Regeling vervallen per 31-12-2009

Regeling kinderopvang sociaal-medische indicatie

Geldend van 21-03-2008 t/m 30-12-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2008

Intitulé

Regeling kinderopvang sociaal-medische indicatie

 Regeling kinderopvang sociaal-medische indicatie gemeente GeertruidenbergHet college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Geertruidenberg;

 

gelezen het daartoe strekkende voorstel behandeld in haar vergadering van 27-02-2007;

 

overwegende dat het wenselijk is de verstrekking van kinderopvang voortvloeiend uit sociaal-medische indicatie te regelen.BESLUIT

 

vast te stellen: "regeling kinderopvang sociaal-medische indicatie".

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet kinderopvang.

Hoofdstuk 2 Voorziening

Artikel 2 Voorziening

  • 1. Een voorziening kan worden geboden aan personen met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken.

  • 2. Een voorziening kan worden geboden ten behoeve van een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang in het belang van een goede en gezonde ontwikkeling van dat kind noodzakelijk is.

  • 3. Alvorens te besluiten, wordt ten behoeve van de vaststelling van noodzakelijkheid van kinderopvang als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit artikel advies ingewonnen van een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid.

  • 4. De hoogte van de voorziening wordt vastgesteld op basis van de percentagetabel van het Ministerie van SZW (hoogte tegemoetkoming Rijk in 2007 en eventueel volgende jaren). Naast de toepassing van deze tabel dient de gemeente ook het ontbrekende werkgeversdeel voor haar rekening te nemen.

Artikel 3 Te verstrekken gegevens

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 2 van de regeling bevat in ieder geval de volgende gegevens:     a.   naam en adres van de ouder;     b.   indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is            dan het adres van de ouder: het adres van de partner;     c.   naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag            betrekking heeft;     d.   overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de            aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 4 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 5 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval:     a.   de geldigheidsduur van de indicatie;     b.   de omvang en de duur van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien:     a.   de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt             of kan ontvangen; of     b.   de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van de regeling.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en duurt maximaal één jaar.

  • 2. Alle toegekende rechten op grond van deze regeling eindigen van rechtswege op 31 december 2007.

Artikel 8 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald: Regeling kinderopvang sociaal-medische indicatie gemeente Geertruidenberg.

Ondertekening

Hoogachtend,burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,de secretaris,                                   de burgemeester, mr. J.H. Willems                              M.J.A. Meijer 

1 Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepaling In dit artikel wordt geregeld dat alle gebruikte begrippen dezelfde betekenis hebben als in de Wet kinderopvang zelf.

 

Artikel 2 VoorzieningIn dit artikel wordt de voorziening geregeld alsmede de doelgroep voor de voorziening.In het eerste lid wordt bepaald dat ten behoeve ouders met één of meer beperkingen kinderopvang noodzakelijk kan zijn.In het tweede lid wordt deze noodzaak vanuit het kind geregeld.In het derde lid wordt geregeld dat ten behoeve van de besluitvorming voor beide vormen van kinderopvang een indicering van een deskundige noodzakelijk is.Artikel 3 Te verstrekken gegevens De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 26 Wet kinderopvang). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 22, derde lid, Wet kinderopvang). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).

 

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een tegemoetkomingsjaar wordt verstrekt (artikel 4.4) moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden, verdient het aanbeveling dat de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag aan de ouders toestuurt, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. De ouders hoeven dan alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.

 

Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 28, derde lid, Wet kinderopvang en artikel 16, eerste lid).

 

Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 5, eerst lid, Wet kinderopvang).

 

Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over de gegevens beschikt:     - de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de WWB, IOAW/IOAZ of Anw én         maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;     - de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger), is als werkzoekende geregistreerd bij het         CWI maakt én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;     - de ouder is een nieuwkomer die een inburgeringsprogramma volgt;     - het college heeft sociaal-medische indicatie vastgesteld.In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:  

De ouder of partner ontvangt een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

Indien de uitkering wordt verkregen in een andere gemeente: naam van deze gemeente.

De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo’n uitkering ontvangen.

Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut.

De ouder of diens partner zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000.

Bewijs van inschrijving school of opleidingsinstituut.

De ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling .

Trajectplan van het UWV.

De ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Trajectplan van het UWV.

In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is reeds neergelegd in artikel 26, derde lid, Wet kinderopvang.Artikel 4 BeslistermijnBij het bepalen van de beslistermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door een ‘onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid’

Om de doorlooptijd van de adviesaanvraag te bespoedigen, verdient het aanbeveling dat de gemeente ‘harde’ afspraken maakt met de adviserende organisaties over de termijn waarbinnen adviezen worden uitgebracht.

Indien de gemeente er niet in slaagt de genoemde termijnen te halen, dan dit opgevat worden als een fictieve weigering. De gebruikelijke rechtsmiddelen staan dan open.Artikel 5 Inhoud van de beschikkingHet besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming van de gemeente. Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Deze verplichting staat in artikel 23 Wet kinderopvang. Het kan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover ook een uitspraak moeten worden gedaan.Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend. Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (artikel 4:20 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.Artikel 6 WeigeringsgrondenDit artikel bevat twee weigeringsgronden. De weigeringsgrond onder a geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.De weigeringsgrond onder b spreekt voor zich.