Regeling vervallen per 01-03-2012

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Geldermalsen 2011

Geldend van 01-03-2012 t/m 29-02-2012

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Geldermalsen 2011

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen;

gelet op artikel 1.3 van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning 2011, jo. artikel 5 van de Wet Maatschappelijke ondersteuning,

besluit :

vast te stellen het navolgende:Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2011 ".

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

a. Wet

De Wet maatschappelijke ondersteuning.

b. Verordening

De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2007.

c. AanvragerEen persoon met een beperking die bij het college een aanvraag indient voor het ontvangen van een voorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming op grond van de verordening of diens wettelijke vertegenwoordiger.

d. Inkomen

  • 1.

    Het verzamelinkomen of het belastbare loon van de aanvrager;

  • 2.

    het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de ouders of pleegouders van de persoon waarvoor een voorziening wordt aangevraagd indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.

  • 3.

    het gezamenlijk verzamelinkomen of belastbare loon van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de aanvrager een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1, lid 2 van de wet.

e. Eigen aandeel in de kosten:

Het ten eigen laste van de aanvrager blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend.

f. Eigen bijdrage:

Een door het college vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden.

g. Financiële tegemoetkoming:

Een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

h. Forfaitaire vergoeding:

Een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt,al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

i. Gemaximeerde vergoeding:

Een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.

j. Normbedrag:

Een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding

k. Voorziening in natura:

Een voorziening die in eigendom of bruikleen wordt verstrekt.

l. Persoonsgebonden budget

Een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven.

m. College:

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen.

n. Norminkomen:de toepasselijke gebruteerde bijstandsnorm als genoemd in paragraaf 3.2 van de Wet werk en bijstand, verhoogd met de in artikel 25 tweede lid van die wet bedoelde maximale toeslag; bij personen van 65

jaar en ouder wordt uitgegaan vande normen voor deze categorie die gebaseerd zijn op de Algemene Ouderdomswet.

o.Peiljaar:het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning wordt verleend.

Artikel 1.1a Overige begrippen

Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten of de verordening.

Artikel 1.2 Beperkingen

Voor voorzieningen waarvan de kosten minder dan € 45,00 bedragen wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

Artikel 1.3 Vaststellen inkomen

  • 1. Het inkomen bestaat uit het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde persoon dan wel de gehuwden personen tezamen, en bedraagt:

    • a.

      indien met betrekking tot het peiljaar een aanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het verzamelinkomen, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001, in het peiljaar;

    • b.

      in de overige gevallen: het belastbare loon, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, in het peiljaar.

  • 2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen.

  • 3. In afwijking van het eerste lid vindt op aanvraag van de persoon aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar ten minste € 1.816,00 lager zal zijn dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Indien het derde lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1.816,00 lager is geweest dan het inkomen, bedoeld in het eerste lid, vindt definitieve vaststelling plaats overeenkomstig het eerste lid.

Artikel 1.4 Gelijkstelling met echtgenoot

  • 1. Met in achtneming van het bepaalde in artikel 1, lid 2 tot en met 7 van de wet, wordt voor de toepassing van de verordening gelijkgesteld met:

    • a.

      echtgenoot: de geregistreerde partner;

    • b.

      gehuwd: als partner geregistreerd.

  • 2. Als gehuwd wordt tevens aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.

  • 3. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

Artikel 1.5 Wijziging in de burgerlijke staat en bereiken van belang zijnde leeftijd

  • Voor de toepassing van de artikelen 1.3 en 1.4 van dit besluit wordt een wijziging in de burgerlijke staat van de ongehuwde persoon of gehuwde personen en het bereiken van een van belang zijnde leeftijd van een van deze personen in aanmerking genomen met ingang van de datum waarop die wijziging plaatsvindt.

Paragraaf 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 2.1 Persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. De omvang van het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 6 van de wet wordt als volgt vastgesteld:

    • a.

      voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1, onder c, bedraagt deze, met in achtneming van het bepaalde in artikel 2.2, 75 % van de kosten van de voorziening als die in natura zou worden verstrekt;

    • b.

      voor een voorziening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid onder c, artikel 5.1, tweede lid en artikel 6.1 onder a tot en met c, is deze gelijk aan de tegemoetkoming in de huurkosten die de aanvrager zou ontvangen als de voorziening in natura zou worden verstrekt.

  • 3. De budgethouder verstrekt uiterlijk drie maanden na afloop van ieder kalenderjaar en uiterlijk drie maanden na beëindiging van de ondersteuning:

    • a.

      van een voorziening als bedoeld in artikel 3.1, onder c een overzicht van de salarisadministratie;

    • b.

      van een voorziening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onder c, een voorziening als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid of een voorziening als bedoeld in artikel 6.1 onder a tot en met c, de factuur en een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening.

  • 4. In de beschikking kan worden bepaald dat op een andere wijze verantwoording dient te worden afgelegd over de besteding van het budget.

  • 5. Het college controleert steekproefsgewijs of een persoonsgebonden budget volgens de in de verordening opgenomen regels is besteed en in alle overige gevallen waarin het college dit nodig acht.

Artikel 2.2 Eigen bijdragen en eigen betalingen

  • 1. Voor een voorziening als bedoeld in artikel 3 van de verordening is een eigen bijdrage verschuldigd door:

    • a.

      een ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar met een inkomen boven € 16.137,00;

    • b.

      een ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder met een inkomen boven € 14.162,00;

    • c.

      gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar met een gezamenlijk inkomen boven € 20.810,00;

    • d.

      gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn met een gezamenlijke inkomen boven € 19.837,00.

  • 2. Bij de vaststelling van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 4.1, artikel 5.1, tweede tot en met vijfde lid en artikel 5.6, tweede lid, onder b van de verordening wordt rekening gehouden met een eigen aandeel in de kosten van de aanvrager indien:

    • a.

      deze ongehuwd is en jonger dan 65 jaar en zijn inkomen hoger is dan € 16.137,00;

    • b.

      deze ongehuwd is en 65 jaar of ouder en zijn inkomen hoger is dan € 14.162,00;

    • c.

      deze gehuwd is en een van beiden partners jonger is dan 65 jaar en hun gezamenlijk inkomen hoger is dan € 20.810,00;

    • d.

      deze gehuwd is en beide partners 65 jaar of ouder zijn en hun gezamenlijke inkomen hoger is dan € 19.837,00.

  • 3. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, bedragen tezamen niet meer dan:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.137,00;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.162,00;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.810,00;

    • d.

      voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.837,00.

  • 4. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onder b, artikel 5.1, derde lid, onder e voor zover de voorziening in eigendom wordt verstrekt en artikel 5.6, tweede lid onder b wordt maximaal zesendertig perioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel wordt bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekende bedrag in mindering worden gebracht.

  • 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Artikel 2.3 Vaststellen van de huurkosten

De huurkosten per vier weken van een voorziening als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid onder c, artikel 5.1, tweede lid en artikel 6.1 onder a en c wordt bepaald door de aanschafprijs van de voorziening, voor zover van toepassing vermeerderd met de verwachte kosten voor onderhoud en verzekering gedurende de verwachte levensduur van de voorziening, vermeerderd met € 100,00 te delen door een vierde van de verwachte levensduur van de voorziening in weken.

Paragraaf 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 3.1 Gebruikelijke zorg.

Om te bepalen of tot de leefeenheid waar een persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die in staat zijn tot het verrichten van gebruikelijke zorg zoals bedoeld in artikel 3.3 van de verordening, wordt gebruik gemaakt van het protocol gebruikelijke zorg van het Centrum Indicatiestelling Zorg van april 2005.

Artikel 3.2 Bandbreedte bij het aantal uren hulp bij het huishouden

  • 1. De gemeente stelt bij beschikking het aantal uren vast van de hulp bij het huishouden. Hiervan kan zonder dat daarvoor een nieuwe beschikking wordt afgegeven twee uur naar boven en naar beneden worden afgeweken.

  • 2. Van het aantal toegekende uren hulp bij het huishouden kan binnen de in de beschikking genoemde bandbreedte worden afgeweken, indien: a. wijzigingen in de situatie van de aanvrager hiertoe aanleiding geven; b. uit een medische verklaring blijkt dat de aard van de beperking een fluctuerende behoefte aan ondersteuning met zich meebrengt.

  • 3. Op grond van een advies van het CIZ kan de in het eerste lid genoemde bandbreedte anders worden vastgesteld.

  • 4. Afwijking van het genoemde aantal uren hulp bij het huishouden binnen de in de beschikking genoemde bandbreedte kan alleen plaatsvinden met instemming van het college.

Paragraaf 4 Woonvoorzieningen

Artikel 4.1 Verhuizing en inrichting (verhuiskostenvergoeding)

  • 1. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 onder a van de verordening, bedraagt maximaal € 2.500,00 waarbij rekening wordt gehouden met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten.

  • 2. Er wordt geen rekening gehouden met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten, indien de niet-gehandicapte bewoner de woning op verzoek van de gemeente verlaat conform artikel 4.8 van de verordening.

Artikel 4.2 Woningaanpassingen

De hoogte van de door het college vast te stellen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 onder b van de verordening bedraagt 100% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, waarbij rekening wordt gehouden met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten.

Artikel 4.3 Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard

  • 1. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.1, lid 3 van de verordening bedraagt 100% van de huurkosten, waarbij rekening wordt gehouden met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten.

  • 2. Met in achtneming van artikel 4.1, lid 2 van de verordening wordt in afwijking van artikel 4.1, lid 1 onder c in geval van woningsanering bij CARA een financiële tegemoetkoming verstrekt.

  • 3. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in geval van woningsanering bij Cara bedraagt het bedrag van de noodzakelijk gemaakte kosten, met als maximum een bedrag van € 2.000,00 waarbij rekening gehouden wordt met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten.

  • 4. Bij het vergoeden van stoffering kunnen de volgende normbedragen worden aangehouden:

    • a.

      zeil of linoleum € 60,00 per meter (uitgaande van een rol van 4 meter breed)

    • b.

      gordijnen € 20,00 per meter

Artikel 4.4 Bezoekbaar maken

De maximale vergoeding als bedoeld in artikel 4.6 van de verordening betreffende het bezoekbaar maken van een woning bedraagt € 2.500,00 waarbij rekening gehouden wordt met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten.

Artikel 4.5 Het verwerven van grond

De financiële tegemoetkoming die het college verstrekt voor de kosten van het verwerven van grond als bedoeld in artikel 4.12 van de verordening bedraagt de werkelijke kosten, waarbij het maximum aantal vierkante meters geldt per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage 2.

Artikel 4.6 Beperking aanpassing woonboten of woonwagens

De maximale vergoeding als bedoeld in artikel 4.17 van de verordening betreffende de aanpassing van woonschepen en woonwagens indien voldaan wordt aan gestelde voorwaarden is € 1.000,00 waarbij rekening gehouden wordt met het gestelde in artikel 2.2 van dit besluit met betrekking tot de eigen betaling in de kosten.

Artikel 4.7 Onderhoud, keuring en reparatie

De financiële tegemoetkoming die het college verstrekt voor de kosten van onderhoud en keuring van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.18 van de verordening bedraagt de werkelijke kosten tot een maximum bedrag genoemd in bijlage 1;

Artikel 4.8 Tijdelijke huisvesting

  • 1. De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.19 van de verordening bedraagt de werkelijke kosten met een maximum van € 450,00 per maand, met inachtneming van het bepaalde in het hierboven genoemde artikel 4.19 van de verordening, als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 2. Het college brengt geen eigen betaling in de kosten in rekening voor tijdelijke huisvesting.

Artikel 4.9 De kosten van huurderving

  • 1. Indien een woning voor meer dan € 4.500,00 is aangepast kan de eigenaar van de woning voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komen als bedoeld in artikel 4.20 van de verordening.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de kale huur van de woonruimte met een maximum van het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 onder a van de Wet op de huurtoeslag (de huurgrens) en is maximaal 6 maanden waarvan de eerste maand niet subsidiabel is.

  • 3. Het college brengt geen eigen betaling in de kosten in rekening voor huurderving

Artikel 4.10 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. Indien een eigenaar-bewoner zijn woning verkoopt binnen 10 jaar na gereedmelding van een woningaanpassing waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid onder b van de verordening die meer bedraagt dan € 45.378,00, is de eigenaar bewoner verplicht tot terugbetaling van de aanpassingskosten indien de aanpassing heeft geleid tot waardevermeerdering van de woning.

  • 2. Het college geeft opdracht tot het verrichten van een waardebepaling van de woning direct voorafgaand aan de verstrekking van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid en direct na gereedmelding van de aanpassing. Het positieve verschil in waarde tussen beide waardebepalingen wordt beschouwd als waardestijging als gevolg van de aanpassing van de woning.

  • 3. Het bedrag van de waardestijging tot een maximum van het als financiële tegemoetkoming verstrekte bedrag, dient als volgt te worden terugbetaald:

    • a.

      bij verkoop van de woning in het eerste en tweede jaar na gereedmelding 100% van de waardestijging van de woning;

    • b.

      bij verkoop van de woning in het derde en vierde jaar na gereedmelding 80% van de waardestijging van de woning;

    • c.

      bij verkoop van de woning in het vijfde en zesde jaar na gereedmelding 60 % van de waardestijging van de woning;

    • d.

      bij verkoop van de woning in het zevende en achtste jaar na gereedmelding 40% van de waardestijging van de woning;

    • e.

      bij verkoop van de woning in het negende en tiende jaar na gereedmelding 20% van de waardestijging van de woning.

Paragraaf 5 vervoersvoorzieningen

Artikel 5.1 Collectief systeem van aanvullend vervoer (regiotaxi Rivierenland)

  • 1. De in artikel 5.2a van de verordening bedoelde inkomensgrenzen per categorie bedragen per 2010:

    • a.

      voor personen tot 65 jaar:

      • -

        Gehuwden tot 65 jaar € 27.080,-

      • -

        Alleenstaande tot 65 jaar € 20.822,-

    • b.

      voor personen vanaf 65 jaar:

      • -

        Gehuwden 65 jaar of ouder € 27.847,-

      • -

        Alleenstaande 65 jaar of ouder € 19.966,-.

  • 2. De inkomensgrens is gelijk aan 1.5 maal het norminkomen.

  • 3. Het college stelt het norminkomen vast overeenkomstig de opgave van het CAK voor de berekening van de eigen bijdrage.

  • 4. De voor het collectief vervoer geïndiceerde aanvrager kan tegen het gereduceerde Wmo tarief gebruikmaken van de Regiotaxi Rivierenland. Voor een rit betaalt de aanvrager het opstaptarief en voor iedere zone waar hij doorheen reist. Een rit moet minimaal 2 zones en kan maximaal 5 zones zijn.

  • 5. Het tarief bedraagt € 0,50 per zone en is gerelateerd aan het blauwe strippen tarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer.

  • 6. De aanvrager die op grond van artikel 5.1 lid 4 van de verordening recht op begeleiding heeft bij deelname aan het collectief systeem van aanvullend vervoer, betaalt als hij begeleid wordt het dubbele tarief als bedoeld in lid 5 van dit artikel.

  • 7. Als voor een geïndiceerde aanvrager speciale dienstverlening noodzakelijk is om het gebruik van het collectief vervoer mogelijk te maken, kunnen door het college speciale indicaties toegekend worden waarvan de extra kosten niet doorberekend worden aan de aanvrager.

  • 8. Het inkomen bedoeld in artikel 5.2a van de verordening is het inkomen in het peiljaar.

Artikel 5.2 Financiële tegemoetkomingen voor andere vormen van vervoer

De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 lid 3 sub b t/m d van de Verordening is ten hoogste het bedrag van de gemaakte kosten, met als maximum de hierna onder a en b genoemde bedragen:

  • a.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto, een bruikleenauto, een taxi, dan wel een gesloten buitenwagen geldt een maximum bedrag van € 1394,76 per jaar;

  • b.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi geldt een maximum bedrag van € 2092,14 per jaar.

Artikel 5.3 Gedeeltelijke vergoeding verstrekking “ander verplaatsingsmiddel” in eigendom.

Indien het college een financiële tegemoetkoming verstrekt voor een vervoersvoorziening in de vorm van een “ander verplaatsingsmiddel” op grond van artikel 5.1 lid 3 onder e. van de verordening wordt bij bijzondere uitvoeringen van een algemeen gebruikelijk verplaatsingsmiddel, zoals een fiets, slechts een gedeelte vergoed wanneer deze in eigendom wordt aangeschaft.

Er wordt een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf toegekend onder aftrek van de aanschafkosten van de algemeen gebruikelijk versie van het verplaatsingmiddel. De gemeente hanteert de volgende kostprijs van een algemeen gebruikelijk vervoermiddel, bedragen voor:

  • ·

    Een fiets voor tieners/volwassen € 200,00

  • ·

    Kinderfiets tot 12 jaar € 125,00

  • ·

    Een buggy € 125,00

  • ·

    Een autostoeltje € 75,00

  • ·

    Een ander vervoermiddel Een op te vragen bedrag van gemiddelde aanschafkosten

Paragraaf 6. Rolstoelen

Artikel 6.1 Financiële tegemoetkoming in de huurkosten

De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.1, derde lid is gelijk aan de huurkosten van de verstrekte voorziening.

Artikel 6.2 Sportrolstoel

De door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 6.3 van de Verordening is een forfaitaire vergoeding en bedraagt € 2.452,29.

Paragraaf 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 7.1 Indienen van de aanvraag.

Een aanvraag voor een voorziening, een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming die op grond van de verordening wordt verstrekt, dient te worden ingediend in het gemeentehuis aan de Kuipershof 2 in Geldermalsen.

Artikel 7.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

p.m.

Paragraaf 8. Slotbepalingen

Artikel 8.1

Dit besluit treedt in werking op de datum van de inwerkingtreding van de Verordening WMO 2011, overeenkomstig het bepaalde in artikel 8.6 van de verordening.

Artikel 8.2 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 31 mei 2011, nummer 106.
Burgemeester en wethouders van Geldermalsen,
de loco-secretaris, de burgemeester,
J.C. Steurrijs. mr. S.W. van Schaijck.

Bijlage 1 Onderhoud en keuring van liften

Maximale kosten exclusief BTW die voor vergoeding in aanmerking komen:

Keuring van liften

eerste keuring

periodieke keuring

stoellift

€ 295,60

€ 216,20

rolstoelplateauliften

€ 295,60

€ 216,20

sta-plateauliften

€ 463,20

€ 267,20

woonhuisliften

€ 456,60

€ 263,40

hefplateauliften

€ 463,20

€ 267,20

balansliften

*)

€ 76,50 /uur

*) balansliften worden niet meer gemaakt

Onderhoud van liften

stoellift

€ 443,30

rolstoelplateauliften

€ 443,30

sta-plateauliften

€ 443,30

woonhuisliften

€ 886,60

hefplateauliften

€ 886,60

balansliften

€ 443,30