Regeling vervallen per 30-12-2017

Verordening organisatie financieel beleid en beheer gemeente Gennep

Geldend van 21-04-2016 t/m 29-12-2017

Intitulé

Verordening organisatie financieel beleid en beheer gemeente Gennep

De gemeenteraad van de gemeente Gennep:

gelet op het besluit van burgemeester en wethouders van Gennep d.d. 23 februari 2016;

gehoord de commissie Bestuur en Organisatie d.d. 14 maart 2016;

Besluit:

Tot vaststelling van de geactualiseerde verordeningen:

  • A.

    Verordening organisatie financieel beleid en beheer gemeente Gennep (ex artikel 212 Gemeentewet)

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    afdeling: organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie;

  • b.

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking van reserves;

  • c.

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • d.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Gennep en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling voor komende raadsperiode vast.

  • 2.

    De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 3.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten (prestatie-indicatoren) en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid (effectindicatoren).

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten weergegeven.

  • 2.

    De toedeling van producten aan de programma’s staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden in de begroting expliciet gemeld.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeente inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

  • 6.

    Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording, die is opgebouwd uit een beleidsmatig (programma- en paragraafverantwoording) en een financieel deel (balans, staat van baten en lasten en toelichting), geeft het college aan:

    • a.

      Wat is bereikt;

    • b.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen;

    • c.

      op welke wijze dat bereikt is;

    • d.

      wat de kosten daarvan zijn.

  • 7.

    Het college biedt de jaarstukken (de verantwoording) voor 1 juli volgend op het begrotingsjaar aan de raad aan.

  • 8.

    De raad stelt de jaarstukken voor 15 juli, gelijktijdig met de Voorjaarsnota en de eerste trimesterrapportage, vast.

Artikel 4. Kaders begroting: Voorjaarsnota

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks aan de raad een voorstel aan met betrekking tot het beleid, de autonome ontwikkelingen en de financiële kaders van de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming, met daarin een actualisatie van het lopende begrotingsjaar en de kaders voor het volgende begrotingsjaar; de zogenaamde Voorjaarsnota.

  • 2.

    De ramingen van onderhoudsbudgetten in de ontwerpbegroting worden gebaseerd op de meerjarige onderhoudsplannen, zoals die door de raad zijn vastgesteld.

  • 3.

    De raad stelt deze stukken uiterlijk in juli voorafgaand aan het jaar waarop de nota betrekking heeft, vast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de programmabegroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht van algemene dekkingsmiddelen.

  • 2.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    Bij de behandeling in de raad van de tussentijdse rapportages zoals genoemd in artikel 6 doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Beleidsvoorstellen gedurende het begrotingsjaar met financiële gevolgen zijn voorzien van een begrotingswijziging, waardoor de begroting in evenwicht blijft. Besluiten tot wijziging van de vastgestelde begroting kunnen tot uiterlijk bij de vaststelling van de jaarrekening over het betreffende begrotingsjaar worden genomen.

  • 5.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de lopende begroting van de gemeente over de eerste vier en de eerste acht maanden van het begrotingsjaar; de zogenaamde trimesterrapportages.

  • 2. De trimesterrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en:

    a. een overzicht met de bijgestelde raming van baten en lasten per programma;

    b. een overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    c. het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    d. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    e. het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d, en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de trimesterrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting vanaf € 10.000 toegelicht en daar waar nodig aangevuld met de genomen en/of te nemen maatregelen ter voorkoming van overschrijdingen

  • 4. Het college informeert het Auditcomité tussentijds over de consequenties van circulaires betreffende de algemene uitkering Gemeentefonds. De financiële doorwerking vertaalt het college als volgt:

    a. de effecten van de meicirculaire worden verwerkt in de begroting van het komend boekjaar;

    b. de effecten van de septembercirculaire worden verwerkt in de tussentijdse rapportage over de eerste acht maanden van het lopende boekjaar

    c. de effecten van de decembercirculaire worden verwerkt in de tussentijdse rapportage over de eerste vier maanden van het komend boekjaar.

  • 5. Het college informeert het Auditcomité tussentijds één keer per jaar over de financiële stabiliteit en positie van de gemeente.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet passend binnen de bij de programmabegroting vastgestelde budgetten inzake:

  • a.

    investeringen groter dan € 100.000;

  • b.

    aankoop en verkoop van goederen en diensten groter dan € 100.000;

  • c.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000;

  • d.

    het aangaan van nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan  € 10.000.

Artikel 8.EMU-saldo

  • 1.

    Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

  • 2.

    Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

3.Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

Het college biedt eenmaal per vier jaar een nota afschrijvingsbeleid aan de raad aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      Onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • b.

      Hondenbelasting;

    • c.

      Rioolheffing;

    • d.

      Afvalstoffenheffing; en

    • e.

      Bijstandsverstrekking.

wordt, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage ‘oninbaarheid’.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad eenmaal per vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      Het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3.

    Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiele vaste activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolrechten, afvalstoffenheffing en gemeentelijke leges.

Artikel 15. Financieringsfunctie

Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de richtlijnen in acht zoals deze zijn vastgelegd in het door de raad vastgestelde treasurystatuut.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de begroting en de jaarstukken neemt college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 18. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgestelde) nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten ook op de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgesteld) Wegenbeleidsplan aan. De raad stelt dit plan vast.

  • 3.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgesteld) Gemeentelijk Rioleringsplan aan. De raad stelt dit plan vast.

  • 4.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgesteld) Beleidsplan openbare verlichting aan. De raad stelt dit plan vast.

  • 5.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgesteld) Groenbeleidsplan aan. De raad stelt dit plan vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1.

    In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgestelde) nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1.

    In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2.

    Het college biedt tenminste eenmaal per vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt, zorgt voor:

  • a)

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b)

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c)

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d)

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e)

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie; f. de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • f)

    de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen. Het college biedt de raad eenmaal per vier jaar een nota aan met de uitgangspunten voor het beleid voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoorden wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatievoorziening en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking 8 dagen na bekendmaking;

De Financiële verordening gemeente Gennep van 22 november 2011, Gemeenteblad nr. 2012-04, wordt ingetrokken.

Artikel 27. Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Gennep.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 29 maart 2016
De raad voornoemd,
, voorzitter
, griffier