Regeling vervallen per 22-03-2013

Monumentenverordening

Geldend van 22-03-2013 t/m 21-03-2013

Intitulé

Monumentenverordening

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE GELDERMALSEN

De raad van de gemeente Geldermalsen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 januari 1997, nummer 102 en 3 februari, nummer 101;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet; de Algemene wet bestuursrecht en de Monumentenwet 1988;

besluit:

vast te stellen en de volgende MONUMENTENVERORDENING.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    monumenten:

    • a.

      alle zaken die van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terreinen die van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als bedoeld onder a.;

  • 2.

    gemeentelijke monumentenlijst:

    de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • 3.

    beschermde gemeentelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • 4.

    beschermde rijksmonumenten:

    onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • 5.

    kerkelijke monumenten:

    onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • 6.

    monumentencommissie:

    de door de gemeenteraad ingestelde commissie met als taak burgemeester en wethouders respectievelijk de gemeenteraad op verzoek of eigener beweging te adviseren over de toepassing van deze verordening, de toepassing van de Monumentenwet 1988 en andere zaken betreffende de monumentenzorg.

Artikel 2

  • 1. De leden van de monumentencommissie worden door de gemeenteraad benoemd, op voorstel van burgemeester en wethouders, gehoord de monumentencommissie.

  • 2. Bij de opstelling van het voorstel houden burgemeester en wethouders rekening met de deskundigheid van de kandidaten op het gebied van de monumentenzorg.

  • 3. De commissie werkt volgens een door de raad vast te stellen Verordening op de monumentencommissie.

  • 4. De vergaderingen van de commissie zijn openbaar, behoudens het in de Verordening op de monumentencommissie geregelde uitzonderingsgeval.

Artikel 3

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 4

  • 1. De gemeenteraad kan, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen. Overwegingen van algemeen belang vanwege ouderdom, kunsthistorische betekenis, architectonische bijzonderheden, ligging, functie of bestemming vormen hierbij de selectiecriteria. De selectiecriteria worden door de raad vastgesteld.

  • 2. De gemeenteraad geeft een beschikking over de aanwijzing van onroerende monumenten als gemeentelijke monumenten, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kan zij hiervan afwijken.

  • 3. De gemeenteraad neemt met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beschikking tot aanwijzing als gemeentelijke monumenten dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. De gemeenteraad neemt binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beschikking als bedoeld in het tweede lid en, in geval van een beschikking op verzoek van de belanghebbende, in ieder geval binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag. Zo spoedig mogelijk wordt de beschikking bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijke gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de genoemde termijnen wordt de gemeenteraad geacht niet tot de aanwijzing te hebben besloten.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7. De gemeenteraad kan ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Hierop is het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Gelderland, worden door de gemeenteraad niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst. Mutaris, mutandis, geldt dit ten aanzien van een lijst van monumenten op grond van de provinciale monumentenverordening.

Artikel 5

De gemeentelijke monumentenlijst ligt ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.

Artikel 6

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 7

  • 1. Bij de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 6 worden de door burgemeester en wethouders verlangde gegevens overgelegd.

  • 2. Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste lid, alsmede aan de eisen die gelden ingevolgde de artikelen 4:1 en 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen.

  • 3. Indien de aanvraag in behandeling wordt genomen, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag op de secretarie voor een ieder ter inzage. Indien in de aanvraag gegevens voorkomen of uit de aanvraag kunnen worden afgeleid, waarvan de geheimhouding met het oog op de bescherming van bedrijfsgeheimen gerechtvaardigd is, besluiten burgemeester en wethouders op een daartoe strekkend verzoek van de aanvrager dat die gegevens niet ter inzage worden gelegd. De burgemeester doet kennisgeving van de terinzage-legging op de gebruikelijke wijze en vermeldt daarbij de mogelijkheid om binnen een termijn van twee weken zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en de naar voren gebrachte zienswijzen, als bedoeld in het derde lid, terstond ter kennis van de monumentencommissie.

  • 5. Binnen acht weken na afloop van de termijn waarbinnen een ieder zijn zienswijze naar voren kan brengen, brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.

  • 6. Burgemeester en wethouders geven binnen acht weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, doch in ieder geval binnen 16 weken na ontvangst van de aanvraag, een beschikking op de aanvraag om vergunning.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe naar hun oordeel gegronde redenen bestaan, de in het zesde lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het zesde lid bedoelde termijn.

  • 8. Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het zesde lid, wordt de vergunning geacht niet te zijn verleend.

  • 9. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun beschikking aan de monumentencommissie en aan degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

  • 10. Een vergunning ingevolge deze verordening blijft buiten werking gedurende zes weken na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt ingevolge de Algemene Wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat bezwaar en een eventueel ingesteld beroep en hoger beroep is beslist. Belanghebbenden, onder wie de vergunninghouder, kunnen de president van de rechtbank, onderscheidenlijk de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzoeken de opschorting op te heffen. Titel 8.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders geven met betrekking tot een kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 7 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 9

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 10

  • 1. De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 9 niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • 2. De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 11

  • 1. Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van veertien dagen, genoemd in artikel 12, lid 2, van de Monumentenwet 1988.

  • 2. De monumentencommissie adviseert over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 4 SCHADEVERGOEDING

Artikel 12

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      de weigering van de gemeenteraad wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

    • b.

      de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

    • c.

      voorschriften tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

      schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 STRAFBEPALINGEN

Artikel 13

  • 1. Hij, die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 6 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 6 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 14

Met de opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, belast de door burgemeester en wethouder aangewezen toezichthouders op de naleving van deze verordening, voor zover zij bij besluit van burgemeester en wethouders tot de opsporing zijn aangewezen.

Artikel 15

In gevallen, waarin deze regeling niet voorziet of waarin toepassing van deze regeling zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de regeling.

Artikel 16

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de dag, volgende op die waarop de bekendmaking heeft plaatsgevonden.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2, van de Monumentenwet 1988.

  • 3. Op die respectievelijke tijdstippen wordt de “Monumentenverordening Geldermalsen 1997, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 januari 1997, nummer 6, ingetrokken.

Artikel 17

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Geldermalsen 1998”

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 17 februari 1998, nummer 4,
de secretaris, de voorzitter,