Regeling vervallen per 14-01-2011

Procedureregeling melding misstand provincies

Geldend van 09-05-2007 t/m 13-01-2011

Intitulé

Procedureregeling melding misstand provincies

Vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 23 maart 2004, nr. DS2004.5505 (Provinciaal Blad nr. 2004/46 van 8 april 2004). Laatstelijk gewijzigd bij besluit van Gedeputeerde Staten van 27 maart 2007, nr. 2007-001772 (Provinciaal Blad nr.2007/44 van 8 mei 2007). Op 9 mei 2007 in werking getreden.

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    een vermoeden van een misstand: een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden met betrekking tot de provinciale organisatie omtrent

    - een strafbaar feit;

    - een schending van regelgeving of beleidsregels;

    - het misleiden van justitie;

    - een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid of het milieu, of het bewust achterhouden van informatie over deze feiten;

  • b.

    vertrouwenspersoon: de persoon die als zodanig is aangewezen;

  • c.

    de commissie: de commissie integriteit provincies, bedoeld in artikel 5.

Artikel 2. Interne melding

  • 1 De ambtenaar die een vermoeden van een misstand wil melden, doet dat bij zijn direct leidinggevende of, als het vermoeden van een misstand betrekking heeft op zijn direct leidinggevende, bij zijn naast hogere leidinggevende. Indien de ambtenaar melding aan zijn leidinggevende niet wenselijk acht, kan hij een vermoeden van een misstand melden bij de vertrouwenspersoon.

  • 2 De leidinggevende of de vertrouwenspersoon stelt de secretaris van de provincie onverwijld op de hoogte van een gemeld vermoeden van een misstand en van de datum waarop de melding is ontvangen. De secretaris van de provincie informeert gedeputeerde staten over het gemelde vermoeden van een misstand. Indien het vermoeden van een misstand bij de vertrouwenspersoon is gemeld, brengt deze eveneens de leidinggevende van de ambtenaar op de hoogte.

  • 3 Onverwijld wordt een onderzoek naar aanleiding van de melding van een vermoeden van een misstand gestart.

  • 4 De ambtenaar die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, wordt een ontvangstbevestiging gestuurd. De ontvangstbevestiging bevat het gemeld vermoeden van een misstand en het moment waarop de ambtenaar het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld.

Artikel 3. Standpunt naar aanleiding van de interne melding

  • 1 Binnen 8 weken na de melding van een vermoeden van een misstand wordt de ambtenaar schriftelijk op de hoogte gebracht van het standpunt van gedeputeerde staten omtrent het gemelde vermoeden.

  • 2 De in het eerste lid genoemde termijn van 8 weken kan met maximaal 4 weken worden verlengd. De ambtenaar wordt daarvan schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 4. Externe melding

De ambtenaar kan het vermoeden van een misstand melden bij de commissie, indien:

  • a.

    hij het niet eens is met het standpunt, bedoeld in artikel 3;

  • b.

    hij geen standpunt heeft ontvangen binnen de termijnen, bedoeld in artikel 3.

Artikel 5. De commissie integriteit provincies

  • 1 Er is een commissie integriteit provincies.

  • 2 De commissie heeft tot taak een door een ambtenaar gemeld vermoeden van een misstand te onderzoeken en daaromtrent gedeputeerde staten te adviseren.

  • 3 De commissie bestaat uit 3 leden, onder wie de voorzitter. Er worden een plaatsvervangend voorzitter en andere plaatsvervangende leden benoemd.

  • 4 De voorzitter en andere leden van de commissie alsmede hun plaatsvervangers worden benoemd, geschorst en ontslagen door het IWV. De vakorganisaties van overheidspersoneel in het SPA kunnen omtrent de benoeming van een lid en een plaatsvervangend lid voorstellen doen.

  • 5 De voorzitter en andere leden van de commissie alsmede hun plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van maximaal 6 jaar en zijn terstond herbenoembaar.

  • 6 De commissie besluit bij meerderheid van stemmen.

  • 7 De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het IWV.

Artikel 6. Ontvangstbevestiging en onderzoek

  • 1 De commissie bevestigt de ontvangst van een melding van een vermoeden van een misstand aan de ambtenaar die het vermoeden bij haar heeft gemeld en stelt gedeputeerde staten op de hoogte van de melding.

  • 2 Indien de commissie dit voor de uitoefening van haar taak noodzakelijk acht, stelt zij een onderzoek in.

  • 3 Gedeputeerde staten verstrekken de commissie alle inlichtingen die zij voor de vorming van haar advies nodig oordeelt. Wanneer de inhoud van bepaalde door gedeputeerde staten verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van de commissie dient te blijven, wordt dit aan de commissie medegedeeld.

  • 4 De commissie kan het onderzoek opdragen aan één van de leden.

Artikel 7. Niet-ontvankelijkheid

De commissie adviseert gedeputeerde staten binnen 8 weken gemotiveerd de melding van een vermoeden van een misstand niet-ontvankelijk te verklaren, indien:

  • a.

    er naar het oordeel van de commissie geen sprake is van een misstand of van een misstand van voldoende gewicht;

  • b.

    de ambtenaar de procedure, bedoeld in artikel 2, niet heeft gevolgd; of

  • c.

    de ambtenaar de procedure, bedoeld in artikel 2, wel heeft gevolgd, maar de termijnen als bedoeld in artikel 3 nog niet zijn verstreken en er nog geen standpunt van gedeputeerde staten is ontvangen als bedoeld in artikel 3.

Artikel 8. Inhoudelijk advies van de commissie

  • 1 Indien de commissie het gemeld vermoeden van een misstand ontvankelijk acht, legt zij binnen 8 weken haar bevindingen omtrent de melding van een vermoeden van een misstand schriftelijk en gemotiveerd neer in een advies aan gedeputeerde staten.

  • 2 De commissie kan de in het eerste lid genoemde termijn van 8 weken met maximaal 4 weken verlengen. De commissie stelt gedeputeerde staten en de ambtenaar van deze verlenging in kennis.

  • 3 Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van aan de commissie verstrekte informatie en van de terzake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die de commissie geëëigend acht, tenzij naar het oordeel van de commissie zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Kosten van de openbaarmaking komen ten laste van de provincie.

  • 4 Het advies van de commissie wordt niet eerder openbaar gemaakt dan nadat gedeputeerde staten hun standpunt over het gemelde vermoeden van een misstand en over het daarop betrekking hebbende advies van de commissie aan de ambtenaar hebben medegedeeld.

  • 5 Indien de commissie van oordeel is dat er sprake is van een situatie die onmiddellijk optreden noodzakelijk maakt, adviseert zij gedeputeerde staten om, lopende het onderzoek, passende voorlopige maatregelen te treffen.

Artikel 9. Standpunt naar aanleiding van het inhoudelijk advies van de commissie

  • 1 Gedeputeerde staten bepalen op basis van het advies van de commissie, bedoeld in de artikelen 7 en 8, hun standpunt omtrent het gemeld vermoeden van een misstand en stellen de ambtenaar en de commissie binnen 4 weken na ontvangst van dit advies schriftelijk op de hoogte van hun standpunt.

  • 2 De ambtenaar die een vermoeden van een misstand bij de commissie heeft gemeld, ontvangt, tegelijk met de bekendmaking van het standpunt van gedeputeerde staten als bedoeld in het eerste lid, een afschrift van het advies van de commissie, met inachtneming van het eventueel vertrouwelijk karakter van aan de commissie verstrekte informatie en van de terzake geldende wettelijke bepalingen.

Artikel 10. Jaarverslag

  • 1 De commissie stelt jaarlijks een verslag op en biedt dit aan gedeputeerde staten aan.

  • 2 In dat verslag worden in geanonimiseerde zin en met inachtneming van de terzake geldende wettelijke bepalingen vermeld:

    • a.

      het aantal en de aard van de meldingen van een vermoeden van een misstand;

    • b.

      het aantal meldingen dat niet tot een onderzoek heeft geleid;

    • c.

      het aantal ondernomen onderzoeken dat de commissie heeft verricht; en

    • d.

      het aantal adviezen en de aard van de adviezen die de commissie heeft uitgebracht.

Artikel 11. Rechtsbescherming

  • 1 De ambtenaar die met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een vermoeden van een misstand heeft gemeld, wordt op geen enkele wijze in zijn positie benadeeld als gevolg van het melden.

  • 2 De vertrouwenspersoon wordt op geen enkele wijze benadeeld als gevolg van het uitoefenen van zijn taken krachtens deze regeling.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van artikel F.1, achtste lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies.

Artikel 13. Citeertitel

 Deze regeling wordt aangehaald als Procedureregeling melding misstand provincies.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland