Regeling vervallen per 01-05-2013

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz

Geldend van 07-11-2012 t/m 30-04-2013

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz

De raad van de gemeente Gemert-Bakel

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 02 oktober 2012

gelet op artikel 8 lid 1 onderdelen b en h, artikel 9a lid 12 en artikel 18 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 20 en 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 20 en 35 van de Wet inkomensvoorziening

oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

B E S L U I T :

Vast te stellen de volgende

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschrevenhebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), het Bijstandsbesluit zelfstandigen 2004 (Bbz), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    Het college: het college van burgemeester en wethouders

    Uitkering: algemene bijstand op grond van de WWB en het Bbz, alsmede een uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ.

    Bijstandsnorm: de toepasselijke bijstandsnorm WWB of de grondslag van de uitkering IOAW en

    IOAZ of bijzondere bijstand bedoeld voor levensonderhoud;

    Voorziening: voorziening zoals bedoeld in artikel 7 WWB, artikel 34 IOAW, artikel 34 IOAZ.

    Verplichtingen: verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9, 10a, 17 en artikel 55 WWB, artikel 13,

    37 en 38a IOAW en artikel 13, 37 en 38a IOAZ en artikel 38 en 39 Bbz;

    Benadelingsbedrag:

    • I.

      de uitkering die teveel of ten onrechte is verstrekt als gevolg van het schenden van de inlichtingenplicht; en

    • II.

      de uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

    Afstemming: de verlaging van de uitkering

    Zeer ernstige misdragingen: het op een dusdanige wijze benaderen of bejegenen van het college, dan wel van personen die in opdracht van het college de wet uitvoeren, dat deze zich op een fysieke of psychische wijze, dan wel een combinatie van beide, bedreigd voelen;

    Tegenprestatie: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 9 eerste lid onder c WWB.

    Recidive: het binnen een in deze verordening genoemde termijn opnieuw plegen van een verwijtbare handeling van dezelfde soort en uit eenzelfde hoofdstuk uit deze verordening;

    Inburgeraar:een inburgeringsplichtige op grond van de Wet Inburgering.

    Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid: elke gedraging die in deze verordening die niet nader gedefinieerd is en die leidt of heeft geleid tot een onnodig beroep op de bijstand.

Artikel 2. Het besluit tot het opleggen van een verlaging

  • 1. Indien belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef vanverantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of artikel 30c, lid 2 en lid 3, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een verlaging opgelegd.

  • 2. Het college verlaagt de uitkering, rekening houdend met:

    • a.

      de ernst van de gedraging,

    • b.

      de mate waarin belanghebbende de gedraging verweten kan worden, en

    • c.

      de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

  • 3. In het besluit tot het opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de

    verlaging, de duur van de verlaging, het bedrag of het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.

  • 4. Een verlaging wordt berekend over de in de periode van verlaging voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm.

Artikel 3. Afzien van een verlaging

  • 1. Het college ziet af van een verlaging indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering is verstrekt. Een verlaging wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van een verlaging indien daarvoor dringende redenen aanwezig worden geacht.

  • 3. Indien het college afziet van een verlaging op grond van dringende redenen, krijgt de belanghebbende daarvan een schriftelijk besluit.

  • 4. Het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal kan op zichzelf geen reden zijn om af te zien vaneen verlaging.

Artikel 4. Waarschuwing

  • 1. Het college kan bij een eerste verwijtbare gedraging in die gevallen waarin de verordening de

    mogelijkheid biedt, volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 2. Het geven van een schriftelijke waarschuwing wordt gelijkgesteld met een besluit waarbij een

    verlaging is opgelegd.

  • 3. Met het geven van een schriftelijke waarschuwing kan niet worden volstaan, indien in een periode van twee jaar voorafgaand aan de gedraging reeds een dergelijke waarschuwing is uitgegaan. Dit

    hoeft niet vanwege eenzelfde gedraging te zijn.

Artikel 5. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging

  • 1. De verlaging gaat in op de eerste dag van de nog te betalen lopende uitkering, voor zover de betaling nog niet heeft plaatsgevonden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging worden toegepast met ingang van de eerst volgende kalendermaand. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 3. Een verlaging wordt voor bepaalde tijd toegepast. Een verlaging die voor een periode van meer dan drie maanden wordt toegepast, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

  • 4. Indien een besluit tot verlaging van de bijstand of uitkering niet kan worden uitgevoerd omdat de bijstand of uitkering is beëindigd of ingetrokken, wordt het besluit alsnog uitgevoerd indien de

    belanghebbende binnen twaalf maanden na de dagtekening van de     beschikking, waarin het besluit tot beëindiging of intrekking van de bijstand of uitkering bekend is gemaakt, wederom een beroep doet op bijstand voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan of op uitkering.

  • 5. Bij samenloop met een aanvraag om bijstand gaat de verlaging in vanaf de ingangsdatum van de uitkering.

  • 6. Indien een besluit tot verlaging wordt uitgevoerd en ten gevolge van recidive in dezelfde periode

    een tweede besluit tot verlaging uitgevoerd moet worden, sluit de uitvoering van dit tweede

    besluit aan op de periode waarin het eerste besluit tot verlaging wordt uitgevoerd.

Hoofdstuk 2. Niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de arbeidsinschakeling

Artikel 6 Gedragingen

Gedragingen van de belanghebbende waardoor algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt behouden of één van de verplichtingen op grond van artikel 9 WWB, artikel 9a WWB, artikel 55 WWB respectievelijk artikel 37 IOAW, artikel 38 IOAW, artikel 37 IOAZ en artikel 38 IOAZ niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1. Eerste categorie: 10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand

    • a.

      Het zich niet of niet tijdig als werkzoekende laten inschrijven bij het UWV WERKbedrijf, of deze inschrijving niet of niet tijdig verlengen.

    • b.

      Het niet of onvoldoende, op verzoek of uit eigen beweging, melden van alle feiten en omstandigheden, waarvan het belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de arbeidsinschakeling;

    • c.

      Het niet ondertekenen en/of niet retourneren van een trajectovereenkomst;

  • 2. Tweede categorie: 20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand

    • a.

      Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing of opleiding;

    • b.

      Het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de arbeidsinschakeling, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    • c.

      Het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB of artikel 55 WWB gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 WWB;

    • d.

      Het stellen van onredelijke eisen in verband met door de belanghebbende te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren;

    • e.

      Het door de inburgeringsplichtige niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om gegevens te verstrekken en die medewerking te verlenen die voor diens inburgeringsplicht van belang zijn;

  • 3. Derde categorie: 40% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand

    • a.

      Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een traject gericht op een voor de arbeidsinschakeling noodzakelijke geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen;

    • b.

      Het niet of onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

    • c.

      Het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;

    • r.

      Het weigeren van een passend aanbod voor kinderopvang, dat noodzakelijk is voor de deelname aan het traject gericht op arbeidsinschakeling, waaronder mede begrepen wordt inburgering als onderdeel van de arbeidsinschakeling;

    • e.

      Het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB respectievelijk artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB respectievelijk artikel 38 lid 1 IOAW en artikel 38 lid 1 IOAZ;

    • f.

      Het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a WWB, indien van toepassing;

    • g.

      Het in strijd handelen door de inburgeringsplichtige met artikel 23, eerste 1 van de Wet inburgering of de krachtens artikel 23 derde lid, gestelde regels van de Wet inburgering;

    • h.

      Het door de inburgeringsplichtige niet behalen van het inburgeringsexamen binnen de bij of krachtens de artikelen 32 en 33 van de Wet inburgering gestelde termijnen.

  • 4. Vierde categorie: 100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand

    • a.

      Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen deeltijdarbeid;

    • b.

      Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid, waaronder begrepen deeltijdarbeid;

    • c.

      Het door eigen toedoen niet behouden van een dienstbetrekking in de zin van hoofdstuk 2 of  3 van de Wet sociale werkvoorziening, waaronder begrepen deeltijdarbeid;

Hoofdstuk 3. Niet of onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 7 Gedragingen

Gedragingen van de belanghebbende die een schending inhouden van één van de verplichtingen op grond van in artikel 17 WWB respectievelijk artikel 13 IOAW, artikel 13 IOAZ  of artikel 39 Bbz niet of onvoldoende worden nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1. Eerste categorie: 5% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand

    • a.

      Indien een belanghebbende de inlichtingenplicht niet is nagekomen door informatie die vanbelang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, maar wel binnen de hersteltermijn zoals bedoeld in artikel 54 WWB respectievelijk artikel 17 IOAW, artikel 17 IOAZ;

    • b.

      Van het opleggen van een verlaging zoals bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en

    worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 2. Tweede categorie: 10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand

    • a.

      Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 13 van de IOAW, artikel 13 van de IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering;

    • b.

      Van het opleggen van een verlaging bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.

  • 3. Derde categorie: hoogte afstemming afhankelijk van het benadelingsbedrag

    • a.

      Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht zoals bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 13 van de IOAW, artikel 13 van de IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt de verlaging afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

    • b.

      De verlaging wordt vastgesteld op:

    • 1.

      10% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-;

    • 2.

      20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 1000,- tot € 2000,-;

    • 3.

      50% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag vanaf € 2000,- tot € 4000,-;

    • 4.

      100% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand bij een benadelingsbedrag groter dan € 4000,-.

Hoofdstuk 4. Overige gedragingen die leiden tot een verlaging

Artikel 8. Niet meewerken aan het leveren van een tegenprestatie

Indien een belanghebbende de verplichting tot het aangaan en het leveren van een tegenprestatie niet of in onvoldoende mate nakomt, wordt een verlaging opgelegd van 20% van de bijstandsnorm gedurende 1 maand.

Artikel 9. Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. Een verlaging wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt afgestemd op het benadelingsbedrag.

  • 2. Het college bepaalt zelf de hoogte van de verlaging bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan dat niet nader is omschreven in deze verordening. De verlaging bedraagt maximaal de uitkering die verstrekt zou zijn als er geen sprake zou zijn van een dergelijk tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 10. Zeer ernstige misdragingen

Zeer ernstige misdragingen jegens het college, dan wel van personen die in opdracht van het college de wet uitvoeren WWB, IOAW, IOAZ en Bbz, leiden tot een verlaging van de uitkering en worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a.

    Eerste categorie: discriminatie: een verlaging 20% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

  • b.

    Tweede categorie: verbaal geweld: een verlaging 40% van de bijstandsnorm gedurende een maand;

  • c.

    Derde categorie: intimidatie en fysiek geweld: een verlaging 100% van de bijstandsnorm of gedurende een maand;

Hoofdstuk 5. Samenloop en recidive

Artikel 11. Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in deze verordening of in de voorgaande verordening genoemde verplichtingen, wordt één verlaging opgelegd. Voor het bepalen van de hoogte en duur van de verlaging wordt uitgegaan van de gedraging waarop de hoogste verlaging is gesteld.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in deze verordening genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging opgelegd. Deze verlagingen worden gelijktijdig toegepast, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende niet verantwoord is.

Artikel 12. Recidive

  • 1. Indien belanghebbende binnen twaalf maanden, nadat de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt, zich opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie wordt, in afwijking van artikel 7 eerste of tweede lid, de duur van de afstemming verdubbeld ;

  • 2. Indien een belanghebbende zich voor de derde maal schuldig maakt aan dezelfde of een ernstiger verwijtbare gedraging kan college het percentage van de afstemming hoger, en de duur van de afstemming langer vaststellen.

  • 3. Indien een belanghebbende jonger dan 27 jaar zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit tot verlaging zich opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de jongere de verplichtingen zoals genoemd in artikel 9 eerste lid of

    artikel 55 van de wet niet wil nakomen, treedt artikel 13 tweede lid onder d van de wet in werking.

Artikel 13. Samenloop bij weigeren uitkering IOAW/IOAZ

Indien het college de uitkering op grond van artikel 20 IOAW of IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking ervan.

  • 2. De afstemmingsverordening, vastgesteld door de raad van de gemeente Gemert-Bakel bijbesluit van 17-2-2011 en gewijzigd bij besluit van 15-7-2011wordt ingetrokken met ingang van de

    datum waarop deze verordening in werking treedt.

  • 3. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening wordt het bepaalde in deWijzigingsverordening tijdelijke regels Aanscherping Wet werk en bijstand, vastgesteld door de raad van de gemeente Gemert-Bakel bij besluit van 12-1-2012, ten aanzien van de Afstemmingsverordening (artikel III) ingetrokken.

Artikel 15. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ, Bbz.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 18 oktober 2012

de raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

P.G.J.M. van Boxtel

Drs. J. van Zomeren