Regeling vervallen per 29-10-2020

Besluit van de Programmamanager Land- en Tuinbouw namens Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende vaststelling openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen water KRW-EVZ (POP3 oktober 2017)” met daarbij behorende nadere regels

Geldend van 12-10-2017 t/m 28-10-2020

Intitulé

Besluit van de Programmamanager Land- en Tuinbouw namens Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende vaststelling openstellingsbesluit “Niet-productieve investeringen water KRW-EVZ (POP3 oktober 2017)” met daarbij behorende nadere regels

Bekendmaking van het besluit van 4 oktober 2017 – zaaknummer 2017-013588 tot vaststelling van een openstellingsbesluit en nadere regels.

GEDEPUTEERDE STATEN

Gelet op artikel 1.3 en paragraaf 6 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland;

BESLUITEN:

  • I

    Open te stellen voor het indienen van aanvragen om subsidie op grond van paragraaf 6 van hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland (Niet-productieve investeringen water KRW/Ecologische verbindingszones).

  • II

    De openstelling te laten gelden voor de periode van 16 oktober 2017 tot en met 24 november 2017 om 17:00 uur voor het indienen van aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.6.1, eerste lid, van de Verordening.

  • III

    Het subsidieplafond vast te stellen op:

    • a.

      € 1.000.000,-- voor het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel, waarvan € 500.000,- uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), € 250.000,- uit middelen van de provincie en € 250.000,- uit middelen van het waterschap;

    • b.

      € 600.000,- voor het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland, waarvan € 300.000,- uit middelen van het ELFPO, € 150.000,- uit middelen van de provincie en € 150.000 uit middelen van het waterschap.

IV De volgende nadere regels vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Kaderrichtlijn Water (KRW): Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1);

  • b.

    KRW-factsheets: factsheets voor de KRW-oppervlaktewateren, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland (zie bijlage 30 van Omgevingsvisie onderdeel Visie);

  • c.

    Waterbeheerplannen: het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel (vastgesteld op 3 november 2015), het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Koers houden, kansen benutten” van Waterschap Rivierenland (vastgesteld 27 november 2015) en het Waterbeheerprogramma 2016-2021 “Partnerschap als watermerk” van Waterschap Vallei en Veluwe (vastgesteld op 30 september 2015);

  • d.

    KRW-project: een project dat gericht is op realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water;

  • e.

    Natte ecologische verbindingszone: de natte ecologische verbindingszone als onderdeel van de Groene Ontwikkelingszone, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland en na realisatie als onderdeel van het Gelders Natuur Netwerk;

  • f.

    Urgente gebieden: prioritaire gebieden voor de realisatie KRW/EVZ;

  • g.

    Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland;

  • h.

    Omgevingsvisie: de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland;

  • i.

    Omgevingsverordening: de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland;

  • j.

    GNN: het Gelders Natuurnetwerk, zoals omschreven in paragraaf 4.2.1 van de Omgevingsvisie;

  • k.

    GO: de Groene Ontwikkelingszone, zoals omschreven in paragraaf 4.2.2 van de Omgevingsvisie.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Onder verwijzing naar artikel 2.6.1 van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor bovenwettelijke niet-productieve investeringen, die gericht zijn op de inrichting van een natte ecologische verbindingszone voor de doelsoort Winde en de Kamsalamander, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland. De subsidiabele activiteiten betreffen de inrichting van natuurvriendelijke oevers, stapstenen of vispassages voor het passeerbaar maken van een stuw door vissen in de urgente gebieden zoals weergegeven op de kaarten in bijlagen 1 en 2.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt alleen verstrekt aan:

  • a.

    waterschappen;

  • b.

    gemeenten;

  • c.

    samenwerkingsverbanden van een waterschap of gemeente met een of meer van de volgende partijen: waterschappen, gemeenten, landbouwers, grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, natuurorganisaties of landschapsorganisaties.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 2.6.3 van de Verordening wordt slechts verstrekt voor:

    • a.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen en de inrichting van de gronden;

    • b.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • d.

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • e.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

    • f.

      personeelskosten.

  • 2. Op grond van artikel 1.12 lid 2 van de Verordening komen voorbereidingskosten in aanmerking voor subsidie indien zij zijn gemaakt binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel 5 Selectiecriteria

Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15, eerste lid, onderdeel a, van de Verordening de volgende selectiecriteria:

  • a.

    de mate van kosteneffectiviteit van het project, die blijkt uit de verhouding tussen de proceskosten en de projectkosten die met de activiteiten zijn gemoeid;

  • b.

    de mate van effectiviteit van het project. In dit geval de mate waarin het project bijdraagt aan KRW-doelen, zoals genoemd in de KRW-factsheets en de realisatie van natte ecologische verbindingszones binnen het Gelders Natuur Netwerk en de Groene Ontwikkelingszone;

  • c.

    de haalbaarheid van het project. In samenhang worden de volgende aspecten bezien:

    • a.

      de in het projectplan opgenomen vereisten aan de kwaliteit, in dit geval de deskundigheid en ervaring, van de projectleider;

    • b.

      de kwaliteit van het projectplan;

    • c.

      de mate waarin relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken;

    • d.

      de mate waarin de planning, opzet en begroting van het project realistisch zijn;

    • e.

      de mate waarin het project snel in uitvoering kan worden genomen;

  • d.

    de mate van urgentie van het project, welke wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering van de activiteiten op korte termijn nodig is om de doelen de Kaderrichtlijn Water te realiseren.

Artikel 6 Toepassing en weging van de selectiecriteria

  • 1. Gedeputeerde Staten bepalen het aantal punten voor een aanvraag als volgt:

    • a.

      voor artikel 5 onderdeel a, de mate van kosteneffectiviteit van het project, is de toekenning van de punten als volgt:

      • I.

        1 punt: de opgevoerde proceskosten als bedoeld in artikel 4 onderdeel c en d, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW, bedragen meer dan 30% van de totale subsidiabele projectkosten;

      • II.

        2 punten: de opgevoerde proceskosten als bedoeld in artikel 4 onderdeel c en d, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW, bedragen tussen de 15 en 30% van de totale subsidiabele projectkosten;

      • III.

        3 punten: de opgevoerde proceskosten als bedoeld in artikel 4 onderdeel c en d, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW, bedragen tussen de 5 en 15% van de totale subsidiabele projectkosten, of

      • IV.

        4 punten: de opgevoerde proceskosten als bedoeld in artikel 4 onderdeel c en d, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW, bedragen minder dan 5% van de totale subsidiabele projectkosten;

    • b.

      voor artikel 5 onderdeel b, de mate van effectiviteit van het project:

      dit criterium weegt de mate waarin het project bijdraagt aan de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn water en de ontwikkeling van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). In de volgende documenten staat welke ecologische maatregelen bijdragen aan deze doelen:

      • 1.

        in de KRW- factsheets voor oppervlaktewaterlichamen;

      • 2.

        in het waterbeheerplan van het waterschap binnen wiens beheergebied het project wordt uitgevoerd, of

      • 3.

        in bijlage 8 van de Omgevingsverordening, Kernkwaliteiten GNN en GO, in de tabel van het betreffende gebied.

      • De toekenning van de punten is als volgt:

      • I.

        1 punt als het project maatregelen bevat uit geen van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

      • II.

        2 punten als het project maatregelen bevat uit één van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

      • III.

        3 punten als het project maatregelen bevat uit twee van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

      • IV.

        4 punten als het project maatregelen bevat uit drie van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

    • c.

      voor artikel 5 onderdeel c, de haalbaarheid van het project:

      dit criterium weegt de concreetheid en snelle uitvoerbaarheid van het projectplan. Hoe beter het project is voorbereid en beschreven in het projectplan, zowel inhoudelijk als qua timing, des te positiever het oordeel.

      Er worden vijf aspecten beschouwd waarop een aanvraag positief kan scoren, namelijk:

      • 1.

        in de aanvraag is aangegeven dat de aangewezen of nog aan te wijzen projectleider met betrekking tot de subsidiabele activiteiten over voldoende kwaliteit beschikt. “Voldoende kwaliteit” houdt in voldoende aantoonbare expertise in de vorm van genoten opleiding en (meer dan vijf jaar) relevante ervaring in relatie tot de inhoud van het project;

      • 2.

        het projectplan biedt een reëel perspectief op uitvoering van het project binnen de opgegeven projectduur;

      • 3.

        alle voor het plan relevante partijen zijn betrokken;

      • 4.

        het projectplan bevat een realistische begroting;

      • 5.

        in het projectplan is concreet onderbouwd dat het project snel in uitvoering kan worden genomen.

        De toekenning van de punten is als volgt:

      • I.

        1 punt bij onvoldoende score op genoemde aspecten, dat wil zeggen dat maximaal twee van de genoemde aspecten van toepassing zijn op het project;

      • II.

        2 punten bij redelijke score op genoemde aspecten, dat wil zeggen drie van de genoemde aspecten zijn van toepassing op het project;

      • III.

        3 punten bij een goede score op genoemde aspecten, dat wil zeggen vier van de genoemde aspecten zijn van toepassing op het project;

      • IV.

        4 punten bij een zeer goede score op genoemde aspecten, dat wil zeggen alle vijf de genoemde aspecten zijn van toepassing op het project.

    • d.

      voor artikel 5 onderdeel d, de mate van urgentie van het project, is de toekenning van de punten als volgt:

      • I.

        1 punt als er sprake is van een opgave die met het oog op de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn water ook op langere termijn aangepakt kan worden, dat willen zeggen na 2021;

      • II.

        2 punten als het voor de realisatie van de doelen, zoals verwoord in artikel 2 van deze regeling, noodzakelijk is dat het project binnen afzienbare termijn wordt uitgevoerd, dat wil zeggen in 2020 of 2021;

      • III.

        3 punten als het voor het realiseren van de doelen, zoals verwoord in artikel 2 van deze regeling, noodzakelijk is dat het project op korte termijn wordt uitgevoerd, dat wil zeggen in 2019, of

      • IV.

        4 punten als het voor het realiseren van de doelen, zoals verwoord in artikel 2 van deze regeling, noodzakelijk is dat het project onmiddellijk wordt uitgevoerd, dat wil zeggen start in 2018.

  • 2. Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt de volgende weging toegepast:

    • a.

      criterium a: gewicht 2;

    • b.

      criterium b: gewicht 2;

    • c.

      criterium c: gewicht 1;

    • d.

      criterium d: gewicht 1.

  • 3. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moeten minstens 13 punten behaald zijn.

  • 4. Aanvragen worden gerangschikt op basis van het behaalde aantal punten.

  • 5. Bij gelijke score van twee of meer projecten worden de scores van de betreffende projecten op criterium b bezien. Het project met de meeste punten op dit criterium krijgt voorrang. Wanneer daarna nog steeds twee of meer projecten met evenveel punten overblijven, dan vindt rangschikking tussen die projecten plaats op basis van loting.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd als de subsidie minder bedraagt dan € 250.000,-.

Artikel 8 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voorgelegd aan een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening.

Artikel 9 Bevoorschotting

Een aanvraag om voorschot als bedoeld in artikel 1.23 van de Verordening kan een keer per jaar worden ingediend. De bevoorschotting op basis van gemaakte en betaalde kosten kan niet meer zijn dan 80% van de subsidiabele kosten.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Openstellingsbesluit Niet-productieve investeringen Water KRW/EVZ POP3 oktober 2017.

  • V.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

   

Ondertekening

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

dhr. A. Thijssen

Bijlage 1: Kaart urgente gebieden beheersgebied Waterschap Rijn en IJssel

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2: Kaart urgente gebieden Waterschap Rivierenland

Zoekgebied EVZ Diefdijk-Noord

afbeelding binnen de regeling

Zoekgebied EVZ Capreton

afbeelding binnen de regeling

Zoekgebied EVZ Linge

afbeelding binnen de regeling

Zoekgebied EVZ Heumen-Horssen

afbeelding binnen de regeling

Toelichting

1. Inleiding

Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 goedgekeurd. Het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland. POP3 is een vervolg op POP2 en loopt van 2014-2020. POP3 wordt gefinancierd vanuit ELFPO; het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

2. Regeling Niet-productieve investeringen Water KRW-EVZ

Om tot subsidiëring van projecten over te kunnen gaan, maakt de provincie gebruik van subsidie-regelingen. Met deze openstelling wordt ingezet op de beleidsthema’s Kaderichtlijn Water in combinatie met de inrichting van natte ecologische verbindingszones. Immers in de praktijk gaat het veelal om dezelfde typen activiteiten: verbetering van de (ecologische) waterkwaliteit, vasthouden van water en vermindering van wateroverlast door ontwikkeling van robuuste watersystemen en aanleg van natte ecologische verbindingszones door de inrichting van natuurvriendelijke oevers, stapstenen of vispassages voor het vispasseerbaar maken van stuwen.

Voor de openstelling Niet-productieve investeringen Water KRW/EVZ acht de provincie Gelderland de volgende criteria specifiek van belang:

  • -

    projecten leveren een bijdrage aan de realisatie van de doelen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit zijn relevante internationale / EU-doelen voor het beleidsthema water. Projecten leveren daarnaast een bijdrage aan de natuurdoelstellingen voor natte ecologische verbindingszones van de provincie Gelderland, zoals beschreven in de Omgevingsvisie Gelderland. Voor de realisatie van bovenstaande doelen is het van belang aansluiting te zoeken bij het waterbeheerprogramma van het waterschap dat bevoegd is in het projectgebied;

  • -

    een kosteneffectieve uitvoering;

  • -

    de haalbaarheid van het project;

  • -

    de mate van urgentie van het project.

 

Bovenstaande punten worden in hoofdstuk 3 onder het kopje Selectiecriteria nader toegelicht.

  

3. Artikelgewijze toelichting

 

Subsidiabele activiteiten (artikel 2)

 

Twee punten verdienen nadere toelichting:

  • 1.

    de beperking tot bovenwettelijke investeringen;

  • 2.

    de resultaten van de subsidiabele activiteiten moeten aantoonbaar te goede komen aan het platteland of de agrarische sector (artikel 1.2 sub 1 Verordening) en hebben een directe link met de landbouw (artikel 2.6.1 sub 2 van de Verordening).

 

In het bestuurlijk overleg van de staatssecretaris van EZ met de landsdelig vertegenwoordigde gedeputeerden van 13 januari 2016 is daar het volgende over besloten (citaat uit het verslag):

 

“Ad 1.

Algemeen uitgangspunt is het POP is dat een wettelijk verplichte taak niet kan worden gesubsidieerd vanuit het ELFPO. In POP3 is in het maatregelfiche ‘Niet productieve investeringen’ (dat voor KRW maatregelen wordt ingezet) opgenomen, dat geen subsidie wordt verstrekt voor investeringen “om aan eisen te voldoen die direct voortvloeien uit EU-richtlijnen”.

Omdat deze zin bij nader inzien voor meer dan één uitleg vatbaar was, is in notificatie POP3 (eind november) in overleg met I&M, EZ, UvW, IPO en provincies deze passage scherper geformuleerd, t.w.:

"Voor deze submaatregel is de investering erop gericht verder te gaan dan de eisen, die direct en rechtstreeks voortvloeien uit de KRW of Nitraatrichtlijn, zoals beschreven in de basismaatregelen KRW (artikel 11, lid 3, onder a t/m l, KRW) en omschreven in de ‘Samenvatting maatregelprogramma’ van de stroomgebied-beheerplannen."

 

Met deze tekstuele aanpassing is de onduidelijkheid verholpen. (….)

 

Ad 2.

In het plattelandsontwikkelingscomité heeft de Europese Commissie aangegeven dat bij niet productieve investeringen een directe relatie moet hebben met landbouwactiviteiten. Nederland heeft vervolgens een zestal voorbeeldprojecten voorgelegd met daarin beschreven wat de relatie met landbouwactiviteiten is (zie bijlage 4). De landendesk van DG Agri is akkoord gegaan met deze voorbeeld projecten.

Belangrijk blijft dat bij aanvragen onder de maatregel niet productieve investeringen wordt aangegeven wat de relatie met landbouwactiviteiten is.”

 

Van de zes voorbeeldprojecten zijn er vier genoemd in verband met de openstelling Niet-productief water, namelijk:

 

  • 1.

    het aanleggen van een nieuwe stuw of dam met voorzieningen waardoor vissen kunnen passeren;

  • 2.

    het aanleggen bij een bestaande stuw van voorzieningen waardoor vissen kunnen passeren;

  • 3.

    het geven van een meer natuurlijke vorm aan waterlopen (o.m. verminderen van stroomsnelheid en waterhoeveelheid, ondieper maken, zodoende meer water in het gebied houden, meer ruimte voor vegetatie in het water en op de oevers en zodoende meer biodiversiteit);

  • 4.

    waterevenwicht verbeteren ten behoeve van landbouw en natuurbehoud (bijvoorbeeld in gebied met zowel natuur en landbouw, verminderen van stroomsnelheid en waterhoeveelheid, ondieper maken, zodoende meer water in het gebied houden, meer ruimte voor vegetatie in het water en op de oevers en zodoende meer biodiversiteit)

 

Het gaat vooral over het uitvoeren van deze projecten in agrarisch gebied, of in gemengd agrarisch en natuurgebied.

Bij de projecten 1 en 2 wordt op hoofdlijnen als volgt geredeneerd: het vóórkomen van vis en de daarmee samenhangende vismigratie is een belangrijke (ecologische) doelstelling van de KRW. Ten behoeve van de vismigratie zouden heel wat stuwen moeten verdwijnen. Dat heeft echter weer gevolgen voor de landbouw en andere watergebruikers in de omgeving. Als toch wordt besloten tot plaatsing of handhaving van een stuw, dan vraagt dat om aanleg van een vispassage. Er is een link met de landbouw (want die heeft belang bij de stuw), de vispassage is bovenwettelijk (want aanleg stuw is niet verplicht). Bij de vraag of de aanleg van een vispassage voldoet aan de eis van niet-productieve investering speelt het argument een rol dat de vis in de Nederlandse waterlopen (vrij vertaald) nauwelijks economische waarde vertegenwoordigt (geen onderwerp in het Europese marktbeleid).

Bij de projecten 3 en 4 met aanleg van natuurvriendelijke oevers, het laten meanderen, het ondieper maken en water vasthouden, is volgens Europa de relatie met de landbouw ook sterk genoeg. In de nieuwe situatie kan het gebied het nutriëntenaanbod waarschinlijk beter aan, is de kans op wateroverlast kleiner en is de waterbeschikbaarheid in droge periodes groter.

 

Dit openstellingsbesluit richt zich op de uitvoering van KRW-projecten, waarbij een bijdrage wordt geleverd aan de realisatie van een natte ecologische verbindingszone binnen de Groene Ontwikkelings-zone, zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Gelderland. Deze realisatie richt zich op de inrichting van een natuurvriendelijke oever, een stapsteen en/of het vispasseerbaar maken van een stuw voor de doelsoort Winde (een vissoort) en/of Kamsalamander. Als deze soorten profiteren van de nieuwe inrichting, zal dat voor veel meer soorten gelden.

 

De provincie streeft ernaar dat de nieuw ingerichte natuurpercelen opgenomen worden binnen het Gelders Natuur Netwerk. En tevens dat ze, als dit nog niet het geval is, een passende bestemming krijgen (natuur, of water/natuur). De provincie gaat ervan uit dat aanvrager, voor zover van toepassing, hiertoe het initiatief neemt en afspraken maakt met de gemeente. Op deze wijze wordt een duurzame bijdrage geleverd aan de realisatie van de ecologische verbindingszones tussen de natuurkerngebieden van het Gelders Natuurnetwerk en daarmee aan de instandhouding en/of herstel van de biodiversiteit.

 

Specifieke informatie is te vinden in de Omgevingvisie, onderdeel Verdieping, paragraaf 4.3.13.3 natte ecologische verbindingszones.

 

Er zijn onvoldoende middelen beschikbaar om alle Gelderse KRW-waterlichamen en hun bovenlopen in alle verbindingszones aan te pakken. Daarom is ervoor gekozen alleen activiteiten te subsidiëren die plaatsvinden in de “urgente” gebieden, zoals opgenomen in de kaarten in bijlagen 1 en 2 bij dit openstellingsbesluit. In deze gebieden zijn in het verleden al relatief veel investeringen gedaan. Door de verbindingen op deze locaties te versterken, krijgen de investeringen uit het verleden meerwaarde. Aanvragers dienen aan te geven dat de activiteiten plaatsvinden in een van de “urgente” gebieden, bij voorkeur op de kaart.

 

Aanvragers (artikel 3)

 

Als aanvrager een samenwerkingsverband van een waterschap of een gemeente met andere partijen is, dan wordt die samenwerking onderbouwd. Samenwerking blijkt uit de aanwezigheid van een ondertekende samenwerkingsovereenkomst tussen tenminste twee partijen voor minimaal de projectperiode waarin afspraken zijn vastgelegd over de uitvoering van het project. Zie artikel 1.6 van de verordening.

    

Subsidiabele kosten (artikel 4)

 

Niet alle in artikel 2.6.3 van de Verordening genoemde kosten zijn subsidiabel. Sommige van deze kosten zijn namelijk bij de inrichting van gebieden, zoals hier aan de orde, niet nodig en tevens niet wenselijk. Niet-subsidiabel zijn bijvoorbeeld de aanschaf van tweedehands installaties en de kosten van haalbaarheidsstudies.

Onderdeel van de subsidiabele kosten kan de aankoop van grond zijn. In dat geval zijn de voorwaarden uit artikel 1.10 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland onverkort van toepassing. Inrichtingsmaatregelen op de (aangekochte) grond vallen onder ‘verbetering’ van de gronden, waarop de voorwaarden voor de aankoop van grond niet van toepassing zijn.

De subsidie is 100% van de subsidiabele kosten (zie artikel 2.6.4 van de Verordening). De provincie stelt hiervan 75% als subsidie beschikbaar, opgebouwd als volgt: 50% vanuit ELFPO (het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) en 25% vanuit provinciale middelen gericht op realisatie van het Gelders Natuur Netwerk (GNN). De resterende 25% financiert het betreffende waterschap en wordt beschouwd als onderdeel van de subsidie van deze openstelling.

 

Selectiecriteria (artikel 5 en 6)

Het Comité van Toezicht (CvT), dat een doeltreffende uitvoering van POP3 waarborgt, heeft onder meer bepaald dat voor niet-productieve investeringen water bij de rangschikking van aanvragen minimaal de volgende selectiecriteria gehanteerd moeten worden (Addenda bij Handboek selectie POP3 projecten, versie 14 oktober 2016):

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

a.

Kosteneffectiviteit

2 of 3

1 - 4

55% van het maximaal te behalen punten

b.

Mate van effectiviteit van de activiteit

2 of 3

1 - 4

c.

Kans op succes / haalbaarheid

1 of 2

1 - 4

d.

Urgentie

1 of 2

1 - 4

 

De concrete invulling voor deze regeling is als volgt:

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

a.

Kosteneffectiviteit

2

1 - 4

Minimaal 13 punten

b.

Mate van effectiviteit van de activiteit

2

1 - 4

c.

Kans op succes / haalbaarheid

1

1 - 4

d.

Urgentie

1

1 - 4

 

a. Mate van kosteneffectiviteit van de activiteit

De kosteneffectiviteit van de activiteit blijkt uit de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de totale subsidiabele projectkosten. De bedoeling is dat zoveel mogelijk geld besteed wordt aan fysieke activiteiten. Het CvT gaat ervan uit dat de kosteneffectiviteit hoger is naarmate de opgevoerde proceskosten lager zijn. Proceskosten zijn de kosten die in het project zijn aan te merken als voorbereiding en begeleiding (hier: artikel 4 onderdeel c en d), inclusief bijbehorende niet verrekenbare of compensabele BTW).

 

b. Mate van effectiviteit van de activiteit

Het project (de investering) dient een bijdrage te leveren aan de realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn water en van de Groene Ontwikkelingszone. Hierbij zijn de volgende documenten leidend:

 

  • -

    de KRW-factsheets voor oppervlaktewaterlichamen;

  • -

    het waterbeheerplan van het waterschap binnen wiens beheergebied het project wordt uitgevoerd;

  • -

    bijlage 8 van de Omgevingsverordening, Kernkwaliteiten GNN en GO.

 

Er bestaat overlap tussen deze documenten. Naarmate de voorgenomen maatregel/activiteit in meer van de genoemde documenten is opgenomen, wordt aangenomen dat de effectiviteit van die maatregel/activiteit groter is. Ofwel de uitvoering draagt bij aan de realisatie van een breder palet aan doelen. Dergelijke activiteiten krijgen meer punten.

 

c. De haalbaarheid van het project

Uitgangspunt is dat de haalbaarheid van een project groter is, als in het projectplan eisen worden gesteld aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider, als het projectplan realistisch is, als de relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, als planning, opzet en begroting realistisch zijn en als het project snel in uitvoering kan worden genomen. In het onderhavige artikel is de omschrijving van deze aspecten iets meer toegespitst en geconcretiseerd. Desalniettemin heeft de adviescommissie bij de beoordeling van deze aspecten een belangrijke rol. Zij maakt immers een eigen afweging. Hoe concreter de aanvrager in de aanvraag deze punten omschrijft, des te beter de adviescommissie de afweging kan maken.

 

NB: belangrijk is dat niet met de uitvoering van de activiteit mag worden gestart voordat de aanvraag is ingediend. Artikel 1.8 onder d. van de Verordening bepaalt immers dat de subsidie moet worden geweigerd als de uitvoering van een activiteit voor het indienen van de aanvraag is gestart (afgezien van de voorbereidingshandelingen).

 

d. Mate van urgentie van de activiteit

Hierbij gaat het erom in hoeverre de opgave die wordt aangepakt noodzakelijk is en op welke termijn die noodzakelijk is. De mate van urgentie van het project wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering van de activiteiten op korte termijn nodig is om de doelen tijdig te kunnen realiseren. Tijdig hangt af van de betreffende doelen, aan de realisatie waarvan het project bijdraagt. Soms zijn termijnen genoemd in de diverse plannen en factsheets, soms in de richtlijnen zelf. Om het doel uiterlijk in 2027 te realiseren (KRW-termijn) kan het nodig zijn om de maatregel nu al uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als het na uitvoering van de maatregel nog een aantal jaren duurt voordat bepaalde gewenste plantengroei inderdaad optreedt. Ook kan het nodig zijn het project op korte termijn uit te voeren als er (veel) partijen in het veld betrokken zijn. Uitstel kan in dat geval negatief uitwerken op de bereidheid van die partijen om mee te werken (“de energie gaat dan uit het proces”).

   

Weging

Het CvT stelt voor om het criterium “kosteneffectiviteit” en de “mate van effectiviteit” wegingsfactor 2 of 3 mee te geven. Gelderland kiest voor wegingsfactor 2 voor beide criteria. Projecten moeten bijdragen aan de realisatie van de doelen van de KRW-richtlijn en – vanwege de overlap – aan de realisatie van de Groene Ontwikkelingszone. Dit is de reden waarom het subsidie überhaupt beschikbaar wordt gesteld. De effectiviteit van de maatregelen, ofwel de mate waarin ze bijdragen aan de doelen, is misschien wel het belangrijkste inhoudelijke criterium.

Op het vlak van randvoorwaarden is de kosteneffectiviteit het belangrijkste, mede vanwege het grote belang dat vanuit de Europese Unie aan dit criterium wordt toegekend. Als maatregelen niet of onvoldoende kosteneffectief zijn, zouden ze in principe niet gesubsidieerd moeten worden. Vandaar dat deze criteria zwaarder meewegen dan de beide andere criteria. Er is niet gekozen voor een nog zwaardere weging, omdat dan de criteria “kans op succes/haalbaarheid” en “urgentie” naar verhouding weer te weinig zouden meetellen. Deze krijgen wegingsfactor 1.

 

De systematiek staat het niet toe dat na sluiting van de indieningstermijn de aanvragen alsnog worden gewijzigd. Wij adviseren aanvragers de aanvragen minimaal veertien dagen vóór sluiting van de indieningstermijn in te dienen om eventuele wijzigingen en/of aanvullingen nog tijdig te kunnen doorvoeren.