Regeling vervallen per 10-06-2022

Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016

Geldend van 22-07-2016 t/m 09-06-2022

Intitulé

Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 7 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland

BESLUITEN

I.   Dat aanvragen om subsidie als bedoeld in paragraaf 7 (Samenwerking voor innovaties) van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland kunnen worden ingediend van 15 augustus tot en met 14 oktober 2016. II.  Het subsidieplafond vast te stellen op € 620.000, waarvan € 310.000 bestaat uit middelen uit ELFPO en € 310.000 uit provinciale middelen. III.  Op grond van artikel 1.15 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland vindt verdeling van de middelen plaats door middel van een rangschikking van de aanvragen die voor subsidiein aanmerking komen. IV. De volgende nadere regels vast te stellen: Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016 

Artikel 1 begripsomschrijvingen 

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    korte voorzieningsketen: handel in en voortbrenging van landbouwproducten waarbij sprake is van een beperkt aantal deelnemers in de keten producent-verwerker-distributeur-consument waarbij gestreefd wordt naar samenwerking, plaatselijke economische ontwikkeling en nauwe geografische en sociale betrekkingen tussen producenten, verwerkers, distributeurs en consumenten;

  • b.

    streekproducent: een landbouwer die voedsel produceert in een korte voorzieningsketen;

  • c.

    Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland.

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

  • 1 In afwijking van artikel 2.7.1 lid 1 van de Verordening kan subsidie uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten genoemd onder a of b.

  • 2 In afwijking van artikel 2.7.1 lid 2 van de Verordening zijn de activiteiten gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie alsmede een of meerdere van de thema’s genoemd onder a, b, en c.

Artikel 3 samenwerkingsverband

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7.2 van de Verordening dient het samenwerkingsverband te zijn samengesteld uit een gemeente en een landbouwer dient een streekproducent te zijn.

Artikel 4 subsidiabele kosten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    personeelskosten;

  • b.

    kosten voor het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • c.

    kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs.

Artikel 5 hoogte subsidie

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 2.7.1 eerste lid onderdeel a van de Verordening bedraagt 100% van de subsidiabele kosten per aanvraag maximaal

    • a.

      € 35.000 indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • b.

      € 50.000 indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • c.

      € 60.000 indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • d.

      € 65.000 indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 2 Geen subsidie als hierboven bedoeld onder 2 wordt verleend indien de subsidie minder zou zijn dan € 20.000.

Artikel 6

  • 1 De subsidie als bedoeld in artikel 2.7.1 eerste lid onderdeel b van de Verordening bedraagt 100% van de subsidiabele kosten en per aanvraag maximaal

    • a.

      € 70.000 indien de aanvraag 1 gemeente omvat;

    • b.

      € 100.000 indien de aanvraag 2 gemeenten omvat;

    • c.

      € 120.000 indien de aanvraag 3 gemeenten omvat;

    • d.

      € 130.000 indien de aanvraag 4 of meer gemeenten omvat.

  • 2 Geen subsidie als hierboven bedoeld onder 4 wordt verleend indien de subsidie minder zou zijn dan € 35.000.

Artikel 7 selectiecriteria

  • 1 Als uitwerking van artikel 2.7.9 van de Verordening hanteren Gedeputeerde Staten voor de rangschikking van subsidieaanvragen de hieronder genoemde selectiecriteria a en b.

    • a.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan één of meerdere beleidsdoelen;

    • b.

      de kosteneffectiviteit.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in lid 1 hanteren Gedeputeerde Staten voor projecten gericht op de oprichting van een samenwerkingsverband voor de rangschikking van subsidieaanvragen het hieronder genoemde selectiecriterium c.

    • c.

      de slagingskans van de activiteit met betrekking tot de projectuitvoering.

  • 3 Onverminderd het bepaald in lid 1 hanteren Gedeputeerde Staten voor projecten gericht op het gezamenlijk formuleren van een projectplan voor de rangschikking van subsidieaanvragen het selectiecriterium d.

    • d.

      de slagingskans van de activiteit met betrekking tot het proces (communicatie tussen partijen).

Artikel 8 scoringspunten

Als uitwerking van artikel 1.3 lid 4 van de Verordening stellen Gedeputeerde Staten vast:

  • 1.

    dat voor elk selectiecriterium 0 t/m 4 punten worden toegekend;

  • 2.

    dat elk selectiecriterium even zwaar weegt;

  • 3.

    dat het minimum aantal punten om voor subsidie in aanmerking te komen 7 bedraagt;

  • 4.

    dat toekenning van scoringspunten als volgt gebeurt:

    • a.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan één of meerdere beleidsdoelen

      • a0

          indien geen enkele actie ten aanzien van verbinding is opgenomen dan worden geen punten toegekend;

      • a1

          indien in de subsidieaanvraag acties zijn opgenomen waaruit blijkt dat gewerkt wordt aan de verbinding binnen-binnen, dan wordt 1 punt toegekend;

      • a2

          indien in de subsidieaanvraag acties zijn opgenomen waaruit blijkt dat gewerkt wordt aan verbinding binnen-binnen en tevens buiten-buiten, dan worden 2 punten toegekend;

      • a3

          indien in de subsidieaanvraag acties zijn opgenomen waaruit blijkt dat gewerkt wordt aan verbinding binnen-binnen en teven aan binnen-buiten, dan worden 3 punten toegekend;

      • a4

          indien in de subsidieaanvraag acties zijn opgenomen waaruit blijkt dat gewerkt wordt aan verbinding binnen-binnen, binnen-buiten en buiten-buiten dan worden 4 punten toegekend.

    • b.

      de kosteneffectiviteit

      • b0

          indien de subsidiabele kosten gelijk zijn aan het maximum als genoemd in artikel 5 dan worden geen punten toegekend;

      • b1

          indien de subsidiabele kosten maximaal 90% bedragen van het in artikel 5 of 6 genoemde maximum, dan wordt 1 punt toegekend;

      • b2

          indien de subsidiabele kosten maximaal 80% bedragen van het in artikel 5 of 6 genoemde maximum, dan worden 2 punten toegekend;

      • b3

          indien de subsidiabele kosten maximaal 70% bedragen van het in artikel 5 of 6 genoemde maximum, dan worden 3 punten toegekend;

      • b4

          indien de subsidiabele kosten maximaal 60% bedragen van het in artikel 5 of 6 genoemde maximum, dan worden 4 punten toegekend.

    • c.

      de slagingskans van de activiteit met betrekking tot de projectuitvoering

      • c0

          indien uit de subsidieaanvraag niet blijkt welke eisen gesteld worden aan de projectleider, dan worden geen punten toegekend;

      • c2

        indien uit de subsidieaanvraag blijkt dat aan de projectleider eisen worden gesteld met betrekking tot inhoudelijke kennis over het onderwerp, dan worden 2 punten toegekend;

      • c4

        indien uit de subsidieaanvraag blijkt dat aan de projectleider eisen worden gesteld met betrekking tot inhoudelijke kennis over het onderwerp, alsmede met betrekking tot ervaring met procesregie, dan worden 4 punten toegekend.

    • d.

        de slagingskans van de activiteit met betrekking tot het proces (communicatie tussen partijen)

      • d0

          indien uit de subsidieaanvraag niet blijkt dat er communicatie over en weer is tussen de samenwerkingspartners dan worden geen punten toegekend;

      • d1

          indien uit de subsidieaanvraag blijkt dat het samenwerkingsverband minder dan 6x bij elkaar komt, dan wordt 1 punt toegekend;

      • d2

          indien uit de subsidieaanvraag blijkt dat het samenwerkingsverband minimaal 6x bij elkaar komt, dan worden 2 punten toegekend;

      • d3

          indien uit de subsidieaanvraag blijkt dat het samenwerkingsverband minimaal 9x bij elkaar komt, dan worden 3 punten toegekend;

      • d4

          indien in de subsidieaanvraag acties zijn opgenomen waaruit blijkt dat de partners van het samenwerkingsverband intensief met elkaar samenwerken (ze komen minimaal 12x bij elkaar), dan worden 4 punten toegekend.

Artikel 9 citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016. 

Ondertekening

Gedeputeerde Staten van Gelderland
 

Toelichting bij de Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016

 

1 kader

De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. Economisch gezond maar tegelijk ook de opgave om te verduurzamen met aspecten als milieu, dierwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid, en klimaat. Landbouw met een breed draagvlak in de samenleving. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

Een van de instrumenten om innovaties in de land- en tuinbouw te ondersteunen is het derde Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3). Het kader voor de invulling van POP3, onderdeel samenwerking voor innovaties, is vastgelegd in het ‘Koersdocument stimulering innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ dat op 23 juni 2015 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.

De maatschappij verandert voortdurend en dat is ook te zien aan onze voedselvoorziening. We gaan bewuster om met de productie, verwerking, afzet en consumptie van voedsel. Meer mensen zien graag producten op tafel die op een eerlijke manier geteeld en verwerkt zijn. Dat betekent minder schakels in de voedselproductie (local for local).

De provincie ziet korte voorzieningsketens als een bijzondere agrarische keten, als een bedrijfsgroep met een voorbeeldfunctie. Deze groep levert een belangrijke bijdrage aan de eisen die de maatschappij in toenemende mate stelt aan de productie, verwerking en afzet van voedsel. Met de inzet van POP3 stimuleert de provincie innovaties in deze bedrijfsgroep.

Korte voorzieningsketens betreft lokale initiatieven waarbij de knelpunten en oplossingen veelal een lokaal karakter hebben. Het stimuleren van innovaties voor korte voorzieningsketens past dan ook het beste op gemeentelijk niveau. De provincie ondersteunt de gemeenten in deze rol: a  via het Kennisnetwerk Voedsel voor Gemeenten worden provinciale en regionale bijeenkomsten georganiseerd voor vertegenwoordigers van Gelderse gemeenten; b  de provincie heeft een consulent aangesteld; met betrekking tot lokale (voedsel)initiatieven levert de consulent advies op maat aan gemeenten; c  de provincie verleent subsidie voor de oprichting van een ‘samenwerkingsverband korte voorzieningsketens’ waarbij de gemeente een centrale rol heeft; d  de provincie verleent subsidie voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op innovatie van korte voorzieningsketens; dit projectplan kan de basis vormen voor de ontwikkeling van een innovatief concept; e  de provincie verleent subsidie voor de (door)ontwikkeling van Innovatieve Concepten die betrekking hebben op korte voorzieningsketens; f   de provincie werkt aan het genereren van Interreg middelen voor de uitvoering van Innovatieve Concepten die betrekking hebben op korte voorzieningsketens.

Via de ‘Regeling samenwerking voor innovaties op lokaal niveau 2016’ wordt subsidie gegeven voor de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband of voor het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

2 artikelsgewijze toelichting

Toelichting bij artikel 1: definities

De provincie ziet korte voorzieningsketens als een innovatieve bedrijfsgroep met een voorbeeldfunctie voor een meer duurzame land- en tuinbouw. Duurzaamheid is een breed begrip. Het komt er op neer dat in een duurzame wereld mens (people), milieu (planet) en economie (profit) met elkaar in evenwicht zijn. De aarde kan het totaal van onze consumptie dragen, ook op langere termijn. In een niet-duurzame situatie wordt er roofbouw gepleegd op de aarde: we putten de natuurlijke rijkdommen sneller uit dan ze zich kunnen herstellen. Vaak wordt er gesproken over de ‘ecologische voetafdruk’, een maat voor de hoeveelheid ruimte die per persoon nodig is om alles wat die persoon verbruikt te produceren.

Toelichting bij artikel 2: subsidiabele activiteiten

De subsidiabel gestelde activiteiten maken onderdeel uit van een samenhangend pakket aan maatregelen waarmee de provincie Gelderland innovaties op lokaal niveau stimuleert.

Toelichting bij artikel 3: samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband dient uit tenminste twee partijen te bestaan: een gemeente en een streekproducent, bij voorkeur. Wij hebben al meerdere malen aangegeven dat het toch zeer merkwaardig is als i.h.k.v. de korte voorzieningskosten de keten zo lang mogelijk moet zijn. Deze partijen wisselen kennis uit, en combineren die kennis. Hoe groter en gevarieerder het samenwerkingsverband (in wording), des te groter de kans op nieuwe ideeën, op innovaties. Een divers samengesteld samenwerkingsverband bereikt meer initiatieven, en zal tot meer nieuwe ontwikkelingen komen.

Toelichting bij artikel 4: aanvrager

De koers van de provincie Gelderland met betrekking tot het stimuleren van innovaties in de land- en tuinbouw houdt onder andere in dat de provincie het samenwerken en verbinden van lokale initiatieven met betrekking tot voedsel een rol vindt die het beste op lokaal niveau kan worden opgepakt. De provincie ondersteunt gemeenten in deze rol. Bij voorkeur wordt de subsidie vertrekt aan de gemeente, als penvoerder van het samenwerkingsverband of als initiatiefnemer van het samenwerkingsverbandin wording. De deelnemers van het samenwerkingsverband zijn hoofdelijk aansprakelijk voor alle verplichtingen die uit de verlening voortvloeien (zie artikel 1.6 van de Verordening). Elke ondernemer die deelneemt aan het samenwerkingsverband dient een MKB-verklaring en een verklaring geen financiële moeilijkheden in te vullen en te ondertekenen.

Toelichting bij artikel 5: subsidiabele kosten

De subsidie wordt toegekend aan een projectmatig samenwerkingsverband (in wording). De kosten voor inzet van menskracht voor (de oprichting van) het samenwerkingsverband zijn subsidiabel. Voor een persoon in loondienst is artikel 1.9 van de Verordening POP3 van toepassing: de werkgever berekent de personeelskosten volgens de methode als beschreven in artikel 1.9 van de Verordening POP3. Voor een deelnemer aan een samenwerkingsverband die niet in loondienst is zijn de personeelskosten vastgesteld op maximaal € 35,- per uur. Personeelskosten zijn 100% subsidiabel.

Reiskosten en communicatiekosten zijn subsidiabel mits deze worden gemaakt voor het werven van deelnemers of het schrijven van een projectplan.

Het samenwerkingsverband (in wording) kan gebruik maken van diensten van adviseurs, architecten en ingenieurs. Dit werkt via opdrachtverlening: de penvoerder kan namens het samenwerkingsverband (in wording) opdracht geven op basis van een offerte. De kosten zijn 100% subsidiabel.

Toelichting bij artikel 6: hoogte subsidie

Een samenwerkingsverband (in wording) kan gemeente overschrijdend werken. In dat geval werken gemeenten gezamenlijk aan een projectplan. Als het samenwerkingsverband voor meerdere gemeenten werkt, dan is een hoger bedrag subsidiabel. Als uitwerking van artikel 2.7.8 bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten.

Wanneer het subsidiebedrag lager is dan € 25.000 dan hoeft niet te worden aanbesteed. Om deze reden is het minimum bedrag voor de oprichting van een samenwerkingsverband vastgesteld op € 20.000.

Toelichting bij artikel 7: selectiecriteria

Subsidieverlening verloopt via een tendersysteem. Dat wil zeggen dat gedurende een beperkte periode subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. De beste voorstellen komen in aanmerking voor subsidie. Een ambtelijke commissie zal de subsidieaanvragen ranken op basis van de onder artikel 7 genoemde criteria.

Toelichting bij artikel 8: scoringspunten

De beleidsdoelen voor samenwerking voor innovaties zijn vastgelegd in het ‘Koersdocument stimulering innovaties in de land- en tuinbouw in Gelderland’ dat op 23 juni 2015 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. Prima om een van de beleidsdoelen als speerpunt te gebruiken. Maar dat toch merkwaardig dat het criterium heet: de mate waarin de activiteit bijdraagt aan één of meerdere beleidsdoelen. Beter zou zijn geweest om de terminologie van het CvT aan te houden zijnde: de mate van effectiviteit van de activiteit. De provincie stimuleert dat het verbinden van lokale initiatieven op gemeentelijk niveau wordt opgepakt. In dit kader kent het woord ‘verbinden’ drie sporen, te weten verbinding tussen medewerkers van de gemeente onderling (binnen-binnen), verbinding tussen gemeente en streekproducenten (binnen-buiten), en verbinding tussen streekproducenten onderling (buiten-buiten). De eerstgenoemde verbinding vormt de basis voor de andere twee vanwege de centrale rol die de gemeente vervult.

Bij kosteneffectiviteit gaat het om de redelijkheid van de kosten. Staat de begroting (uren en tarieven) in een reële verhouding tot de geplande prestatie. Hierbij wordt gelet op de omvang van de totale subsidiabele projectkosten in relatie tot het eindresultaat.

De slagingskans met betrekking tot de uitvoering van een project gericht op de oprichting van een projectmatig samenwerkingsverband wordt onder andere bepaald door de eisen waar de potentiële projectleider aan moet voldoen. Het gaat hierbij om inhoudelijke kennis en om ervaring met procesregie.

Een projectplan komt tot stand als gevolg van samenwerking en kennisuitwisseling binnen het samenwerkingsverband. De slagingskans van een project gericht op het gezamenlijk formuleren van een projectplan wordt onder andere bepaald door de communicatie binnen dit samenwerkingsverband. Hoe vaker het samenwerkingsverband bij elkaar komt, des te meer kennisuitwisseling, des te meer nieuwe ideeën, des te beter het eindresultaat.