Regeling vervallen per 07-12-2022

Reglement van orde voor de raad

Geldend van 17-01-2011 t/m 06-12-2022

Intitulé

Reglement van orde voor de raad

De gemeenteraad van de gemeente Gennep:

gelezen het voorstel van het seniorenconvent en het presidium d.d. 4 januari 2011;

Besluit:

onder intrekking van het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad van de gemeente Gennep, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 2002, laatstelijk gewijzigd 14 april 2008, een nieuw gewijzigd reglement van orde vast te stellen, luidende als volgt. 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1.

    Voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • 2.

    Amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • 3.

    Subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • 4.

    Motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • 5.

    Voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • 6.

    Initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • 7.

    Hamerstukken: voorstellen die blijkens voorstel van het presidium danwel unaniem advies van de desbetreffende raadscommissie geen bespreking in de raad meer behoeven;

  • 8.

    Raadscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 82 tot en met 86 van de Gemeentewet;

  • 9.

    Hamerraad: de vergadering van de raad veelal aansluitend op de commissievergaderingen waarin de voorstellen die blijkens voorstel van het presidium danwel unaniem advies van de desbetreffende raadscommissie geen bespreking in de raad meer behoeven, ter besluitvorming worden afgehamerd.

  • 10.

    Bespreekraad: de vergadering van de raad waarin de voorstellen die blijkens het advies van de meerderheid van de desbetreffende raadscommissie rijp voor bespreking in de raad zijn en ter besluitvorming door het presidium zijn geagendeerd.

  • 11.

    Burgerontmoetingsplaats (BOP): een laagdrempelige bijeenkomst waar raadsleden in een vroegtijdig stadium over tal van onderwerpen de burger naar zijn mening kan vragen.

  • 12.

    Gemeentehuis: het gebouw, zijnde het gemeentekantoor en/of stadhuis.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • 1.

    het schriftelijk oproepen van de raadsleden tot de vergadering;

  • 2.

    het leiden van de vergadering;

  • 3.

    het handhaven van de orde;

  • 4.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • 5.

    hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1 De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3 Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3a De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris als bedoeld in artikel 100 van de Gemeentewet in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 3b Het presidium

  • 1 De raad heeft een presidium. Voorzitter is de voorzitter van de raad.

  • 2 Het presidium bestaat de commissievoorzitters en de voorzitter van de raad (tevens voorzitter van het presidium).

  • 3 Bij verhindering van de voorzitter zal de waarnemend voorzitter van de raad voorzitter van het presidium zijn.

  • 4 Bij verhindering van een commissievoorzitter zal een plaatsvervanger het presidium kunnen bijwonen.

  • 5 De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 6 De voorzitter kan voorstellen de secretaris voor nadere advisering uit te nodigen voor het presidium.

  • 7 Het presidium besluit met gewone meerderheid van stemmen

  • 8 De voorzitter van het presidium en de griffier hebben geen stem.

Artikel 3c Het seniorenconvent

  • 1 De raad heeft een seniorenconvent.

  • 2 Het convent bestaat uit de raadsvoorzitter en de fractievoorzitters of hun vaste vervangers en de griffier.

  • 3 De voorzitter kan het seniorenconvent raadplegen ten behoeve van procedurele, dan wel belangrijke inhoudelijke zaken.

Artikel 3d Burgerontmoetingsplaats (BOP)

De raad organiseert bij voorkeur 1 keer in de zes weken een zogenoemde Burgerontmoetingsplaats (BOP): een laagdrempelige bijeenkomst waar raadsleden in een vroegtijdig stadium over tal van onderwerpen de burger naar zijn mening kan vragen.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging, benoeming wethouders

  • 1 Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2 De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3 Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4 In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5 Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 5 Fractie

  • 1 De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2 Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3 De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter .

  • 4 a. Indien:

    • 1.

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • 2.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • 3.

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    b. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen, voorbereidingen

Artikel 6 Vergaderfrequentie

  • 1 Vergaderingen van de raad vinden in principe eenmaal per zes weken plaats; bij voorkeur op maandag. De vergaderingen vangen aan om 20.00 uur en worden gehouden in de raadszaal van het stadhuis .

  • 2 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

Artikel 7 Oproep

  • 1 De voorzitter zendt tenminste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

Artikel 8 Agenda

  • 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de bijbehorende stukken aan de leden van de raad verzonden, en openbaar gemaakt.

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4 Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5 Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 8a De wethouder

vervallen

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken

  • 1 Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2 Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

  • 1 De vergadering wordt door aankondiging in de gemeenterubriek van een huis-aan-huisblad en op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze alsmede door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2 De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 14.

  • 3 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk depresentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitteren de griffier door ondertekening vastgesteld. 

Artikel 12 Zitplaatsen

  • 1 De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het seniorenconvent bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2 Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg met het seniorenconvent.

  • 3 De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum

  • 1 De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2 Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 13a Gebed

  • 1 De voorzitter opent de vergadering met het uitspreken van de navolgende tekst: "Ik verzoek een moment van stilte om een ieder in de gelegenheid te stellen tot een gebed of overweging" (stilte voor gebed of overweging) " De vergadering is geopend" .

  • 2 De voorzitter sluit de vergadering met het uitspreken van de navolgende tekst: "Ik sluit deze vergadering in het vertrouwen, dat ons werk het welzijn van de gemeente en haar inwoners mag bevorderen. Dat is onze bede aan God of elkaar. De vergadering is gesloten".

Artikel 14 Spreekrecht burgers

  • 1 Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal vijftien minuten het woord voeren over geagendeerde of actuele onderwerpen.

  • 2 Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      indien een klacht ex artikel 9: I van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3 Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste 24 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4 De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5 De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6 De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 15 Tijdsduur vergaderingen

  • 1 De vergadering wordt in het algemeen gesloten uiterlijk 4 uur na aanvang.

  • 2 Indien na 3 uur vergaderen nog niet alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, bepaalt de raad de twee agendapunten met de hoogste prioriteit. Vervolgens worden deze agendapunten aan de orde gesteld, waarna sluiting van de vergadering volgt.

  • 3 Indien tijdens een vergadering nog niet alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, bepaalt de raad dat deze agendapunten worden opgeschort tot de volgende vergadering.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming en eerste spreekrecht

  • 1 Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming en/of spreekrecht zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming en/of spreekrecht.

  • 2 Bij de algemene beschouwingen inzake de behandeling van de begroting begint het spreekrecht bij de woordvoerder van de grootste fractie.

Artikel 17 Besluitenlijst

  • 1 Van elke vergadering wordt een geluidsopname gemaakt alsmede een besluitenlijst opgesteld.

  • 2 De ontwerp-besluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerp-besluitenlijst wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben toegezonden.

  • 3 Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 4 De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient vóór 12.00 uur op de dag van de betreffende vergadering schriftelijk bij de griffier te worden ingediend.

  • 5 De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede de namen van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • d.

      de strekking van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burger-initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

    • f.

      de door of namens het college gedane toezeggingen.

  • 6 De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 7 De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend en op de gemeentelijke website gepubliceerd met de ingediende initiatiefvoorstellen, moties en amendementen.

Artikel 18 Ingekomen stukken

  • 1 Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2 Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3 Na de raadsvergadering krijgen adressanten van de griffier bericht op welke wijze de raad besloten heeft dat hun brief wordt afgedaan

Artikel 19 Spreekregels

  • 1 De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de opgestelde spreekplaats en richten zich tot de voorzitter .

  • 2 Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers

  • 1 Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2 De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 3 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 22 Spreektijd

  • 1 De raad kan op voorstel van de voorzitter regels stellen omtrent de spreektijd der leden.

  • 2 De spreektijd in eerste instantie bedraagt als regel maximaal vijf minuten per fractie, in tweede instantie eveneens vijf minuten, tenzij de raad in bijzondere gevallen anders bepaalt.

  • 3 Voor het lid dat gebruik maakt van de aan hem verleende toestemming tot het houden van een interpellatie bedraagt de spreektijd als regel ten hoogste vijftien minuten, tenzij de raad anders bepaalt.

  • 4 Zodra de gestelde spreektijd is verstreken nodigt de voorzitter de spreker uit zijn rede te beëindigen. Deze is verplicht terstond aan de uitnodiging gevolg te geven.

  • 5 Geen inhoud aanwezig van lid

  • 6 Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op de voorzitter, noch aan wie de behandeling van het voorstel is opgedragen, noch op een lid dat een door, hem ingediend initiatiefvoorstel verdedigt. Evenmin is dit artikel van toepassing op de afgevaardigde(n) als bedoeld in artikel 41, eerste lid.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzija. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2 Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en -indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging en schorsing

  • 1 De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2 Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1 De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2 Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

  • 3 Op degene die op grond van dit artikel is toegelaten deel te nemen aan de beraadslaging zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 27 Beslissing

  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2 Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt eerst een stemming over eventuele ingediende amendementen plaats, vervolgens de stemming over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd en vervolgens over de naar aanleiding van het voorstel ingediende moties.

  • 3 Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedure bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

  • 1 De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2 In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3 Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4 De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5 Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6 De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7 Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8 De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

  • 1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2 Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3 Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4 Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie(s).

Artikel 30 Stemming over personen

  • 1 Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2 Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3 Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4 Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5 Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:a. een blanco ingevuld stembriefje;b. een ondertekend stembriefje;c. een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;d. een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;e. een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6 In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7 Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2 Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3 Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

  • 1 Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2 Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3 Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

  • 1 leder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2 leder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3 Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter -met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4 Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1 Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2 Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3 De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4 De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1 De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2 Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3 Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1 Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij het presidium worden ingediend.

  • 2 Het presidium bepaalt wanneer het voorstel op de agenda van de vergadering wordt geplaatst, danwel of het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt het presidium in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 3 De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 36a Collegevoorstel

  • 1 Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2 Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad – op advies van het presidium - in welke vergadering het opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36b Interpellatie

  • 1 Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt. behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen. tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2 De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt in welke vergadering en op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3 De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal. Tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1 Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2 De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht.

  • 3 Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4 De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5 De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 7 lid 2 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6 De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 37a Het mondeling stellen van vragen

  • 1 Aan iedere raadsagenda wordt door de voorzitter het agendapunt "het stellen van vragen" toegevoegd. Indien bij de voorzitter geen vragen conform lid 2 zijn ingediend, wordt dit agendapunt bij aanvang van de vergadering door de voorzitter geschrapt. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het agendapunt "het stellen van vragen" eindigt.

  • 2 Het lid van de raad dat van "het stellen van vragen" gebruik wens te maken, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp tenminste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3 De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het onderhavig agendapunt aan de orde worden gesteld.

  • 4 De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5 Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6 Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7 Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8 Tijdens onderhavig agendapunt kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 38 Inlichtingen

  • 1 Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2 Een afschrift van dit verzoek wordt door de voorzitter toegezonden aan de raad.

  • 3 De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4 De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 39 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt. 

Artikel 40 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 41 Verslag; verantwoording

  • 1 Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken of voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2 Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artike137, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. 

Artikel 43 Besluitenlijst

  • 1 De besluitenlijst van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 2 De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 3 Na openbaarmaking van de besluitenlijst wordt deze besluitenlijst toegankelijk voor de raad- en commissieleden en conform de besluitenlijst als bedoeld in artikel 17, lid 1, verzonden.

Artikel 44 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 45 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artike125, derde en vierde lid, artike155, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 46 Toehoorders en pers

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 46a Geluid- en beeldregistraties

Van elke openbare vergadering wordt een digitale geluidsopname gemaakt en voor een ieder toegankelijk gemaakt via het internet. Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering eigen geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoons

  • 1 In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, niet toegestaan.

  • 2 De voorzitter kan om reden van veiligheid en algemeen belang toestemming verlenen, dat van het gestelde in lid 1 wordt afgeweken.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 48 Uitleg reglement

  • 1 De artikelen 14, 15, 16, 18, 21, 22, 29, 30 en artikel 33 tot en met 45 van dit reglement zijn niet van toepassing op de vergaderingen van de Hamerraad;

  • 2 In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 49 In werking treden

Deze wijziging van het reglement treedt onmiddellijk in werking na vaststelling door de raad.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 januari 2011De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier

Toelichting 1

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 BegripsomschrijvingenOnder 'aanhangig' wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.Lid 7, 9 en 10 inzake Hamerstukken, Hamerraad en Bespreekraad zijn nieuw ingevoegd als gevolg van het besluit van de raad tot invoering van de nieuwe vergaderwijze.

Artikel 2 De voorzitterDe burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. De raad van de gemeente Gennep heeft uit zijn midden een waarnemend voorzitter benoemd.De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in devergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffierDe Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel lO7d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artike122 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Voor het overige is e.e.a. geregeld in de instructie voor de griffier van de gemeente Gennep, die de raad 30 juni 2003 heeft vastgesteld,

Artikel 3a De secretarisDe secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 3b Het presidiumHet presidium vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de raadsvergadering. Dan gaat het om het vaststellen van de agenda en de plaats en tijdstip van niet reguliere vergaderingen. Het presidium besluit met inachtneming van het beginsel van gewone meerderheid van stemmen. De griffier is bij elke vergadering van het presidium aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

 

Artikel 3c Het seniorenconvent, De voorzitter kan het seniorenconvent raadplegen ten behoeve van procedurele, dan wel belangrijke inhoudelijke zaken.

Artikel 3d Burgerontmoetingsplaats Nieuw element in het reglement is de zogenoemde Burgerontmoetingsplaats (BOP): een laagdrempelige bijeenkomst waar raadsleden in een vroegtijdig stadium over tal van onderwerpen de burger naar zijn mening kan vragen. De BOP is geen reguliere raadsvergadering, Het presidium heeft wel spelregels voor de BOP vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrievenMet de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden.Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V 4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad vervalt door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur.

Artikel 5 FractiesIn een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar .In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.

 

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderenIngevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De raad van Gennep heeft gekozen voor de maandagavond als vaste vergaderavond.

Artikel 7 OproepRaadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.Het aantal van 14 dagen tevoren is gewijzigd in 10 dagen hetgeen past in het nieuwe vastgestelde vergaderschema van de raad van Gennep.

Artikel 8 AgendaHet presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige samenstelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering .Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via hun fractievoorzitter in het presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren.Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Door wijziging van artikel 21, lid 2 Gemeentewet is bij wet geregeld dat een wethouder toegang heeft tot de vergaderingen van de raad en aan de beraadslaging kan deelnemen. Een aparte uitnodiging is niet meer nodig.. Daarom is artikel 8a vervallen.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukkenIn dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende'stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Artikel 10 Openbare kennisgevingMet dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artike119, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3: 12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 PresentielijstDe handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 12 ZitplaatsenDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13 Opening vergaderingDe vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend.Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 13a GebedDit artikel is conform het huidige reglement.

Artikel 14 Spreekrecht burgers (optie)Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 15 Tijdsduur vergaderingenDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemmingPraktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering ook na een eventuele schorsing.Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bij voorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald.Zie ook artikel 28, vierde lid.

Artikel 17 BesluitenlijstHet recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State) .Veel gemeenten maken geen gebruik meer van notulen maar van een besluitenlijst. Ook in de gemeente Gennep is met de nieuwe vergaderwijze daartoe besloten. In dat geval is deze bepaling hierop aangepast.

 

Artikel 18 Ingekomen stukken; mededelingenOmtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 19 SpreekregelsDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 20 Volgorde sprekersHet gaat hierbij niet om interrupties (zie artike123)

Artikel 21 Aantal spreektermijnenHet stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren.Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 22 SpreektijdDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsingDe bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheidvan de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezennaar artikel 46 van dit reglement.

Artikel 24 BeraadslagingTeneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweedetermijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderenDeze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht.Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen.

Artikel 26 StemverklaringStemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 27 BeslissingDeze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemmingIndien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 16.Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 29 Stemming over amendementen en motiesVoor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1,33 en 34a van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 30 Stemming over personenDe Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet).Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld.Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 31 Herstemming over personenDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 32 Beslissing door het lotDit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 AmendementenLeden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21).Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29.Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 34 MotiesEen motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen.Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kanhet college dan zijn consequentie trekken.Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 35 Voorstellen van ordeDe voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).

Artikel 36 InitiatiefvoorstellenHet is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.Een voorstel voor een ontwerp-verordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Uit de redactie van dit artikel blijkt al dat het niet automatisch zo is dat alle initiatiefvoorstellen rechtstreeks voor advies naar het college gaan . Het presidium kan besluiten eerst in de commissie het politieke gevoelen af te tasten of er bredere steun is voor het initiatiefvoorstel. Tijdens de commissiebehandeling wordt vastgesteld of het voorstel rijp is voor verdere behandeling en wordt vastgesteld of (een meerderheid van) de commissie positief staat ten opzichte van het in behandeling nemen van het voorstel. Indien er geen meerderheid voor het voorstel is, wordt de indiener gevraagd aan te geven of hij/zij het voorstel in wil trekken of dat hij/zij besluitvorming, wenst door de raad. Indien er een meerderheid is voor behandeling van het voorstel, wordt het voorstel aangeboden aan burgemeester en wethouders met het verzoek om een reactie te geven. Indien tijdens de commissievergadering niet duidelijk is of er een meerderheid voor of tegen het initiatiefvoorstel is, wordt de raad gevraagd aan te geven of een meerderheid van de raad voor of tegen behandeling van het initiatiefvoorstel is, zodat het voorstel (bij aanwezigheid van een raadsmeerderheid voor het voorstel) aangeboden kan worden aan burgemeester en wethouders met het verzoek om een reactie te geven.

Het initiatiefvoorstel wordt, samen met de reactie van het college ingebracht tijdens de eerstvolgende vergadering van een commissie en vervolgens ter finale besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad.

In het presidium zijn over de behandelprocedure van initiatiefvoorstellen de volgende afspraken gemaakt:

1. Initiatiefraadsvoorstellen worden 1 week voor de presidiumvergadering (drie weken voorafgaand aan de raadscommissie) bij de raadsgriffier aangemeld en ingediend.

2. De griffier toetst (aan de hand van het vastgestelde format) of het voorstel alle informatie bevat, die nodig is om het initiatiefvoorstel in behandeling te nemen

3. Nadat de griffier heeft vastgesteld dat het initiatiefvoorstel volledig is, besluit het presidium op basis van het advies van de griffier het voorstel:• te agenderen voor een commissie- dan wel rechtstreeks voor een raadsvergadering óf:• voor advies naar het college te zenden (in het laatste geval bepaalt het presidium in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.)

4. het voorstel wordt geregistreerd en in afschrift toegezonden aan de raads-, commissie, college- en MO-leden met vermelding van de door het presidium gekozen behandelprocedure.

5. Bij voorkeur 5 dagen (doch uiterlijk) voor de raads- c.q. commissiebehandeling geeft het college schriftelijk of bij monde van de betrokken wethouder haar reactie, zodat de raadscommissie en daarna de raad deze reactie kan meenemen bij de meningsvorming en de uiteindelijke besluitvorming in de raad.

Artikel 36a InterpellatieDit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Artikel 37 Schriftelijke vragenHet vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Ter verbetering van de bestaande procedure zijn in het presidium de volgende afspraken gemaakt: 1. Raadsvragen worden per mail/schriftelijk gesteld en bij de raadsgriffier ingediend;2. Vragen die mondeling worden gesteld in een commissie en waar geen direct antwoord op komt, worden alsnog door de vragensteller per mail bij de raadsgriffier ingediend (ter voorkoming van vervorming van de vraag);3 Bij binnengekomen vragen wordt door de vragensteller of de raadsgriffier aangegeven of het een technische vraag is (beantwoording door de betrokken ambtenaar) of dat het een politieke vraag aan het college is conform artikel 37 van het reglement van orde voor de gemeenteraad (beantwoording door college na voorbereiding door de betrokken ambtenaar). 4. De raadsgriffie houdt een overzicht bij van de binnengekomen en beantwoorde raadsvragen5. Na registratie en vermelding op het overzicht worden de ingekomen vragen via de plaatsvervangend gemeentesecretaris verspreid binnen de ambtelijke organisatie en het college.6. Het overzicht wordt in het kader van de voortgangsbewaking elke maand 2 weken voor de presidiumvergadering door de griffier verspreid aan MO en college en vervolgens geactualiseerd aan het presidium. 7. Bij dreigende overschrijding van de tijdstermijn, geeft de gemeentesecretaris of diens plaatsvervanger instructies voor alsnog tijdige beantwoording. 8. Indien beantwoording niet binnen de 30 dagen-termijn kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college bij artikel 37-vragen c.q. de gemeentesecretaris bij de technische vragen de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden (met een afschrift aan de raadsgriffier).

Artikel 37a het mondeling stellen van vragenDeze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot ~t vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenuur voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is.Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden.

Artikel 38 InlichtingenDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 39 Procedure begrotingDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 40 Procedure jaarrekeningDit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 41 Verslag; verantwoordingLeden van de raad ( of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. De wijze waarop is geregeld in het ‘Protocol voor de leden van een gemeenschappelijke regeling’ (vastgesteld in de raad van 20 december 2007).Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen) .In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd.Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV .Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42 AlgemeenEen besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 43 BesluitenlijstIn dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 44 GeheimhoudingHetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 45 Opheffing geheimhoudingIn de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 46 Toehoorders en persDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 46a Geluid- en beeldregistratiesDit artikel is aangepast naar aanleiding van de nieuwe vergaderwijze en de gemaakte keuze voor audioverslaglegging.

Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoonsDit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 48 Uitleg reglementDit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 49 In werkingtredingDit artikel behoeft geen toelichting.