Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregels procedure artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 Gelderland

Geldend van 18-02-2011 t/m 31-12-2016

Intitulé

Beleidsregels procedure artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 Gelderland

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND EN DE COMMISARIS VAN DE KONINGIN

Gelet op de artikelen 3:10, eerste lid, 4:4 en 4:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 

Bij de voorbereiding van beslissingen op een aanvraag om een vergunning op grond van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 passen Gedeputeerde Staten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toe.

Artikel 2 

In afwijking van artikel 1 passen Gedeputeerde Staten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe bij de voorbereiding van beslissingen van eenvoudige aard waartegen naar verwachting geen zienswijzen zullen worden ingediend.

Artikel 3 

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels procedure artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 Gelderland.

Artikel 4 

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij worden geplaatst.

Ondertekening

Gedeputeerde staten van Gelderland
 

Op grond van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 geldt een verbod om zonder vergunning projecten en handelingen uit te voeren die gelet op de instandhoudingsdoelstellingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Bij de voorbereiding van beslissingen op aanvragen om een vergunning dienen Gedeputeerde Staten een procedure te doorlopen die borg staat voor een zorgvuldige voorbereiding van die beslissingen. In beginsel is dat de procedure zoals beschreven in afdeling 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht, aangevuld met enkele bepalingen uit de Natuurbeschermingswet 1998 (waaronder over de beslistermijn). Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid om in plaats daarvan te besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) in een concreet geval toe te passen. Op grond daarvan wordt van een ontwerpbesluit kennis gegeven, waarna belanghebbenden zienswijzen kunnen indienen. Daarna wordt het definitieve besluit genomen. Tegen dat besluit staat beroep open bij de rechter, in het geval van artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat is een belangrijk verschil met de procedure van afdeling 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht, op grond waarvan tegen een besluit eerst een bezwaarschrift moet worden ingediend alvorens de rechter kan worden ingeroepen. Bij toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zal de bezwarenfase derhalve worden overgeslagen. Ook bij toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gelden overigens de genoemde aanvullende bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998. Op grond daarvan geldt de beslistermijn zoals die in de Natuurbeschermingswet 1998 is vastgelegd. Onderhavige beleidsregels strekken ertoe dat de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in beginsel wordt toegepast, behalve als het gaat om beslissingen van eenvoudige aard waartegen naar verwachting geen zienswijzen zullen worden ingediend. Voor het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zullen Gedeputeerde Staten in ieder concreet geval daartoe beslissen (dan wel zal in mandaat daartoe namens Gedeputeerde Staten worden besloten) en zal de procedure in overeenstemming met de voorschriften worden ingericht.