Regeling vervallen per 01-01-2021

Regionale Ambtsinstructie Leerplicht

Geldend van 15-09-2014 t/m 31-12-2020

Intitulé

Regionale Ambtsinstructie Leerplicht

Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel

Het College van Burgemeester en Wethouders, 

Gelezen het advies van (datum);

Gelet op:

artikel 16, lid 4, van de Leerplichtwet 1969 en de Wet van 6 december 2001 tot wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten.

Overwegende dat het wenselijk is

  • 1.

    om de samenhang tussen het toezicht op de naleving van de leerplicht in de instructie vast te leggen;

  • 2.

    dat de bestaande instructie voor de leerplichtambtenaar aan nieuwe regelgeving en nieuwe inzichten wordt aangepast;

  • 3.

    dat de werkwijze van de leerplichtambtenaren in de Regio Rivierenland op elkaar is afgestemd, waardoor voor leerlingen en scholen een zo gelijk mogelijke benadering gewaarborgd is.

Besluiten:

de "Regionale Ambtsinstructie Leerplicht" vast te stellen als volgt:

Begripsbepalingen

Artikel 1.

In deze instructie wordt verstaan onder:

  • A.

    de wet De Leerplichtwet 1969;

  • B.

    de RMC-wetgeving De regeling van de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten volgens de Wet van 6 december 2001 (Stb. 2001, 636);

  • C.

    de leerplichtambtenaar De ambtenaar door de burgemeester en wethouders van de gemeente benoemd in de functie van leerplichtambtenaar, die de eed of belofte alsbedoeld in artikel 16 van de wet heeft afgelegd;

  • D.

    de administratieve medewerker De ambtenaar die belast is met de ondersteuning van van de leerplichtambtenaar o.a. door het verrichten van de leerlingenadministratie en controle;

  • E.

    directeur Hoofd in de zin van artikel 1 onder d van de wet, dat wil zeggen degene die met de leiding van de school of de instelling is belast, dan wel degene die in opdracht van het bevoegd gezag de opgave van voortijdig schoolverlaten doet (als bedoeld in artikel 28 WVO, artikel 47a WEC en artikel 8.1.8 WEB);

  • F.

    de ouders/verzorgers De in artikel 2, eerste lid, van de wet bedoeldepersonen;

  • G.

    de jongere Een persoon in de leeftijd tussen 5 en 18 jaar die leerplichtig of kwalificatieplichtig is op grond van de wet;

  • H.

    Buitengewoon opsporing- Een functionaris met opsporingsbevoegdheid en de Ambtenaar (BOA) bevoegdheid tot het opmaken van een proces-verbaal

Preventie

Artikel 2

  • 1. Door middel van voorlichting op internet, brochures en beantwoording van telefonische vragen wordt proactief en in een zo vroeg mogelijk stadium informatie verschaft aan leerlingen, ouders en betrokken instellingen en scholen.

  • 2. Jaarlijks vindt afstemming plaats met het onderwijsveld. De scholen in het werkgebied worden minimaal één keer per jaar geïnformeerd over de werkzaamheden van de leerplichtambtenaar. Er wordt gewezen op de aandachtspunten en het verzuimprotocol voor de scholen en een toelichting gegeven op de prioriteiten van de leerplichtambtenaar, gewijzigde wetgeving etc.

  • 3. Er is georganiseerde (preventieve) afstemming met relevante ketenpartners, zoals het onderwijsveld en zorginstanties. Met de ketenpartners worden jongeren met een complexe problematiek besproken. Er wordt afgestemd welke acties vereist zijn en wie welke taken op zich neemt. Ontwikkelingen rondom ondernomen acties worden teruggekoppeld. Daar waar nodig kan hiervoor de verwijsindex worden ingezet.

  • 4. In de controle op absoluut verzuim worden de 4-jarigen meegenomen.

  • 5. Er zal extra zorg en aandacht besteed worden aan de overgang van leerplicht naar kwalificatieplicht (VO schoolverlaters)

  • 6. Bij recidive schorsing oproepen ouders/jongere voor een gesprek met de leerplichtambtenaar.

  • 7. Het besteden van extra aandacht aan ziekteverzuim.

Leerlingenadministratie en controle absoluut verzuim

(artikel 19 Leerplichtwet 1969; artikel 3 Leerplichtregeling)

Artikel 3

  • 1. Er is een leerlingenadministratie, die wordt bijgehouden door de leerplichtambtenaar en de administratieve medewerker.

  • 2. In de leerlingenadministratie worden de persoonsgegevens opgenomen van alle in de Basisregistratie Personen (BRP) opgenomen personen in de leeftijd van 4 tot en met 22 jaar.Van de personen van 4 tot 18 jaar worden ook de ouders en of verzorgers in de leerlingenadministratie opgenomen.

  • 3. De mutaties in de BRP met betrekking tot de in lid 2 bedoelde  personen worden tenminste tweewekelijks in de leerlingenadministratie verwerkt.

  • 4. De administratieve medewerker controleert of de mutaties van de verschillende scholen met betrekking tot in- en afschrijvingen van jongeren binnengekomen zijn en verwerkt deze. De leerplichtambtenaar neemt contact op met de directeuren van scholen en instellingen die in gebreke gebleven zijn.

  • 5. Blijkt uit het contact met de directeur dat deze verwijtbaar in gebreke blijft, dan heeft de leerplichtambtenaar een gesprek met de directeur. Indien er sprake is van recidive zal de leerplichtambtenaar dit melden aan de Onderwijsinspectie.

  • 6. De administratieve medewerker controleert minimaal maandelijks of alle leerplichtigen en kwalificatieplichtigen overeenkomstig de bepalingen van de wet als leerling op een school of onderwijsinstelling zijn ingeschreven.Indien er geen inschrijving is, wordt een brief naar de ouders/verzorgers verstuurd. In deze brief is aangegeven dat zij binnen één week dienen te reageren. Als wordt teruggemeld dat er wel sprake is van een schoolinschrijving dan wordt dit gecontroleerd.

  • 7. Bij geen reactie (na een rappelbrief met wederom één week reactietermijn) stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in conform artikel 7 van deze ambtsinstructie (absoluut verzuim).

  • 8. Tegenover een bericht van afschrijving van de ene school staat voor jongeren tot 18 jaar zonder startkwalificatie een bericht van inschrijving van een andere school. Als deze registratie niet sluitend is, volgt in eerste instantie contact met de school die de afschrijving (zonder kennisgeving van bestemming) gemeld heeft. Wanneer deze geen duidelijkheid kan geven, wordt schriftelijk contact gezocht met de ouders van de jongere.

  • 9. Bij verhuizing vindt, indien noodzakelijk, een warme overdracht plaats aan de leerplichtambtenaar van die gemeente. Indien er van de leerling een dossier aanwezig is, zal er tevens een stamkaart naar de nieuwe gemeente worden opgestuurd.

Leerplichtdossier

Artikel 4

  • 1. De leerplichtambtenaar legt slechts een leerplichtdossier aan over een jongere indien de leerplichtambtenaar mondelinge, telefonische, e-mail- of schriftelijke contacten heeft met de jongere of derden over diens:

    • a.

      vervangende leerplicht;

    • b.

      vrijstelling van inschrijving;

    • c.

      vrijstelling van schoolbezoek;

    • d.

      (vermoeden van) absoluut verzuim;

    • e.

      (vermoeden van) relatief verzuim;

    • f.

      (vermoeden van) voortijdig schoolverlaten;

    • g.

      situatie die leidt tot bespreking in een (preventief) georganiseerd overleg;

    • h.

      gedrag dat leidt tot melding van maatregelen zoals schorsing;

    • i.

      signalen die uiteindelijk kunnen leiden tot een van bovenstaande situaties.

  • 2. In het leerplichtdossier neemt de leerplichtambtenaar de volgende gegevens op: burgerservicenummer, onderwijsnummer of administratienummer;

    • a.

      voornamen en achternaam;

    • b.

      geslacht;

    • c.

      geboortedatum en -plaats;

    • d.

      nationaliteit;

    • e.

      naam, voornamen, voorletters, titulatuur, geslacht, adres, postcode, woonplaats,

    • f.

      telefoonnummer en soortgelijke gegevens van de ouders, voogden of verzorgers;

    • g.

      school (scholen) van inschrijving, met gevolgde klassen en/of onderwijssoort;

    • h.

      kennisgeving(en) van beroep op vrijstelling van inschrijfplicht;

    • i.

      kennisgeving(en) van (vermoedelijk) schoolverzuim;

    • j.

      aanvragen en behandeling van aanvragen voor vrijstelling van schoolbezoek;

    • k.

      afschrift van correspondentie met betrekking tot de jongere;

    • l.

      verslagen van gesprekken met dan wel over de jongere;

    • m.

      afschrift van proces-verbaal;

    • n.

      eventueel behaalde diploma’s

    • o.

      afschrift van de melding aan de Sociale Verzekeringsbank;

  • 3. De leerplichtambtenaar verstrekt slechts gegevens uit zijn administratie aan derden binnen de grenzen die daaraan worden gesteld door de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en het Vrijstellingsbesluit Wbp, in het bijzonder artikel 20 van het Vrijstellingsbesluit.

Verlof wegens andere gewichtige omstandigheden

(artikel 14, derde lid, tweede volzin Leerplichtwet 1969: meer dan 10 schooldagen verlof)

Artikel 5

  • 1. De vrijstellingsaanvraag dient schriftelijk volgens een vastgesteld formulier plaats te vinden uiterlijk zes weken voor aanvang van de vrijstellingsperiode.

  • 2. Indien de periode tussen de ontvangst van de aanvraag en de aanvang van het gevraagde verlof korter is dan de termijn die redelijkerwijs nodig is om tot een besluit te komen, deelt de leerplichtambtenaar dit bij de ontvangstbevestiging aan de aanvrager mee en wijst hij de aanvrager op de mogelijkheid dat de aanvrager de wet overtreedt indien de aanvraag niet of niet geheel wordt gehonoreerd.

  • 3. De leerplichtambtenaar bevestigt de ontvangst van een aanvraag en vermeldt in de ontvangstbevestiging dat hij binnen vier weken een besluit zal nemen.

  • 4. De leerplichtambtenaar geeft de aanvrager een termijn van tenminste een week en ten hoogste drie weken om een onvolledig ingediende aanvraag aan te vullen. Indien deze situatie zich voordoet wijst de leerplichtambtenaar de aanvrager op artikel 2 van deze instructie.

  • 5. De leerplichtambtenaar hoort de directeur over de aanvraag en draagt er zorg voor dat het oordeel van de directeur over de aanvraag schriftelijk wordt vastgelegd.

  • 6. De leerplichtambtenaar kan aan een directeur gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot aanvragen voor verlof wegens andere gewichtige omstandigheden voor tien schooldagen of minder, met het oog op het bevorderen van de rechtsgelijkheid.

Relatief verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2 lid 1, 4a, 21, 21a en 22 Leerplichtwet 1969)

Artikel 6

  • 1. De meldingen van schoolverzuim worden ontvangen door de administratieve medewerker. Jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs worden gemeld via het digitale loket van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet –bekostigd onderwijs worden gemeld middels een kennisgeving (vermoedelijk) ongeoorloofd schoolverzuim. Er wordt een leerling dossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het reeds aanwezige leerling dossier.

  • 2. Binnen een week meldt de administratief medewerker via DUO betreffende jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het Voortgezet Onderwijs of het Middelbaar Beroeps Onderwijs, welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen. Voor jongeren die onderwijs volgen aan een school voor het primair onderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs en het niet-bekostigd onderwijs meldt de administratief medewerker binnen een week aan de schoolinstelling welke acties er naar aanleiding van de kennisgeving worden ondernomen.

  • 3. De leerplichtambtenaar zoekt na ontvangst van een kennisgevingcontact met de ouders/verzorgers en stelt hen in de gelegenheid om nadere uitleg over het gemelde verzuim te geven en informeert hen over de procedures en eventuele consequenties. Indien het verzuim een jongere van 12 jaar of ouder betreft, zoekt de leerplichtambtenaar ook contact met de jongere zelf.

  • 4. De leerplichtambtenaar onderhoudt zo vaak als nodig contact met de ouders/jongere en betrokken organisaties om de verzuimsituatie zo spoedig mogelijk te beëindigen.

  • 5. De leerplichtambtenaar draagt zorg voor terugkoppeling naar de school van zijn handelswijze, vorderingen in het onderzoek naar het vermeende verzuim of afspraken met de jongere.

  • 6. De leerplichtambtenaar legt een huisbezoek af wanneer deze dat nodig acht.

  • 7. De leerplichtambtenaar kan een bemiddelende rol vervullen ten behoeve van de jongere en de ouders bij het zoeken naar een andere school of een zo goed mogelijk passende leerroute.

  • 8. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat een kennisgeving van verzuim binnen een zo kort mogelijke periode wordt afgehandeld. De hoogste prioriteit ligt bij het beëindigen van de verzuimsituatie. De leerplichtambtenaar doet mededeling van de afhandeling aan anderen die bij de verzuimsituatie zijn betrokken. De leerplichtambtenaar sluit de melding voor jongeren die onderwijs volgen binnen het Voortgezet Onderwijs en het Middelbaar Beroeps Onderwijs, af bij DUO.

  • 9. Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als bijzonder opsporingsambtenaar een proces-verbaal opmaken tegen de jongere en/of ouder(s). Tevens kan hij een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank zoals omschreven staat in artikel 17 van deze instructie. De leerplichtambtenaar maakt de betrokkenen uitdrukkelijk kenbaar dat hij voornemens is een melding te doen bij de Sociale Verzekeringsbank. Het opmaken van een proces-verbaal en een melding doen bij de Sociale Verzekeringsbank kan gelijktijdig, maar ook volgend op elkaar plaatsvinden.

  • 10. Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat sprake kan zijn van verwijtbaar handelen of nalaten van de ouders en/of de jongere die de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, dan kan de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als bijzonder opsporingsambtenaar een proces-verbaal opmaken tegen de jongere en/of ouder(s).

  • 11. Blijkt uit het onderzoek als bedoeld in het derde lid dat geen sprake is van vrijstelling, en blijkt dat er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van ouders van een jongere die de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt (ouders van leerplichtige leerlingen in de leeftijd van 5 tot 12 jaar), dan kan de leerplichtambtenaar die tevens bevoegd is als bijzonder opsporingsambtenaar een proces-verbaal opmaken tegen ouder(s).

  • 12. De leerplichtambtenaar kan aan het college van burgemeester en wethouders een voorstel doen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien hij van mening is, gezien de achtergrond en de aard van de verzuimsituatie, dat deze maatregel kan leiden tot het opheffen van het verzuim dan wel het voorkomen van herhaling daarvan.

  • 13. De leerplichtambtenaar kan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzoeken de kinderbijslag van een kwalificatieplichtige jongere stop te zetten, indien er sprake is van schoolverzuim.

  • 14. Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van schoolverzuim waarvan niet door een directeur is kennis gegeven, stelt de leerplichtambtenaar een onderzoek in naar de reden waarom de directeur het verzuim niet heeft gemeld. Blijkt de directeur onwillig of nalatig in het nakomen van deze verplichting, dan kan de leerplichtambtenaar hiervan melding doen bij de Onderwijsinspectie.

  • 15. De leerplichtambtenaar kan aan de directeur advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het registreren van verzuim en het doen van kennisgevingen van verzuim, met het oog op het bevorderen van een effectief verzuimbestrijdingbeleid en de rechtsgelijkheid. De leerplichtambtenaar kan de directeur verzoeken om eerder een kennisgeving van verzuim in te dienen dan de wet voorschrijft indien dat doelmatig is met het oog op de verzuimbestrijding.

Absoluut verzuim van leerplichtige en kwalificatieplichtige jongeren

(artikelen 2 lid 1, 3, 4a en 4b Leerplichtwet 1969)

Artikel 7

  • 1. Indien blijkt dat een leerplichtige en/of kwalificatieplichtige jongere niet als leerling is ingeschreven zonder dat daarvoor een grond voor vrijstelling aanwezig is, doet de leerplichtambtenaar onderzoek naar de reden van het ontbreken van deze inschrijving.

  • 2. Indien de ouders is aangeraden in het gesprek om het kind in te schrijven dan wel een andere actie op te volgen, wordt gecontroleerd of hier inderdaad gehoor aan is gegeven. Als het advies is opgevolgd wordt dit verwerkt in het leerplichtdossier. Is het advies niet opgevolgd dan kan er een proces-verbaal worden opgemaakt.

  • 3. Indien de jongere vóór het intreden van de situatie van absoluut verzuim wel op een school of instelling ingeschreven is geweest, neemt de leerplichtambtenaar contact op met de directeur van die school of instelling en vraagt diens zienswijze over het opgetreden absolute verzuim.

Kennisgeving in- en afschrijvingen

(artikel 18 Leerplichtwet 1969, artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB)

Artikel 8

  • 1. De kennisgevingen van:

    • -

      een (voorgenomen) beslissing tot verwijdering van een leerling;

    • -

      een kennisgeving van in- of afschrijving (via BRON);

    • -

      de melding van voortijdig schoolverlaten (via BRON).worden ontvangen door de administratieve medewerker. Er wordt een leerplichtdossier aangemaakt, of de kennisgeving wordt toegevoegd in het al aanwezige leerplichtdossier.

  • 2. Zodra de leerplichtambtenaar kennisneemt van verwijdering of van voortijdig schoolverlaten van een jongere die niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen is gemeld, stelt hij een onderzoek in naar de oorzaak hiervan. Als de directeur onwillig of nalatig is in het nakomen van deze verplichting, dan roept de leerplichtambtenaar de directeur op voor een gesprek en kan hij melding doen aan de Onderwijsinspectie (bij overtreding van artikel 18 Leerplichtwet 1969).Tevens kan de leerplichtambtenaar de inspecteur van die school of instelling van zijn bevindingen op de hoogte brengen (bij het niet nakomen van de verplichtingen krachtens artikel 28 WVO, artikel 47a WEC of artikel 8.1.8 WEB).

  • 3. De leerplichtambtenaar kan aan een directeur advies geven over de aanpak van het voorkomen van verwijdering of voortijdig schoolverlaten van een bij de school ingeschreven jongere.

  • 4. De leerplichtambtenaar kan aan de directeuren gevraagd of ongevraagd een advies geven over het te voeren beleid met betrekking tot het voorkomen van voortijdig schoolverlaten, met het oog op het bevorderen van een effectief startkwalificatiebeleid en de rechtsgelijkheid. De Leerplichtambtenaar kan directeuren uitnodigen om eerder een melding van voortijdig schoolverlaten te doen dan de wet voorschrijft, indien dat doelmatig is met het oog op de belangen van de schoolloopbaan van jongeren.

Vervangende leerplicht

(artikelen 3a en 3b Leerplichtwet 1969)

Artikel 9

  • 1. De leerplichtambtenaar besluit namens het College van Burgemeester en Wethouders over aanvragen tot het toestaan van vervangende leerplicht, als bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de Leerplichtwet 1969.

  • 2. Blijkt aan de leerplichtambtenaar dat een jongere vermoedelijk in de omstandigheden verkeert als bedoeld in artikel 3a dan wel 3b van de Leerplichtwet 1969, dan draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de noodzakelijke gesprekken met betrekking tot het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de praktijktijd (artikel 3a Lpw) dan wel arbeid van lichte aard (artikel 3b Lpw) worden gevoerd.

  • 3. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat:

    • -

      de afspraken die in de gesprekken worden gemaakt schriftelijk worden vastgelegd;

    • -

      de vastgelegde afspraken in het leerplichtdossier worden opgenomen;

    • -

      degenen die betrokken zijn bij het ontwerpen van het aangepaste onderwijs- en begeleidingsprogramma en de inrichting van de praktijktijd dan wel de arbeid van lichte aard over de gemaakte afspraken worden geïnformeerd;

    • -

      het programma op voor hen begrijpelijke wijze aan de ouders en de leerling wordt uitgelegd;

    • -

      de ouders het verzoek tot het toestaan van vervangende leerplicht ondertekenen en indienen.

  • 4. De leerplichtambtenaar informeert de Arbeidsinspectie over de toestemming voor vervangende leerplicht welke op grond van artikel 3b van de Leerplichtwet 1969 is verleend.

Vrijstelling van de leerplicht wegens het volgen van ander onderwijs

(artikel 15 Leerplichtwet 1969)

Artikel 10

  • 1. De leerplichtambtenaar besluit namens het College van Burgemeester en Wethouders over een aanvraag tot toepassing van de vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de Leerplichtwet 1969.

  • 2. Bij de beoordeling of de jongere op andere wijze voldoende onderwijs geniet, slaat de ambtenaar acht op:

    • -

      de vraag of het onderwijs bijdraagt aan het behalen van een startkwalificatie; en

    • -

      de vraag of de hoeveelheid tijd die met het onderwijs is gemoeid in redelijke verhouding staat tot de omvang van het onderwijs.

Vrijstelling van de inschrijvingsplicht

(artikel 5 aanhef en onder a, b en c, alsmede de artikelen 6, 7, 8 en 9 Leerplichtwet 1969)

Artikel 11

  • 1. De administratieve medewerker neemt de kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de Leerplichtwet 1969 in ontvangst. Hij zendt de ouders een ontvangstbevestiging indien de leerplichtambtenaar zelf niet binnen twee weken contact heeft gehad met ouders.

  • 2. Indien het vermoeden bestaat dat ouders een beroep willen doen op de grond als bedoeld in artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969, draagt de leerplichtambtenaar er zorg voor dat de aangewezen deskundige op een zo kort mogelijke termijn een schriftelijke verklaring over de geschiktheid van de jongere geeft.

  • 3. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond als bedoeld in artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders binnen 10 werkdagen na ontvangst van de verklaring van de deskundige.

  • 4. Indien de ouders een beroep willen doen op de grond als bedoeld in artikel 5 onder b van de Leerplichtwet 1969, dan is de termijn voor een bericht aan de ouders ten hoogste 20 werkdagen. Als gegronde redenen aanwezig zijn voor een langere termijn, dan deelt de leerplichtambtenaar deze termijn binnen 20 werkdagen aan de ouders mee.

  • 5. Indien de ouders een beroep doen op de grond als bedoeld in artikel 5 onder b van de Leerplichtwet 1969, dan onderzoekt de leerplichtambtenaar de bij de kennisgeving overgelegde bescheiden. Hij nodigt de ouders uit voor een mondelinge toelichting op het beroep. Hij onderzoekt of de bedenkingen daadwerkelijk de richting van het onderwijs betreffen. Hij gaat na of de jongere eerder op een school of instelling ingeschreven is geweest.

  • 6. De leerplichtambtenaar onderzoekt of de ontvangen kennisgeving voldoet aan de eisen van de Leerplichtwet 1969. Hij deelt tevens aan de ouders de gevolgen mee die verbonden zijn aan het al dan niet voldoen aan de eisen van de Leerplichtwet 1969.

  • 7. Indien de kennisgeving niet aan de eisen van de Leerplichtwet 1969 voldoet, geeft de leerplichtambtenaar de ouders een redelijke termijn, die doorgaans niet langer is dan 20 werkdagen, om de jongere alsnog in te schrijven op een school of instelling.

  • 8. Indien de kennisgeving wel aan de eisen van de Leerplichtwet 1969 voldoet, deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders mee voor welke periode de vrijstelling geldt. Tevens wordt aan hen medegedeeld voor welke datum zij een kennisgeving moeten indienen indien, zij opnieuw een beroep op een vrijstellingsgrond willen doen.

  • 9. Indien de kennisgeving betrekking heeft op de grond als bedoeld in artikel 5 onder c van de Leerplichtwet 1969, en de omstandigheden zijn van dien aard dat (nog) geen verklaring van de directeur van de buiten Nederland gelegen school of inrichting van onderwijs kan worden overgelegd, dan deelt de leerplichtambtenaar aan de ouders schriftelijk mede dat deze binnen drie weken overgelegd dient te worden.

Bepalen of een onderwijsvoorziening een school in de zin van de Leerplichtwet 1969 is

(artikelen 1 onder b, 1a, 1a1 en 22 lid 4 Leerplichtwet 1969)

Artikel 12

  • 1. Indien ouders aangeven dat zij voldoen aan hun verplichtingen krachtens de Leerplichtwet 1969 doordat hun kind gebruik maakt van een niet uit de openbare kas bekostigde of aangewezen onderwijsvoorziening, dan neemt de leerplichtambtenaar contact op met de Onderwijsinspectie met het verzoek een onderzoek in te stellen en binnen een in het verzoek aangegeven termijn een advies uit te brengen over de vraag of de onderwijsvoorziening kan worden beschouwd als een school in de zin van de Leerplichtwet 1969.

  • 2. De leerplichtambtenaar volgt het advies van de Onderwijsinspectie.

  • 3. Indien een school niet voldoet aan de criteria van de Leerplichtwet 1969, stelt de leerplichtambtenaar de ouders van de leerlingen van de onderwijsvoorziening binnen zeven dagen schriftelijk op de hoogte van het feit dat de onderwijsvoorziening niet langer een school is als bedoeld in de Leerplichtwet 1969, of verzekert hij er zich van dat de onderwijsvoorziening de ouders daarvan schriftelijk op de hoogte heeft gesteld.

Aanwijzing deskundige

(artikel 7 Leerplichtwet 1969)

Artikel 13

Er zijn afspraken gemaakt met schoolartsen van de GGD Rivierenland om een verklaring over de geschiktheid tot toelating tot een school of instelling af te geven.

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Leerplicht

(Artikel 16, lid 4, sub eLeerplichtwet 1969)

Artikel 14

Definitie: huiselijk geweld is geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. De huiselijke kring betekent: partners, ex-partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Er is meestal sprake van een machtsverschil. Het slachtoffer is afhankelijk van de dader. Het gaat bij huiselijk geweld om lichamelijke, seksuele en psychische vormen van geweld. Vormen van huiselijk geweld zijn: kindermishandeling, ouderenmishandeling, eergerelateerd geweld zoals eerwraak, vrouwelijke genitale verminking of huwelijksdwang, oudermishandeling, partnergeweld en ex-partnergeweld in alle verschijningsvormen, ook psychische mishandling en stalking. Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/huiselijk-geweld/wat-huiselijk-geweld-is

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Leerplicht

  • 1.

    Werken volgens de meldcode is een wettelijke verplichting. De meldcode op zich is een meldrecht en geen meldplicht. De meldcode bestaat uit 5 stappen. De leerplichtambtenaar volgt deze stappen.

  • 2.

    Stap 1: In kaart brengen van signalen.

    De leerplichtambtenaar brengt signalen die een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling bevestigen of ontkrachten in kaart en leg deze vast in het leerlingdossier. Tevens legt de leerplichtambtenaar ook de contacten over deze signalen vast, evenals de stappen die worden gezet en de besluiten die worden genomen. De leerplichtambtenaar beschrijft de signalen zo feitelijk mogelijk. Hypothesen en veronderstellingen worden vastgelegd, waarbij uitdrukkelijk wordt opgenomen dat het gaat om een hypothese of veronderstelling. De leerplichtambtenaar maakt een vervolgaantekening als een hypothese of veronderstelling later wordt bevestigd of ontkracht. De leerplichtambtenaar vermeldt de bron als er informatie van derden wordt vastgelegd. Diagnoses worden alleen vastgelegd als ze zijn gesteld door een bevoegde beroepskracht.

  • 3.

    Indien uit een vertrouwelijk gesprek met een leerling blijkt dat er mogelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling, dan meldt de leerplichtambtenaar aan de leerling dat hij of zij conform de meldcode zal handelen, tenzij er zwaarwegende belangen van de leerling zijn om dit na te laten.

  • 4.

    Betreffen de signalen huiselijk geweld of kindermishandeling gepleegd door een beroepskracht, dan meldt de leerplichtambtenaar de signalen bij de leidinggevende of de directie. In dat geval zijn de verdere stappen niet van toepassing.

  • 5.

    Stap 2: Collegiale consultatie en zonodig raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of het Steunpunt Huiselijk Geweld. De leerplichtambtenaar bespreekt de signalen met een collega bij voorkeur een leerplichtambtenaar lokaal of regionaal. De leerplichtambtenaar vraagt zo nodig ook advies aan het AMK of aan het Steunpunt Huiselijk Geweld. De leerplichtambtenaar legt de uitkomst van de bespreking vast in het leerlingdossier.

  • 6.

    Stap 3: Gesprek met de leerling(ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. De leerplichtambtenaar nodigt de leerling en ouders/verzorgers uit om de signalen te bespreken. Dit gesprek wordt bij voorkeur door twee medewerkers gevoerd. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: het doel van het gesprek, de feiten die de leerplichtambtenaar heeft vastgesteld en de waarnemingen die zijn gedaan. Aan de leerling en ouders/verzorgers wordt gevraagd hierop te reageren. De leerplichtambtenaar komt pas na deze reactie zonodig en zo mogelijk met een interpretatie van hetgeen de leerplichtambtenaar heeft gezien, gehoord en waargenomen. De leerplichtambtenaar vertelt de ouders wat de vervolgeacties (kunnen) zijn. De leerplichtambtenaar legt op zorgvuldige wijze de bevindingen van het gesprek vast in het leerlingdossier.

  • 7.

    Stap 4: Weeg de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt op basis van de signalen, van het ingewonnen advies en van het gesprek met de leerling en ouders/verzorgers, en na consultatie van een collega bij voorkeur een leerplichtambtenaar lokaal of regionaal het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. De leerplichtambtenaar weegt eveneens de aard en de ernst van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. De leerplichtambtenaar legt zijn afwegingen vast in het leerlingdossier.

  • 8.

    Stap 5: Beslissen: zelf hulp organiseren of melden. De leerplichtambtenaar weegt af of de leerling en zijn gezin redelijkerwijs voldoende tegen het risico op huiselijk geweld of op kindermishandeling beschermd kan worden door het inschakelen van de noodzakelijke hulp. De leerplichtambtenaar plaatst een melding in de Verwijsindex Risicojongeren.

  • 9.

    De leerplichtambtenaar doet alsnog een melding van zijn vermoeden bij het AMK of bij het Steunpunt Huiselijk Geweld als er signalen zijn dat het huiselijk geweld of de kindermishandeling niet stopt of opnieuw begint.

  • 10.

    Alvorens dat de leerplichtambtenaar een melding doet bespreekt hij deze melding met de leerling (ouder dan 12 jaar) en ouders/verzorgers. In dit gesprek geeft de leerplichtambtenaar aan waarom hij van plan is de melding te doen, vraagt de leerling en ouders/verzorgers om een reactie, hoort de eventuele bezwaren op de melding aan en probeert hieraan tegemoet te komen en maakt vervolgens de afweging over de noodzaak en de aard en ernst van het geweld en de noodzaak om de leerling of ouders/verzorgers te beschermen. De leerplichtambtenaar legt het gesprek vast in het leerlingdossier.

  • 11.

    De leerplichtambtenaar geeft bij de melding aan op grond van welke feiten en gebeurtenissen hij of zij hiertoe besloten heeft. Tevens meldt de leerplichtambtenaarof er informatie van anderen afkomstig is. De leerplichtambtenaar legt de melding vast in het leerlingdossier.

Melding aan de inspectiedienst van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

(artikel 23 Leerplichtwet 1969, artikel 5 Leerplichtregeling 1995)

Artikel 15

De leerplichtambtenaar draagt zorg voor een goede informatieverstrekking aan het districtshoofd van de Arbeidsinspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met betrekking tot:

  • -

    jongeren waarvoor vervangende leerplicht is goedgekeurd op grond van artikel 3, eerste lid onder b van de Leerplichtwet 1969;

  • -

    jongeren van wie hij bemerkt dat deze in strijd met de voorschriften arbeid verrichten.

Melding aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB)

(artikel 7 Algemene Kinderbijslagwet)

Artikel 16

  • 1. De leerplichtambtenaar kan een melding doen bij de SVB indien er sprake is van ongeoorloofd verzuim bij een jongere van 16 of 17 jaar zonder startkwalificatie. Onder ongeoorloofd verzuim wordt verstaan; verzuim van meer dan 16 uur in een periode vier weken, of het niet ingeschreven staan op een school, tenzij er sprake is van een vrijstelling.

  • 2. De leerplichtambtenaar kan besluiten om over te gaan tot een melding indien er sprake is van verwijtbaarheid van de ouders en/of jongere, de ouders en/of jongere niet willen meewerken aan afspraken om het verzuim te stoppen en/of er sprake is van recidive.

  • 3. Alvorens de leerplichtambtenaar een melding doet bij de SVB, roept hij de ouders en de jongere op om hen van de voorgenomen melding op de hoogte te brengen. Tevens worden er afspraken gemaakt binnen welke termijn en onder welke voorwaarden de ouders en de jongere de melding kunnen voorkomen.

  • 4. Als de ouders en de jongere geen gehoor geven aan de oproep van de leerplichtambtenaar, worden zij schriftelijk geïnformeerd conform de afspraken van lid 5.

  • 5. De leerplichtambtenaar maakt een verslag, welke aan de ouders en de jongere wordt verstuurd. Hierin wordt opgenomen:

    • -

      het geconstateerde verzuim (minimaal 16 uur per 4 weken);

    • -

      de ondernomen acties om dit verzuim te stoppen, welke niet hebben geleid tot het resultaat;

    • -

      de datum waarop de melding naar de SVB is verstuurd;

    • -

      de datum waarop de kinderbijslag stop gezet zal worden

    • -

      de voorwaarden waar de ouders en/of de jongere aan moeten voldoen om de melding ongedaan te maken;

    • -

      de evaluatiedatum (als de melding aan de SVB is gedaan, kunnen de ouders en/of de jongere alsnog voldoen aan de voorwaarden om de melding aan de SVB ongedaan maken. Hiervoor wordt een uiterste datum genoemd. Op deze wijze hebben ouders en jongere alsnog de kans de melding ongedaan te maken).

Jaarverslag leerplicht en effectrapportage RMC

(artikel 25 Leerplichtwet 1969; artikel 118h, zevende lid, WVO, artikel 162b, zevende lid, WEC, artikel 8.3.2, zevende lid, WEB).

Artikel 17

  • 1. De leerplichtambtenaar verantwoordt het in het afgesloten schooljaar in de gemeente gevoerde leerplichtbeleid inzake de handhaving van de leerplicht en de kwalificatieplicht en de resultaten daarvan aan het bestuur door middel van een jaarverslag.

  • 2. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de gegevens voor het jaarlijks aan de minister uit te brengen verslag inzake de omvang en behandeling van het schoolverzuim tijdig beschikbaar zijn.

Samenwerking in de regio inzake leerplicht en RMC

(artikel 16, lid 4 onder c Leerplichtwet 1969)

Artikel 18

  • 1. De leerplichtambtenaar pleegt zo vaak als noodzakelijk is overleg met ambtgenoten uit de regio.

  • 2. Met de regiogemeenten worden in ieder geval afspraken gemaakt over:

    • -

      de wijze waarop contact wordt onderhouden met de Officier van Justitie in het kader van de toepassing van artikel 22 van de Leerplichtwet 1969;

    • -

      de afspraken met het onderwijsveld over het verlenen van verlof op grond van de artikelen 11 onder f en g en 14 van de Leerplichtwet 1969. (respectievelijk extra vakantieverlof, of verlof bij andere gewichtige omstandigheden.

Samenwerking met diensten en instellingen

(artikel 16, lid 4 onder d Leerplichtwet 1969; artikel 118h, derde lid, WVO, artikel 162b, derde lid, WEC, artikel 8.3.2, derde lid, WEB)

Artikel 19

  • 1. De leerplichtambtenaar werkt samen met de instellingen, die onder andere zijn opgenomen in bijlage 1, zo vaak hij dat nuttig en wenselijk acht. Om inzichtelijk te krijgen of jongeren daadwerkelijk aankomen bij een organisatie en verder worden bemiddeld, vervult de leerplichtambtenaar een regierol. De leerplichtambtenaar controleert of doorverwezen jongeren daadwerkelijk in bemiddeling zijn genomen. Er wordt vastgelegd welke jongeren, waarheen zijn doorverwezen.

  • 2. De leerplichtambtenaar zorgt dat alle gegevens (zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 en 2 van deze instructie) welke zijn opgenomen in de leerplichtadministratie bij het einde van de leerplicht cq. kwalificatieplicht worden overgedragen aan het Regionale Meld- en Coördinatiepunt Voortijdig Schoolverlaten (RMC). Indien nodig zorgt de leerplichtambtenaar voor een warme overdracht aan de medewerker van het RMC.

Beleidsontwikkeling

Artikel 20

  • 1. De leerplichtambtenaar draagt er zorg voor dat de ervaringen met de uitvoering van de leerplichttaken binnen het werkgebied, kwantitatief en kwalitatief, op een systematische wijze worden verzameld en overlegd met de beleidsmedewerkers en leerplichtambtenaren van de verschillende gemeenten over voorstellen voor aanpassingen van het beleid (de zgn. signaalfunctie).

  • 2. De leerplichtambtenaar blijft op de hoogte van de lokale en landelijke ontwikkelingen die voor de uitvoering van de leerplichttaken van belang zijn en draagt bij aan de verwerking van die ontwikkelingen in voorstellen voor aanpassingen van het gemeentelijke beleid.

  • 3. Meerdere malen per jaar vindt er op uitvoerend niveau overleg plaats om af te stemmen over aanpak en werkwijze (Regionaal Overleg Leerplicht)

Slotbepalingen

Artikel 21

  • 1. Het vaststellen van deze instructie wordt bekendgemaakt aan de scholen en instellingen waar leerlingen uit de regio staan ingeschreven en aan de in bijlage 1 genoemde instellingen, door bekendmaking van dit besluit.

  • 2. Deze instructie treedt in werking 14 dagen na de dag van bekendmaking via een daartoe gekozen medium. Zaken die op het tijdstip van inwerkingtreding bij de leerplichtambtenaar in behandeling zijn, worden zo veel mogelijk overeenkomstig deze instructie behandeld, tenzij de belangen van de jongere daardoor geschaad worden.

  • 3. De regeling wordt aangehaald als ‘Regionale Ambtsinstructie Leerplicht´, Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel.

  • 4. Met het vaststellen van de instructie komt de “Instructie voor de leerplichtambtenaar” van september 2010 te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders gemeente Geldermalsen
datum 24 juni 2014, nummer 003
De voorzitter
De secretaris

Bijlage 1. Diensten en instellingen waar ondermeer mee wordt samengewerkt: [1]

Scholen voor primair onderwijs

Scholen voor voortgezet onderwijs

Scholen voor speciaal onderwijs

Instellingen voor beroepsonderwijs

Regionale Expertise Centra

Arrondissementsparket

Rechtbank

Bureau Halt

Politie

De Raad voor de Kinderbescherming

Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

Reclassering

Gemeenten

Provincie

Ministerie OC&W

Ministerie van Justitie

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Ingrado (branchevereniging voor Leerplicht- en RMC)

Onderwijsinspectie

Instellingen voor jeugdhulpverlening

Instellingen voor jeugdgezondheidszorg

Instellingen voor geestelijke gezondheidszorg

Lokale zorginstanties

Arbeidsinspectie

Sociale verzekeringsbank

Onderwijsconsulenten

Onderwijsconsulenten voor woonwagen- en zigeunerkinderen (OWWZ)

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen /Werkbedrijf (UWV)

Jongerenloket

Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG)

Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC)

[1] Deze opsomming is niet uitputtend