Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent rechtspositie staten- en commissieleden, gedragscode integriteit commisaris van de Koning en gedeputeerden en ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

Geldend van 19-11-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 28-03-2019

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent rechtspositie staten- en commissieleden, gedragscode integriteit commisaris van de Koning en gedeputeerden en ambtelijke bijstand en fractieondersteuning

[Dit besluit zal in 3 verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal Blad zullen de artikelen I en II verwerkt worden.]

Bekendmaking van het besluit van 30 oktober 2019- PS nummer PS2019-695 - zaaknummer 2019-010872 tot vaststelling van een regeling

Provinciale Staten van Gelderland

Gelezen de Statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d. 1 oktober 2019, zaaknummer 2019-010872;

Gelet op de artikelen 143 Provinciewet, de artikelen 2:1.3 lid 1, 2:1.4 lid 1, 2:1.9 lid 1, 2:3.2, 2:3.3 lid 2, 2:3.5, en 2:4.4 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

Besluiten

Vast te stellen de Regeling tot invoering van de Verordening rechtspositie Staten- en commissieleden Gelderland 2019

Artikel I

De Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007 wordt ingetrokken.

Artikel II

Vastgesteld wordt de Verordening rechtspositie Staten- en commissieleden Gelderland 2019, luidende:

Provinciale Staten van Gelderland

Gelezen de Statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d. 1 oktober 2019, zaaknummer 2019-010872;

Gelet op de artikelen 143 Provinciewet, de artikelen 2:1.3 lid 1, 2:1.4 lid 1, 2:1.9 lid 1, 2:3.2, 2:3.3 lid 2, 2:3.5, en 2:4.4 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

Besluiten

Vast te stellen de Verordening rechtspositie Staten- en commissieleden Gelderland 2019.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b.

    Regeling: de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor Statenleden

Artikel 2 Toelage lid onderzoekscommissie

  • 1. Het Statenlid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet, ontvangt per jaar voor dat lidmaatschap een toelage die overeenkomt met 300% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2:1.1, eerste lid, van het Besluit.

  • 2. Indien de Commissaris van de Koning de duur van de activiteiten voor de onderzoekscommissie niet op een heel kalenderjaar vaststelt, wordt omvang van de toelage naar rato aangepast.

Artikel 3 Toelage lid bijzondere commissie

Het Statenlid dat lid is van een bijzondere commissie, bedoeld in artikel 2:1.4, lid 1 van het Besluit, ontvangt per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage die gelijk is aan 100% van de maximum toelage, genoemd in artikel 2:1.4, lid 1 van het Besluit.

Artikel 4 Verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Jaarlijks ontvangt het Statenlid een bedrag, gelijk aan de vergoeding per maand voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2:1.1, eerste lid, van het Besluit, om voorzieningen te kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Artikel 5 Bedrijfsgeneeskundige zorg

Het Statenlid kan voor bedrijfsgeneeskundige zorg gebruik maken van de voorzieningen die voor de ambtenaren zijn getroffen.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor commissieleden en fractievolgers

Artikel 6 Toekennen hogere vergoeding commissielid

Gedeputeerde Staten kunnen bij verordening bepalen dat de vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie naar boven afwijkt van het bedrag, genoemd in artikel 2.4.1, eerste lid, van het Besluit voor:

  • a.

    een commissielid dat op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op het taakgebied van de commissie voor deelneming aan haar werkzaamheden is aangetrokken; en

  • b.

    een commissielid ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in een redelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te verrichten arbeid.

Artikel 7 Vergoeding voor fractievolgers

De vergoeding aan fractievolgers voor het bijwonen van bijeenkomsten en vergaderingen tijdens een en dezelfde Statendag als bedoeld in hoofdstuk 8 van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2019 bedraagt één maal het genoemde bedrag in artikel 2.4.1, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Hoofdstuk 4 Gemeenschappelijke voorzieningen

Artikel 8 Informatie- en communicatievoorzieningen

Voor de informatie- en communicatiemiddelen die door de provincie ter beschikking worden gesteld, ondertekent het Staten- of commissielid een door Gedeputeerde Staten opgestelde bruikleenovereenkomst.

Artikel 9 Vergoeding kosten scholing

  • 1. Van scholing als bedoeld in dit artikel is sprake als de scholing niet-partijpolitiek georiënteerd is en gericht is op de vervulling van de functie van Staten- of commissielid.

  • 2. De kosten van scholing die door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden aan het Staten- of commissielid, komen voor rekening van de provincie.

  • 3. Het Staten- of commissielid dat scholing wenst die niet door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij Provinciale Staten.

  • 4. De aanvraag bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 5. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname naar het oordeel van Provinciale Staten van belang is in verband met de vervulling van de functie van Staten- of commissielid.

Artikel 10 Parkeerfaciliteiten

Het Staten- of commissielid kan gebruik maken van het parkeerterrein van de provincie op momenten dat hij uit hoofde van zijn functie aanwezig moet zijn in het provinciehuis.

Hoofdstuk 5 De procedure van declaratie

Artikel 11 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Het Staten- of commissielid declareert kosten die uit eigen middelen zijn voldaan en voor vergoeding door de provincie in aanmerking komen met behulp van het digitale declaratiesysteem van de provincie.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 12 Schakelbepaling fractievolger

De artikelen 8 tot en met 11 zijn van overeenkomstige toepassing op de fractievolger bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2019.

Artikel 13 Hardheidclausule

In bijzondere gevallen waarin deze verordening niet voorziet of waarin de toepassing van deze verordening naar het oordeel van Provinciale Staten tot een onredelijke uitkomst leidt, wordt, binnen de grenzen zoals die zijn gesteld in het Besluit en de Regeling, door Provinciale Staten naar billijkheid beslist.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie Staten- en commissieleden Gelderland 2019.

Artikel III

In de Gedragscode integriteit commissaris van de Koning en gedeputeerden Gelderland 2016 vervalt artikel 5.7.

Artikel IV

Onderdeel III van besluit van 5 juni 2019, PS2019-457 met zaaknummer 2019-006844, komt te vervallen.

Artikel V

In de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning Gelderland 2003 komt artikel 9, tweede lid, onder d als volgt te luiden:

  • d.

    uitgaven welke dienen bestreden te worden uit vergoedingen die de leden toekomen ingevolge paragraaf 2 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel VI

Deze regeling treedt in werking op de dag na die van uitgifte van het provinciaal blad waarin de regeling is geplaatst en werkt terug tot en met 28 maart 2019.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland

voorzitter griffier

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING RECHTSPOSITIE STATEN- EN COMMISSIELEDEN GELDERLAND 2019

ALGEMENE TOELICHTING

Uniformering van de landelijke regelingen

Sinds 28 maart 2019 is de rechtspositie van provinciale bestuurders in grote mate landelijk geregeld in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdrager (hierna: het Besluit) en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (hierna: de Regeling).

Het Besluit en de Regeling uniformeren ook de rechtspositie van decentrale politieke ambtsdragers bij gemeenten en waterschappen.

Op enkele onderdelen geven het Besluit en de Regeling nog ruimte om op provinciaal niveau bepaalde keuzes te maken of nadere regels te stellen. De ruimte om onderwerpen bij provinciale verordening naar eigen inzicht te regelen, is afgenomen na de inwerkingtreding van het Besluit en de Regeling.

Wat is er landelijk al geregeld?

Het volgende overzicht geeft een beeld van de belangrijkste onderwerpen die in het Besluit en de Regeling uitputtend zijn geregeld :

  • -

    De hoogte van de bezoldiging en de vergoeding voor de werkzaamheden;

  • -

    De reiskostenvergoeding 1 ;

  • -

    De vaste onkostenvergoeding;

  • -

    De toelage voor een lid van een vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de fractievoorzitter;

  • -

    De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering voor de Statenleden;

  • -

    De vergoeding in verband met beroepsziekte of dienstongeval;

  • -

    De vergoeding voor waarneming;

  • -

    De kosten van bewaking en beveiliging;

  • -

    De kosten van lidmaatschap van een beroepsvereniging;

  • -

    Welke vergoedingen en toelagen worden aangemerkt als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964.

In de Verordening rechtspositie Staten- en commissieleden Gelderland 2019 (hierna: de Verordening) is ervoor gekozen om onderwerpen die al uitputtend zijn geregeld in het Besluit of de Regeling, niet ook op te nemen in de Verordening. Voor een compleet beeld van de rechtspositie van de Gelderse Staten- en commissieleden zullen zowel het Besluit en de Regeling alsook de Verordening geraadpleegd moeten worden.

Voor de volgende onderwerpen zijn in de Verordening nadere regels gesteld of keuzes gemaakt:

  • -

    De hoogte van de toelage van een lid van een onderzoekscommissie of van een bijzondere commissie;

  • -

    Een financiële bijdrage aan de Statenleden voor voorzieningen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden;

  • -

    De bedrijfsgeneeskundige zorg;

  • -

    De vergoedingen voor commissieleden en fractievolgers;

  • -

    De informatie en communicatievoorzieningen;

  • -

    De kosten van scholing.

In de Verordening zijn verder ook artikelen opgenomen over het gebruik van het parkeerterrein van de provincie en over het declareren van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. In de Verordening is ook geregeld welke voorzieningen voor fractievolgers gelden.

Fiscale behandeling van de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding voor Staten- en commissieleden

De opting in regeling

Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het Statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting-in regeling” genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het Statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een Statenlid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij niet onder de socialezekerheidswetgeving. Om die reden worden over de statenvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het Statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het Statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Statenleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen aantonen dat de vergoeding besteed is aan onkosten voortvloeiend uit het statenlidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Eventuele verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het Statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1Begripsbepalingen

Het aantal definities is in deze Verordening beperkt. Het Besluit en de Regeling bevatten de definities voor de overige begrippen die in de Verordening worden gebruikt.

Artikel 2 en 3Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie

De provinciewet kent de vertrouwenscommissie (artikel 61 lid 3 Provinciewet) en de rekenkamerfunctie (artikel 79p Provinciewet). De hoogte van de vaste toelage per maand voor deze commissies is al helemaal geregeld in artikel 2:1.2 van het Besluit. Maar zolang de commissie “slapend” is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

Ook de onderzoekscommissie heeft een basis in de Provinciewet (artikel 151a). Het werk van die commissie vindt in de praktijk vaak intenser en in een korter tijdsbestek plaats dan dat van de hiervoor genoemde commissies. Vanwege die intensiteit is de vergoeding vastgesteld op het toegestane maximum: driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden als Statenlid (artikel 2:1.3 van het Besluit). Dit komt neer op een vergoeding van ongeveer € 367,20 per maand (prijspeil juli 2019).

Er is ook nog behoefte gebleken aan een grondslag voor vergoedingen voor het werk in andere bijzondere commissies dan de drie die in de Provinciewet zijn omschreven. Een voorbeeld daarvan is een commissie met een bijzondere opdracht die een zware belasting vormt.

Het moet dan wel gaan om een commissie die bij verordening is ingesteld ter uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden van Provinciale Staten. Ook geldt als vereiste dat het commissiewerk een zodanig belang, belasting en tijdsbeslag kent, dat die, net als de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, redelijkerwijs niet tot het reguliere werk van de volksvertegenwoordiger geacht kan worden te behoren. Door het verordeningsvereiste wordt bereikt dat een algemene en politieke afweging wordt gemaakt. Politieke discussie is gewenst, omdat het gaat om de vraag of een bepaalde groep Statenleden aanspraak zou moeten kunnen maken op een bepaalde vergoeding.

De hoogte van de maandelijkse toelage voor lidmaatschap van een bijzondere commissie is vastgesteld op het maximum en is zo gelijk aan de toelage voor het lid van een vertrouwenscommissie (artikel 2:1.4 van het Besluit). De toelage bedraagt € 122,40 per maand (prijspeil juli 2019).

In het verleden is nooit besloten om een toelage te geven voor het lidmaatschap van een onderzoekscommissie of bijzondere commissie. Het is echter alleszins redelijk om ook voor de werkzaamheden voor deze commissies een toelage toe te kennen aan de Statenleden.

Artikel 4 Verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Artikel 2:1.9 van het Besluit biedt de ruimte om bij provinciale verordening te bepalen dat statenleden jaarlijks een bedrag ontvangen waarmee zij een voorziening kunnen treffen voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. In het Besluit is bepaald dat het jaarbedrag maximaal gelijk is aan de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden als Statenlid.

Het Besluit biedt Provinciale Staten ruimte om het jaarbedrag vast te stellen op een lager bedrag. Provinciale Staten hebben niet voor die mogelijkheid gekozen. Een bedrag dat overeenkomt met 100% van de maandvergoeding wordt redelijk en toereikend geacht om een verzekering af te kunnen sluiten.

Artikel 5 Bedrijfsgeneeskundige zorg

Dit artikel bevat de uitwerking van artikel 2:3.5 van het Besluit. De provincie heeft de bedrijfsgeneeskundige zorg al geregeld voor haar ambtenaren. De meest eenvoudige vorm om de bedrijfsgeneeskundige zorg voor de Statenleden in te richten, is om aan te sluiten bij wat er al is geregeld voor de ambtenaren. Hierbij zal nadrukkelijk aandacht bestaan voor het gegeven dat de relatie van een Statenlid met de provincie een heel andere is dan de relatie tussen een ambtenaar en de provincie als werkgever.

Artikel 6Toekennen hogere vergoeding commissielid

Artikel 2.4.2 van het Besluit kent Provinciale Staten de bevoegdheid toe om een hogere vergoeding toe te kennen aan commissieleden, die geen Statenlid zijn. Door artikel 6 op te nemen, geven Provinciale Staten deze bevoegdheid door aan Gedeputeerde Staten. Binnen Gelderland bestaat het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Besluit verhoogd vacatiegeld voor commissieleden, niet zijnde statenleden, van enkele bijzondere commissies. In voorkomende gevallen wordt het toekennen van een hogere vergoeding geregeld door Gedeputeerde Staten in het hiervoor genoemde Gelderse besluit.

Artikel 6 sluit aan op de in Gelderland reeds bestaande praktijk waarin de hogere vergoeding op basis van artikel 31, vierde lid, van de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden Gelderland 2007, wordt geregeld bij besluit van Gedeputeerde Staten.

Artikel 8 Informatie- en communicatievoorzieningen

Artikel 2:3.2 van het Besluit schrijft helder voor dat de informatie- en communicatieapparatuur, inclusief de benodigde abonnementen, ter beschikking worden gesteld van het Statenlid. Artikel 2:4.4 maakt dit artikel ook van toepassing op commissieleden. Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit blijkt dat het gaat om noodzakelijke informatie- en communicatieapparatuur.

Het is niet langer mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor het gebruik van eigen informatie- en communicatieapparatuur.

Voor de administratie is het nog wel nodig om vast te leggen welke faciliteiten ter beschikking zijn gesteld. Voor die vastlegging is de bruikleenovereenkomst zeer geschikt. Om die reden is artikel 8 opgenomen in aanvulling op wat al in het Besluit is geregeld.

Artikel 9 Vergoeding kosten scholing

De artikelen 2:3.3 lid 2 en 2:4.4 van het Besluit geven aan Provinciale Staten de mogelijkheid om nadere regels te stellen over de scholing van Staten- en commissieleden.

Een onderscheid is gemaakt tussen scholing die door of vanwege de provincie in het provinciaal belang is georganiseerd en scholing waaraan een individueel Staten- of commissielid in verband met de vervulling van de functie op eigen initiatief wil deelnemen. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus, congres etc. en een kostenspecificatie).

Gezien de aard en duur van het ambt liggen voor Staten- en commissieleden opleidingen voor de hand die gericht zijn op het persoonlijk functioneren in het ambt en niet opleidingen die gericht zijn op loopbaanontwikkeling.

Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Onder deze scholingskosten worden verstaan de cursus- en lesgelden, de kosten van het studiemateriaal, examen- en diplomakosten en de aanschafkosten van verplicht gesteld studiemateriaal. De reis- en verblijfkosten ontbreken in deze opsomming omdat die al voor vergoeding in aanmerking komen op grond van artikel 2:4.3 van het Besluit. Het betreft hier immers een zakelijke reis.

Voor commissieleden geldt dat zij slechts recht hebben op een kilometervergoeding voor reizen binnen de provincie. De Provinciewet biedt (nog) geen grondslag voor de vergoeding van kosten voor dienstreizen die provinciale commissieleden maken buiten de provincie. Een wetsvoorstel tot aanvulling van de Provinciewet op dit punt wordt voorbereid (NvT bij artikel 2:4.3 van het Besluit).

Er kunnen bij provinciale verordening nadere regels worden gesteld over het maximale bedrag dat aan scholing kan worden besteed. Voor 28 maart 2019 waren de scholingskosten niet aan een financieel maximum gebonden en is ook niet gebleken dat er in de praktijk behoefte bestaat aan een dergelijk maximum. Die lijn wordt nu voortgezet.

Artikel 10Parkeerfaciliteiten

Het toegang geven tot het parkeerterrein van de provincie valt voor staten- en commissieleden onder de werking van artikel 96 lid 2 van de Provinciewet. Artikel 96 lid 2 van de Provinciewet bepaalt dat een niet-geldelijke voorziening, zoals parkeerfaciliteiten, toegestaan is als die in de provinciale verordening is geregeld. Bijkomende voorwaarde is dat de provinciale verordening wordt goedgekeurd door de minister van BZK.


Noot
1

Een zakelijke reis kan ook met het openbaar vervoer worden gemaakt. In dat geval bepalen het Besluit en de Regeling dat de kosten voor het gebruik van het openbaar vervoer worden vergoed. BZK heeft aangegeven dat het vergoeden van deze kosten ook kan gebeuren door een openbaar vervoer abonnement ter beschikking te stellen.