Regeling vervallen per 01-01-2013

Overgangsrecht voor het waterschap Vallei en Eem

Geldend van 01-01-1997 t/m 31-12-2012

Intitulé

Overgangsrecht voor het waterschap Vallei en Eem

Vastgesteld bij gezamenlijk besluit van Provinciale Staten van Gelderland en Utrecht van 11 oktober 1995, nr. F - 393, respectievelijk 18 oktober 1995, nr. WNH-2/1995. Goedgekeurd bij ministerieel besluit van 8 januari 1996, nrs. RH/RA 210200, RH/RA 210205 en RH/RA 210197 (Provinciaal Blad nr. 128 van 22 februari 1996). In werking 1 januari 1997. De artikelen 5, zevende lid, 6, tweede lid, 7, 14, 17, 19, 20, 22 en 25 van het overgangsrecht in werking getreden op 22 februari 1996.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1. 

In dit overgangsrecht wordt verstaan onder:

  • a.

    waterschap: waterschap Vallei en Eem;

  • b.

    overgangsrecht: Overgangsrecht voor het waterschap Vallei en Eem;

  • c.

    kiesreglement: Kiesreglement voor het waterschap Vallei en Eem;

  • d.

    algemeen reglement: Algemeen reglement voor het waterschap Vallei en Eem;

  • e.

    op te heffen waterschap: het waterschap Gelderse Vallei en Eem;

  • f.

    te splitsen waterschappen: het waterschap Noord-Veluwe en het zuiveringsschap Veluwe;

  • g.

    datum van samenvoeging: de datum met ingang waarvan het overgangsrecht in werking treedt;

  • h.

    overgaand gebied: het gebied van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen dat deel gaat uitmaken van het waterschap;

  • i.

    voorbereidingscommissie: de commissie, bedoeld in artikel 19.

Hoofdstuk 2 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel 2. 

  • 1.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand gebied geldende waterschapsbesluiten blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan van het waterschap niet anders beslist.

  • 2.

    De op de dag, voorafgaande aan de datum van samenvoeging, voor overgaand gebied geldende provinciale voorschriften betreffende de taken of de bestuursorganen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen blijven van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

  • 3.

    Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de voor de datum van samenvoeging voor overgaand gebied geldende provinciale voorschriften betreffende het door de provincie Utrecht over te dragen oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer.

  • 4.

    Artikel 2a van het Overgangsrecht waterschap Gelderse Vallei en Eem blijft van kracht zolang het bevoegd bestuursorgaan niet anders beslist.

Artikel 3. 

  • 1.

    Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur van het waterschap gelden de reglementen van orde van het te splitsen zuiveringsschap Veluwe totdat deze door andere zijn vervangen.

  • 2.

    Voor de directie van het waterschap geldt de instructie van het te splitsen zuiveringsschap Veluwe totdat deze door een andere is vervangen.

  • 3.

    Met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden geldt de verordening van het te splitsen zuiveringsschap Veluwe totdat deze door een andere is vervangen.

Artikel 4. 

  • 1.

    Met ingang van de datum van samenvoeging en zolang de in artikel 2 bedoelde voorschriften blijven gelden, oefenen de in het waterschap bevoegde bestuursorganen en ambtenaren de bevoegdheden uit die bij die voorschriften aan overeenkomstige bestuursorganen en ambtenaren van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen zijn toegekend.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing voor de bevoegdheden die met betrekking tot het over te dragen oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer aan de provincie Utrecht zijn toegekend.

Hoofdstuk 3 Overgang rechten en verplichtingen

Artikel 5. 

  • 1.

    Met ingang van de datum van samenvoeging gaan alle publiekrechtelijke rechten en verplichtingen van het op te heffen waterschap over op het waterschap.

  • 2.

    Van het op te heffen waterschap worden de burgerlijke rechten en verplichtingen overgedragen aan het waterschap, zonder dat daarvoor een nader besluit wordt gevorderd.

  • 3.

    Procedures bij het op te heffen waterschap worden met ingang van de datum van samenvoeging door het bestuur van het waterschap voortgezet in de stand waarin zij verkeren.

  • 4.

    Ten aanzien van de in het tweede lid begrepen registergoederen zal verandering in de tenaamstelling in de openbare registers, bedoeld in artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek plaatshebben. De voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur van het waterschap doen daartoe de nodige opgaven aan de bewaarder van de registers.

  • 5.

    De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van rechten en verplichtingen van de te splitsen waterschappen, voor zover die betrekking hebben op dan wel verband houden met overgaand gebied.

  • 6.

    De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de overgang van rechten en verplichtingen van de provincie Utrecht, voor zover die betrekking hebben op dan wel verband houden met de uitoefening van het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer in overgaand gebied.

  • 7.

    Ter bepaling van de rechten en verplichtingen, bedoeld in het vijfde en zesde lid, die aan overgaand gebied kunnen worden toegerekend, wint de voorbereidingscommissie hiertoe zo nodig advies in van een door haar aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 6. 

  • 1.

    Beheer en onderhoud van werken in overgaand gebied die bij de te splitsen waterschappen in beheer en onderhoud zijn of die bij de provincie Utrecht in beheer en onderhoud zijn ten behoeve van het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer, gaan met ingang van de datum van samenvoeging over naar het waterschap.

  • 2.

    Ter bepaling van de waarde van de in het eerste lid bedoelde werken wordt zo nodig advies ingewonnen van door een door de voorbereidingscommissie aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 7. 

Ten behoeve van de verdeling van de activa en passiva van de te splitsen waterschappen die met ingang van de datum van samenvoeging overgaan naar het waterschap en van de provincie Utrecht met betrekking tot het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer, dat met ingang van de datum van samenvoeging overgaat naar het waterschap, bepaalt de voorbereidingscommissie tezamen met de voorbereidingscommissie voor het waterschap Veluwe onderscheidenlijk met de voorbereidingscommissie voor het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en met de voorbereidingscommissie voor het in de regio Amstel, Gooi en Vecht in te stellen waterschap op welke wijze de verdeling plaatsvindt. Zij winnen hiertoe zo nodig advies in van een door hen aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 8. 

De rekeningen van het laatste dienstjaar van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen worden vastgesteld door het algemeen bestuur van het waterschap. De saldi worden verantwoord in de rekening van het waterschap.

Artikel 9. 

De provinciale rekening van het dienstjaar voorafgaande aan de datum van samenvoeging wordt voor het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer opgemaakt en vastgesteld door het provinciaal bestuur van Utrecht. Gedeputeerde Staten van Utrecht en het dagelijks bestuur van het waterschap bepalen op welke wijze een positief dan wel negatief saldo op die rekening wordt verrekend. Zij winnen hiertoe zo nodig advies in van een door hen aan te wijzen onafhankelijke deskundige.

Artikel 10. 

  • 1.

    Voor het tijdvak waarin voor het waterschap nog geen begroting is vastgesteld, is het dagelijks bestuur bevoegd tot het doen van uitgaven tot ten hoogste 4/12 gedeelten van het totaal van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de voor het dienstjaar voorafgaand aan de datum van samenvoeging vastgestelde begrotingen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen zijn geraamd.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het doen van uitgaven voor het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer voor zover de begroting van de provincie Utrecht en die van het zuiveringsschap Veluwe kunnen worden toegerekend aan overgaand gebied.

Artikel 11. 

  • 1.

    Met ingang van de datum van samenvoeging gaat de zorg voor de archieven van het op te heffen waterschap en van zijn rechtsvoorgangers over op het waterschap, evenals de zorg voor de archieven oorspronkelijk vallende onder de zorg van het voormalig polderdistrict Arkemheen.

  • 2.

    Het waterschap heeft recht op gebruik van de archiefbescheiden van de te splitsen waterschappen, in het geval dat zij van belang zijn voor de taakuitoefening van het waterschap. Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur raadpleging van deze archiefbescheiden alleen hiertoe niet voldoende is, worden fotocopieën van de originele stukken aan het waterschap verstrekt. De kosten hiervan komen voor rekening van het waterschap. In gevallen waarin het waterschap ten behoeve van de uitoefening van zijn taak over de originele stukken dient te beschikken, worden deze archiefbescheiden aan het waterschap in bewaring geven overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 11 en 13 van het Archiefbesluit 1962. In andere gevallen kan op dezelfde wijze inbewaringgeving plaatsvinden.

  • 3.

    Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de archiefbescheiden van de provincie Utrecht, die betrekking hebben op het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer in overgaand gebied.

Hoofdstuk 4 Voorlopig bestuur

Artikel 12. 

  • 1.

    De voorzitters van elk van de te splitsen waterschappen worden met ingang van de datum van samenvoeging voor eervol ontslag voorgedragen aan de Kroon.

  • 2.

    De waarnemend voorzitter van het op te heffen waterschap alsmede de leden van de dagelijks en algemeen besturen van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen zijn eervol van hun functie ontheven met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 13. 

Er is een overgangsbestuur dat bestaat uit een voorlopig algemeen bestuur, een voorlopig dagelijks bestuur en een waarnemend voorzitter. Het overgangsbestuur treedt op met ingang van de datum van samenvoeging.

Artikel 14. 

  • 1.

    Het voorlopig algemeen bestuur bestaat uit dertig leden.

    Van deze leden vertegenwoordigen:

    • a.

      zeven leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken;

    • b.

      zeven leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken;

    • c.

      twaalf leden de categorie ingezetenen, bedoeld in artikel 11, onder d, van de Waterschapswet;

    • d.

      vier leden de categorie van degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht gebouwde onroerende zaken in gebruik hebben als bedrijfsruimte.

  • 2.

    De categorie, bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt in dit overgangsrecht aangeduid als de categorie ongebouwd, die onder b als de categorie gebouwd, die onder c als de categorie ingezetenen en die onder d als de categorie bedrijfsgebouwd.

  • 3.

    De leden voor de categorieën, bedoeld in het eerste lid, worden aangewezen overeenkomstig het vierde tot en met het negende lid.

  • 4.
    • a.

      Het algemeen bestuur van het op te heffen waterschap wijst voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vijf leden aan.

    • b.

      Het gecombineerd college van het waterschap Noord-Veluwe wijst voor de categorie ongebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur één lid aan.

    • c.

      De Coöperatieve Vereniging Bosgroep Gelderland u.a. wijst voor de categorie ongebouwd één lid aan.

  • 5.
    • a.

      Het algemeen bestuur van het op te heffen waterschap wijst voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vijf leden aan.

    • b.

      Het gecombineerd college van het waterschap Noord-Veluwe wijst voor de categorie gebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur één lid aan.

    • c.

      De Raad van de gemeente Renkum wijst voor de categorie gebouwd één lid aan.

  • 6.
    • a.

      Het algemeen bestuur van het op te heffen waterschap wijst voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur vier leden aan.

    • b.

      Het gecombineerd college van het waterschap Noord-Veluwe wijst voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur één lid aan.

    • c.

      De Algemene Vergadering van het zuiveringsschap Veluwe wijst voor de categorie ingezetenen uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur drie leden aan.

    • e.

      De Raad van de gemeente Amersfoort wijst voor de categorie ingezetenen één lid aan.

    • f.

      De Raad van de gemeente Veenendaal wijst voor de categorie ingezetenen één lid aan.

    • g.

      De Raad van de gemeente Soest wijst voor de categorie ingezetenen één lid aan.

    • h.

      De Raad van de gemeente Leusden wijst voor de categorie ingezetenen één lid aan.

  • 7.
    • a.

      De Algemene Vergadering van het zuiveringsschap Veluwe wijst voor de categorie bedrijfsgebouwd uit de vertegenwoordigers van die categorie in zijn bestuur twee leden aan.

    • b.

      Het bestuur van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Eemland wijst voor de categorie bedrijfsgebouwd één lid aan.

    • c.

      Het bestuur van de Kamer van Koophandel en Fabrieken van Utrecht en omstreken wijst voor de categorie bedrijfsgebouwd één lid aan.

  • 8.

    Tot de vertegenwoordigers, bedoeld in het vierde tot en met zevende lid, kunnen tevens de voorzitters van het op te heffen waterschap en van de te splitsen waterschappen worden gerekend.

  • 9.

    De leden van het voorlopig algemeen bestuur die door het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen worden aangewezen, worden zoveel mogelijk met inachtneming van de kieskringen, bedoeld in artikel 7 van het algemeen reglement, aangewezen.

Artikel 15. 

  • 1.

    Het voorlopig algemeen bestuur heeft zitting tot de toelating van de leden van het algemeen bestuur volgens de bepalingen van de Waterschapswet en het kiesreglement onherroepelijk is geworden. Artikel 114 van het kiesreglement is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het voorlopig algemeen bestuur is belast met de regeling en het bestuur van het waterschap en is daartoe uitgerust met de bevoegdheden omschreven in hoofdstuk X van de Waterschapswet.

  • 3.

    Het voorlopig algemeen bestuur vergadert voor de eerste maal in de week na de datum van samenvoeging.

Artikel 16. 

  • 1.

    Het voorlopig dagelijks bestuur bestaat uit een waarnemend voorzitter en zes leden. Artikel 22, tweede lid, van het algemeen reglement is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanwijzing van de zes leden zoveel mogelijk overeenkomstig de in dat artikel aangegeven spreiding over de kieskringen plaatsvindt.

  • 2.

    In de vergadering, bedoeld in artikel 15, derde lid, wijst het voorlopig algemeen bestuur uit zijn midden de leden voor het voorlopig dagelijks bestuur aan.

  • 3.

    De leden van het voorlopig dagelijks bestuur hebben zitting tot de benoeming, bedoeld in artikel 41 van de Waterschapswet, heeft plaatsgevonden. Deze benoeming geschiedt in de eerste vergadering van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

  • 4.

    Het voorlopig dagelijks bestuur is belast met de voorbereiding en organisatie van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur en overigens met alle dagelijkse aangelegenheden van het waterschap en is daartoe uitgerust met de bevoegdheden als omschreen in hoofdstuk XI van de Waterschapswet.

Artikel 17. 

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de Waterschapswet, heeft plaatsgevonden, treedt een waarnemend voorzitter op. Deze waarnemend voorzitter wordt door Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht benoemd, nadat zij de dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen hebben gehoord.

Artikel 18. 

  • 1.

    De verkiezing van de leden van het algemeen bestuur vindt voor de eerste maal plaats in de eerste helft van het eerste jaar na de datum van samenvoeging.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht kunnen de periode genoemd in het eerste lid verlengen.

  • 3.

    Het voorlopig algemeen bestuur onderzoekt de geloofsbrieven van het nieuw gekozen algemeen bestuur.

Hoofdstuk 4a De voorbereidingscommissie

Artikel 19. 

  • 1.

    Ter voorbereiding van de samenvoeging stellen Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht een voorbereidingscommissie in. Zij bepalen hierbij de omvang en samenstelling.

  • 2.

    De dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen doen hiertoe een voordracht.

  • 3.

    Deze commissie treedt op tot de datum van samenvoeging.

Artikel 20. 

  • 1.

    De voorbereidingscommissie draagt zorg voor de noodzakelijk te verrichten handelingen met betrekking tot de voorbereiding van de belastingverordening, kostentoedelingsverordening en indien nodig, de omslagklassenverordening, bedoeld in onderscheidenlijk de artikelen 110, 119 en 120, vijfde lid, van de Waterschapswet, de heffingsverordening, bedoeld in artikel 17 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en het opstellen van de begroting, bedoeld in artikel 99 van de Waterschapswet.

  • 2.

    Zo spoedig mogelijk na de datum van samenvoeging stelt het voorlopig algemeen bestuur de overeenkomstig het eerste lid voorbereide verordeningen en begroting vast.

  • 3.

    De voorbereidingscommissie draagt er zorg voor dat de overige met het oog op de instelling van het waterschap te treffen voorzieningen tijdig worden voorbereid.

Artikel 21. 

Met ingang van de datum van samenvoeging treedt voor de toepassing van dit hoofdstuk het dagelijks bestuur in de plaats van de voorbereidingscommissie. Bij de toepassing van artikel 5, zevende lid, artikel 6, tweede lid en artikel 7 geschiedt de aanwijzing van een onafhankelijke deskundige dan mede door het dagelijks bestuur van het waterschap Veluwe dan wel door Gedeputeerde Staten van Utrecht al naar gelang het de overgang van rechten en verplichtingen betreft van de te splitsen waterschappen of van de provincie Utrecht betreffende het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer.

Hoofdstuk 5 Rechtspositieregeling van de ambtenaren en het overig personeel

Artikel 22. 

Voorafgaand aan de datum van samenvoeging stellen het bevoegd gezag van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen en Gedeputeerde Staten van Utrecht in overleg met vertegenwoordigers van de ambtenarenorganisaties een gelijkluidend sociaal statuut vast.

Artikel 23. 

Met ingang van de datum van samenvoeging worden de diensthoofden van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen eervol uit hun functie ontslagen. Het bepaalde in artikel 24 is op hen van toepassing.

Artikel 24. 

  • 1.

    Voor zover daarin niet of in onvoldoende mate is voorzien in het sociaal statuut gaan de ambtenaren, in vaste dienst van het op te heffen waterschap, op de datum van samenvoeging over in dienst van het waterschap in dezelfde schaal, op dezelfde voet en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als op de dag, voorafgaande aan die datum voor hen golden.

  • 2.

    Op de ambtenaren van de te splitsen waterschappen die in dienst overgaan van die waterschappen naar het waterschap is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Op de ambtenaren die in verband met de overdracht van het oppervlaktewaterkwaliteitsbeheer door de provincie Utrecht in dienst overgaan van die provincie naar het waterschap, is het bepaalde in het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Voor de toepassing van dit artikel worden onder ambtenaren mede begrepen degene die is aangesteld als ambtenaar in tijdelijke dienst voor onbepaalde tijd, dan wel voor de vervulling bij wijze van proef van een functie, vooruitlopende op een aanstelling in vaste dienst of tijdelijke dienst voor onbepaalde tijd, onverminderd de voor die aanstelling geldende voorwaarden en degene met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is afgesloten voor onbepaalde tijd.

  • 5.

    De eden en beloften, in verband met hun functie door de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde ambtenaren afgelegd, worden geacht mede op de dienstvervulling bij het waterschap betrekking te hebben.

Artikel 25. 

Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de Waterschapswet heeft plaatsgevonden, treedt één van de ambtenaren, bedoeld in de artikelen 23 en 24, als waarnemend secretaris op. De waarnemend secretaris wordt door Gedeputeerde Staten van Gelderland en Utrecht benoemd, nadat zij de dagelijks besturen van het op te heffen waterschap en de te splitsen waterschappen hebben gehoord.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26. 

Op procedures aangevangen voor 1 januari 1997, blijft het op dat tijdstip geldende recht van toepassing.

Artikel 27. 

Dit overgangsrecht treedt in werking met ingang van 1 januari 1997 met uitzondering van de artikelen 5, zevende lid, 6, tweede lid, 7, 14, 17, 19, 20, 22 en 25. Deze artikelen treden in werking met ingang van de dag van de datum van uitgifte van het laatst uitgegeven Provinciaal Blad waarin dit overgangsrecht is geplaatst. Al hetgeen voordien reeds in overeenstemming met dit overgangsrecht is verricht, wordt geacht krachtens dit overgangsrecht te zijn verricht.

Artikel 28. 

Dit overgangsrecht wordt aangehaald als: Overgangsrecht voor het waterschap Vallei en Eem.

Ondertekening

Provinciale Staten van Gelderland en Utrecht