Regeling vervallen per 15-02-2013

Marktverordening gemeente Geertruidenberg 2002

Geldend van 01-01-2002 t/m 14-02-2013

Intitulé

Marktverordening gemeente Geertruidenberg 2002

Nr. 9 

De raad van de gemeente GEERTRUIDENBERG;

 

mede gelet op het advies d.d. 10 juli 2001, nr. 22 van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

 

gelet op het bepaalde in de artikelen 149 en 151 van de Gemeentewet;

 

 

BESLUIT:

 

Vast te stellen de navolgende:

 

"Marktverordening gemeente Geertruidenberg 2002".

Hoofdstuk 1 Inleidende Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:    

a.   markt: de warenmarkt die plaatsvindt op de, bij of krachtens artikel 1.2 vastgestelde dag, tijd en plaats;    

b.   marktterrein: de gehele openbare of voor publiek toegankelijke oppervlakte grond, die bij of krachtens artikel1.2 is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel; 

c.   standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;    

d.   vaste plaats: de standplaats die op een markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

e.   dagplaats: de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;    

f.    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het door hem te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en ten slotte een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen;    

g.   standwerkerplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

h.   vergunninghouder: degene aan wie door het college van burgemeester en wethouders vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;    

i.    wachtlijst: de lijst van gegadigdenvoor een vaste plaats;    

j.    anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats;    

k.   marktmeester: de persoon, die als zodanig is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders;    

l.    branche-indeling: de indeling in artikelengroepen en het aantal vastgestelde vaste plaatsen per artikelengroep;    

m.  het college: het college van burgemeester en wethouders;    

n.   levenspartner: de persoon met wie de vergunninghouder met het oogmerk duurzaam samen te wonen een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring ingericht volgens door het college te stellen regels.

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de markt

  • 1.     

    a.   De markt in de kern Geertruidenberg vindt plaats iedere vrijdag van 13.00 uur tot 17.00 uur op de Markt.    

    b.   De markt in de kern Raamsdonksveer vindt plaats iedere dinsdag van 13.00 uur tot 17.00 uur op het Heereplein. 

    c.   De markt in de kern Raamsdonk vindt plaats iedere vrijdag van 9.00 uur tot 12.00 uur op de Oude Melkhaven.

  • 2. Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het eerste lid, bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden:    

    a.   op een andere dag;    

    b.   op een andere tijd;    

    c.   op een andere plaats. 

  • 3. Het college is bevoegd te bepalen dat de markt tijdelijk zal plaatsvinden op een andere dag, indien de in het eerste lid bedoelde dag samenvalt met een van de in artikel 2, eerste lid, onder b van de Winkeltijdenwet genoemde dagen.

Artikel 1.3 Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:    

    a.   het aantal standplaatsen;    

    b.   de afmetingen van de standplaatsen;    

    c.   de opstelling en indeling van de markt;     

    d.   welke standplaatsen worden toegewezen als vaste plaats en als  standwerkerplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:    

    a.   een lijst met artikelengroepen (branches); en    

    b.   een maximumaantal standplaatsen per branche.

Artikel 1.4 De marktcommissie

  • 1. Het college kan een commissie van advies instellen die tot taak heeft het college te adviseren inzake marktaangelegenheden. 

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de samenstelling en werkwijze van deze marktcommissie.

Artikel 1.5 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 Bepalingen over het aanvragen en verlenen van de vergunning

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkerplaats.

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 2.4 Intrekking vergunning

  • 1. De vergunning voor het innemen van een vaste plaats wordt ingetrokken:    

    a.   op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;    

    b.   bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 2.10 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het college kan een vergunning intrekken:    

    a.   indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;    

    b.   indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 2.3 genoemde vereisten voor het toewijzen van een standplaats.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 2.10 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor eenandere vaste plaats op dezelfde markt, wordt deze vergunning ingetrokken. 

Paragraaf 2 Vaste plaatsen

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Indien een vaste plaats kan worden toegewezen, verleent het college een vergunning waarin in ieder geval is bepaald:    

a.   de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;    

b.   een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;    

c.   de verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken;    

d.   de artikelen (branche) die de vergunninghouder mag verhandelen;    

e.   de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitslijst.

Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld welke artikelen de vergunninghouder mag verhandelen.

Artikel 2.7 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager in op de wachtlijst, indien:    

    a.   de aanvrager voldoet aan het bepaalde in artikel 2.3, maar aan hem geen vaste plaats kan worden toegewezen; en    

    b.   de aanvrager heeft aangegeven dat hij op de wachtlijst wil worden geplaatst.

  • 2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:    

    a.   de naam en voorletters, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;    

    b.   de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;    

    c.   de artikelen (branche) die de aanvrager wil verhandelen;    

    d.   de verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

    Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving op de wachtlijst.

  • 3. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 2.8 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:    

a.   indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;    

b.   op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;    

c.   bij overlijden van de ingeschrevene;    

d.   wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste plaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;    

e.   indien niet meer aan de vereisten van artikel 2.3 wordt voldaan.

Artikel 2.9 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste plaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de plaats achtereenvolgens toegewezen aan:    

a.   de vergunninghouder van een vaste plaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitslijst;    

b.   degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Artikel 2.10 Overschrijving vergunning

  • 1. In geval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste plaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of de levenspartner van de vergunninghouder. 

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder vergunning voor de vaste plaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste of tweede lid, kan de vergunning worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder, mits de medewerker minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar (bijvoorbeeld vennoot of aandeelhouder) in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en bij notariële akte wordt aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is en de werknemer of de mede-eigenaar ingeschreven is op de wachtlijst.

  • 4. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 5. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel. 

Paragraaf 3 Dagplaatsen

Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste plaats wordt ingenomen.

  • 2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf twee uren voor aanvang van de markt aanmelden bij de marktmeester. 

Paragraaf 4 Standwerkerplaatsen

Artikel 2.12 Toewijzing standwerkerplaats

  • 1. Het college wijst een standwerkerplaats toe door middel van loting.

  • 2. Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkerplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3. De standwerker mag zich alleen doen bijstaan door degene die hij overeenkomstig artikel 2.12, derde lid bij de marktmeester heeft aangemeld.

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De vergunninghouder van een vaste plaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn plaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 3.3 en 3.4.

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1. De vergunninghouder van een vaste plaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste plaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de betreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

  • 3. Bij langdurige afwezigheid wegens ziekte overlegt de vergunninghouder als bewijs van ziekte iedere drie maanden een geneeskundige verklaring aan het college, tenzij het college hiervan ontheffing heeft verleend.

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste plaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de plaats op de markt in te nemen.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/ aan- en afvoer goederen

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan twee uur voor aanvang en meer dan één uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen dan wel goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan van deze verplichting ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste plaats niet uiterlijk één uur voor aanvang van de markt heeft ingenomen, wordt de betreffende plaats voor die dag als dagplaats aangemerkt.

  • 4. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester vóór dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

Artikel 3.7 Verbod ruimte in te nemen

  • 1. Het is verboden op het marktterrein van drie uren voor de aanvang tot één uur na het einde van de markt ruimte in te nemen met een voertuig, goederen of anderszins, zonder vergunning van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen inzake het ontruimen van het marktterrein gedurende de in lid 1 van dit artikel genoemde periode terstond passende maatregelen nemen die het onbelemmerde gebruik van het marktterrein voor marktdoeleinden verzekeren.

Artikel 3.8 Verzorging standplaats

De vergunninghouder dient:    

a.   ervoor te zorgen dat zijn standplaats steeds een goed verzorgd aanzien biedt;    

b.   tijdens de markt zelf zijn afval, verpakkingsmaterialen en dergelijke in te zamelen; en    

c.   voordat hij het marktterrein verlaat zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon achter te laten en het afval in de daarvoor bestemde afvalbakken te deponeren.

Artikel 3.9 Afvalbakken

De vergunninghouder aan wie vergunning is verleend geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken en te verkopen, dient aan de voorzijde van zijn standplaats voldoende afvalbakken te plaatsen.

Artikel 3.10 Elektriciteit

Het is de standplaatshouder zonder ontheffing van het college verboden op zijn standplaats:    

a.   gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting;    

b.   elektriciteit te betrekken van een ander dan degene die door het college voor het leveren daarvan is aangewezen of om zelf hierin te voorzien.

Artikel 3.11 Geluidsapparatuur

  • 1. Het is verboden op de standplaats gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2. Het aanwezig hebben van radio's, cd-spelers en overige geluidsapparatuur op de standplaats, voor een ander doel dan verkoop daarvan, is evenmin toegestaan.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden, onder door hem te stellen voorwaarden.

Artikel 3.12 Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur

  • 1. Het is de vergunninghouder verboden verwarmingstoestellen en/of bak- en kookinstallaties te gebruiken.

  • 2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hem te stellen voorwaarden. 

Artikel 3.13 Duidelijke prijsaanduiding

Onverminderd het bepaalde in het Besluit prijsaanduiding goederen, dient indien de ten verkoop aangeboden goederen of waren geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding te kunnen geven en voor het publiek leesbaar te zijn.

Artikel 3.14 Hygiëne

De vergunninghouder, aan wie is toegestaan eet- en drinkwaren te verkopen, is verplicht, onverminderd het bepaalde in de Warenwetgeving, zijn goederen of waren op zodanige wijze uit te stallen, dat deze voldoende beschermd zijn tegen verontreiniging door stof, vuil of anderszins.

Artikel 3.15 Meet- en weegwerktuigen

Onverminderd het bepaalde in de IJkwet en het IJkreglement, is de vergunninghouder, die zijn goederen of waren per maat of gewicht verkoopt, verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn meet- of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren.

Hoofdstuk 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing

Het college kan een vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat:   

a.   het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;    

b.   zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog.    

c.   niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of standwerkerplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting, indien deze:    

a.   het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;    

b.   zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;    

c.   niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats.    

d.   niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college, indien het dit noodzakelijk acht, een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen, indien hij:    

a.   het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;    

b.   zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;    

c.   niet als standwerker actief is op een aan hem toegewezen standwerkerplaats.

Artikel 4.5 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 4.6 Intrekking oude regeling

Met ingang van het van kracht worden van deze verordening wordt ingetrokken de: "Marktverordening gemeente Geertruidenberg 1999", vastgesteld op 17 december 1998.

Artikel 4.7 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen, hoe ook genaamd, verleend krachtens verordening, blijven -indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft en voor zover die ook vervat is in deze verordening- van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordening blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen en ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 4.8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Artikel 4.9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Marktverordening gemeente Geertruidenberg 2002".

Ondertekening

Geertruidenberg, 30 augustus 2001
 
De Raad voornoemd, De secretaris,                               De voorzitter, H.P.F. Stijnen                              M.J.A. Meijer  
 
 

Toelichting 1

“MARKTVERORDENING GEMEENTE GEERTRUIDENBERG 2002” 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.1 BegripsomschrijvingenIn dit artikel is een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

De onder l genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument.

Het onder m genoemde college van burgemeester en wethouders kan als bestuursorgaan besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nemen. Tegen deze besluiten kan in beginsel bezwaar en vervolgens beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedureregels van de Awb.

 

Artikel 1.2 Dag, tijd en plaats van de marktHet eerste lid houdt de instelling van de markt als bedoeld in artikel 151 van de Gemeentewet in en bepaalt tevens de grenzen van de markt en de tijdsduur.

Bij de in het tweede lid genoemde dringende redenen dient bijvoorbeeld te worden gedacht aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein. Het is niet de bedoeling dat het begrip dringende redenen zo ruim wordt opgevat dat de warenmarkt veelvuldig wordt verplaatst. De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen. Het is uiteraard van belang om de belanghebbenden in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te stellen van een voorgenomen verplaatsingsbesluit.

Het derde lid geeft het college de bevoegdheid de markt op een andere dag te laten plaatsvinden indien sprake is van een feestdag waarop het ingevolge de Winkeltijdenwet verboden is om markthandel te bedrijven. De markt kan uiteraard gewoon op de normale dag plaatsvinden, indien op grond van artikel 3, eerste lid, van de Winkeltijdenwet vrijstelling is verleend.

 

Artikel 1.3. Inrichting van de markt; branche-indelingOp grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt (hiervan is in het onderhavige geval geen sprake).

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaard materialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam onderscheidt de CVAH bijvoorbeeld de instantkraam, de verrijdbare kraam, de afzetcontainer, de verkoopwagens en de parasol.

De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen.

Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperk aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaaldelijk toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Awb is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

 

Hoewel in de praktijk al een brancheverdeling bestaat, moet de brancheverdeling alsmede de andere zaken nog formeel worden geregeld.

 

Artikel 1.4 De marktcommissie

Deze bepaling is facultatief bedoeld. Veel gemeenten kennen een marktcommissie die het college adviseert in marktaangelegenheden. De samenstelling en werkwijze dient het college nader uit te werken.

 

Hoewel er momenteel enkele vertegenwoordigers van de marktkooplieden tezamen met de marktmeester fungeren als een soort marktcommissie, is er formeel nog niets geregeld. Het voornemen bestaat een marktcommissie in te stellen en ter zake een regeling te treffen.

 

Artikel 1.5 Nadere regels

In deze marktverordening is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Voorshands wordt het dan ook niet nodig geacht nadere regels te stellen.

 

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 4.1 is eveneens van toepassing.

 

Artikel 2.1 Vergunning voor innemen standplaats

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 1.6). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

 

Artikel 2.2 Toewijzing standplaatsen

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats, dagplaats of standwerkerplaats. In de paragrafen 2 (artikelen 2.5 tot en met 2.10), 3 (artikel 2.11) en 4 (artikel 2.12) wordt aangegeven op welke manier de toewijzing van de verschillende standplaatsen geschiedt.

 

Artikel 2.3 De vergunningaanvraag

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 2.4).

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen. Op het formulier is geen vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen. Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij al vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

 

Artikel 2.4 Intrekking vergunning

Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen. Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan bij omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkerplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 4.4.

Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 2.10.

 

Artikel 2.5 Inhoud vergunning

Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen, is het gewenst hen een vergunning voor die vaste plaats te verstrekken, waaruit blijkt dat zij hun plaats rechtsgeldig bezetten. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de plaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de plaats mag gebruiken.

 

Tot op heden zijn door ons college nog geen beleidsregels vastgesteld ten aanzien van het toegestane materiaal, standaardmateriaal dan wel alternatieve materialen. Zie ook de toelichting op artikel 1.3, eerste lid, onder c.

 

Ter verkrijging c.q. handhaving van zoveel mogelijk uniformiteit op de markt, is ons college voornemens beleidsregels ter zake vast te stellen.

Ook wordt hierbij gedacht aan een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en kramenexploitant, waaraan dan in de af te geven vergunning kan worden gerefereerd. Het verdient aanbeveling hierbij ruimte te laten voor toekomstige ontwikkelingen op het gebied van de verkoopmaterialen.

 

Artikel 2.6 Inschrijving op de anciënniteitlijst

Hier bestaat nog geen anciënniteitlijst. Bij introductie van deze lijst zal een overgangsregeling worden gemaakt om te voorkomen dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers. In dit verband zullen alle vergunninghouders schriftelijk worden bericht hoe ze zijn ingeschreven op deze lijst. Immers, indien volgens het overgangsrecht bestaande vergunningen van kracht blijven onder de nieuwe verordening, is uit deze vergunning niet de positie op de lijst af te lezen.

 

Artikel 2.7 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen.

Aan de aanvrager wordt schriftelijk mededeling gedaan van inschrijving op de wachtlijst.

Ingevolge het tweede lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan.

 

Artikel 2.8 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste plaats van de wachtlijst dient te worden gehaald.

 

Door ons college zal nog nadere invulling worden gegeven aan bijzondere omstandigheden als genoemd onder d, opdat onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst worden voorkomen.

 

Artikel 2.9 Volgorde toewijzing vaste plaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend.

Bij de toewijzing zal uiteraard rekening worden gehouden met de door ons college vastgestelde branche-indeling.

 

Artikel 2.10 Overschrijving vergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder.

Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder. Hierover zijn alle partijen die betrokken waren bij het totstandkomen van deze bepaling in de model-marktverordening van de VNG het eens.

In deze wordt ook gewezen op het bepaalde in lid 4.

Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overlegd. Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel.

In het vijfde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

 

Artikel 2.11 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt mondeling verleend, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de markt vastgestelde branche-indeling.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 3.6, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste plaats.

 

Artikel 2.12 Toewijzing standwerkerplaats

Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting.

Door ons college zal de wijze van loting nog nader worden bepaald, waarbij voorrang zal worden gegeven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.

Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkerplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loting wordt aangemerkt.

 

Artikel 3.1 Persoonlijk innemen standplaats

In artikel 3.1 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 2.3 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede of derde lid. De artikelen 3.3 en 3.6. geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

 

Artikel 3.2 Aantal keren innemen standplaats

De plicht voor de vergunninghouder om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

 

Artikel 3.3 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

 

Artikel 3.4 Ontheffing en vervanging

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Bij vakantie wordt door ons college uitgegaan van een maximumtermijn van zes weken.

Bij langdurige vervanging zal door ons college als voorwaarde worden gesteld, dat de vervanger aan de vereisten van artikel 2.3 voldoet.

 

Artikel 3.5 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of –koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet wenselijk geacht.

 

Artikel 3.6 Tijdstip innemen standplaats/ aan- en afvoer goederen

Het markterrein behoort tot de openbare weg. Teneinde het marktterrein tijdens de markt vrij te maken van alle verkeer dient het college een verkeersbesluit te nemen. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen met toepassing van bestuursdwang, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen in het belang van de orde op de markt is, dat aan de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op een willekeurig gelegen moment vóór de sluitingstijd te verlaten.

 

Door ons college zal nog invulling worden gegeven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.

 

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.

Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.

Vroegtijdig toewijzen van de dagplaatsen eventueel vóór de openingstijd van de markt (zie hiervoor ook artikel 2.11), biedt het voordeel dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen.

 

Artikel 3.7 Verbod ruimte in te nemen

Gedurende de tijd dat het betreffende terrein is aangewezen als markt, valt het voor de motorvoertuigen niet meer aan te merken als openbare weg in de zin van artikel 1 der Wegenverkeerswet. Eventuele wegsleepregelingen gelden dan niet, maar het marktterrein komt direct onder de werking van artikel 125 Gemeentewet te vallen. Dit houdt in dat alle belemmeringen ogenblikkelijk (in combinatie met artikel 130 Gemeentewet) kunnen worden verwijderd, zonder schriftelijke waarschuwing (bestuursdwang). Er is hier immers bovendien sprake van “spoedeisende gevallen”. Ten onrechte geparkeerde auto’s kunnen daarom, op kosten van de eigenaars, van het Door marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

 

Artikel 3.8 Verzorging standplaats

Het behoeft geen betoog, dat het voor het aanzien van de warenmarkt dringend noodzakelijk is, dat de kooplieden er zorg voor dragen, dat de terreinen tijdens de markttijd schoon worden gehouden en dat zij na de markttijd zo schoon mogelijk worden opgeleverd.

 

Artikel 3.9 Afvalbakken

Dit artikel is opgenomen om zoveel mogelijk te voorkomen, dat de markt wordt vervuild door zakjes en servetjes die worden gebruikt voor op de markt verkochte kleine eetwaren, die ter plaatse plegen te worden genuttigd.

 

Artikel 3.10 Elektriciteit

Met het oog op de veiligheid van de kooplieden en van het publiek is het gewenst, dat voor de stroomlevering een terzake bevoegde instantie of een erkende firma wordt aangewezen.

 

Artikel 3.11 Geluidsapparatuur

Dit artikel is opgenomen om geluidsoverlast, door middel van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid, zoveel mogelijk te beperken. Op dit artikel kan wel ontheffing verleend worden door het college van B&W onder door hem te stellen voorwaarden.

 

Artikel 3.12 Kook-, bak- en verwarmingsapparatuur

Het toelaten tot warenmarkten van kooplieden, die hun waren ter plaatse voor de consumptie gereedmaken, impliceert, dat men hen toestaat van verwarmingsapparaten gebruik te maken. In sommige gevallen zullen elektrische ovens en kookplaten gebruikt worden, doch daarbij is men afhankelijk van een aansluiting op het elektriciteitsnet en daarom zal hier veelal gecomprimeerd gas in flessen worden gebruikt. Ook voor andere doeleinden wordt op markten van gasflessen gebruik gemaakt. Het is duidelijk, dat hierbij gevaarlijke situaties kunnen optreden en derhalve is het gewenst het gebruik van deze gasflessen aan voorwaarden te binden.

Aangezien zich hier zowel zaken van brandpreventie en/of milieuproblemen kunnen voordoen, zal, alvorens tot vaststelling van de hier bedoelde voorwaarden wordt besloten, overleg worden gepleegd met de plaatselijke brandweer en de algemene wet milieubeheer autoriteiten.

 

Artikel 3.13 t/m artikel 3.15

Deze artikelen zijn opgenomen om te voorkomen dat het aanzien van de markt wordt geschaad door praktijken van kooplieden, die hetzij misleidende prijsaanduidingen gebruiken, dan wel hun waren op minder hygiënische wijze uitstallen of ondeugdelijke meet- of weegwerktuigen gebruiken. Weliswaar zullen bepaalde overtredingen ook door andere instanties kunnen worde geconstateerd, doch het algemeen marktbelang vergt een snel en doelmatig optreden.

 

Artikel 4.1 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 4.1 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een gebod- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 4.2 tot en met 4.4, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

 

Artikel 4.2 Intrekking vergunning en schorsing

In artikel 4.2 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst.

 

Door ons college zal een sanctiebeleid worden vastgesteld waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

Daarbij zal uiteraard rekening worden gehouden met het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 4.3 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 4.2 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet- vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 4.4) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langdurig van de markt te kunnen verwijderen. In dit artikel 4.3 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingsbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking, aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de dagplaatshouder of de standwerker (pas) na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt, kan hij weer in aanmerking komen voor een vaste plaats op de markt.

 

Artikel 4.4 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:20 tot en met 5:36 van de awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.

 

Artikel 4.5 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: de marktmeester of een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Het ligt voor de hand de marktmeesters als toezichthouder aan te wijzen.

 

Artikel 4.6 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

 

Artikel 4.7 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.

 

Artikel 4.8 Inwerkingtreding

Gekozen is voor het op 1 januari 2002 in werking doen treden van de nieuwe marktverordening, waardoor ons college de mogelijkheid heeft nog de nodige besluiten te nemen ter nadere uitvoering van de marktverordening.

Bovendien kunnen betrokkenen dan tijdig kennis nemen van de nieuwe regeling.

 

Artikel 4.9 Citeertitel

In de citeertitel is een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de oude regeling.