Verordening conversie geldleningen gezondheidszorg

Geldend van 03-07-1998 t/m heden

Intitulé

Verordening conversie geldleningen gezondheidszorg

Vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten d.d. 17 juni 1998, nr. J - 735 (Provinciaal Blad nr. 1998/62 van 2 juli 1998). In werking getreden op 3 juli 1998.

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder: wet: de Algemene wet bestuursrecht; borgtocht: een overeenkomst, als bedoeld in artikel 7:850 van het Burgerlijk Wetboek; schuldenaar: een rechtspersoon, die houder is van een instelling van gezondheidszorg, welke een overeenkomst van geldlening met de schuldeiser heeft gesloten; schuldeiser: de natuurlijke of rechtspersoon die een bedrag van de schuldenaar heeft te vorderen.

Artikel 1.2 Bevoegdheid Gedeputeerde Staten

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd te besluiten tot het aangaan van borgtochten als bedoeld in deze verordening.

Artikel 1.3 Criteria borgtochten

  • 1 Een borgtocht kan worden aangegaan met een schuldeiser.

  • 2 Een borgtocht wordt uitsluitend aangegaan indien:

    • a.

      Provinciale Staten vóór 1 januari 1984 hebben besloten dat de provincie een garantie zal verstrekken voor de betaling van rente en aflossing op een door de desbetreffende schuldenaar dan wel diens rechtsvoorganger aan te gane geldlening met een schuldeiser, en

    • b.

      de desbetreffende schuldenaar dan wel diens rechtsvoorganger op grond van het in onderdeel a bedoelde besluit van Provinciale Staten reeds eerder een overeenkomst tot geldlening met provinciale garantie is aangegaan en voornemens is deze overeenkomst op te zeggen, en

    • c.

      de schuldenaar gelijktijdig met de onder b bedoelde opzegging een nieuwe geldlening aangaat, en

    • d.

      het bedrag dat de schuldenaar conform onderdeel c leent niet groter is dan het bedrag dat de schuldenaar in verband met de in onderdeel b bedoelde lening nog verschuldigd is op het moment van aflossen, en

    • e.

      de looptijd en de aflossingsmethode van de aan te gane geldlening dezelfde is als de resterende looptijd en aflossingsmethode van de in onderdeel b bedoelde geldlening, en

    • f.

      het rentepercentage dat de schuldenaar aan de schuldeiser is verschuldigd op grond van de aan te gane geldlening maximaal 4/5 bedraagt van het rentepercentage welke verschuldigd is op grond van de in onderdeel b bedoelde geldlening, en

    • g.

      het rentepercentage voor een periode van ten minste vijf jaar ongewijzigd zal blijven, en

    • h.

      de door de provincie met de schuldeiser aan te gane borgtocht in ieder geval voldoet aan de voorwaarden en bepalingen, die zijn opgenomen in de bij deze verordening behorende bijlage, en

    • i.

      de aan te gane overeenkomst tot geldlening de bepaling bevat dat, indien de schuldenaar een achterstand heeft opgebouwd in de betaling van aflossing en/of rente en dientengevolge het geleende bedrag geheel of gedeeltelijk opeisbaar is, die opeisbaarheid vervalt indien de provincie binnen een maand nadat zij schriftelijk omtrent deze achterstand door de schuldeiser is geïnformeerd de achterstand aanzuivert, en

    • j.

      de aan te gane overeenkomst tot geldlening de bepaling bevat dat, indien Gedeputeerde Staten gebruik maken van de aan hen in artikel 6, tweede lid, gegeven bevoegdheid de lening in haar geheel opeisbaar is.

Artikel 1.4 Toepasselijk recht

De Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 is niet van toepassing op het sluiten van borgtochten als bedoeld in deze verordening.

Paragraaf 2 De aanvraag

Artikel 2.1 De aanvraag

  • 1 De aanvraag wordt schriftelijk bij Gedeputeerde Staten ingediend, waarbij ten minste de volgende bescheiden dienen te worden overgelegd:

    • a.

      ten minste twee concurrerende offertes voor het aangaan van een geldlening;

    • b.

      een bij die offertes behorend aflossingsschema;

    • c.

      de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op de in onderdeel a bedoelde offertes;

    • d.

      de ontwerp-geldleningsovereenkomsten die horen bij de in onderdeel a bedoelde offertes;

    • e.

      een verklaring van degenen die de in onderdeel a bedoelde offertes hebben uitgebracht dat zij kunnen instemmen met het in onderdeel 6 van de bijlage bedoelde model voor de borgtocht;

    • f.

      een voorkeur voor een van beide offertes, bedoeld in onderdeel a, en de toelichting daarop;

    • g.

      een afschrift van de in artikel 1.3, tweede lid, onderdeel b, bedoelde overeenkomst.

  • 2 De in de offertes, bedoeld in het eerste lid, aangeboden geldleningen dienen te voldoen aan de criteria zoals genoemd in artikel 1.3.

Paragraaf 3 De beslissing op de aanvraag

Artikel 3.1 Beslistermijn

Gedeputeerde Staten beslissen binnen twaalf weken na ontvangst op de aanvraag. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.

Paragraaf 4 Verplichtingen

Artikel 4.1 Verplichtingen van de schuldenaar

  • 1 Aan het besluit tot het aangaan van een borgtocht verbinden Gedeputeerde Staten de verplichting dat de schuldenaar daarnaast met de provincie een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet sluit. Gedeputeerde Staten stellen een model vast voor de overeenkomst bedoeld in de vorige volzin.

  • 2 In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, is in ieder geval de bepaling opgenomen dat de schuldenaar een recht van eerste hypotheek ten gunste van de provincie verleent op de aan hem in eigendom toebehorende gebouwen en terreinen waarop de geldlening betrekking heeft.

  • 3 In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, is tevens de bepaling opgenomen dat de aanvrager de gebouwen en terreinen, bedoeld in het tweede lid, niet zonder voorafgaande toestemming van Gedeputeerde Staten:

    • a.

      van aard of bestemming mag veranderen;

    • b.

      mag vervreemden;

    • c.

      met een recht van hypotheek of met andere zakelijke rechten of lasten mag bezwaren.

  • 4 De schuldenaar dient jaarlijks een activiteitenverslag, een jaarrekening als bedoeld in artikel 2:361 van het Burgerlijk Wetboek alsmede een daarop betrekking hebbende accountantsverklaring in. De stukken, bedoeld in de vorige volzin worden binnen twee weken na het vaststellen daarvan doch in ieder geval voor 1 juli van het jaar volgend op dat waarop deze stukken betrekking hebben bij Gedeputeerde Staten ingediend.

  • 5 Besluiten van de schuldenaar tot het aangaan van een fusie met een andere rechtspersoon zijn onderworpen aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten. De schuldenaar dient uiterlijk zes maanden voor de voorgenomen fusie een verzoek om goedkeuring, bedoeld in de vorige volzin in. Bij het verzoek om goedkeuring legt de schuldenaar de volgende bescheiden over:

    • a.

      een jaarrekening en een daarop betrekking hebbende accountantsverklaring van de rechtspersoon waarmee de schuldenaar wenst te fuseren over hetzelfde jaar als waarover Gedeputeerde Staten op dat moment ingevolge het vierde lid ten aanzien van de schuldenaar dienen te beschikken;

    • b.

      de statuten van de rechtspersoon die na de fusie zal ontstaan;

    • c.

      de begroting voor de financiële situatie na de fusie.

Paragraaf 5 De vaststelling

Artikel 5.1 Achterwege laten vaststelling

Wanneer na afloop van de periode waarvoor een borgtocht is aangegaan blijkt dat door de schuldeiser geen aanspraak op de borgtocht is gemaakt, blijft een besluit tot vaststelling achterwege.

Paragraaf 6 Intrekking

Artikel 6.1 Intrekking

  • 1 Indien de schuldenaar dan wel de schuldeiser de bij of krachtens deze verordening gestelde verplichtingen niet nakomt kunnen Gedeputeerde Staten het besluit tot het aangaan van de borgtocht intrekken.

  • 2 Indien Gedeputeerde Staten gebruik hebben gemaakt van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid kunnen zij de borgtocht opzeggen door het doen van een schriftelijke mededeling aan zowel de schuldenaar als de schuldeiser. Na ontbinding zal de provincie gedurende een periode van 26 weken na verzending van voormelde mededeling wel gehouden blijven tot betaling aan de schuldeiser van dat gedeelte van de lening dat, ondanks uitwinning door de schuldeiser van het vermogen van de schuldenaar, onbetaald is gebleven.

Paragraaf 7 De betaling

Artikel 7.1 De betaling

  • 1 De provincie is niet gehouden tot nakoming voordat de schuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis jegens de schuldeiser is tekort geschoten.

  • 2 Onverminderd het in het eerste lid bepaalde is de provincie jegens de schuldeiser niet tot betaling gehouden, dan nadat de schuldeiser zijn vordering voorzover mogelijk op de schuldenaar heeft verhaald.

Paragraaf 8 Bijzondere en slotbepalingen

Artikel 8.1 Evaluatie

Het in artikel 4:24 van de wet bedoelde verslag wordt voor de eerste keer na inwerkingtreding van deze verordening uiterlijk aangeboden op 1 januari 2003.

Artikel 8.2 Slotbepaling

  • 1 Indien een besluit als bedoeld in artikel 1.2 is genomen en de daarop gebaseerde borgtocht en de overeenkomst als bedoeld in artikel 4.1 zijn aangegaan, vervallen de besluiten bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, onderdeel a alsmede de op laatstbedoelde besluiten gebaseerde besluiten van Gedeputeerde Staten.

  • 2 Deze verordening wordt aangehaald als Verordening conversie geldleningen gezondheidszorg.

  • 3 Zij treedt in werking met ingang van de dag na de plaatsing in het Provinciaal Blad.

Ondertekening

Provinciale staten van Gelderland

BIJLAGE BEHORENDE BIJ DE VERORDENING CONVERSIE GELDLENINGEN GEZONDHEIDSZORG

De borgtocht heeft slechts betrekking op verplichtingen inzake rente en aflossing welke uitdrukkelijk zijn vermeld in het besluit, bedoeld in artikel 1.2. De borgtocht wordt niet aangegaan: a voor het betalen van incasso-, advocaat- en/of procureurskosten en boeten of boeterenten, onder welke benaming dan ook; b voor verbintenissen die ontstaan na het totstandkomen van de borgtocht tenzij Gedeputeerde Staten daarmee uitdrukkelijk schriftelijk hebben ingestemd. Gedeputeerde Staten doen bij het aangaan van de borgtocht geen afstand van de bevoegdheden die het Burgerlijk Wetboek aan borgen toekent. Indien en zodra de schuldenaar in gebreke is met de naleving van de in de leen- en kredietovereenkomsten opgenomen voorwaarden en de schuldeiser om die reden tot enige (rechts) maatregelen jegens de schuldenaar wenst over te gaan, zal de schuldeiser Gedeputeerde Staten hiervan vooraf schriftelijk in kennis stellen. De schuldeiser zal niet tot het treffen van (rechts)maatregelen jegens de schuldenaar overgaan alvorens de termijn van een maand, genoemd in artikel 1.3, tweede lid, onderdeel i, is verstreken of Gedeputeerde Staten schriftelijk hebben meegedeeld de achterstand, bedoeld in dat artikellid, niet te zullen aanzuiveren. De provincie kan als borg niet worden aangesproken indien en zolang: a het op basis van de in artikel 1.3, tweede lid, onderdeel b, van de verordening bedoelde geldlening geleende bedrag en de uit hoofde van die geldlening verschuldigde renten en kosten niet geheel zijn afgelost, en b de bij die geldlening betrokken schuldeiser niet schriftelijk heeft verklaard dat de provincie is bevrijd van haar verplichtingen uit hoofde van de in verband met die geldlening gesloten borgtochtovereenkomst. De borgtocht kan door de provincie worden opgezegd indien de schuldenaar in gebreke is met de nakoming van zijn bij of krachtens de verordening gestelde verplichtingen, met dien verstande dat de provincie gedurende een periode van 26 weken na verzending van de schriftelijke mededeling daaromtrent wel gehouden zal blijven tot betaling aan de schuldeiser van dat gedeelte van de lening dat, ondanks uitwinning door de schuldeiser van het vermogen van de schuldenaar, onbetaald is gebleven. Gedeputeerde Staten stellen een model voor de borgtocht vast.

Algemeen

Tot en met 1 januari 1984 hebben Provinciale Staten van Gelderland besluiten genomen over door instellingen van gezondheidszorg (instellingen voor psychiatrie, zwakzinnigenzorg e.d.) af te sluiten geldleningen voor investeringen, waarvoor de provincie garant zou staan. Gezien het financiële risico voor de provincie is indertijd besloten per genoemde datum geen garanties in de hiervoor bedoelde zin meer af te sluiten.

Het door de provincie gegarandeerde geldbedrag in de gezondheidszorg bedroeg op 1 januari 1984 ongeveer ƒ 700 miljoen. Door aflossing is dit bedrag inmiddels teruggelopen tot ongeveer ƒ 300 miljoen. Bij gelijkblijvende omstandigheden zal de laatste aflossing in 2027 worden betaald. Tot op heden is nog geen beroep gedaan op deze provinciale garanties.

Een aantal van de hiervoor bedoelde geldleningen is indertijd aangegaan tegen, vergeleken met de huidige situatie, betrekkelijk hoge rentepercentages. Om die reden verzoeken instellingen met een door de provincie gegarandeerde geldlening in toenemende mate deze geldleningen te mogen aflossen en omzetten in een lening met een lagere rente (conversie), onder handhaving van de provinciale garantie.

Vanaf 1 januari 1998 worden garanties tot het begrip subsidie, als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht gerekend. Ingevolge artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht dient voor deze vorm van subsidiëring een subsidieregeling te worden opgesteld. De onderhavige verordening regelt het nemen van besluiten op dergelijke verzoeken om conversie. Met een dergelijke conversie ontstaan voor de partijen bij die overeenkomst een geheel nieuwe rechtsrelatie. Op de voor 1 januari 1998 afgesloten borgtochten, die niet worden geconverteerd, blijft het voor die datum geldende recht van toepassing.

De vraag die in dit verband gesteld moet worden is onder welke voorwaarden conversie acceptabel is. Uitgangspunt bij het beantwoorden van deze vraag zal moeten zijn, mede ook gezien het totaalbedrag ad ƒ 300 miljoen waarvoor de provincie thans nog garant staat, het zo veel mogelijk beperken van het risico voor de provincie. Conversie van geldleningen met een hoge rente in leningen met een aanmerkelijk lagere rente is dan ook in principe acceptabel omdat daardoor het risico voor de provincie wordt verlaagd.

Een verdere reductie van het financiële en juridische risico is mogelijk indien de schuldenaar hypotheek op de aan hem toebehorende gebouwen en terreinen aan de provincie verleent. Het gevolg van dergelijke hypotheekverlening is immers dat, indien de provincie in een bepaald geval als borg aan de schuldeiser zou moeten betalen, de financiële schade zou kunnen worden beperkt doordat de provincie de door de hypotheek verbonden gebouwen en terreinen zou kunnen verkopen. Ook zal de positie van de provincie als borg niet verzwakt mogen worden. Met name van de zijde van de banken, die geldleningen aan de instellingen van gezondheidszorg verstrekken, is een streven merkbaar de eigen positie te versterken en de positie van de provincie als borg uit te hollen. In de onderhavige verordening wordt aan dit streven, voorzover mogelijk, een halt toegeroepen.

Bij een borgtocht is er in feite een relatie tussen drie partijen, waaraan ook drie overeenkomsten ten grondslag liggen. Allereerst is er de geldleningsovereenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser, die zal worden getoetst aan het in artikel 1.3 bepaalde. Voorts is er de overeenkomst tussen de schuldenaar en provincie, waarvoor op grond van het bepaalde in artikel 4.1, tweede lid, een model zal worden gehanteerd. Ten slotte is er de overeenkomst tussen schuldeiser en de provincie, die moet voldoen aan het gestelde in de als onderdeel van de verordening toegevoegde bijlage. Ook voor deze overeenkomst wordt een model gehanteerd.

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1.1

In plaats van de tot op heden gebruikte term "garanties" wordt in deze verordening de wettelijke term "borgtocht" gebruikt. Met beide termen wordt overigens hetzelfde bedoeld.

Artikel 1.2

Gedeputeerde Staten worden in dit artikel bevoegd verklaard zowel de besluiten tot het aangaan van overeenkomsten van borgtocht te nemen als tot het aangaan van die overeenkomsten zelf.

Artikel 1.3

In dit artikel is vastgelegd dat er geen nieuwe garanties worden afgegeven. Instellingen die voor 1 januari 1984 een provinciale garantie hebben verkregen op een door hen afgesloten geldlening kunnen deze lening onder bepaalde voorwaarden omzetten in een andere lening met een lagere rente.

In het tweede lid van dit artikel zijn de inhoudelijke voorwaarden vastgelegd om tot conversie over te gaan. Slechts indien aan alle voorwaarden van deze bepaling is voldaan kan worden overgegaan tot conversie. In onderdeel h is bepaald dat de instelling een bank moet vinden die bereid is met de provincie een borgtochtovereenkomst af te sluiten die aan een aantal voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden staan opgenomen in de bij de verordening horende bijlage. In deze bijlage is onder meer bepaald, dat de borgtocht alleen geldt voor het door de provincie erkende bedrag van de geldlening en derhalve niet voor toekomstige leningen en ook niet voor bijkomende kosten. Voorts is in de bijlage neergelegd dat de juridische positie van de provincie als borg niet mag worden uitgehold. Ten slotte is in de bijlage bepaald dat de schuldeiser de provincie adequaat dient te informeren indien zich bij de instelling financiële problemen voordoen waardoor een beroep op de provinciale borgstelling kan worden gedaan.

Artikel 1.4

Gezien het feit dat het karakter van borgstellingen in aanzienlijke mate afwijkt van de overige subsidies en de Algemene subsidieverordening Gelderland 1998 op het punt van de garanties geen inhoudelijke bepalingen bevat, is deze verordening in dit geval buiten toepassing verklaard.

Artikel 4.1

In het verleden werd tussen de instelling voor gezondheidszorg en de provincie een garantieovereenkomst afgesloten. Deze praktijk wordt thans gecontinueerd.

De in het vierde lid bedoelde stukken zijn bedoeld om de financiële positie van de instelling te kunnen beoordelen.

De in het vijfde lid bedoelde goedkeuring zal in ieder geval worden geweigerd indien de financiële situatie van de rechtspersoon waarmee de aanvrager wenst te fuseren zodanig slecht is dat verwacht mag worden dat de rechtspersoon die na de fusie zal ontstaan financieel onvoldoende levensvatbaar zal zijn.

Artikel 5.1

Indien een beroep wordt gedaan op de provinciale borgstelling zullen Gedeputeerde Staten een vaststellingsbesluit moeten nemen waarin de aanspraak op betaling van het concrete bedrag wordt vastgelegd. Als er evenwel geen beroep op de borgstelling wordt gedaan dan kan een dergelijk vaststellingsbesluit achterwege blijven.

Artikel 6.1

In dit artikel is de sanctie neergelegd op het niet naleven van het bepaalde in deze verordening door de schuldeiser en de schuldenaar, namelijk het intrekken van het besluit tot het aangaan van de borgstelling en het ontbinden van de overeenkomst van borgtocht.

Artikel 7.1

Het tweede lid moet ook in combinatie met het bepaalde in artikel 1.3, tweede lid, onderdeel j, en het tweede lid van artikel 6.1 worden gelezen. Hierdoor hebben Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om de schuldenaar, wanneer deze wat betreft zijn verplichtingen nalatig blijft, met sancties te treffen zonder dat de belangen van de schuldeiser geweld worden aangedaan. De overeenkomst tussen provincie en schuldeiser zal hier ook bij aan moeten sluiten (zie punt 6 van de bijlage).

Artikel 8.1

Het in dit artikel bedoelde verslag beschrijft de doeltreffendheid en de effecten van de borgtochten in de praktijk. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 1 januari 2003 aan Provinciale Staten aangeboden. Vervolgens wordt iedere vier jaar een dergelijk verslag aangeboden totdat de laatste borgtocht is vervallen.