Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen,

 

gelet op artikel 19 en 22 van de Verordening voorzieningen WMO gemeente Geldermalsen 2012 en de Wet maatschappelijke ondersteuning,

 

besluit:

 

vast te stellen het:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de omschrijving van de begrippen in dit besluit wordt verwezen naar de Verordening voorzieningen WMO gemeente Geldermalsen 2012. Als aanvulling hierop gelden de volgende begripsomschrijvingen:

  • a.

    Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen: een door het college vastgesteld overzicht van de beschikbare voorzieningen en hun voorwaarden.

  • b.

    Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2012.

  • c.

    Inkomensgrens: de grens die gevormd wordt door 1,5 maal het van toepassing zijnde norminkomen, inclusief vakantiegeld, zoals jaarlijks wordt vastgesteld door de minister van VWS.

  • d.

    Norminkomen: de van toepassing zijnde norm in het kader van de Wet werk en bijstand.

  • e.

    Inkomen : het verzamelinkomen, d.w.z. het bruto inkomen minus de aftrekposten in box 1,2 en 3: van de klant en eventuele partner. Dit inkomen wordt door de belastingdienst vastgesteld.

  • f.

    Peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend.

  • g.

    Tegenwaarde goedkoopst compenserende voorziening: de waarde in geld (budget) van de goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • h.

    Verordening: de Verordening voorzieningen WMO gemeente Geldermalsen 2012 of de daaropvolgende Verordening.

  • i.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen.

Hoofdstuk 2. Financiële tegemoetkomingen

Paragraaf 1. Wonen in een geschikt huis

Artikel 2. Verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding

  • 1. De forfaitaire tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.690,--.

  • 2. Aan degene die op verzoek van het college een aangepaste (rolstoelgeschikte) woning verlaat wordt een verhuiskostenvergoeding verstrekt van €2.690,--.

  • 3. Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Het bedrag waarboven dit in ieder geval wordt beoordeeld bedraagt € 6.000,-.

Paragraaf 2. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 3. Inkomensgrenzen collectief vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi)

  • 1. De in de verordening bedoelde inkomensgrenzen per categorie bedragen:

    Drempel ongehuwd < 65 j € 22.905,--

    Drempel ongehuwd > 65 j € 16.007,--

    Drempel gehuwd <65 j € 28.306,--

    Drempel gehuwd beiden > 65 j € 22.319,--

  • 2. De inkomensgrens is gelijk aan 1.5 maal het norminkomen inclusief vakantiegeld.

  • 3. Het college gaat uit van het verzamelinkomen . Dit wordt vergeleken met de inkomensgrens.

  • 4. De voor het collectief vervoer geïndiceerde aanvrager kan tegen het gereduceerde Wmo tarief gebruikmaken van de Regiotaxi Rivierenland. Voor een rit betaalt de aanvrager het opstaptarief en voor iedere zone waar hij doorheen reist. Een rit moet minimaal 2 zones en kan maximaal 5 zones zijn.

  • 5. Het tarief bedraagt € 0,55 per zone en is gerelateerd aan het zonetarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer.

  • 6. Het maximaal voor vergoeding in aanmerking komende zones bedraagt 750 per jaar.

  • 7. De aanvrager die op grond van artikel 15 lid 3 van de verordening recht heeft op collectief vraagafhankelijk vervoer, waarbij begeleiding noodzakelijk is, betaalt, als hij begeleid wordt, het dubbele tarief als bedoeld in lid 5 van dit artikel.

  • 8. Als voor een geïndiceerde aanvrager speciale dienstverlening noodzakelijk is om het gebruik van het collectief vervoer mogelijk te maken, kunnen door het college speciale indicaties toegekend worden waarvan de extra kosten niet doorberekend worden aan de aanvrager.

  • 9. Het verzamelinkomen bedoeld in dit artikel is het inkomen in het peiljaar.

Artikel 4. Vervoerskostenvergoeding

Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto en/of taxi bedraagt € 1.510,60. Bij meerdere gebruikers binnen een leefeenheid is de vergoeding 75% van dit bedrag per persoon.

Paragraaf 3. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming sportrolstoel

Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als forfaitaire vergoeding. Het bedrag wordt vastgesteld op 100% van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening tot een maximum van € 2.632,--. Dit bedrag is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Artikel 6. Financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken woning

De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 2.500,--.

Hoofdstuk 3. Persoonsgebonden budget

Artikel 7. Overwegende bezwaren

Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager geen verantwoording kan of zal afleggen over de besteding van het persoonsgebonden budget;

  • c.

    reeds eerder op grond van de wet een persoonsgebonden budget is verstrekt en deze vanwege gebleken misbruik of onverantwoord gebruik is ingetrokken of teruggevorderd;

  • d.

    in afwijking van het gestelde in de onderdelen a., b. en c. kan verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden, indien tijdens het onderzoek duidelijk is geworden dat de aanvrager geen problemen meer zal hebben met het omgaan met het persoonsgebonden budget omdat de aanvrager hierin wordt begeleid door een persoon of organisatie die zelf geen financiële problemen heeft en ook geen commercieel belang heeft bij de verstrekking.

Artikel 8. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden

  • 1. Er wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld van 75% van de tegenwaarde van de hulp bij de huishouding in natura.

  • 2. Bij het vaststellen van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met de volgende uurtarieven:

    • a.

      indien de ondersteuningsvrager zelf de regie op het huishouden kan voeren (HH1), wordt voor natura een bedrag per uur beschikbaar gesteld van € 19,58, waarbij voor het pgb het minimale bedrag wat aan de klant beschikbaar wordt gesteld op € 15,77 ligt;

    • b.

      indien de ondersteuningsvrager zelf de regie op het huishouden niet kan voeren (HH2) wordt voor natura een bedrag per uur beschikbaar gesteld van € 24,16;

    • c.

      indien de ondersteuningsvrager zelf de regie op het huishouden niet kan voeren(HH3) en er is sprake van een ontregelde situatie wordt voor natura een bedrag beschikbaar gesteld van € 28,43.

Artikel 9. Vaststelling persoonsgebonden budget individuele voorzieningen

  • 1. Een persoonsgebonden budget voor een individuele voorziening is gelijk aan de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, zijnde de voorziening zoals deze anders in natura verstrekt zou zijn.

  • 2. Was dat een niet nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3. Was de natura verstrekking een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 10. Vaststelling persoonsgebonden budget aanpassing van een eigen auto

  • 1. De tegemoetkoming bedraagt 100% van de door het college aanvaarde kosten.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor de kosten van een autoaanpassing wordt slechts eenmaal per zeven jaar verstrekt.

Artikel 11. Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de aanvrager aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 30% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2. Het verantwoorden van een individuele voorziening geschiedt door het overleggen van een nota of getekende offerte waaruit blijkt dat de voorziening is gekocht, c.q. aangebracht, conform het programma van eisen zoals bij de beschikking is gevoegd.

  • 3. Het verantwoorden van geleverde uren hulp geschiedt door het overleggen van een overzicht van deze geleverde uren alsmede hierop van toepassing zijnde overschrijvingsbewijzen.

Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen

Artikel 12. Eigen bijdragen

  • 1. Voor een voorziening als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de verordening is een eigen bijdrage verschuldigd door:

    • a.

      een ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar met een inkomen boven € 22.905,--;

    • b.

      een ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder met een inkomen boven € 16.007,--;

    • c.

      gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar met een gezamenlijk inkomen boven € 28.306,--;

    • d.

      gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn met een gezamenlijk inkomen boven € 22.319,--.

  • 2. Bij de vaststelling van een financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening als bedoeld in artikel 10 lid 2, artikel 15 lid 2 en artikel 16 lid 2 van de verordening wordt rekening gehouden met een eigen aandeel in de kosten van de aanvrager indien:

    • a.

      deze ongehuwd is en jonger dan 65 jaar en zijn inkomen hoger is dan € 22.905,--;

    • b.

      deze ongehuwd is en 65 jaar of ouder en zijn inkomen hoger is dan € 16.007,--;

    • c.

      deze gehuwd is en een van beiden partners jonger is dan 65 jaar en hun gezamenlijk inkomen hoger is dan € 28.306,--;

    • d.

      deze gehuwd is en beide partners 65 jaar of ouder zijn en hun gezamenlijke inkomen hoger is dan € 22.319,--.

  • 3. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en het eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, bedragen samen niet meer dan:

    • a.

      voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.905,--;

    • b.

      voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.007,--;

    • c.

      voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 28.306,--;

    • d.

      voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn per vier weken een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.319,00.

  • 4. Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 22 onder b, f en g, van de verordening wordt, voor zover de voorziening in eigendom wordt verstrekt, maximaal negenendertigperioden van vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een met toepassing van de daarvoor geldende regels berekend bedrag in mindering gebracht.

  • 5. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Artikel 13. Duur opleggen eigen bijdrage en eigen aandeel

De duur van de oplegging van de eigen bijdrage is als volgt:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis: de eigen bijdrage wordt per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

  • b.

    wonen in een geschikt huis: de eigen bijdrage wordt maximaal 39 perioden van 4 weken in rekening gebracht;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: de eigen bijdrage wordt per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: de eigen bijdrage wordt per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: de eigen bijdrage wordt per 4 weken voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

  • f.

    zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft: maximaal 39 perioden van 4 weken;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel met uitzondering van de regiotaxi: maximaal 39 perioden van 4 weken;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten met uitzondering van de regiotaxi: maximaal 39 perioden van 4 weken.

Artikel 14. Geen eigen bijdrage of eigen aandeel

Geen eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd voor:

  • a.

    de regiotaxi;

  • b.

    financiële tegemoetkomingen.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 15. Indexering

  • 1. Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen geldende bedragen aanpassen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie

  • 2. Indexering is niet van toepassing op door het college geaccepteerde offertes.

Artikel 16. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 maart 2012..

  • 2. Met ingang van die datum wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2011 ingetrokken.

Artikel 17. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Geldermalsen 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 28 februari 2012 nummer 6
de loco-secretaris, de burgemeester,
J.C. Steurrijs mevrouw dr. M.W.M. de Vries