren zonder ouderbijdrage wordt vastgesteld op 50%-50%. Bij een aanbod van 16 uur per week komt dat daarmee neer op 8 VVE-uren waar ouders een inkomensafhankelijke bijdrage voor betalen en 8 VVE-uren waarvan ouders geen ouderbijdrage betalen. Dit wordt dus losgekoppeld van dagdelen die kunnen variëren tussen 3 en 4 uur. We kiezen ervoor om 50% van de VVE-uren gratis beschikbaar te stellen om de financiële toegankelijkheid van VVE te verhogen.

Bij de toepassing van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt er net als in 2018 en 2019 gebruik gemaakt van de circa 40 staffels van de tabel Kinderopvangtoeslag van de belastingdienst. Dit om een volledige harmonisatie van ouderbijdrage te hebben tussen ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag.

4. Bij ‘no-show’ wordt op termijn het contract aangepast

De gemeente dient te voldoen aan de aanbodverplichting VVE van 960 uur in 1,5 jaar tijd. Het kan echter voorkomen dat VVE-peuters een contract hebben voor deze 960-975 uur, maar in werkelijkheid structureel een lager aantal uur per week/maand afnemen. Met de aanbieders is afgesproken dat zij in principe bekostigd worden voor 960-975 VVE-uren. Wanneer echter blijkt dat er wekelijks structureel minder uren afgenomen worden, zal de aanbieder hierover in gesprek gaan met de ouders. Bij structurele afwezigheid wordt aangenomen dat ook de aanbieder minder kosten hoeft te maken en worden die uren niet meer bekostigd. Dit gebeurt op basis van vertrouwen. De aanbieder dient hiervoor de eerste stap te zetten door het contract met de VVE-ouder te verlagen van bijvoorbeeld 4 naar 3 dagdelen per week of van 5 naar 4 dagdelen. De aanbieder meldt de verlaging aan de GGD, zodat die zicht houdt welke peuters een volledig aanbod afnemen en welke niet. Ook wordt dit geregistreerd in het kindvolgsysteem.

5.5. Voorbereiding hbo’er

In paragraaf 2.3 is vermeld dat vanaf 2022 verplicht een hbo’er op de groep moeten staan. Het Rijk heeft de uitwerking hiervan op 15 oktober 2019 bekend gemaakt. De normering voor de inzet wordt 10 uren per ingeschreven VVE-doelgroeppeuter op 1 januari. In dit beleidsstuk wordt beschreven welke inzet de komende twee jaren worden gedaan om te borgen dat er vanaf 1 januari 2022 voldoende hbo’ers inzetbaar zijn.

Sinds 1 januari 2019 is vanwege wet IKK de inzet van een hbo’er op iedere groep in de kinderopvang/peuteropvang verplicht gesteld, los van het gegeven of dit een VVE-groep is of niet. De kwalificatie-eis van de extra aan te stellen hbo’er in de VVE-groep per 2022 is gelijk aan de hbo’er in het kader van IKK. Voor VVE-aanbieders zou de uitbreiding het eenvoudigst te realiseren zijn als de bestaande hbo’er(s) een urenuitbreiding krijgt/krijgen vanaf 2022. Indien dit niet lukt, dient er extra personeel aangenomen te worden of bestaand personeel omgeschoold te worden. Er bestaan hiervoor tot 2 jarige opleidingen voor, zodat een start vanaf begin 2020 al noodzakelijk is.

Het gemeentelijk standpunt is dat in 2020 en 2021 opleidingen tot maximaal 6 maanden vergoed gaan worden voor wat betreft toekomstige inzet hbo’er. Er geldt een maximum van 1 opleiding per voorschoolse organisatie. Hiermee maakt de gemeente het (deels) mogelijk dat er vanaf 2022 voldoende hbo’ers zijn. De gemeente vindt het namelijk ook een verantwoordelijkheid van de organisaties om het juiste personeel te werven en op te leiden. Tenslotte is het ook in het belang van een personeelslid om zich om te laten scholen, omdat er dan een hoger salaris verkregen wordt. Een deels eigen investering van de betrokken medewerker mag derhalve ook verwacht worden.

5.6 Ouderbetrokkenheid VVE

Ouderbetrokkenheid bij de VVE is erg belangrijk. Immers actieve ouders die meedoen met de activiteiten van het VVE-programma van hun kind dragen enorm bij aan de (taal)ontwikkeling van hun kind. Het vraagstuk ligt voor of er één gemeentebreed initiatief/programma uitgerold moet worden om de ouderbetrokkenheid te stimuleren of dat het aan VVE-organisaties zelf gelaten wordt om dit in te vullen. In paragraaf 5.3 is aangegeven dat het een wettelijk taak is dat in het pedagogisch beleidsplan omschreven wordt hoe organisaties ouders betrekken. Het gemeentelijk standpunt luidt mede daarom dat er geen gemeentelijk beleid komt over de wijze waarop VVE-organisaties ouderbetrokkenheid invullen. De gemeente verwacht dat VVE-organisaties dit naar eigen inzicht invullen. Indien vanuit de GGD-controles sterke signalen komen dat de meerderheid van de VVE-organisaties dit onderdeel onvoldoende oppakken, kan de gemeente het initiatief nemen om binnen de VVE-werkgroep dit onderwerp te agenderen en waar nodig meer de regie te nemen om dit onderdeel steviger te verankeren binnen VVE-organisaties.

Er zijn ouders die slecht Nederlands beheersen, voornamelijk omdat ze van origine niet Nederlands zijn. Er is een palet aan ondersteuning voor deze ouders, zoals scholing en Digi-taalhuis. Ouderbetrokkenheid bij VVE voor deze ouders is complex omdat vaak de wil er wel is om betrokken te zijn, maar de mogelijkheden daartoe beperkt zijn. De gemeente staat open om breed gedragen succesvolle interventies, zoals de verteltassen aan kinderen en taalzwakke ouders, met het veld te verkennen voor mogelijke invoering. Ook wil de gemeente met het veld verkennen of het mogelijk is een combinatie te maken met het aanbod Digi-taalhuis van Theek5 in Raamsdonksveer voor taalzwakke ouders en tegelijkertijd een VVE-aanbod voor de peuter van deze ouder. Hetzelfde geldt voor een mogelijke combinatie met volwasseneneducatie en VVE-voorschools. Ook andere organisaties die met taalzwakke ouders in aanraking komen, zoals bijvoorbeeld stichting VluchtelingenWerk, moeten we goed op het netvlies houden om goede afstemming te bereiken. Hoe beter de ouders de Nederlandse taal machtig zijn, des te beter dit is voor de taalontwikkeling van jonge kinderen.

5.7 Zorg aan VVE-kinderen

Sinds 2015 valt jeugdzorg onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Dit geldt dus ook voor zorg die geboden moet worden aan VVE-kinderen. Er is een mogelijk grijs gebied op het moment dat de zorgondersteuning taal bevorderende elementen bevat. Immers ondersteuning van een logopedist zou kunnen worden geïnterpreteerd als wegwerken van mogelijke onderwijsachterstanden en dus ligt dan de vraag voor of dit onder VVE-beleid valt of niet. Het Besluit basiskwaliteit voorschoolse educatie geeft echter voldoende richtlijnen om hierover duidelijkheid te verschaffen. Voorschoolse educatie moet worden aangeboden in een kindercentrum. Daarmee is logopedische ondersteuning dus geen onderdeel van het gemeentelijk VVE-beleid.

Dit laat onverlet dat VVE-organisaties te maken krijgen met zorgvraagstukken rond VVE-kinderen die vragen om maatwerkoplossingen. Bijvoorbeeld het onderscheid in aanbod logopedie: kinderen die vloeiend een eigen taal spreken komen voor minder logopedie in aanmerking dan kinderen die niet een eigen taal machtig zijn. Voor de ontwikkeling van de Nederlandse taal lijkt ondersteuning aan beide kinderen legitiem. Echter dit vraagstuk dienen organisaties kenbaar te maken bij de ambtenaar jeugdzorg en dus niet bij de VVE-ambtenaar.

VVE heeft een rol als toegankelijk voorportaal voor de jeugdzorg. Door VVE komen organisaties laagdrempelig in contact met kwetsbare gezinnen. Dit biedt andere organisaties de mogelijkheid om signalen van (voor)scholen op te pikken en in de setting van de (voor)school in contact te komen met deze gezinnen. In onze visie hebben wij de meerwaarde van de contacten van de VVE-professionals genoemd. Met name in het zorgdomein is deze van groot belang: alle signalen die VVE-professionals krijgen over een kind of het gezin zijn van groot belang om waar mogelijk en nodig te delen met andere zorgprofessionals.

6 Overdracht en doorgaande lijn

In dit hoofdstuk bespreken wij het beleid om te zorgen dat hetgeen voorschools gedaan is, een goed vervolg krijgt in groepen 1 en 2 van het basisonderwijs. Hierbij zijn twee onderdelen van belang:

  • een goede en tijdige overdracht van hoe het VVE-kind er voor staat vlak voor de overgang naar het basisonderwijs;

  • een inhoudelijke doorgaande lijn Voorschoolse en Vroegschoolse Educatie: een inhoudelijke logisch vervolg van het aanbod aan kleuters ten opzichte van hetgeen zij in de peuterperiode hebben aangeboden gekregen.

6.1 Overdracht VVE-kinderen

Er is in het verleden een duidelijk beleid opgesteld over de overdracht van VVE-kinderen en dit beleid willen we de komende jaren continueren. Er vindt altijd een ‘warme’ overdracht plaats van de gegevens over het VVE-kind, oftewel de voor- en basisschool bespreken face to face met elkaar hoe het kind ervoor staat. Dit gesprek vindt plaats als het kind ongeveer 3 jaar en 9 maanden oud is. Alle VVE-organisaties en basisscholen zijn op de hoogte van dit uitgangspunt. Vanaf 1 januari 2020 geldt nieuw dat de gegevens enkel digitaal worden overgedragen, dus niet meer op schrift.

In de uitvoering blijkt dat er enige onvrede is over de overdracht. Enkele scholen melden dat deze overdracht niet/nauwelijks plaatsvindt en voorscholen melden dat scholen de overdracht niet serieus nemen omdat men liever zelf een eigen oordeel vormt. Beleidsmatig kan de gemeente hier lastig op sturen. In deze notitie willen we benadrukken dat een goede warme overdracht waarbij ieder in zijn/haar professionaliteit wordt gewaardeerd van groot belang is voor een goede start in het basisonderwijs. Zeker sinds de invoering van Passend onderwijs is het voor het onderwijs van groot belang te weten of een 4-jarig kind bij hen op school op de juiste plek is. Informatie vanuit de voorschool is enorm belangrijk om deze afweging goed te kunnen maken. Het is daarom in ieder belang dat er altijd een goede, warme overdracht plaatsvindt van VVE-kinderen.

Voor de volledigheid melden we dat de warme overdracht rond 3 jaar en 9 maanden niet het enige moment is dat de ontwikkeling van peuters besproken wordt. Voor VVE-kinderen waar zorgen zijn over hun ontwikkeling, is de intentie uitgesproken dat al eerder dan de overdracht er een overleg plaatsvindt tussen GGD, voorschool en basisschool. De voorschool neemt het initiatief voor dit overleg. In dit overleg wordt de ontwikkeling van betreffend kind besproken, wat bijdraagt aan een passend aanbod voor dit kind in zowel voorschool als toekomstige basisschool.

6.2 Doorgaande lijn VVE

De gemeente heeft wettelijk de taak goede afspraken met partners te maken over de doorgaande lijn VVE (WPO artikel 167 lid 1.a3). Echter sinds 2006 zijn schoolbesturen/scholen in de lead voor de vroegschoolse educatie. Om deze reden is in deze gemeentelijke VVE-beleidsnotitie geen hoofdstuk opgenomen over de vroegschoolse educatie. Dit beleid moet namelijk worden vormgegeven door het primair onderwijs.

Dit maakt dat de wijze waarop de doorgaande lijn ingevuld kan worden erg afhankelijk is van de medewerking van de scholen/schoolbesturen. Het staat scholen vrij om eigen invulling te geven aan VVE en zelfs om te kiezen in zijn geheel geen VVE-programma toe te passen, maar op andere wijze taalstimulering van kleuters ter hand te nemen. Dit geldt ook voor de keuze voor het kindvolgsysteem: alle voorscholen in Geertruidenberg gebruiken KIJK! en binnen KIJK! is er een module 0-7 jaar die een sterke doorgaande lijn voor-naar basisschool kent. Echter ook hier blijft het de keuze aan de school om wel of niet te kiezen voor KIJK!.

Beleidsmatig spreekt de gemeente uit dat er een sterke doorgaande lijn binnen VVE wenselijk is. De gemeente gaat in samenspraak met de partijen op dit punt geen sturend gemeentebreed beleid formuleren. Immers de diversiteit van organisaties is dermate groot dat het lastig is een algemeen doorgaande lijn-beleid te formuleren. Wel is in de VVE-werkgroep dit punt geagendeerd om een beeld te vormen wat de wensen zijn van de partijen op dit punt. Hierbij is op te maken dat:

  • Twee scholen hebben een eigen voorschool opgericht en kennen om deze reden een sterke doorgaande lijn.

  • Veel scholen hebben één kinderopvangaanbieder met wie zij veel overleg/samenwerking hebben voor wat betreft instroom en voorschoolse, tussentijdse- en/of naschoolse opvang. Bij deze ‘koppels’ is er met regelmaat ook afstemming over de inhoud en is derhalve ook sprake van een doorgaande lijn. Deze is sterk op het moment dat de aanbieder ook fysiek in het pand gevestigd is. Indien de aanbieder niet in het pand is en/of als koppels een andere methode/programma hebben, is de doorgaande lijn kwetsbaar. De gemeente vindt in zo’n geval het logisch dat de voorschool het initiatief neemt om het gesprek over de doorgaande lijn/afstemming van verschillende programma’s aan te gaan, omdat zij vanuit hun visie het eerste deel van de begeleiding van kinderen op zich genomen hebben.

  • Enkele scholen hebben instroom vanuit verschillende voorscholen en hebben niet direct een vaste ‘koppelpartner’. Bij deze scholen, die vaak geen VVE uitvoeren, is de doorgaande lijn VVE kwetsbaar. Vanuit de scholen is het anderzijds logisch geen prioriteit toe te willen kennen aan doorgaande lijn VVE, omdat zij zichzelf niet als VVE-school beschouwen. Een goede warme overdracht van veelal één of enkele VVE-kinderen per jaar is hierbij uiteraard wel belangrijk en dient ook plaats te vinden. Echter, het is begrijpelijk dat er in deze gevallen geen werk gemaakt wordt van de doorgaande lijn VVE.

Op uitvoerend niveau is aangegeven dat het goed is als pm’ers, ib’ers en leerkrachten groep 1 en 2 meer uitwisseling met elkaar zouden hebben. Als voorbeeld is genoemd een gezamenlijke training of sessie over hoe er naar KIJK! wordt gekeken en wat er met KIJK-gegevens gedaan wordt. De gemeente wil in het kader van een goede overdracht en doorgaande lijn VVE graag dit soort initiatieven ondersteunen en waar nodig faciliteren. De gemeente zal hierin echter niet zelf het voortouw nemen en laat het initiatief om te komen tot dergelijke trainingen of sessies graag over aan de VVE-partners.

7 Opbrengsten VVE in beeld: Resultaatafspraken VVE

De gemeente en schoolbesturen zijn wettelijk verplicht om met elkaar afspraken te maken over wat vroegschoolse educatie oplevert op het niveau van kinderen (WPO artikel 167 lid 1b). Dit worden de resultaatafspraken VVE genoemd. In de vorige beleidsnotitie zijn er dergelijke resultaatafspraken geformuleerd en er zijn de afgelopen zes jaren twee metingen uitgevoerd om de opbrengsten op kindniveau in beeld te krijgen. Echter, na de keuze om KIJK gemeentebreed in te voeren, bestaat de behoefte deze afspraken te herijken en ook de monitoring weer ter hand te nemen. In dit hoofdstuk staan de nieuwe Resultaatafspraken VVE. Hierbij hebben we in het verleden gezamenlijk besloten dat ook de voorschoolse sector meedoet en de keuze trekken we door in de komende beleidsperiode.

Scholen, locaties peuteropvang en kinderopvang en de gemeente maken gezamenlijk afspraken over wat de resultaten van VVE zouden moeten zijn. Het delen van ervaringen en expertise tussen de betrokken instanties staan hierbij centraal. Het doel van deze dialoog is om gezamenlijk een goed beeld te krijgen hoe de (voor)school ervoor staat en welke mogelijke verklaringen hiervoor te geven zijn, maar vooral om met elkaar te bepalen welke consequenties dit zou moeten hebben voor uitvoering of beleid. Deze dialoog kan op verschillende niveaus gevoerd worden: op schoolbestuurlijk-/organisatieniveau, tussen voorschool en school en tenslotte tussen gemeente en VVE-partners.

Bij het meten van de resultaatafspraken VVE staat het begrip taalachterstand centraal. We formuleren hieronder wat wij hieronder verstaan in het kader van onze resultaatafspraken .

Taalachterstand

Taalachterstand is een achterstand die op het taaldomein door middel van een observatiesysteem vastgesteld wordt aan de hand van de norm van het desbetreffende systeem.

Nieuwe resultaatafspraken VVE

In de gemeente Geertruidenberg streven we ernaar om ieder kind dat bij aanvang een taalachterstand heeft, een extra groei in ontwikkeling te laten doormaken. Echter, we weten dat dit streven naar waarschijnlijkheid niet gehaald wordt, maar dit laat onverlet dat we deze mooie ambitie wel met elkaar uitspreken.

De voorschoolse VVE-sector

Bij alle peuters die met een taalachterstand van 2 maanden of meer in KIJK! instromen op de voorschool is deze achterstand op het domein taal bij uitstroom uit de voorschool afgenomen met minimaal twee maanden in KIJK!.

De vroegschoolse VVE-sector

Bij alle kleuters die met een taalachterstand instromen in groep 1, is deze achterstand op het domein taal eind groep 2 afgenomen met twee maanden.

De wijze waarop dit gemeten en besproken wordt, wordt in de VVE-werkgroep verder uitgewerkt.

8 Financiën voorschoolse educatie vanaf 2020

Sinds 1 januari 2018 is de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderdagopvang wettelijk verplicht en dus ook in Geertruidenberg heeft deze omvorming plaatsgevonden. Peuterspeelzalen heten vanaf dat moment peuteropvangorganisaties en vallen onder de Wet Kinderopvang. Sindsdien is de Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Geertruidenberg van kracht. Deze regeling dient begin 2020 herzien te worden vanwege de uitbreiding in uren van voorschoolse educatie. Dit biedt tevens de mogelijkheden om afspraken uit deze notitie formeel op te leggen aan VVE-aanbieders, zoals het gebruik van KIJK! en deelname aan de Peutermonitor.

De gemeente en de voorschoolse aanbieders, die op één na allemaal VVE aanbieden, vonden het na ruim 1,5 jaar werken met de subsidieregeling een logisch moment om in dit traject ook een evaluatie te houden van de huidige regeling en te kijken welke verbeteringen er mogelijk/noodzakelijk zijn.

8.1 Evaluatie huidige subsidieregeling

Uit gesprekken met aanbieders en uit een door hen gezamenlijk opgesteld stuk, zijn de volgende aandachtspunten te halen:

  • De regeling is niet bij iedereen duidelijk genoeg, met name de aparte regeling voor VVE in kinderopvangsetting is bij de meeste aanbieders niet goed bekend.

  • De regeling heeft een administratieve verzwaring voor zowel gemeente als aanbieders met name rond de verantwoording.

  • De subsidiebedragen van de gemeente om VVE in gemengde setting te kunnen aanbieden zijn niet kostendekkend en werpen steeds meer een financiële drempel op voor ouders om deel te nemen. Vooral het VVE-aanbod in kleine organisaties en in de kern Raamsdonk is kwetsbaar.

8.2 Voorstellen ter verbetering regeling

Gezamenlijk zijn de volgende verbetersuggesties naar voren gebracht die wij in deze beleidsnotitie bestendigen. De haalbaarheid en verdere uitwerking hiervan zal de gemeente Geertruidenberg ter hand nemen de komende maanden.

  • Regeling VVE in de kinderopvang bespreken in de VVE-werkgroep.

  • Invoering van de digitale peutermonitor van Innovatie 0-13 om de administratieve lasten te verlichten.

  • Invoering van een VVE-basissubsidie voor VVE-locaties vanaf 1 januari 2020 om het VVE-aanbod minder afhankelijk te maken van het aantal VVE-kinderen in de groep.

Toegelicht VVE-basissubsidie

Gegeven de wens om VVE-peuteropvang financieel toegankelijk te houden en het gegeven van ruimere financiële mogelijkheden binnen het OAB-budget, kiezen wij ervoor om een vaste VVE-basissubsidie aan iedere VVE-locatie toe te kennen. We denken aan een startbedrag van € 7.500 per VVE-locatie. Hierbij is het mogelijk het VVE-normtarief op gelijk niveau te houden t.o.v. 2019 (€ 10,57 per uur bij peuteropvangsetting en € 100 per maand bij kinderopvangsetting). De basissubsidie en het VVE-normatief tezamen vormen een all-in prijs voor VVE. Dit betekent dat hiervoor alles door aanbieders georganiseerd moet worden voor VVE: men moet voldoen aan alle landelijke en lokale eisen rond VVE en men betaalt zelf de opleidingskosten.

De gemeente kan hierop een uitzondering maken als er bijvoorbeeld een eenmalige impuls gewenst is (zoals in het verleden rond 3F) of als organisaties gezamenlijk besluiten een train de trainer in te zetten, zodat opleiding op termijn goedkoper kan worden aangeboden. Verder geldt dat in 2020 en 2021 er een beperkte bijdrage gevraagd kan worden voor het opleiden van hbo’ers in VVE-groepen, zie paragraaf 5.5.

Een belangrijk voordeel is dat hiermee de VVE-Peuteropvang financieel minder afhankelijk wordt van voldoende VVE-plekken. Indien gekozen zou worden om enkel via een verhoogd VVE-normtarief de benodigde opbrengsten te realiseren, betekent dit dat aanbieders altijd een substantieel aandeel VVE-kinderen moeten hebben om financieel gezonde VVE-peuteropvang te kunnen draaien. Ervaringen in het land leren dat dit vaak lastig is: VVE-peuteropvanggroepen met minder dan 5 VVE-kinderen leveren te weinig opbrengsten op. Verder zijn de inkomsten voor kleine organisaties te afhankelijk van een goede bezetting en een aanzienlijk aantal VVE-kinderen. Dit zijn juist twee parameters waarop kleine organisaties in kleine kernen moeilijk kunnen sturen. Mede op basis van deze ervaringen gaan we vanaf 2020 een basissubsidie VVE hanteren met een even hoog bedrag voor ‘grote’ als ‘kleine’ organisaties/locaties.

8.3 Raming kosten en inkomsten VVE 2020-2022

We hebben een financiële raming gedaan voor de kosten van VVE met de volgende aannames:

  • Van de 50 VVE-kinderen onder de nieuwe doelgroepdefinitie worden 45 kinderen bereikt.

  • 40 VVE-kinderen nemen tussen 2,5 en 4 jaar 640 uur VVE-peuteropvang af op jaarbasis, vanaf 1 augustus 2020. Voor de periode 1 januari t/m 31 juli is gerekend dat aanbieders een aanbod hebben van 12 uur VVE per week voor hetzelfde aantal kinderen.

  • 20 van de 40 ouders van de VVE-kinderen hebben recht op kinderopvangtoeslag, de andere 20 ouders niet.

  • 5 VVE-kinderen worden in een VVE kinderdagopvangsetting opgevangen.

  • VVE basissubsidie voor 8 organisaties.

Tabel 2 geeft inzicht in de te verwachte kosten in 2020, waarin vanaf 1 augustus een verruimd aanbod gedaan gaat worden.

Tabel 2: Raming kosten VVE 2020

Raming kosten VVE 2020

Peuteropvangsetting VVE (40 kinderen)

€ 182.000

Kinderopvangsetting middelen OAB (5 kinderen)

€ 6.000

Basissubsidie VVE

€ 60.000

Totale kosten

€ 248.000

Tabel 2 laat zien dat in het overgangsjaar 2020 de te verwachte kosten voor de VVE-plekken € 248.000 bedragen. In tabel 3 geven we inzicht in de te verwachte kosten voor 2021 als er een heel jaar een verruimd aanbod gedaan wordt en er een indexatie is toegepast.

Tabel 3: Raming kosten VVE 2021

Raming kosten VVE 2020

Peuteropvangsetting VVE (40 kinderen)

€ 218.000

Kinderopvangsetting middelen OAB (5 kinderen)

€ 6.000

Basissubsidie VVE

€ 60.000

Totale kosten

€ 284.000

De tabel laat zien dat de te verwachte kosten voor 2021 in totaal € 284.000 bedragen.

8.4 Meerjarenbegroting OAB inkomsten en kosten 2020-2022

Om een goed beeld te geven over de kosten en baten OAB vanaf 2020 staat hieronder een meerjarenbegroting OAB weergegeven. De gemeente heeft in 2019 € 292.000 Rijksbudget voor

het onderwijsachterstandenbeleid. Dit bedrag zal als gevolg van de nieuwe verdelingssystematiek van Rijksmiddelen de komende periode iets toenemen volgens een overgangsregeling naar verwachting € 350.000 in 2022 (€ 333.000 in 2020). De voorlopige jaarlijkse bijdragen worden ieder jaar in september bekend gemaakt.

Tabel 4: Verwachte inkomsten OAB 2020-2022

2020

2021

2022

Verwachte inkomsten

specifieke uitkering OAB*

≈ € 333.000

≈ € 340.000

≈ € 350.000

* De bedragen zijn indicaties. Het Rijk berekent jaarlijks de uitkeringen op basis van recente cijfers. Wel blijft het mogelijk om niet uitgegeven gelden binnen de periode van de specifieke uitkering (2019-2022) door te schuiven.

Op basis van tabel 4 is op te maken dat naar verwachting in de periode 2020-2022 in totaal

€ 1.023.000 aan OAB middelen in te zetten is.

Tabel 5: Verwachte kosten OAB periode 2020-2022

2020

2021

2022

VVE subsidie (geld volgt kind)

€ 248.000

€ 248.000

€ 248.000

GGD

€ 7.600

€ 7.800

€ 8.000

Taalklas onderwijs

pm[1]

[1]  Hoogte van benodigde bijdrage wordt afgestemd in de Lea en VVE-werkgroep

pm

pm

Peutermonitor

€ 29.500

€ 11.000

€ 11.000

Inhuur Oberon (voorzitten werkgroep)

€ 7.800

€ 8.000

€ 8.000

Verplichte Hbo’er per 2022

€ 10.000

€ 10.000

€ 20.000

Ambtelijke kosten

€ 10.000

€ 10.000

€ 10.000

Totale geschatte kosten

€ 312.900

€ 330.800

€ 341.000

Uit tabel 5 is op te maken dat de te verwachte kosten voor de periode 2020-2022 in totaal € 984.700 bedragen, dus in balans met de te verwachte inkomsten van ruim 1,0M.

9 Samenwerking en structuur VVE

Enkele VVE-aanbieders hebben verzocht om een kleine herziening van de VVE-overlegstructuur. Er is met name behoefte aan duidelijkere communicatielijnen m.b.t de afstemming en terugkoppeling. Dit heeft geleid tot een nieuwe VVE-overlegstructuur vanaf 1 januari 2020.

In de nieuwe structuur is afgesproken dat VVE-vraagstukken besproken kunnen worden op één of meerdere niveaus: strategisch (LEA), tactisch (werkgroep VVE) en uitvoerend niveau (kernoverleg of koppeloverleg). De afweging of op welk niveau iets besproken wordt, ligt primair bij de gemeenteambtenaar VVE en voorzitter VVE werkgroep. Als een vraagstuk VVE besproken wordt, zitten er mensen met mandaat aan tafel indien er beslissingen gevraagd worden. Deze personen kunnen ook acties uitzetten op het niveau waarop wordt gesproken. Tevens zorgen deze mensen voor terugkoppeling binnen de eigen organisatie.

In de nieuwe overlegstructuur gaan we ervan uit dat er niet per se méér overleg plaats hoeft te vinden. We richten het VVE-overleg vooral effectiever en efficiënter in door middel van bespreking

met betrokkenen met mandaat. De gemeenteambtenaar zal tezamen met de voorzitter van de VVE-werkgroep zorgdragen dat de structuur werkzaam is en dus dat de juiste thema’s op de juiste overleggen aan bod komen. Tevens nemen zij de verantwoordelijkheid voor het opstellen van de agenda, waarbij de overige leden van de overleggen punten voor de agenda kunnen aandragen.

Strategisch niveau: Lokaal Educatieve Agenda

Het Lokaal Educatieve Agenda overleg is een bestuurlijk overleg in het kader van de WPO artikel 167a. Het LEA-overleg bestaat uit de bestuurlijke partners: gemeente, schoolbesturen, kinderopvang en andere (niet verplichte) partners, zoals JZG en/of bibliotheek. Hier wordt het lokaal beleid op hoofdlijnen vastgesteld en worden de thema’s en bijbehorende doelen bepaald. Dit overleg is daarmee overwegend strategisch en formuleert waar nodig opdrachten of taken voor de onderliggende VVE-werkgroep. Deze werkgroep kan al dan niet ondersteund worden door externe experts. In de gemeente Geertruidenberg zal de VVE-beleidsambtenaar de terugkoppeling en communicatie tussen het LEA-overleg en de VVE-werkgroep verzorgen.

Het LEA-overleg zal 2-4 keer per jaar plaatsvinden. Een paar voorbeelden van mogelijke VVE-onderwerpen op de LEA zijn: uitkomsten resultaatafspraken VVE, beleidsnotitie VVE, financiële uitwerking van plannen.

Tactisch niveau: VVE-werkgroep

Op dit niveau vindt er overleg plaats met (een vertegenwoordiging van) betrokken directeuren, vestigingsmanagers, GGD-medewerker, Theek5 en gemeenteambtenaar. In dit overleg komen specifieke thema’s of onderdelen van VVE-beleid aan bod. Het gaat hierbij voornamelijk om gemeente brede afspraken op het gebied van VVE, zoals bijvoorbeeld de overdracht en doorgaande lijn VVE. De deelnemers aan dit overleg kunnen indien nodig hun achterban raadplegen voordat definitieve besluiten worden genomen.

De VVE-werkgroep blijft 4 keer per jaar bijeenkomen om de gang van zaken en eventuele ontwikkelingen op het gebied van VVE te bespreken.

Uitvoerend niveau: kernoverleggen

Dit nieuwe overlegniveau vindt plaats per kern indien deelnemers hier gezamenlijk de behoefte toe voelen. Het gaat hierbij om het bespreken van casussen uit de praktijk of de werkwijze m.b.t de warme overdracht en samenwerking aan de doorgaande lijn binnen de kern. Dit overleg is breder dan alleen tussen een voorschool en een basisschool. De GGD-verpleegkundige zal bij deze overleggen aanschuiven om de verbinding tussen alle werkvelden (zorg, onderwijs en opvang) op alle niveaus zo goed mogelijk te borgen. De verbinding en terugkoppeling op tactisch niveau (VVE werkgroep) en uitvoerend niveau (kernoverleg ) zijn het meest belangrijk. Vanwege het feit dat dit naast de locatieoverleggen plaatsvindt, vindt dit overleg slechts 2 keer per jaar plaats. Thema’s die op dit niveau besproken kunnen worden, zijn bijvoorbeeld: lokale samenwerking tussen de partners, warme overdracht, doorgaande lijn etc.

Locatie overleggen (koppeloverleg)

Het huidige overleg tussen voorschool (VVE-locatie) en basisschool zal in de huidige vorm blijven bestaan. Dit is een overleg waarin casuïstiek en de samenwerking, warme overdracht en doorgaande lijn op de specifieke locatie aan bod komt. Dit is veelal een overleg tussen pedagogisch medewerkers, intern begeleiders en/of leerkrachten. De GGD-verpleegkundige schuift op dit niveau niet aan, het is aan deelnemers zelf om te bepalen of een vraagstuk ingebracht moet worden op het kernoverleg. De frequentie van overleggen ligt bij de partijen zelf.

Ondertekening