Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Reïntegratie Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

VERORDENING REÏNTEGRATIE WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012

De raad van de gemeente Geldermalsen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 maart, nummer 14

gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen

besluit:

vast te stellen de Verordening Reïntegratie Wet werk en bijstand gemeente Geldermalsen 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wwb: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • c.

    Ioaz: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    uitkeringsgerechtigden: Personen met een uitkering ingevolge de Wwb, de Ioaw of de Ioaz

  • f.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • g.

    Nuggers: personen als bedoeld in de Wwb, artikel 6 onder a;

  • h.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de Wwb

  • i.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen;

  • j.

    de raad: de raad van de gemeente Geldermalsen;

  • k.

    algemeen geaccepteerde alle arbeid: alle arbeid, niet zijnde, arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • l.

    Wi: de Wet inburgering.

Hoofdstuk 2 Beleid en Financiën

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet uitkeringsgerechtigden, evenals aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Wwb, ondersteuning en een voorziening aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 3. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Beleidsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een meerjarig beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven rekening houdend met de samenstelling van het uitkeringsbestand.

  • 2. Het beleidsplan dient uitgevoerd te worden binnen het beschikbaar gestelde reïntegratiebudget en het gestelde in artikel 7.

  • 3. Dit plan omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen

    • b.

      de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

    • c.

      het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening;

  • 4. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

  • 5. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid evenals het verslag als bedoeld in het derde lid bevat het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, evenals personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Wwb, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling daarbij rekening houdend met het gestelde in deze verordening.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 lid 1 genoemde beleidsplan en de door het college vastgestelde uitvoeringsbesluiten en beleidsregels.

  • 3. Geen aanspraak op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwb, de Ioaw, de Ioaz en de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, evenals aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordeningen Wwb en conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en artikel 20 van de Ioaz.

  • 4. Indien een persoon, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

Artikel 6 Jongeren

  • 1. Elke werkzoekende jonger dan 27 jaar krijgt uiterlijk binnen drie maanden na de dag waarop het recht op de voorziening is ontstaan, een voorziening in de vorm van een werk/leeraanbod gericht op duurzame inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het college stemt de voorziening af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere en stelt deze in de gelegenheid mondeling of schriftelijk zijn wensen kenbaar te maken.

  • 3. Aan een jongere die alleenstaande ouder is en de volledige zorg heeft voor een te zijnen laste komend kind tot vijf jaar, doet het college desgevraagd een werk/leeraanbod dat gericht is op scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

  • 4. Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste lid.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden evenals de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de Wwb en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 9 tot en met 16, met inachtneming van hetgeen daarover in het beleidsplan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of – vaststelling;

    • d.

      de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 4. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikel 5 lid 2 van deze verordening niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

Hoofdstuk 4 instrumenten

Artikel 9 Leer/werkaanbod

Het werk/leeraanbod is bedoeld voor jongeren en kan bestaan uit het aanbieden van een baan tot het aanbieden van gerichte scholing of een combinatie van beide. Een werk/leeraanbod kan ook bestaan uit een combinatie van voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling.

Artikel 10 loon boven uitkering

  • 1. Het college kan uitkeringsgerechtigden een tijdelijk dienstverband aanbieden in plaats van een uitkering.

  • 2. Indien het college hiertoe besluit dient zij hiervoor nadere regels vast te stellen met inachtneming van de hiervoor geldende wet en regelgeving.

Artikel 11 werkstages (als onderdeel van leerwerktrajecten)

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden en aan jongeren een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het doel van deze werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3. De werkstage duurt maximaal zes maanden

  • 4. Het college plaatst een persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen, naar het oordeel van het college, niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 5. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel van de werkstage, de duur alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 12 Detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf.

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden en aan jongeren een dienstverband bij een reïntegratiebedrijf aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling van bijvoorkeur maximaal één jaar;

  • 2. De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid door het reïntegratiebedrijf gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3. Een werknemer wordt alleen geplaatst indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen, naar het oordeel van het college, niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

  • 4. De gemeente maakt met het reïntegratiebedrijf in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt over de van toepassing zijnde rechtspositie.

Artikel 13 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie.

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met uitkeringsgerechtigden en/of jongeren een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2. Het college stelt regels ten aanzien van de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3. De subsidie wordt alleen verstrekt indien hierdoor de concurrentieverhoudingen, naar het oordeel van het college niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt en voor zover de subsidieverlening past binnen het (subsidie)beleid van de gemeente.

Artikel 14 Scholing

  • 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan aangeboden worden in de vorm van een subsidie.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast ten aanzien van noodzakelijkheid van de scholing, de duur en de maximale kosten.

Artikel 15 Sociale activering

  • 1. Het college kan als deeltraject van de reïntegratie activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 16 Vrijwilligerswerk

  • 1. Het college kan als onderdeel van een reïntegratietraject vrijwilligerswerk aanbieden.

  • 2. Onder vrijwilligerswerk wordt verstaan: onbetaalde, onverplichte activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week bij een non-profitorganisatie als gevolg waarvan de reïntegratie van de deelnemer wordt bevorderd en gericht is op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Het is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme.

Artikel 17 Persoonsgebonden reïntegratiebudget

  • 1. Het college kan een subsidie verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonsgebonden reïntegratiebudget.

  • 2. Onder een persoonsgebonden reïntegratiebudget wordt verstaan een subsidie ter voldoening van de noodzakelijk te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3. Indien het college hiertoe besluit dient zij hiervoor nadere regels vast te stellen met inachtneming van de hiervoor geldende wet en regelgeving.

Hoofdstuk 5 Inkomstenvrijlating, premies en terugvordering

Artikel 18 Inkomensvrijlating

  • 1. Het college kan besluiten tot vrijlating van inkomsten uit arbeid tot 25% van die inkomsten tot het wettelijk vastgesteld maximum per maand, gedurende ten hoogste een periode van zes aaneengesloten maanden.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden waaronder zij oordeelt dat het werk bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de uitkeringsgerechtigde.

  • 3. De inkomensvrijlating is niet van toepassing op de jongere.

Artikel 19 Premie

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden die succesvol deelnemen aan een reïntegratietraject bij uitstroom naar reguliere arbeid een premie verstrekken tot het wettelijke vastgestelde maximum.

  • 2. Het college kan aan een inburgeraar die met succes zijn/haar op grond van de Wi aangebonden inburgeringstraject heeft afgerond een premie verstrekken ter hoogte van de betaalde eigen bijdrage.

  • 3. De premie als bedoeld in het 1e lid is niet van toepassing op de jongere

  • 4. Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden over het gebruik en de hoogte van de hier bedoelde premie.

  • 5. Aanvragen voor premies in het kader van de subsidieverordening WI die zijn ingediend voor 31 december 2012, worden conform de genoemde subsidieverordening afgehandeld.

Artikel 20 Overige vergoedingen

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:

    • a.

      verhuiskosten;

    • b.

      reiskosten;

    • c.

      kosten voor kinderopvang

  • 3. Geen aanspraak op de in het eerste lid genoemde vergoedingen bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening die gezien haar aard en doel wordt geacht voor belanghebbende toereikend en passend te zijn.

Artikel 21 Terugvordering en maatregel

  • 1. Als een persoon die deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen, als bedoeld in artikel 5 niet nakomt of niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die voorziening ten behoeve van deze persoon gemaakt kosten terugvorderen.

  • 2. Als een bijstandsgerechtigde zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 niet is nagekomen of niet nakomt, kan het college een maatregel opleggen op de uitkering, conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wwb gemeente Geldermalsen.

  • 3. Als een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Ioaw of de Ioaz zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 niet nakomt, kan het college de uitkering verlagen, conform hetgeen hierover is bepaald in artikel 20 van de Ioaw en de Ioaz.

Artikel 22 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college

Artikel 23 Nadere regels

Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van de verordening.

Artikel 24 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 25 Verantwoording

Over de uitvoering van deze verordening legt het college jaarlijks verantwoording af aan de raad.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2012.

  • 4. Met ingang van die datum wordt de Verordening Reïntegratie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren gemeente Geldermalsen 2011 ingetrokken

Artikel 27 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald: Verordening reïntegratie Wet werk en bijstand Geldermalsen 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 24 april 2012, nummer 8d
de griffier, de voorzitter,

Toelichting

Algemene Toelichting  

 

Inleiding

De Wet werk en bijstand (hierna WWB) stelt de eigen verantwoordelijkheid van de burger centraal om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan door middel van arbeid. Pas als mensen niet in staat blijken in het eigen bestaan te voorzien, hebben zij aanspraak op en ondersteuning door de gemeente. De gemeente krijgt daartoe de volledige verantwoordelijkheid, de middelen en ruimte voor het voeren van een actief reïntegratiebeleid.

.De WWB geeft burgemeester en wethouders de opdracht om zorg te dragen voor de reïntegratie van uitkeringsgerechtigden, niet uitkeringsgerechtigden (Nuggers) en personen met een uitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw).

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikt gewezen zelfstandige (Ioaz) worden niet ingetrokken. De artikelen uit de WWB die zien op de reïntegratie zijn geïntegreerd in deze regelingen. Ook hiervoor geldt dat een verordening opgesteld dient te worden. De onderhavige verordening is ook hiervoor van toepassing.

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid artikel 10 eerste en tweede lid van de WWB

Voor wat betreft de vormgeving van de verordening is gekozen voor een procedurele verordening, waarin is vastgesteld op welke wijze het beleid bepaald wordt, hoe de verhoudingen tussen de gemeenteraad en het college is, evenals enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. Ook is de mogelijkheid in de verordening opgenomen dat het college één of meer subsidie- of budgetplafonds kan vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

In de gemeente Geldermalsen wordt het beleid op een aantal niveaus geregeld:

1. In de verordening zelf.

Hiermee ligt het beleid voor langere duur vast. Het aanpassen van de verordening vergt langere tijd. Uitgangspunt is een verordening vast te stellen waarin de hoofdlijnen geregeld zijn, die een aantal jaren meekunnen.

2. In het beleidsplan, dat ook door de raad vastgesteld wordt. Naast algemene uitgangspunten komen hierin ook onderwerpen aan de orde als het inkoop- en aanbestedingsbeleid en de afstemming met andere beleidsterreinen als onderwijs, zorg en economie.

3. In beleidsregels. Deze geven aan burgemeester en wethouders de mogelijkheid in individuele gevallen af te wijken.

4. In delegatie aan het college (uitvoeringsbesluiten) 

In deze verordening wordt dan ook vastgelegd: de verhouding tussen raad en college alsmede enkele algemene artikelen over de opdracht aan het college, de aanspraak op voorzieningen, de inzet van voorzieningen en de rechten en plichten van de cliënt. Al het overige wordt vastgelegd in een beleidsplan, beleidsregels of in uitvoeringsbesluiten van het college.

De WWB vraagt aan gemeenten evenwichtig aandacht te besteden aan de diverse doelgroepen. Dit betekent echter niet dat alle doelgroepen in aanmerking hoeven te komen voor dezelfde voorzieningen onder dezelfde voorwaarden. De gemeente kan hier eigen beleid op formuleren. Ten aanzien van twee aspecten kan de gemeente accenten aanbrengen; de bekostiging en de aard van de voorziening. De gemeente Geldermalsen heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid in de

onderhavige verordening.

Ten aanzien van de bekostiging rekent de gemeente een eigen bijdrage bij een inkomen dat hoger is dan 110% van het wettelijk minimumloon. Daarnaast maakt de gemeente in de verordening onderscheid in de mate waarin de voorzieningen beschikbaar worden gesteld aan deze doelgroep.

Relatie met andere verordeningen

De WWB geeft de gemeenteraad ook opdracht om verordeningen vast te stellen op een tweetal terreinen, die een relatie hebben met de reïntegratieverordening, namelijk maatregelen en cliëntenparticipatie.

Afstemmingsverordeningen WWB De op grond van de WWB en WIJ opgestelde maatregelenverordeningen regelen het samenspel van de rechten en plichten van de cliënt. De reïntegratieverordening en de afstemmingsverordeningen zijn nauw met elkaar verbonden. Immers, aan de plicht tot meewerken aan een traject kunnen sancties worden verbonden die gevolgen hebben voor de hoogte van de uitkering. Dit sanctiebeleid wordt geregeld in de beide maatregelenverordeningen.

Verordening cliëntenparticipatie WWB .De WWB en WIJ geven de gemeenteraad tevens de opdracht een verordening cliëntenparticipatie op te stellen. In de verordening cliëntenparticipatie WWB en WIJ wordt de wijze geregeld waarop cliënten participatie is geregeld in de gemeente.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel worden een aantal begrippen omschreven die meer dan eens voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan, in een aantal gevallen wordt verwezen naar definities uit de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Onder arbeidsinschakeling wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van een daarop gerichte voorziening, die door de gemeente wordt aangeboden. Met deze beperking wordt aangegeven dat gesubsidieerde arbeid, als voorziening in het kader van de wet, weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar geen einddoel kan zijn. Gesubsidieerde arbeid is arbeid waarbij de werknemer in dienst komt van de opdrachtgever dan wel een gesubsidieerde arbeidspool. Het doel van het opdoen van gesubsidieerde werkervaring is uitstroom naar regulier werk.

Algemene grenzen van wat algemeen geaccepteerde arbeid is, zijn niet primair terug te vinden in de WWB, maar wel in aanverwante wet- en regelgeving, zoals de arbeidswetgeving. Illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijke minimumloon vallen niet onder algemeen geaccepteerde arbeid. Bij gewetensbezwaren ligt het meer gecompliceerd. Over het algemeen zal gelden dat aan dergelijke strikt persoonlijke omstandigheden slechts betekenis zal worden gehecht voor zover deze zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk.

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van herkenbaarheid en consistentie. Tevens biedt dit artikel de mogelijkheid om aan het college specifieke opdrachten mee te geven. Een voorbeeld is de aanbesteding van de inkoop van de reïntegratietrajecten of een speciale opdracht om uitstroom uit de bestaande gesubsidieerde arbeid te stimuleren.

In de WWB is in artikel 10, derde lid aangegeven dat de aanspraak op voorzieningen alleen geldt voor die personen die ook daadwerkelijk inwoners van de gemeente zijn, door middel van een verwijzing naar artikel 40, eerste lid van de wet. Door deze verwijzing ook aan de opdracht aan het college te koppelen, geeft de gemeente aan dat zij de voorzieningen alleen wil inzetten voor de eigen doelgroep.

Het tweede lid is de vertaling van de opdracht uit de WWB dat de gemeente evenwichtig aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In het beleidsplan, maar vooral in de uitvoering komt vervolgens tot uiting hoe dit laatste punt uitgewerkt wordt. Voor wat betreft de evenwichtige aanpak van de diverse doelgroepen is al eerder opgemerkt dat dit niet betekent dat alle doelgroepen in aanmerking hoeven te komen voor dezelfde voorzieningen onder dezelfde voorwaarden.

Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen kunnen worden ondersteund.

Artikel 3 Beleidsplan

De WWB vraagt aan de gemeenteraad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. Gekozen is voor de systematiek van een procedurele verordening. Deze bevat de wettelijke bepalingen en procedures, maar geen inhoudelijke invulling van beleid. Het beleid is vastgesteld in het bij de verordening behorende meerjarige beleidsplan. Het voordeel van een procedureel ingerichte verordening is flexibiliteit: het beleid kan verder ontwikkeld en/of bijgesteld worden zonder dat de verordening aangepast moet worden. Het beleidsplan zal tweejaarlijks vastgesteld worden door de gemeenteraad.

In het tweede lid is genoemd welke onderdelen in ieder geval in het beleidsplan verder uitgewerkt zijn. Het is geen limitatieve opsomming.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het Rijk zendt. Deze verslagen dienen vergezeld te worden door een verklaring van de gemeenteraad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de gemeenteraad moet worden gezonden.

In het vierde lid is geregeld dat nadrukkelijk de cliëntenraad wordt betrokken bij het vaststellen van en de verantwoording over het beleid. Hier is ook een relatie gelegd met de verordening cliëntenparticipatie WWB.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Naast de verantwoordelijkheid van gemeenten om voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aan te bieden, is in de Wet werk en bijstand een aanspraak van de betrokkene opgenomen op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie. Eveneens uit het oogpunt van herkenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen om een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (lid 1). Het gaat daarbij niet om een recht op een specifieke voorziening, maar om het recht om door de gemeente geholpen te worden bij reïntegratie. Een dergelijke aanspraak stimuleert de eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene voor zijn reïntegratie en kan ertoe bijdragen dat gemeenten niet ten onrechte personen negeren of over het hoofd zien bij het aanbieden van voorzieningen.

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de betrokkene en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar het beleidsplan en de beleidsregels waarin de genoemde criteria worden geformuleerd.

Het is aan de gemeente om te beoordelen op welke wijze het verzoek van de betrokkene wordt gehonoreerd. De gemeente bepaalt allereerst, mede op basis van het reïntegratieadvies van het CWI, of ondersteuning richting arbeidsinschakeling noodzakelijk is. Vervolgens moet de gemeente bepalen uit welke elementen deze ondersteuning bestaat. Het uiteindelijke aanbod zal moeten passen binnen wat de gemeente, mede gelet op de beschikbare financiële kaders, in de verordening heeft opgenomen over haar reïntegratiebeleid. Van belang bij de uiteindelijke keuze van een traject is een actieve opstelling van de cliënt in de contacten met de case-manager en met het reïntegratiebedrijf. Cliënten die hun eigen traject mede kunnen samenstellen, zijn meestal gemotiveerd. Inspelen op de persoonlijke voorkeur en persoonlijke aandacht zijn belangrijke succesfactoren voor een geslaagde reïntegratie. De ideeën en voorstellen van de cliënt worden hierbij beoordeeld op hun bijdrage aan het vergroten van het arbeidsperspectief en aan het realiseren van de doelstelling van een (op termijn) duurzame plaatsing in een reguliere baan. De keuze is uiteindelijk aan de gemeente.

De in het derde lid genoemde voorliggende voorzieningen kunnen bijvoorbeeld zijn de bemiddeling richting arbeidsmarkt door het Centrum voor werk en inkomen of reïntegratieactiviteiten die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen worden aangeboden.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

In de WWB wordt al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij een uitkering, maar eveneens uit het oogpunt van herkenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen om in het eerste en het tweede lid de verplichtingen conform de wet op te nemen.

Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn al door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken, de gevraagde ondersteuning te weigeren bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek, een maatregel op te leggen (lid 3) en/of de kosten terug te vorderen (lid 4).

Artikel 6 Jongeren

Het eerste lid regelt wanneer en wie welke voorziening krijgt aangeboden en met welk doel.

Het tweede lid bepaalt dat het college daarbij rekening houdt met de omstandigheden en de mogelijkheden van de jongere.

Het derde lid is speciaal gericht op de jongere die tevens alleenstaande ouder is van een ten laste komen kind tot vijf jaar oud.

Het vierde lid tenslotte biedt de mogelijkheid om op individuele gronden af te wijken

Artikel 7 Budget en subsidieplafonds

De gemeente kan om financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen van voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie en budgetplafonds in stellen. Dit artikel regelt de mogelijkheid dat het college bij uitvoeringsbesluit een subsidie en/of budgetplafond kan in stellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken.

Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen. Een subsidie geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekend gemaakt te worden voor de periode waarvoor deze geldt (artikel 4:27 lid 1 Awb).

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

Dit artikel is opgenomen om enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen ook die voorzieningen die niet in het bijzonder in de verordening zijn opgenomen. Het eerste lid geeft daarom aan dat de verordening geen uitputtende opsomming van voorzieningen bevat.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de case-manager de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft in het bijzonder tot doel om bij subsidieverstrekking de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. De bepaling over het vragen van een eigen bijdrage heeft betrekking op de doelgroep Nuggers, immers van deze groep is het niet vanzelfsprekend dat zij op een laag inkomensniveau zitten. Het vragen van een eigen bijdrage gerelateerd aan de hoogte van het inkomen, is op zijn plaats. Eén en ander wordt nader uitgewerkt in het beleidsplan.

Het vierde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een detacheringsbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de (eventueel) aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Om deze reden wordt in het contact met de reïntegratiebedrijven verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

Artikel 9 Leer/werkaanbod

Dit artikel geeft een nadere uitleg van het begrip werk/leeraanbod en is in plaats gekomen van de sluitende aanpak in de voorgaande verordening. Het werk/leeraanbod is bedoeld voor jongeren en kan bestaan uit het aanbieden van een baan tot het aanbieden van gerichte scholing of een combinatie van beide. Een werk/leeraanbod kan ook bestaan uit een combinatie van voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling.

Artikel 10 loon boven uitkering

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om indien gewenst een “work-first” project op te starten. Het doel van Work-first is om personen van een bepaalde doelgroep, binnen een nader te bepalen periode na de bijstandsaanvraag voor een bepaalde periode en voor een bepaald aantal uur werk aan te bieden. Ondertussen blijft de persoon op zoek naar regulier werk. Daarnaast bekijkt de gemeente samen met de cliënt wat de beste manier is om verdere ondersteuning te bieden. Dat kan variëren van sollicitatietraining tot het volgen van scholing.

Indien de gemeente besluit om een “work-first” project te starten gelden de nodige regels hieromtrent. Een van de regels zijn de regels van de aanbesteding. Daarnaast dient bij vaststelling van een dergelijk project gekozen te worden op welke wijze het werk gefinancierd zal worden. In de toelichting op artikel 10 van de wet wordt gesteld dat werken met behoud van uitkering tot de mogelijkheden behoort. De positieve bijdrage aan de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling staat

hierbij centraal. Overigens kan een dergelijk project nooit louter dienen als budgetvriendelijke oplossing voor het doen verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten waarvoor geen of onvoldoende publieke financiering voor handen is. Hieruit volgt dat de verplichting om mee te werken aan werken met behoud van uitkering alleen mag worden opgelegd indien de te verrichten werkzaamheden noodzakelijk zijn om uit te stromen naar regulier werk. Ten slotte dient uiteraard rekening gehouden te worden met de grenzen van het arbeidsrecht.

Artikel 11 Werkstages (als onderdeel van leerwerktrajecten)

Werkstages zijn een betrekkelijk nieuw instrument voor gemeenten om langdurig werklozen en jongeren te reïntegreren. Voor de term werkstage is gekozen om te benadrukken dat het gaat om een soort scholingsinstrument, niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. De werkstage heeft als belangrijkste doel het opdoen van vaardigheden in een vakgebied, waardoor uitstroom naar betaald werk mogelijk wordt gemaakt. De werkstage is bedoeld voor uitkeringsgerechtigden en jongeren die op korte of middellange termijn perspectief op betaald werk hebben.

Het eerste lid geeft de algemene bepaling voor het aanbieden van een werkstage.

Het tweede lid geeft nog eens specifiek aan wat het doel is van de werkstage, om het verschil met een normale arbeidsverhouding aan te geven. Dit is vooral van belang om te voorkomen dat de cliënt claimt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en bij de rechter loondoorbetaling afdwingt. De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoen van specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenoemde ‘snuffelstage’, waarbij bezien wordt of het werk bij de cliënt past. De tweede plaats kan het gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt werken aan aspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.

Het derde lid geeft de maximale duur van de werkstage aan.

Het vierde lid geeft aan dat er bij plaatsing geen verdringing plaats vindt, of dat de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan dat het werk dat verricht gaat worden niet productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.

In het vijfde lid wordt bepaald dat er voor de werkstage een schriftelijke overeenkomst (stageovereenkomst) wordt opgesteld. Hierin kan expliciet het doel van de stage worden opgenomen, evenals de wijze van begeleiding. Door deze schriftelijke overeenkomst kan nog eens gewaarborgd worden dat het bij een werkstrage niet gaat om een reguliere arbeidsovereenkomst.

Artikel 12 detacheringsbanen uitgevoerd door een reïntegratiebedrijf

Artikel 12 biedt de gemeente de mogelijkheid net als onder de Wet inschakeling werkzoekenden dienstverbanden te creëren om op detacheringsbasis werkervaring op te doen (lid 1 en lid 2). Artikel 1 geeft aan dat dit instrument is voorbehouden aan uitkeringsgerechtigden en jongeren en bijvoorkeur voor maximaal 1 jaar.

De Wet werk en bijstand geeft geen regels over het werkgeverschap. Het zelf als gemeente in dienst nemen wordt bemoeilijkt doordat er dan sprake is van een aanstelling als ambtenaar, waarbij de gemeentelijke rechtspositie van toepassing is. Dit is niet wenselijk gezien het feit dat de rechtspositie van gemeenteambtenaren niet toegespitst is op de specifieke doelgroep van langdurig werklozen.

Om die reden heeft de gemeente er voor gekozen om net als bij de WIW, het instrument detacheringsbanen ook in zijn geheel, inclusief het formeel werkgeversschap, uit te besteden aan een reïntegratiebedrijf. Vooralsnog is dit de bestaande WIW—organisatie LANDER.

Voor de toelichting op lid 3 wordt verwezen naar de toelichting op het artikel over werkstages.

Het vierde lid geeft aan dat de gemeente met het reïntegratiebedrijf schriftelijk afspraken vastlegt over de van toepassing zijnde rechtspositie van de werknemer. De gemeente kan bepalen dat verplicht een bepaalde rechtspositie van toepassing is, ook kan zij eisen stellen aan bepaalde elementen uit die rechtspositie, zoals de beloning.

Artikel 13 Loonkostensubsidie gericht op reïntegratie

Het instrument loonkostensubsidie gericht op reïntegratie is bekend van de werkervaringsplaatsen uit de Wet inschakeling werkzoekenden, echter onder de WWB zijn deze geheel vormvrij geworden. Het beleid van de gemeente komt tot uitdrukking in de hoogte van de subsidie (gekoppeld aan de mate van productiviteit), de termijn en de aan de subsidie verbonden verplichtingen (b.v. bieden van scholing en begeleiding).

Het eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangegeven dat het primair gaat om een reïntegratievoorziening. Tevens is hier bepaald dat alleen uitkeringsgerechtigden en jongeren voor deze loonkostensubsidie in aanmerking komen. Dit is bepaald om deze vorm van uitstroom beschikbaar te stellen waarvoor de gemeente ook financieel verantwoordelijk is.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid nadere regels te stellen over de hoogte van de subsidie, de termijn en de praktische uitvoering (aanvraag, informatieverplichtingen, terugvordering etc.)

Voor de toelichting op het derde lid wordt verwezen naar de toelichting bij het artikel over

werkstages.

Artikel 14 Scholing

Uitgangspunt is de kortste weg naar uitstroom naar reguliere algemeen geaccepteerde arbeid. Als het vinden van algemene geaccepteerde arbeid niet lukt, komt scholing pas aan de orde. Bij de beoordeling van scholing staat arbeidsrelevantie voorop.

Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening die door de gemeente ingekocht wordt als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief met een voorstel tot scholing komt die door het college noodzakelijk geacht wordt, doch niet bestaat binnen het reguliere aanbod.

Het derde lid maakt het mogelijk om door het formuleren van een evenwichtige beoordeling een minder willekeurig scholingsbeleid te voeren.

Artikel 15 Sociale activering

Volgens de WWB dient ook sociale activering uiteindelijk gericht te zijn op arbeidsinschakeling. Bij de inkoop van de trajecten zal duidelijk gekozen worden voor sociale activering als opstap richting arbeidsmarkt vanuit het oogpunt dat iedereen mogelijkheden heeft. Voor sommige personen is de afstand tot de arbeidsmarkt echter zo groot dat als eerste stap het instrument sociale activering wordt ingezet. Er is echter nooit een garantie dat een persoon waarmee een sociaal activeringstraject is gestart ook daadwerkelijk zal doorstromen naar werk of een reïntegratietraject. Soms moet in de praktijk worden vastgesteld dat sociale activering het hoogst haalbare is.

Artikel 16 Vrijwilligerswerk

Het doen van vrijwilligerswerk kan op zichzelf of als onderdeel van een breder reïntegratietraject een goed instrument zijn om door te stromen naar werk. Lid 1 biedt het college de mogelijkheid om vrijwilligerswerk in te zetten als reïntegratie-instrument..Lid 2 geeft de definitie die de gemeente hanteert van vrijwilligerswerk als reïntegratie-instrument.

Artikel 17 Persoonsgebonden reïntegratiebudget

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om indien gewenst over te gaan tot het verstrekken van een persoonsgebonden budget, waarmee belanghebbende de mogelijkheid wordt geboden om zijn eigen reïntegratietraject in te kopen. Dit artikel is opgenomen in de vorm van een “kan-bepaling” en biedt het college de mogelijkheid om indien zij dit wenst invulling te geven aan de mogelijkheid tot een persoonsgebonden reïntegratiebudget. Lid 3 stelt dat indien het college hiertoe besluit zij hiervoor nadere regels dienst vast te stellen met inachtneming van de hiervoor geldende wet en regelgeving.

Artikel 18 Inkomensvrijlating

Met de komst van amendement Bruls is het mogelijk gemaakt de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd voor een deel vrij te laten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand. Met een maximum van € 166 (peildatum 1-1-2004) en ten hoogte van de duur van zes maanden. Uit het oogpunt van herkenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen om de mogelijkheid tot inkomensvrijlating conform de wet op te nemen in de verordening. Lid 2 stelt dat het college nadere regels stelt met betrekking tot de voorwaarden waaronder zij oordeelt dat het werk bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de cliënt. In de nota vrijlating inkomsten vrijlating WWB heeft de gemeente invulling gegeven aan deze opdracht..

Artikel 19 Premie

In de WWB is geregeld in artikel 31 lid 2 sub j dat jaarlijks een activeringspremie van maximaal € 1.984 (peildatum 1-1-2004) kan worden verstrekt. Artikel 18 lid 1 bepaalt dat het college de gehele premie verstrekt aan uitkeringsgerechtigden die succesvol deelnemen aan een arbeidsgericht reïntegratietraject gericht op uitstroom. Lid 2 stelt dat het college nadere regels stelt over het gebruik en de hoogte van de hier bedoelde premie.

Artikel 20 Overige vergoedingen

De gemeente kan ter stimulering van de arbeidsinschakeling besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daartoe bijdragen (lid 1). In dit artikel zijn als voorbeelden genoemd reiskosten, verhuiskosten en kosten voor kinderopvang. Dit is echter geen limitatieve opsomming. Wel dienen de kosten altijd beoordeeld te worden op noodzaak en redelijkheid en op de mogelijkheden voor voorliggende voorzieningen (lid 2). Te denken valt hierbij aan vergoedingen door de werkgever of fiscale regelingen.

Artikel 21 Terugvordering en maatregel

Dit artikel regelt de mogelijkheid voor het college om van personen die een reïntegratietraject volgen de gemaakte kosten terug te vorderen indien personen zich niet houden aan de opgelegde verplichtingen zoals benoemd in artikel 5 van deze verordening. In het kader van de maatregelen verordening kan tevens een maatregel opgelegd worden en in het kader van de nota terugvordering en verhaal zal, wanneer daar sprake van is, de te veel of ontrecht betaalde bijstanduitkering terug gevorderd worden.

Artikel 22 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Artikel 23 Nadere regels

Voor de juiste uitvoering van de vergoeding kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke regels vast te stellen.

Artikel 24Uitvoering

Evenals de uitvoering van de Wet werk en bijstand ligt de uitvoering van deze verordening bij het

college.

Artikel 25 Verantwoording

Dit artikel spreekt voor zichzelf

Artikel 26 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zichzelf

Artikel 27 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zichzelf